Regeling vervallen per 01-01-2016

Subsidieregeling instandhouding Erfgoed Zaanstad 2012

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad;

Besluit vast te stellen:

Subsidieregeling Instandhouding Erfgoed Zaanstad 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • a. gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • b. beeldbepalende panden: panden opgenomen in het door burgemeester en wethouders vastgestelde "Overzicht beeldbepalende panden gemeente Zaanstad";

  • d. molen: werktuig waarmee door een draaiende beweging materiaal wordt verwerkt, stof wordt vermalen of water naar een hoger niveau wordt gebracht.

  • f. eigenaar: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermd gemeentelijk monument, molen of beeldbepalend pand;

Artikel 1.2 Subsidiedoeleinden

  • 1.

    • a.

      de instandhouding van gemeentelijke monumenten;

    • b.

      de verbetering of instandhouding van beeldbepalende panden en het onderhoud van molens;

    • c.

      Het uitvoeren naar haalbaarheidsonderzoeken ten behoeve van herbestemmingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van subsidie voorwaarden verbinden.

Artikel 1.3 Subsidieplafonds

  • 1. Burgemeester en wethouders kennen slechts subsidie toe voor zover de begrote financiëlemiddelen toereikend zijn.

  • 2. Het college stelt voor de periode 2012 -2014 een subsidieplafond per jaar vast voor de verstrekking van de subsidies die zijn opgenomen in deze regeling.

Artikel 1.4 Subsidie-aanvraag

  • 1. De aanvrager vraagt subsidie aan met behulp van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld aanvraagformulier en verstrekt daarbij direct alle informatie en documentatie die nodig is ter adequate beoordeling van de aanvraag.

  • 2. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag om subsidieverlening.

Artikel 1.5 Subsidieverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Ze kunnen deze termijn, met redenen omkleed, eenmalig met acht weken verlengen.

  • 2. Alle aanvragen om subsidie op grond van deze regeling worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 3. Aanvragen om subsidie die in verband met het bepaalde in 1.3 lid 1 en 2 niet kunnen worden toegekend, worden door burgemeester en wethouders afgewezen.

  • 4. De indiener van een aanvraag als bedoeld in lid 3 mag een dergelijke aanvraag in een volgend jaar opnieuw dienen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in lid 2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd om aan aanvragen als bedoeld in lid 4 extra prioriteit toe te kennen.

  • 6. Burgemeester en wethouders weigeren over te gaan tot subsidieverlening indien daartoe gegronde redenen zijn zoals die zijn neergelegd in de bepalingen dienaangaande in de diverse paragrafen van deze regeling.

Artikel 1.6 Verplichtingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger bij de subsidieverlening andere dan de in artikel 4:37 Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen ten aanzien van de tijdstippen van aanvang en beëindiging van de te subsidiëren werkzaamheden.

Artikel 1.7 Gereedmelding

  • 1. De subsidieontvanger meldt de werkzaamheden binnen 8 weken na voltooiing daarvan gereed bij burgemeester en wethouders op een door hen beschikbaar gesteld gereedmeldingsformulier en legt daarmee rekening en verantwoording af van de verrichte werkzaamheden.

  • 2. De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie.

  • 3. De gereedmelding gaat vergezeld van alle informatie en documentatie die burgemeester en wethouders nodig hebben om te kunnen bepalen of voldaan is aan de bij subsidieverlening aan de aanvrager opgelegde voorwaarden en verplichtingen, zoals die zijn neergelegd in de bepalingen dienaangaande in de diverse paragrafen van deze regeling.

  • 4. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding

Artikel 1.8 Vaststelling van de subsidie

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie. Ze kunnen deze termijn, met redenen omkleed, eenmalig met acht weken verlengen.

  • 2. Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bij de subsidieverlening toegekende bedrag en overigens met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de bepalingen dienaangaande in de diverse paragrafen van deze regeling.

Artikel 1.9 Uitbetaling van de subsidie

De subsidie wordt door burgemeester en wethouders aan de subsidie-ontvanger uitbetaald als bijdrage ineens, onder verrekening van op diens verzoek eventueel betaalde voorschotten,binnen acht weken na het besluit als bedoeld in artikel 1.8 lid 1.

