Regeling vervallen per 16-01-2009

Verordening belasting op roerende woon- en bedrijfsruimte 2008

Geldend van 18-01-2008 t/m 15-01-2009

Intitulé

Verordening belasting op roerende woon- en bedrijfsruimte 2008

De raad van de gemeente Woudrichem; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 6 november 2007, nrgehoord het advies van de commissie Financiën d.d. 6 december 2007;gelet op de artikelen 221 van de Gemeentewet;besluit:vast te stellen de:VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN BELASTINGEN OP ROERENDE WOON- EN BEDRIJFSRUIMTEN 2008

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent gebruik;

  • b.

    woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden;

  • c.

    bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als woonruimte.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Onder de naam 'belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen geheven:

    • a.

      een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een bedrijfsruimte al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen gebruikersbelasting;

    • b.

      een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen eigenarenbelasting.

  • 2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld.

  • 3. Degene die een in het vorige lid bedoelde bedrijfsruimte ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of deel daarvan ter beschikking is gesteld.

Artikel 3 Belastingobject

Als één ruimte wordt aangemerkt:

  • a.

    een in de gemeente gelegen ruimte;

  • b.

    een gedeelte van een onder a bedoelde ruimte dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • c.

    een samenstel van twee of meer onder a bedoelde ruimten of onder b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • d.

    het binnen de gemeente gelegen deel van een onder a. bedoelde ruimte, van een onder b bedoeld gedeelte daarvan of van een onder c bedoeld samenstel.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte, met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in één van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de aard en bestemming van de ruimte

    • b.

      de sedert de stichting van de ruimte opgetreden technische en functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen.

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming.

  • 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte dat deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b van die wet bedoelde voorwaarden bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opstaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van de woonruimte.

  • 5. Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel d, wordt de waarde op een evenredig deel van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele ruimte.

Artikel 5 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten de waarde van:

    • a.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend worden voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

    • c.

      ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • d.

      ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

    • e.

      werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als ruimte zijn aan te merken;

    • f.

      bedrijfsruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige bedrijfsruimten die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

    • g.

      ruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt ten behoeve van begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning;

  • 2. De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel f, bedoelde ruimte geldt niet voor de eigenarenbelasting voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 6 Waardepeildatum

  • 1. De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de ruimte op 1 januari 2006 heeft.

  • 2. De heffingmaatstaf vindt toepassing voor kalenderjaar 2008.

  • 3. De waarde van de ruimte wordt bepaald naar de staat waarin de ruimte op de waardepeildatum verkeert.

  • 4. Indien een ruimte tussen de waardepeildatum en het begin van het kalenderjaar

    • a.

      opgaat in een andere ruimte dan wel in meer ruimten, of

    • b.

      wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van de bestemming, of

    • c.

      een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de ruimte geldende omstandigheid, wordt in afwijking van het derde lid, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar.

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1. Het tarief van de belasting is voor elke volle € 2.500,00 van de heffingsmaatstaf

    • a.

      bij de gebruikersbelasting1. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen € 3,03

    • b.

      bij de eigenarenbelasting1. voor woonruimten € 1,942. voor bedrijfsruimten € 3,77

  • 2. Voor belastingbedragen tot € 9,00 vindt geen invordering plaats.

  • 3. Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde bedragen voor belastingen op roerende woon- of bedrijfsruimten of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. belastingaanslagen invorderbaar in twee gelijke termijnen welke vervallen op de laatste dag van de eerste maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 65,00, doch minder is dan € 2.500,-, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2007 van 19 december 2006 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van die heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2008.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2008".

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woudrichem in zijn openbare vergadering van 20 december 2007De raad voornoemd,, voorzitter, griffier