Regeling vervallen per 15-01-2019

Verordening Wmo-adviesraad

Geldend van 01-01-2008 t/m 14-01-2019

Intitulé

Verordening Wmo-adviesraad

De raad van de gemeente Woudrichem,gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 augustus 2007,

 

gelet op de artikelen 9, 11 en 12 van de Wet maatschappelijke ondersteuning,

gelet op de artikelen 149 en 150 van de gemeentewet,

 

gelet op de uitgebrachte adviezen van de Seniorenraad Woudrichem en de Wvg-cliëntenraad Woudrichem,

 

 

gehoord de commissie Diensten op 2 oktober 2007, 

 

 

besluit:

 

 

 

Vast te stellen de 'Verordening Wmo-adviesraad gemeente Woudrichem 2008':

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • b.

    Wmo-beleid: het beleid dat betrekking heeft op de prestatievelden van de Wmo;

  • c.

    Burgerparticipatie: de gestructureerde wijze waarop de gemeente Woudrichem de zelforganisaties van belanghebbenden en de ingezetenen van de gemeente betrekt in de beleidsvorming, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het Wmo-beleid;

  • d.

    Wmo-adviesraad: de door het college in te stellen adviesraad;

  • e.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem.

Artikel 2 Instellen en instandhouden van een Wmo-adviesraad

  • 1. Het college draagt zorg voor de instelling en instandhouding van een Wmo-adviesraad.

  • 2. Het college kan in samenwerking met andere gemeenten een gezamenlijke Wmo-adviesraad instellen.

Artikel 3 Uitvoeringsreglement

Het college stelt een uitvoeringsreglement voor de Wmo-adviesraad vast, waarin onder andere wordt geregeld:

  • a.

    De samenstelling van de Wmo-adviesraad, waarbij er sprake dient te zijn van een evenwichtige verhouding van vertegenwoordigers van zelforganisaties en ingezetenen die de lokale belangen behartigen van vragers en potentiële vragers met betrekking tot het Wmo-beleid;

  • b.

    De benoemingprocedure en zittingsduur van de leden, de plaatsvervangende leden en de voorzitter;

  • c.

    De vergaderfrequentie, waarbij er sprake dient te zijn van minimaal 4 vergaderingen per jaar;

  • d.

    De vergaderorde, waarbij in ieder geval dient te worden bepaald dat ieder lid het recht heeft schriftelijk voorstellen aan de Wmo-adviesraad te doen en onderwerpen ter bespreking voor te dragen en op welke wijze dit dient te geschieden.

Artikel 4 Doelstelling participatie

De doelstelling van burger- en cliëntenparticipatie binnen de Wmo is te bewerkstelligen dat  belanghebbenden bij de Wmo optimaal betrokken zijn bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het Wmo-beleid en dat dit bijdraagt aan de totstandkoming of verbetering van het Wmo beleid.

Artikel 5 Taak Wmo-adviesraad

De Wmo-adviesraad heeft tot taak het college gevraagd en ongevraagd te adviseren over het gemeentelijk Wmo-beleid. Dit vertaalt zich in een drieledige functie:

  • 1.

    Een beleidsmatige functie: de gemeente streeft ernaar de invulling van het beleid zo dicht mogelijk te laten aansluiten op de ondersteuningsbehoefte en de zorgvraag. Daarvoor moet er voldoende kennis zijn van de praktijk. De Wmo-adviesraad is in dat kader een belangrijke informatiebron voor de gemeente;

  • 2.

    Een signaleringsfunctie: de Wmo-adviesraad signaleert leemten en knelpunten in beleid en uitvoering, (re-active beleidsvorming);

  • 3.

    Een idee- en creativiteitsfunctie: de Wmo-adviesraad draagt ideeën aan. Dat betekent dat de Wmo-adviesraad niet alleen reageert op beleidsvoorstellen, maar ook zelf voorstellen tot beleidsvorming doet, (pro-actieve beleidsvorming).

Artikel 6 Faciliteiten

  • 1. Het college voorziet de leden en plaatsvervangende leden van de Wmo-adviesraad van de informatie die noodzakelijk is om adequaat te kunnen vergaderen.

  • 2. Het college stelt de vergoeding voor de leden en de voorzitter van de Wmo-adviesraad vast.

  • 3. Het college regelt de wijze waarop wordt voorzien in het ambtelijk secretariaat van de Wmo-adviesraad.

  • 4. De Wmo-adviesraad kan jaarlijks een budgetaanvraag indienen bij het college, onder meer voor de bekostiging van administratieve ondersteuning en deskundigheidsbevordering.