Artikel 1.10 Hardheidsclausule

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 1.11 Werking Algemene wet bestuursrecht

De intrekking en wijziging van het besluit tot subsidieverlening en de subsidievaststelling geschieden overeenkomstig afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 Subsidie voor gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden, molens en haalbaarheidsonderzoeken monumenten.

Paragraaf 2.1 Gemeentelijke monumenten

Artikel 2.1.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijke monumenten: onroerende zaken die overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • b.

    eigenaar: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermd gemeentelijk monument;

  • c.

    subsidiabele instandhoudingskosten: kosten als bedoeld in artikel 2.1.3 en genoemd in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011 van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

  • d.

    restauratieachterstand: er is sprake van een restauratieachterstand als casco van het gemeentelijk monument in slechte staat is en als de subsidiabele kosten van de restauratie hoger zijn dan € 100.000. (slechte staat: begripshantering Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Artikel 2.1.2

  • 1. Aan de eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de instandhoudingskosten.

  • 2. De subsidie zoals bedoeld in lid 1 bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele restauratiekosten, met een maximum van € 6.600 per pand per jaar.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij instandhoudingswerkzaamheden die betrekking hebben op grote (160 m² of meer) of vrijstaande gemeentelijke monumenten in afwijking van het bepaalde in lid 2 het maximale van de subsidiabele instandhoudingskosten verhogen tot € 12.000 per pand per jaar.

  • 4. Voor de in lid 3 genoemde afwijking geldt dat er sprake moet zijn van een restauratieachterstand.

Artikel 2.1.3

  • 1.

    Subsidiabele instandhoudingskosten zijn kosten, die met inachtneming van lid 3 t/m 7 van dit artikel en naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn om delen van gemeentelijke monumenten te herstellen of te conserveren.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de subsidiabele instandhoudingskosten wordt gebruik gemaakt van de "Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011”, behorend bij de BRIM rijkssubsidieregeling van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, welke leidraad voor de toepassing van bepalingen uit deze regeling daarvan integraal deel uitmaakt.

  • 3.

    De monumentale waarde van een gemeentelijk monument wordt bepaald door de dragende delen, de vloeren en het omhulsel, alsmede door die onderdelen of objecten die blijkens het rijksregister of de gemeentelijke monumentenlijst, dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

  • 4.

    Subsidiabele instandhoudingskosten zijn kosten die gemaakt worden voor:

    • a.

      voorzieningen aan een gemeentelijk monument, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn ten behoeve van een regelmatige inspectie daarvan;

    • b.

      installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag voor zover die installaties zijn voorgeschreven door het bevoegd gezag;

    • c.

      schilderwerk voor zover de te schilderen delen gerestaureerd worden;

    • d.

      een casco-All-Risk verzekering naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en de niet-subsidiabele restauratiekosten;

    • e.

      directiekosten naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en niet-subsidiabele restauratiekosten;

    • f.

      bouwhistorisch- en archeologisch onderzoek.

  • 5.

    Bij de bepaling van de hoogte van de subsidiabele instandhoudingskosten wordt bij zelfwerkzaamheid het loonkostenbestanddeel buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2.1.4

  • 1. De subsidie bedoeld in artikel 2.1.2 wordt niet verleend indien:

    • a.

      met de instandhouding het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • b.

      de kosten niet geacht kunnen worden in redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      met de werkzaamheden is begonnen voordat plangoedkeuring is verkregen en de subsidiabele instandhoudingskosten door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld;

    • d.

      de subsidiabele instandhoudingskosten minder bedragen dan € 300,-;

    • e.

      binnen een periode van 15 jaar voorafgaand aan de aanvraag voor exact hetzelfde werk subsidie is verstrekt, met uitzondering van buitenschilderwerk waar een termijn van 5 jaar geldt.

      In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder sub c en e.

  • 2. De subsidie bedoeld in artikel 2.1.2 wordt niet verleend voor zover in de subsidiabele instandhoudingskosten subsidie is of kan worden verleend op grond van andere regelingen, met uitzondering van subsidie die op grond van een provinciale regeling is verstrekt.

  • 3. Bij berekening van de subsidie bedoeld in artikel 2.1.2 worden op de subsidiabele instandhoudingskosten de kosten in mindering gebracht die op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht.

