Regeling vervallen per 16-07-2010

Bomenverordening

Geldend van 01-01-2000 t/m 15-07-2010

Intitulé

Bomenverordening

De raad van de gemeente Woudrichem;gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 10 december 1999, nr. 166;besluit :

  • a.

    Het college van burgemeester en wethouders te verzoeken tot vaststelling van het groenstructuurplan terughoudend te zijn bij de verlening van kapvergunningen voor gemeente bomen;

  • b.

    vast te stellen de navolgende Bomenverordening:

VERORDENING OP HET BEWAREN VAN HOUTOPSTAND(BOMENVERORDENING)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig,overblijvend gewas met een dwars­ doorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid (drie stammen of meer) geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voor­schriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 centimeter dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;

    • b.

      houtopstand: een of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;

    • c.

      hakhout: een of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • d.

      knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitge­lopen takhout (11/2 tot 2m) bij knotbomen;

    • e.

      kandelaberen: het terug of innemen van takken, zodat uitsluitend de gestel takken overblijven;

    • f.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld inge­volge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • g.

      boomwaarde: het getal dat wordt gevonden door vermenigvuldiging van verschillende factoren, zoals de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld, de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2, de standplaatswaarde, de conditiewaarde, de waarde van de plantwijze, enz., één en ander bekend onder de naam "Methode Raad", overeenkomstig de laatstbekende richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van beëdigde Taxateurs van Bomen.

  • 2. In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van ver­planten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden, met uitzondering van fruitbo­men in hoogstamboomgaarden voor de kap waarvan wel een vergunning is vereist;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondememingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

  • 3. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krach­tens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 12 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;

    • d.

      wilgen, populieren, dennen, coniferen, lijsterbessen, sierkersen en sparren, tot een dwarsdoorsnede van de stam tot maximaal 20 centimeter ter hoogte van het maaiveld, gelegen binnen de bebouwde kom, voorzover deze geen onderdeel uitmaken van een rij- en/of singelbeplanting;

    • e.

      dode bomen, na aanmelding en beoordeling;

Artikel 3 Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatie schets dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer de team-manager van de Landelijke Service bij Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 4 Weigering ex lege

De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, indien geen beslissing is genomen binnen de wettelijke beslistermijn als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:- natuur- en milieuwaarden;- landschappelijke waarden;- cultuurhistorische waarden;- waarden van stads- en dorpsschoon;- waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. Zij verwijzen zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-,groen-,bomen- of landschapsplannen.

  • 3. De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 6 Openbaarmaking

Indien een vergunning wordt verleend of geweigerd, wordt deze beslissing direct openbaar gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.

Artikel 7 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

  • 1. Van een vergunning mag eerst in de volgende gevallen gebruik worden gemaakt:

    • a.

      indien de bezwaar- of beroepstermijn ongebruikt is verstreken;

    • b.

      indien een bezwaarschrift is ingediend, op het moment dat het ingediende bezwaarschrift ongegrond is verklaard;

    • c.

      indien een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, op het moment dat het verzoek is afgewezen.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde dient als vergunningvoorwaarde in een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden opgenomen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid kan de burgemeester toestemming geven tot direct vellen, indien er sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkend spoedeisend belang.

Artikel 8 Vervaltermijn vergunning

De definitieve vergunning als bedoeld in het vorig artikel vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal een jaar na afgifte volledig gebruik is gemaakt.

Artikel 9 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo vaak mogelijk, een herplantplicht opgelegd.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplanting en op welke wijze niet­geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand beyond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet­geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is,de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 11 Overgang herplantplicht

Behoudens in de gevallen, dat artikel 4 van de Boswet van toepassing is, is degene, die de eigendom van de grond, waarop een herplantplicht rust, overdraagt of een gebruiksrecht daarop vestigt of overdraagt, verplicht aan de verkrijger kennis te geven van het bestaan van de verplichting tot herbeplanting en van haar omvang en daarvan uitdrukkelijk in de akte van vestiging of overdracht te doen blijken.

Artikel 12 Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet.

Artikel 13 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

Artikel 14 Bestrijding van iepeziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepeziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi(Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insekt, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multis­tratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burge­meester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepeziekte of voor vermeerdering van de iepespintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen een termijn van veertien dagen:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepeziekte wordt voorkomen.

  • 3. Het is verboden:

    • a.

      gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

    • b.

      het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepehout en op iepehout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter;

    • c.

      burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 15 Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders stemmen de procedures betreffende kapvergunning en aanleg- en bouwvergunning in het ontwerpstadium op elkaar af.

  • 2. De kap-, bouw- en aanlegvergunningen worden zoveel mogelijk per project tegelijktij­dig afgegeven.

  • 3. Een kapvergunning kan worden geweigerd op de enkele grond dat de bouw- of aanleg­plannen nog niet definitief zijn.

  • 4. Een kapvergunning kan worden geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van een kapvergunning niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid heeft gemeld van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand aan burgemeester en wethouders.

Artikel 16 Bescherming bomen

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die openbaar eigendom zijn:- te beschadigen, te bekladden of te beplakken;- daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2. Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 17 Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegveikeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door burgemeester en wethouders, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

Artikel 18 STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, of in artikel 9, eerste of tweede lid, is gegeven, onderscheidelijk een verplichting als bedoeld in artikel 10 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift onderscheide­lijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 3. Degene, die handelt in strijd met het voorschrift als bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een boete van de tweede categorie.

  • 4. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstanden.

Artikel 19 Opsporing

Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 20 Betreden van gebouwenterreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze afdeling dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen to betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 21 Overgangsbepaling

De kapvergunningsaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 22, lid 2, genoemde datum, vallen onder de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Woudrichem 1997.

Artikel 22 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening 1999.

  • 2. Zij treedt onmiddellijk in werking met ingang van 1 januari 2000.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woudrichem in zijn openbare vergadering van 20 december 1999.De raad voornoemd,, voorzitter., secretaris.