Regeling vervallen per 14-06-2013

Verordening Het Activiteitenfonds gemeente Woudrichem

Geldend van 01-01-2004 t/m 13-06-2013

Intitulé

Verordening Het Activiteitenfonds gemeente Woudrichem

De raad van de gemeente Woudrichem;gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethoudersd.d.20 januari 2009, nr.;gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d.10 maart 2009;b e s l u i t :vast te stellen de verordening ‘Het Activiteitenfonds gemeente Woudrichem’, met bijbehorende toelichting 

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    activiteiten: het totaal van activiteiten zoals deze genoemd worden in de bijlage bij deze verordening;

  • b.

    sociaal minimum: het bedrag van de van toepassing zijnde norm, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag, in het kader van de Wet werk en bijstand;

  • c.

    inkomen: het totaal van netto inkomsten, bestaande uit loon, uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid, alimentatie en pensioenuitkeringen. Op het totaal van maandelijkse inkomsten wordt in mindering gebracht:- het verschil tussen de verschuldigde maandelijkse woonkosten en de normhuur die van toepassing is bij de laagste inkomenscatergorie als bedoeld in de Huursubsidiewet;- een twaalfde gedeelte van de verschuldigde aanslag plaatselijke belastingen, na aftrek van de toegekende bijdrage in het kader van de kwijtscheldingsregeling plaatselijke belastingen;

  • d.

    vermogen: het totaal van alle vermogensbestanddelen, voorzover deze meer bedragen dan de vermogensgrenzen als genoemd in artikel 34, derde lid van de Wet werk en bijstand, te verhogen met een bedrag van € 3.000 per persoon;

  • e.

    oudere: personen van 65 jaar en ouder;

  • f.

    arbeidsgehandicapte: de arbeidsgehandicapte als bedoeld in de Wet op de (re)ïntegratie van arbeidsgehandicapten.

Artikel 2 Doelstelling

Het doel van de verordening is:

  • 1.

    het stimuleren dat inwoners van de gemeente Woudrichem met een laag inkomen actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van cultuur, educatie, recreatie en sport, door het verstrekken van een financiële bijdrage in de hieraan verbonden kosten;

  • 2.

    het tegengaan van sociaal isolement van ouderen en arbeidsgehandicapten met een laag inkomen, door het verstrekken van een financiële bijdrage in een aantal kosten die mede bijdragen aan het tegengaan van sociaal isolement.

Artikel 3 Hoogte bijdrage

  • 1. De in artikel 2 bedoelde financiële bijdrage bedraagt maximaal € 125 per jaar per volwassene.

  • 2. De in lid 1 genoemde bijdrage wordt verhoogd met een bedrag van € 125 per jaar voor elk kind tot en met 17 jaar dat tot het huishouden van de aanvrager behoort.

  • 3. De bijdrage als genoemd in lid 2 wordt verhoogd met € 50 per jaar per kind, indien het kind deelneemt aan activiteiten van verenigingen en instellingen als genoemd onder A van de lijst die als bijlage bij deze verordening is gevoegd.

  • 4. Bijdragen als bedoeld in artikel 2 kunnen worden toegekend voor kosten zoals die vermeld staan op de lijst die als bijdrage bij deze verordening is gevoegd.

Artikel 4 Doelgroep en inkomensnormen

  • 1. Voor een volledige bijdrage als bedoeld in artikel 3 komt de aanvrager in aanmerking met een inkomen tot maximaal 110% van het sociaal minimum;

  • 2. Voor een bijdrage van 50% van het bedrag als bedoeld in artikel 3 komt de aanvrager in aanmerking met een inkomen tussen 110% en 120% van het sociaal minimum;

  • 3. De aanvrager met een inkomen vanaf 120% van het sociaal minimum komt niet voor een bijdrage in aanmerking;

  • 4. De aanvrager wiens vermogen hoger is dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 1 onder d., komt niet voor een bijdrage in aanmerking;

  • 5. Inwoners met een inkomen krachtens de Wet op de Studiefinanciering (WSF) zijn van deze regeling uitgesloten;

  • 6. Inwoners die voor hun inkomensvoorziening zijn aangewezen op de zorg van de rijksoverheid zijn van deze regeling uitgesloten;

  • 7.  Degene die langer dan twaalf maanden een inkomen ontving dat lager was dan de inkomensnormen als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel en wiens inkomen toeneemt als gevolg van werkaanvaarding, komt het eerste kalenderjaar na werkaanvaarding nog in aanmerking voor een bijdrage krachtens deze verordening.