Artikel 7 Vroegtijdige betrokkenheid

Het college betrekt de Wmo-adviesraad in een vroegtijdig stadium bij de beleidsvoorbereiding van alle onderwerpen waarover de Wmo-adviesraad in een later stadium gevraagd wordt advies uit te brengen.

Artikel 8 Aard en omvang advisering

Het college vraagt vooraf advies aan de Wmo-adviesraad over alle onderwerpen, die de beleidsvorming, de vaststelling, de uitvoering en de evaluatie van het gemeentelijk Wmo-beleid betreffen.

Artikel 9 Evaluatie en jaarverslag

Het college presenteert jaarlijks een evaluatie van het functioneren van de Wmo-adviesraad aan de gemeenteraad. Daarnaast legt het college het jaarverslag van de Wmo-adviesraad ter kennisname voor aan de gemeenteraad.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008. Met ingang van deze datum zijn de Seniorenraad Woudrichem en de Wvg-cliëntenraad Woudrichem niet langer het Wmo-adviesorgaan van de gemeente Woudrichem.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: 'Verordening Wmo-adviesraad Woudrichem 2008'.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woudrichem van 30 oktober 2007.de raadsgriffier,        de voorzitter,G. de Vente                dr. F.A. Petter
 

1 ALGEMENE TOELICHTING WETTEKST WMO EN MEMORIE VAN TOELICHTING

Relevant voor de de "Verordening Wmo-adviesraad Woudrichem 2008" zijn de volgende bepalingen, zoals opgenomen in de wettekst Wmo en in de Memorie van Toelichting (MvT):

Artikel 3 - Plan gemeenteraad

  • 1.

    De gemeenteraad stelt een of meer plannen vast, die richting geven aan de door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders te nemen beslissingen betreffende de maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt het plan telkens voor een periode van ten hoogste vier jaren vast. Het plan kan tussentijds gewijzigd worden.

  • 3.

    Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning.

  • 4.

    In het plan wordt in ieder geval aangegeven:a. Wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de verschillende in artikel 1, eerste lid, onder g, genoemde onderdelen van maatschappelijke ondersteuning;b. Hoe het samenhangende beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning zal worden uitgevoerd en welke acties in de door het plan bestreken periode zullen worden ondernomen;c. Welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen;d. Welke maatregelen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders nemen om de kwaliteit te borgen van de wijze waarop de maatschappelijke ondersteuning wordt uitgevoerd;e. Welke maatregelen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders nemen om voor degene aan wie maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1, eerst lid, onder g, onderdelen 2, 5 en 6, wordt verleend, de keuzevrijheid te bieden met betrekking tot de activiteiten van maatschappelijke ondersteuning;f. Op welke wijze de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders zich vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen.

Artikel 9, eerste lid onder a.

Het college van burgemeester en wethouders publiceert jaarlijks voor 1 juli de uitkomsten van onderzoek naar de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet, die verkregen zijn volgens een methode die na overleg met representatieve organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen.

Artikel 11

  • 1.

    Het Het college van burgemeester en wethouders betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid zelfstandig voorstellen voor het beleid inzake maatschappelijke ondersteuning te doen.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders verschaft informatie die nodig is ter uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid vergewist het college van burgemeester en wethouders zich bij de voorbereiding van het beleid tevens van de belangen en behoeften van ingezetenen die hun belangen en behoeften niet goed kenbaar kunnen maken.

Artikel 12

  • 1.

    Alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen vraagt het college van burgemeester en wethouders over het ontwerpplan advies aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. MvT: (Deze verplichting richt zich op de 'vragers' van maatschappelijke ondersteuning en niet op organisaties van aanbieders. Bij 'vragers' gaat het niet alleen om mensen die een individuele voorziening vragen, maar ook om (organisaties van) potentiële vragers. De gemeente kan gemotiveerd uitmaken wanneer zij een organisatie als representatief beschouwt).

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders voegt bij de voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad tevens een motivering hoe men de belangen en behoeften van personen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, heeft gewogen.

Gemeentewet

In artikel 150 van de gemeentewet staat het volgende:

  • 1.

    De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken.

  • 2.

    In deze verordening wordt ten minste geregeld:a. de wijze waarop van de beleidsvoornemens waarop inspraak zal worden verleend, openbaar wordt kennis gegeven;b. de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in staat worden gesteld hun mening over de onder a. bedoelde beleidsvoornemens kenbaar te maken;c. de rapportering over de onder b. bedoelde inspraak en over de uitkomsten daarvan;d. de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening.