Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting voor onroerende zaken gelegen in cluster 29b (Bronkhorst)

Geldend van 23-07-2010 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting voor onroerende zaken gelegen in cluster 29b (Bronkhorst)

De raad van de gemeente Woudrichem,gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 mei 2010, nr. 25;gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het 'Kostenverhaalbesluit ‘Saneren ongerioleerde lozingen gemeente Woudrichem, cluster 29b Bronkhorst', vastgesteld bij raadsbesluit van 8 december 2003,gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 15 juni 2010;b e s l u i t :vast te stellen de:Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting voor onroerende zaken gelegen in cluster 29b (Bronkhorst) hierna te noemen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    een onroerende zaak:a. een gebouwd eigendom;b. een ongebouwd eigendom;c. een gedeelte van een onder a of b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;d. een samenstel van twee of meer van de onder a of b bedoelde eigendommen of onder c bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'baatbelasting riolering buitengebied cluster 29b Bronkhorst’ wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen het gebate gebied zoals aangeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 oktober 2010 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten in ieder geval:

    • a.

      Het aanleggen van persleidingen;

    • b.

      Het aanleggen van pompputten;

    • c.

      Het aanbrengen van elektriciteitskabels;

    • d.

      Het installeren van elektrische en mechanische voorzieningen;

    • e.

      De voorbereidingswerkzaamheden ten behoeve van de voorzieningen als bedoeld onder a, b, c en d.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing, dan wel indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar, als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt de werkelijke kosten per onroerende zaak tot een maximum van€ 1.951,00.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen 6 weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar loopt van 1 januari tot 1 januari.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 10 jaren en een rentevoet van 5%.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5%.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit op beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen 6 weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Ingeval het belastingobject in de loop van het belastingtijdvak wordt gesloopt en de belasting wordt geheven in de vorm van jaarlijkse belasting, dan wordt met ingang van het eerstvolgend belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

  • 7. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak het eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, dan blijft de eigenaar van het oorspronkelijke belastingobject op 1 oktober 2010 belastingplichtig voor het gehele bedrag.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk 30 dagen na de dagtekening die op het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de dag van openbare bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening baatbelasting riolering buitengebied, cluster 29b Bronkhorst’.

  • 4. De verordening baatbelasting zoals vastgesteld op 16 februari 2010 wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woudrichem in zijn openbare vergadering van 29 juni 2010.de voorzitter, de griffier,dr. F.A. Petter,  drs. ing. P.A. Paulides- Ruitenberg

Tekening Cluster 29b 1

1656px