Artikel 5 Voorwaarden

Een bijdrage als bedoeld in artikel 3 wordt toegekend indien aan de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    De aanvrager dient op het aanvraagformulier aan te geven voor welke activiteiten voor welke gezinsleden de kosten gemaakt zijn;

  • 2.

    De aanvrager dient op het aanvraagformulier gespecificeerd aan te geven welke uitgaven per gezinslid zijn gemaakt;

  • 3.

    De aanvrager dient bewijsstukken van de gemaakte uitgaven te kunnen overleggen.

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een bijdrage wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. De aanvraag dient schriftelijk te gebeuren via het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend tot en met twee maanden na het verstrijken van het betreffende kalenderjaar;

  • 3. Binnen twee weken na de datum van indienen nemen burgemeester en wethouders een beslissing op de aanvraag.

Artikel 7 Uitvoering

  • 1. Ter uitvoering van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders nadere werkinstructies vaststellen.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet nemen burgemeester en wethouders een beslissing met inachtneming van doel en strekking van deze verordening.

  • 3. In het kader van mandatering kunnen burgemeester en wethouders de uitvoering van deze regeling opdragen aan daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 8 Slotbepalingen

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Het Activiteitenfonds gemeente Woudrichem’. De verordening treedt in werking op 1 januari 2004;

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woudrichem in zijn openbare vergadering van31 maart 2009.De raad voornoemd,de voorzitter,dr. F.A. Petterde griffier,drs. ing. P.A. Paulides- Ruitenberg

Als bedoeld in artikel 1 van de verordening ‘Het Activiteitenfonds gemeente Woudrichem’. 1

Voor onderstaande kosten kan een bijdrage verstrekt worden op basis van de verordening:

  • a.

    Lidmaatschappen, contributies en vaste bijdragen in verband met actieve, regelmatige deelname aan activiteiten van:- muziek-, toneel- en zangverenigingen, muziekschool, stichting Slim etc.- sportverenigingen- jeugdwerk, jeugdclubs en scouting

  • b.

    Uitgaven aan sportkleding, uniformen etc. die voortvloeien uit het lidmaatschap van deze verenigingen en de kosten die het gevolg zijn van het beoefenen van sportactiviteiten;

  • c.

    Abonnementen en entrees van musea, zwembaden, bibliotheken, artotheken en speelotheken.

  • d.

    Uitgaven in verband met:- volwassenen educatie- sociaal-culturele activiteiten voor ouderen- aanschaf ouderenpas- lidmaatschap vrouwenverenigingen en ouderenbonden- lidmaatschap volkstuinverenigingen, hobby- en fotoclubs- ouderbijdrage voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen- cultureel jongerenpaspoort- schoolreisjes en vakantiekampen voor jongeren tot 18 jaar- deelname aan vrijwilligerswerk

  • e.

    Entrees (plus reiskosten) voor:- tentoonstellingen- festivals- (pop)concerten- theatervoorstellingen- circusvoorstellingen- bioscoopvoorstellingen- sportwedstrijden

  • f.

    Uitsluitend voor ouderen en arbeidsgehandicapten komen ook onderstaande kosten in aanmerking voor een bijdrage:- abonnement op dagblad of weekblad- abonnement kabelaansluiting- telefoonabonnement/adsl aansluiting- NS-kortingskaart- aansluiting kerktelefoon

Bovenstaande lijst is niet limitatief. Ook kosten die hier niet genoemd worden kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage. Op basis van artikel 7, tweede lid, beoordelen burgemeester en wethouders in hoeverre niet genoemde kosten onder de werkingssfeer van de verordening vallen.

Toelichting 1 bij verordening ‘Het Activiteitenfonds gemeente Woudrichem’