Artikel 2.1.5

Bij hun beslissing op aanvragen als bedoeld in artikel 2.1.2 houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening met:

  • a.

    de waarde van het object als gemeentelijk monument;

  • b.

    het huidige en toekomstige gebruik van het gemeentelijk monument;

  • c.

    de bouwtechnische en uiterlijke staat van het gemeentelijk monument mede in relatie tot zijn omgeving;

  • d.

    de wijze van exploitatie van het gemeentelijk monument.

Artikel 2.1.6

  • 1. De aanvraag om toekenning van een subsidie wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag betrekking hebbende op de subsidie bedoeld in artikel 2.1.2 lid 1, 2 en 3 vergezeld te worden van een restauratieplan én een beschrijvende begroting.

  • 3. Het in lid 2 bedoelde restauratieplan bestaat uit:

    • a.

      een beschrijving van de technische staat van het gemeentelijk monument, waarin de gebreken nauwkeurig vermeld staan;

    • b.

      tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;

    • c.

      een op de onder sub a bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of gebaseerde werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van wijze van verwerking daarvan.

  • 4. De in lid 2 bedoelde beschrijvende begroting is een opsomming van de uit te voeren instandhoudingswerkzaamheden en de daarmee samenhangende kosten, gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen, welke begroting niet ouder is dan 2 jaar.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een termijn stellen waarbinnen de in lid 1 t/m 4 genoemde gegevens moeten zijn verstrekt.

  • 6. Burgemeester en wethouders verklaren de eigenaar die een aanvraag indient die niet aan de in de leden 1 t/m 5 gestelde voorwaarden voldoen niet-ontvankelijk.

Artikel 2.1.7

  • 1. De subsidie bedoeld in artikel 2.1.2 wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      binnen drie maanden na een bij verlening te bepalen tijdstip met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt;

    • b.

      de werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de beleidsregel ‘Restauratierichtlijnen 2011 gemeente Zaanstad’ voor restauratie en onderhoud van rijks- en gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden in de gemeente Zaanstad;

    • c.

      de werkzaamheden zijn afgerond binnen een jaar na de start van de werkzaamheden;

    • d.

      aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

      • 1.

        toegang wordt verleend tot het gemeentelijk monument;

      • 2.

        inzage wordt verleend van de op de werkzaamheden betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

      • 3.

        de op de werkzaamheden betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

      • 4.

        gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op de werkzaamheden betrekking hebbende gegevens;

    • e.

      bij de uitvoering van de werkzaamheden niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958;

    • f.

      geen hoger bedrag zal worden uitbetaald dan dat van de totale uit in te dienen rekeningen blijkende subsidiabele instandhoudingskosten.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijkingen van de in lid 1 onder sub a. en c. genoemde termijnen toestaan.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen voorts aan de toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 2.1.2 lid 2 en 3 de voorwaarde stellen dat:

    • a.

      de eigenaar in samenhang met de instandhoudingswerkzaamheden een bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek dient te laten uitvoeren;

    • b.

      de eigenaar bij de restauratiewerkzaamheden vrijkomende historische bouwmaterialen om niet beschikbaar dient te stellen aan de gemeente.

Artikel 2.1.8

  • 1. Vaststelling en uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende bijdrage vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht en nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden binnen 8 weken na beëindiging daarvan schriftelijk zijn gereed gemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens, waaronder worden verstaan:

      • -

        een overzicht en samenstelling van de rekeningen;

      • -

        rekeningen en betaalbewijzen corresponderend met de in de aanvraag geleverde stukken, vermeldende de geleverde materialen en verrichte arbeid, en die controleerbaar zijn wat betreft levering en verrichting.

    • b.

      de onder sub a. bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de onder sub a. bedoelde rekeningen en betaalbewijzen inzake de uitgevoerde restauratie op dezelfde wijze zijn gerangschikt als de in artikel 2.1.6 lid 2 bedoelde begroting en door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

  • 2. In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de eigenaar een voorschot op de subsidie bedoeld in artikel 2.1.2 lid 1 en 2 worden verstrekt voor de instandhoudingswerkzaamheden die zijn gereed gemeld en akkoord bevonden overeenkomstig het bepaalde in lid 1.

Artikel 2.1.9

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen omtrent het verlenen van subsidie als bedoeld in artikel 2.1.7 binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Bij hun besluit omtrent subsidieverlening bepalen zij voorlopig de hoogte van de subsidie.

  • 3.

    Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van hun besluit tot verdaging wordt de aanvrager in kennis gesteld.

Paragraaf 2.2 Beeldbepalende panden & molens

Artikel 2.2.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    beeldbepalende panden: panden opgenomen in het door burgemeester en wethouders vastgestelde "Overzicht beeldbepalende panden gemeente Zaanstad";

  • b.

    eigenaar: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beeldbepalend pand of molen.

  • c.

    molen: werktuig waarmee door een draaiende beweging materiaal wordt verwerkt, stof wordt vermalen of water naar een hoger niveau wordt gebracht.

  • e.

    subsidiabele instandhoudingskosten: kosten als bedoeld in artikel 2.1.3 en genoemd in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011 van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Artikel 2.2.2

  • 1. Aan de eigenaar van een beeldbepalend pand kan een subsidie worden verleend in de kosten van werkzaamheden ter verbetering of instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle elementen aan de buitenzijde van het pand.

  • 2. De subsidie bedraagt 30% van de in lid 1 genoemde kosten, waarbij de maximaal subsidiabele kosten op € 2.250 per pand per jaar worden gesteld.

  • 3. Een beeldbepalend pand waarvoor subsidie is verleend mag de aankomende vijf jaar niet worden gesloopt. In geval van sloop moet de subsidie in zijn geheel worden terugbetaald.

Artikel 2.2.2.1

  • 1. Indien een gevel van een beeldbepalend pand i.v.m. daarachter te realiseren nieuwbouw gehandhaafd en gerestaureerd wordt, of moet worden afgebroken en deze gevel in zijn oorspronkelijke karakteristiek hoedanigheid wordt herbouwd, kan aan de eigenaar een subsidie worden verleend.

  • 2. De subsidie bedraagt 30% van de subsidiabel gestelde handhavings- en restauratiekosten, of 10% van de subsidiabel gestelde herbouw kosten, tot een maximum van € 4.500.

  • 3. Door burgermeester en wethouders kunnen voorwaarden worden opgelegd t.a.v.

    • -

      de wijze van afbraak;

    • -

      de afkomende materialen;

    • -

      de toe te passen herbouw materialen.

Artikel 2.2.2.2

  • 1 Aan de eigenaar van een molen kan ten behoeve van onderhoudswerken een subsidie worden toegekend.

  • 2 De subsidie bedraagt 30% van de subsidiabel gestelde onderhoudskosten, tot een maximum van € 2.000 per molen per jaar.

Artikel 2.2.3

De subsidie wordt niet verleend indien:

  • a.

    met de werkzaamheden een bedrag is gemoeid van minder dan € 300,-;

  • b.

    met het treffen van de voorziening het belang genoemd in artikel 2.1.4 lid 1a niet of in onvoldoende mate is gediend;

  • c.

    de kosten niet in een redelijke verhouding geacht kunnen worden te staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • d.

    met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat plangoedkeuring is verkregen en de subsidiabele instandhoudingskosten door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld;

  • e.

    indien voor hetzelfde element binnen een termijn van 15 jaar (met uitzondering van schilderwerk met een termijn van 5 jaar) na de eerste subsidieverlening opnieuw subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 2.2.4

Het bepaalde in artikel 2.1.5 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    voor artikel 2.1.7 dient te worden gelezen artikel 2.2.6;

  • b.

    voor beschermd gemeentelijk monument dient te worden gelezen beeldbepalend pand respectievelijk molen.

Artikel 2.2.5

Het bepaalde in artikel 2.1.6 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    voor artikel 2.1.2 lid 1 en 2 dient te worden gelezen artikel 2.2.2 lid 1;

  • b.

    voor beschermd gemeentelijk monument dient te worden gelezen beeldbepalend pand respectievelijk molen.

  • c.

    lid 2, 3 en 4 vervallen.

Artikel 2.2.6

Het bepaalde in artikel 2.1.7 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    voor artikel 2.1.2 lid 1 en 2 dient te worden gelezen artikel 2.2.2;

  • b.

    voor beschermd gemeentelijk monument dient te worden gelezen beeldbepalend pand respectievelijk molen.

Artikel 2.2.7

Het bepaalde in artikel 2.1.9 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    voor artikel 2.1.7 lid 3 dient te worden gelezen artikel 2.2.6;

  • b.

    lid 2 en 3 vervallen.

