Regeling vervallen per 01-01-2021

VERORDENING RUIMTE- EN INRICHTINGEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WOUDRICHEM (inclusief 1e wijziging)

Geldend van 25-05-2012 t/m 31-12-2020

Intitulé

VERORDENING RUIMTE- EN INRICHTINGEISEN PEUTERSPEELZALEN GEMEENTE WOUDRICHEM (inclusief 1e wijziging)

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen.

Artikel 2 Groepsspeelruimte

  • 1 Aan binnenspeelruimte is voor ieder kind:

    • a.

      In bestaande huisvesting, waar de peuterspeelzaal bij inwerkingtreding van deze verordening reeds is gehuisvest, minimaal 3m2 bruto-oppervlakte groepsspeelruimte beschikbaar;

    • b.

      In nieuwe huisvesting, zijnde huisvesting die na de inwerkingtreding van deze verordening ten behoeve van peuterspeelzaalwerk wordt betrokken of gerealiseerd, minimaal 3,5 m2 bruto oppervlakte groepsspeelruimte beschikbaar.

  • 2 2. Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Artikel 3 Buitenspeelruimte

  • 1 De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.

  • 2 2. De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;

    • b.

      een oppervlakte van minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind;

    • c.

      ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders

  • 1 1. Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van de bij deze verordening gestelde regels.

  • 2 Burgemeester en wethouders wijzen de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder

  • 1 De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of de instandhouding redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.

  • 2 Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van een peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.

  • 3 Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving van de bij deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten

  • 1 De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.

  • 2 Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij of krachtens artikel 2 en 3 gegeven voorschriften niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

  • 3 Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

  • 4 De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

  • 5 De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de vaststelling daarvan openbaar.

  • 6 De toezichthouder stuurt een afschrift van het inspectierapport aan burgemeester en wethouders.

Artikel 7 Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

  • 1 Degene die voornemens is een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen binnen de gemeente doet daarvan melding aan het college.

  • 2 De melding vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 8 Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

  • 1 Een peuterspeelzaal wordt niet in exploitatie genomen binnen acht weken na het tijdstip van de melding.

  • 2 Indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 2.19 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen , eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen in hoofdstuk 3 van deze verordening, kan de exploitatie vanaf dat moment plaatsvinden.

Artikel 9 Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal

Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen indien uit het onderzoek van de toezichthouder blijkt dat niet aan de eisen van deze verordening wordt voldaan.

Artikel 10 Handhaving van een peuterspeelzaal

Indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 2.19 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, blijkt dat niet aan de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en beleidsregels kinderopvang en peuterspeelzalen wordt voldaan, is het college bevoegd te handhaven conform onderdeel 5e van het afwegingsmodel handhaving gemeente Woudrichem.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12 Overgangsbepaling

De artikelen 7, 8 en 9 van deze verordening vervallen op het moment dat één of meer artikelen van hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf 1 “aanvraag en registratie” van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (artikel 2,2; 2,3; 2,4 en 2,4a) in werking treedt of treden.

Artikel 13 Intrekking voorgaande regeling en inwerkingtreding

  • 1 De Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Woudrichem wordt ingetrokken d.d. 31-12-2011.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na openbare bekendmaking.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Ruimte- en Inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Woudrichem 2011.