Artikel 1Dit artikel geeft een aantal begrippen weer zoals deze voorkomen in de verordening:- om een opeenstapeling van eigen bijdragen tegen te gaan wordt op het inkomen een correctie toegepast indien niet de maximale huursubsidie wordt ontvangen bij de laagste inkomenstabel en indien geen kwijtschelding van de aanslag plaatselijke belastingen wordt ontvangen;- inkomsten in verband met toekenning van premies c.q. inkomstenvrijlating op grond van de reïntegratieverordening Wet werk en bijstand worden niet tot het inkomen gerekend;- onder verschuldigde woonkosten wordt verstaan: de verschuldigde maandelijkse woonlasten, verminderd met de toegekende huursubsidie, bijdrage vangnetregeling of woonkostentoeslag.Artikel 2Dit artikel geeft het doel van de verordening weer. Het doel is tweeledig:Voor alle inwoners geldt dat de verordening wil stimuleren dat inwoners met een laag inkomen deelnemen aan activiteiten op het terrein van cultuur, educatie, recreatie en sport.Voor ouderen en gehandicapten is het echter soms moeilijk om aan de genoemde activiteiten buitenshuis deel te nemen vanwege fysieke beperkingen. Voor hen is het echter van belang om toch sociaal contact te hebben met de buitenwereld. Om die reden worden de kosten van een abonnement op een krant, het abonnement van de kabel, het telefoonabonnement/internetaansluiting, de NS-kortingskaart en de kerktelefoon eveneens aangemerkt als uitgaven die vallen onder de doelstelling van de verordening.Artikel 3De bijdrage bedraagt maximaal € 125 per jaar per volwassene. Dit is ook het maximale bedrag dat ouderen en arbeidsgehandicapten kunnen ontvangen. Ouderen en arbeidsgehandicapten die uitgaven hebben die vallen onder zowel artikel 2 lid 1 als onder lid 2, ontvangen maximaal € 125 per persoon.Vooral voor kinderen uit gezinnen met lage inkomens is het van belang om deel te kunnen aan activiteiten zoals genoemd in artikel 2, eerste lid. Om die reden bedraagt de bijdrage voor kinderen € 125 per kind en wordt dit bedrag verhoogd met € 50 indien het kind lid is van een vereniging of een club waarbij sprake is van deelname aan structurele, regelmatige activiteiten.Artikel 4Voor een bijdrage komen inwoners met een laag inkomen in aanmerking. In deze verordening wordt hieronder verstaan: inwoners met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum.Inkomens tot 110% komen in aanmerking voor de maximale bijdrage. Inkomens van 110% tot 120% komen in aanmerking voor een bijdrage van 50%.Er geldt een vermogenstoets. De vermogenscriteria zoals genoemd in art. 34, eerste lid, van de Wet werk en bijstand zijn van toepassing.Art. 34, tweede lid, van de Wet werk en bijstand geldt in dit verband niet. Dit betekent dat de overwaarde in de eigen woning wordt aangemerkt als vermogen.Het vrij te laten vermogen is gelijk aan de bedragen als genoemd in art. 34, derde lid, van de Wet werk en bijstand. Deze bedragen worden per persoon met € 3000 verhoogd, waardoor eventueel gereserveerde bedragen voor de kosten van begrafenis/crematie niet gerekend worden tot het vrij te laten vermogen. Studenten komen niet in aanmerking. Zij worden geacht reeds voldoende deel te nemen aan activiteiten waarop deze regeling zich richt. Inwoners die voor hun inkomensvoorziening zijn aangewezen op de zorg van het rijk komen evenmin in aanmerking voor een bijdrage.Om de gevolgen van de armoedeval tegen te gaan wordt voor langdurig werklozen (in dit kader: langer dan 12 maanden werkloos) het eerste kalenderjaar na werkaanvaarding nog uitgegaan van het lagere inkomen.Artikel 5Een aanvraag moet worden ingediend via een daartoe bestemd aanvraagformulier. Op het aanvraagformulier moet worden vermeld voor welke gezinsleden een bijdrage wordt gevraagd. Per gezinslid moet gespecificeerd worden aangegeven wat de kosten zijn van de vermelde activiteiten.Tevens moet aangegeven worden wat de hoogte is van het inkomen en het vermogen. Een inkomensbewijs, dit kan zijn een salaris/uitkeringsspecificatie, een dagafschrift van bank of giro etc. moet worden meegezonden indien geen Wwb-uitkering via Buro Altena voor Werk, Inkomen & Zorg wordt ontvangen. In dat laatste geval moet de aanvrager tevens een vraag beantwoorden over de hoogte van het aanwezige vermogen.Indien het inkomen van de aanvrager lager is dan 120% van het sociaal minimum wordt een bijdrage toegekend. De bijdrage per gezinslid bestaat uit een bedrag voor de kosten van de activiteiten die voldoen aan de omschrijving in artikel 1 onder a. De maximaal toe te kennen bedragen worden genoemd in artikel 3.Artikel 6Inwoners die in een kalenderjaar een aanvraag toegekend hebben gekregen, ontvangen het jaar daarop in de maand maart een aanvraagformulier voor het nieuwe kalenderjaar. Deze personen worden gewezen op de mogelijkheid voor het nieuwe kalenderjaar een aanvraag in te dienen. Controle op de besteding van de gedeclareerde bedragen vindt per steekproef plaats.Artikel 7In een werkinstructie stellen burgemeester en wethouders nadere uitvoeringsregels vast.De werkinstructie heeft met name betrekking op de uitwerking van de artikelen 5 en 6, waaronder het vaststellen van een controle-protocol.Artikel 8De verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.