Artikel 2.2.8

Het bepaalde in artikel 2.1.8 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor artikel 2.1.7 dient te worden gelezen artikel 2.2.6.

Paragraaf 2.3 Haalbaarheidsonderzoeken herbestemming beschermde monumenten

Artikel 2.3.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    herbestemming: wanneer een beschermd monument van functie verandert en daarbij ingrepen aan de fysieke verschijningsvorm van het beschermde monument noodzakelijk zijn.

  • b.

    eigenaar: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermd monument.

  • c.

    beschermde monumenten: onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening 2010 gemeente Zaanstad op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst en onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van de Monumentenwet 1988 op de rijkslijst zijn geplaatst.

Artikel 2.3.2

  • 1. Aan de eigenaar van een beschermd monument kan een subsidie worden verleend in de kosten van onderzoeken met als resultaat een haalbaarheidsonderzoek naar de herbestemming van het beschermde monument.

  • 2. De subsidie bedraagt 70% van de in lid 1 genoemde kosten met een maximum van € 8.500 euro.

Artikel 2.3.3

  • 1. Subsidiabele onderzoekskosten zijn de kosten, die met inachtneming van lid 2 én naar het oordeel van burgemeester en wethouders, noodzakelijk zijn om te komen tot een haalbaarheidsonderzoek wat de mogelijkheden voor een goede herbestemming met instandhouding van de cultuurhistorische waarden aantoont.

  • 2. Subsidiabele kosten zijn kosten die gemaakt worden voor:

    • a.

      een inspectierapport van het bestaande pand, waarin alle bouwkundige gebreken zijn vermeld. Het inspectierapport dient opgesteld te worden door een onafhankelijk deskundige;

    • b.

      Tekeningen van de bestaande toestand waarin alle bouwtechnische gebreken zijn aangegeven;

    • c.

      een kostenraming/elementenbegroting van alle voorzieningen en werkzaamheden om de bouwkundige gebreken op te heffen;

    • d.

      een cultuurhistorisch onderzoek met bijbehorende rapportage, waarin een bouwhistorische waardering van alle onderdelen van het pand zijn weergegeven. Het onderzoek en rapportage dient uitgevoerd te worden door een onafhankelijk deskundige;

    • e.

      studiemodellen voor het hergebruik voor minimaal twee verschillende herbestemmingen (functioneel). Dit kan uitgevoerd worden op het niveau van voorlopig ontwerp (VO);

    • f.

      schriftelijke analyse(-s) van de gevolgen voor de beschreven cultuurhistorische waarden van het pand in relatie met de ontwikkelde studiemodellen.

Artikel 2.3.4

  • 1. De subsidie bedoeld in artikel 2.3.3 wordt alleen verleend indien:

    • a.

      het gaat om beschermde monumenten;

    • b.

      er zijn nog geen plannen gemaakt voor het beschermde monument;

    • c.

      het moet gaan om herbestemming/ hergebruik van het monument;

    • d.

      er moet sprake zijn van leegstand of een dreigende leegstand op afzienbare termijn;

    • e.

      de opsteller van de rapporten beschikt over voldoende aangetoonde deskundigheid op het werkgebied van de monumentenzorg en herbestemming wat wordt aangetoond door middel van afgeronde projecten of opgeleverde rapporten.

  • 2. De subsidie bedoeld in artikel 2.3.2 wordt niet verleend voor zover in de subsidiabele onderzoekskosten subsidie is of kan worden verleend op grond van andere regelingen zoals de Rijksregelingen met betrekking tot haalbaarheidsonderzoeken.

Artikel 2.3.5

  • 1. De subsidie bedoeld in artikel 2.3.3 lid 1 wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      het onderzoek binnen een jaar na de verlening van de subsidie moet zijn afgerond;

    • b.

      geen hoger bedrag zal worden uitbetaald dan dat van de totale uit in te dienen rekeningen blijkende subsidiabele onderzoekskosten.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijkingen van de in lid 1 onder sub a genoemde termijnen toestaan.

Artikel 2.3.6

  • 1. De aanvraag om toekenning van een subsidie wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag betrekking hebbende op de bijdrage bedoeld in artikel 2.3.3 lid 1 vergezeld te worden van een projectplan.

  • 3. Het in lid 2 bedoelde projectplan bestaat uit:

    • a.

      een korte omschrijving van de verschillende onderzoeken zoals genoemd in artikel 2.3.3 lid 2 inclusief een overzicht van de kosten van deze onderzoeken;

    • b.

      welke deskundige of welke instantie het inspectierapport zoals bedoeld in artikel 2.3.3 lid 2 sub a van het bestaande pand zal opstellen;

    • c.

      welke deskundige of welke instantie het bouwhistorische rapport zoals genoemd in artikel 2.3.3 lid 2 sub c van het bestaande pand zal opstellen;

    • d.

      welke architect of architectenbureau de kostenraming, zoals genoemd in artikel 2.3.3 lid 2 sub c, de studiemodellen zoals genoemd in artikel 2.3.3 lid 2 sub e en de analyse zoals genoemd in artikel 2.3.3 lid 2 sub f zal opstellen.

  • 4. De in lid 2 bedoelde beschrijvende projectplan is een beschrijvende opsomming van de uit te voeren onderzoeken en de daarmee samenhangende kosten.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een termijn stellen waarbinnen de in lid 1 t/m 4 genoemde gegevens moeten zijn verstrekt.

  • 6. Burgemeester en wethouders verklaren de eigenaar die een aanvraag indient die niet aan de in de leden 1 t/m 5 gestelde voorwaarden voldoen worden geweigerd.

Artikel 2.3.7

  • 1. Vaststelling en uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende subsidie vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht en nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden binnen 8 weken na beëindiging daarvan schriftelijk zijn gereed gemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens, waaronder worden verstaan:

      • a.

        een inspectierapport van het bestaande pand, waarin alle bouwkundige gebreken zijn vermeld;

      • b.

        tekeningen van de bestaande toestand, waarin de gebreken zijn aangegeven.

      • c.

        een kostenraming van alle voorzieningen en werkzaamheden om de bouwkundige gebreken op te heffen;

      • d.

        een cultuurhistorisch onderzoek met bijbehorende rapportage, waarin een bouwhistorische waardering van alle onderdelen van het pand zijn weergegeven;

      • e.

        studiemodellen voor het hergebruik voor minimaal twee verschillende herbestemmingen (functioneel). Dit kan uitgevoerd worden op het niveau van voorlopig ontwerp;

      • f.

        schriftelijke analyse(-s) van de gevolgen voor de beschreven cultuurhistorische waarden van het pand in relatie met de ontwikkelde studiemodellen;

      • g.

        de facturen van alle uitgevoerde onderzoeken en studies.

    • b.

      de onder sub a. bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

Artikel 2.3.8

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent het verlenen van subsidie als bedoeld in artikel 2.3.2 binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Bij hun besluit omtrent subsidieverlening bepalen zij voorlopig de hoogte van de subsidie.

  • 3. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van hun besluit tot verdaging wordt de aanvrager in kennis gesteld.

HOOFDSTUK 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 3.1 Geen verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht

  • 1. De werking van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht wordt uitgesloten voor subsidies die op basis van bepalingen uit deze regeling worden verleend.

  • 2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt over de resultaten van subsidieverstrekkingen als genoemd in de paragrafen 2.2 en 2.3 twee jaar na inwerkingtreding van de regelingen gerapporteerd in de vorm van een evaluatieverslag aan de raad.

Artikel 3.2 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen dan wel aan te wijzen personen.

Artikel 3.3 Intrekking bestaande verordeningen

Per 1 oktober 2011wordt ingetrokken:

  • -

    de Subsidieverordening monumenten en beeldbepalende panden 2007.

Artikel 3.4 Overgangsbepaling

Op aanvragen om subsidie op grond van de verordening genoemd in artikel 3.3 die zijn ingediend voor de data genoemd in artikel 3.5 zijn de bepalingen van die verordening van toepassing.

Artikel 3.5 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012 en loopt af op 31 december 2015.

Artikel 3.6 Bekendmaking

De vaststelling van deze regeling wordt bekend gemaakt in een huis-aan-huisblad of een plaatselijk dagblad. In genoemd blad wordt tevens aangegeven waar de regeling ter inzage ligt.

Artikel 3.7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Instandhouding Erfgoed 2012.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeesters en wethouders op 25 september 2011