Regeling vervallen per 01-02-2013

Regeling toelating en weigering schulddienstverlening

Geldend van 01-07-2012 t/m 31-01-2013

Intitulé

Regeling toelating en weigering schulddienstverlening

Artikel 1 Toelatingscriteria

  • 1.

    De schuldenaar die een beroep doet op schulddienstverlening verschijnt tijdig op de afgesproken plaats en tijd op een afspraak. Als een afspraak vanwege dringende redenen niet kan worden nagekomen wordt deze tijdig, uiterlijk 24 uur voor de afspraak, afgemeld;

  • 2.

    Formulieren worden volledig ingevuld op het afgesproken moment ingeleverd en indien noodzakelijk voorzien van (kopieën van) de benodigde bewijsstukken;

  • 3.

    De schuldenaar geeft volledige openheid van zaken aangaande de schulden en opent zijn post;

  • 4.

    De schuldenaar heeft, indien van toepassing, alle belastingaangiftes gedaan over het lopende en de daaraan voorafgaande 5 jaren en overlegt hiervan de (voorlopige) aanslag. De schuldenaar onderneemt actie om nog niet afgeronde aangiftes in orde te maken;

  • 5.

    De schuldenaar maakt vanaf het moment van aanmelding voor toelating tot de schulddienstverlening geen nieuwe schulden;

  • 6.

    De schuldenaar beschikt over huisvesting en staat ingeschreven in de GBA van Zaanstad, dan wel in de gemeente waar de gemeente Zaanstad de schulddienstverlening voor uitvoert.

Artikel 2 Informatieplicht

Alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het traject van schulddienstverlening worden door de schuldenaar direct gemeld. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

a. Wijzigingen in het inkomen of uitkering;

b. Wijzigingen in de gezinssituatie (kinderen die uit huis gaan of thuis komen wonen, vertrek partner of inwoning nieuwe partner dan wel andere personen);

c. Wijzigingen met betrekking tot onderhuurders en/of kostgangers;

d. Wijzigingen met betrekking tot de huisvestingssituatie, verhuizing, huurverhoging, levering van energie;

e. Wijzigingen in de kosten/vaste lasten van (bijvoorbeeld) zorgverzekering;

f. Wijzigingen in overige kosten of lasten voor zover hier niet genoemd, maar die wel van belang zijn voor de uitvoering van het schuldregelingstraject.

Artikel 3 Verbetering inkomenssituatie

  • 1.

    De schuldenaar werkt, indien van toepassing, mee aan een re-integratie en/of inburgeringstraject om door werk het inkomen te verhogen;

  • 2.

    De schuldenaar tracht indien mogelijk andere financiële hulpbronnen aan te boren, bijvoorbeeld door parttime werk uit te breiden naar fulltime;

  • 3.

    De niet werkende partner tracht, indien mogelijk, werk te vinden of parttime werk uit te breiden naar zo mogelijk full-time werk;

  • 4.

    Inwonende, meerderjarige kinderen betalen kostgeld,afhankelijk van de (inkomens) situatie van het kind. Dit ter beoordeling van de gemeente;

  • 5.

    Indien niet noodzakelijk voor het woon-werk verkeer heeft de schuldenaar geen auto, tenzij de noodzaak van het bezit blijkt uit een WMO indicatie en een beschikking.

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1.

    Toelating tot een schuldregelingstraject wordt geweigerd als de schuldenaar niet voldoet aan de toelatingscriteria als genoemd in artikel 1.1 en 1.2;

  • 2.

    Toelating tot een schuldregelingstraject wordt geweigerd als er zich onder de schulden zogenoemde niet regelbare schulden bevinden. Dat wil zeggen schulden die op grond van wet en regelgeving niet saneer-, of bemiddelbaar zijn waaronder tevens wordt begrepen het bepaalde in artikel 288 lid 2 onder c van de Faillissementswet;

  • 3.

    Toelating tot een schuldregelingstraject wordt eveneens geweigerd als het inkomen niet op orde is doordat geen of onvoldoende gebruik is gemaakt van het recht op (minima) voorzieningen, toeslagen, heffingskortingen etc.;

  • 4.

    Indien de schuldenaar de afspraak ingevolge artikel 1.5 van deze regeling niet nakomt kan dit een reden zijn de schuldregeling te beëindigen dan wel af te wijzen;

  • 5.

    Een verzoek om toegelaten te worden tot een schuldregeling wordt afgewezen als dat verzoek wordt ingediend binnen 5 jaar na afloop van een eerder getroffen (en succesvol afgeronde) of tussentijdse beëindigde schuldregeling.

Artikel 5 Bijzondere omstandigheden

In afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 5 van deze regeling kan het college besluiten een schuldenaar alsnog toe te laten tot een schuldregeling indien aantoonbaar vast komt te staan dat de schuldenaar buiten eigen schuld opnieuw schulden heeft gekregen maar voor het overige aan alle voorwaarden voldoet voor toelating zoals opgenomen in deze regeling.

Toelichting algemeen

Het wetsvoorstel ‘Wet gemeentelijke schuldhulpverlening’ verplicht de gemeente tot een in-tegrale aanpak van schulden en tot een door de raad vast te stellen beleidsplan. In het ‘Beleidsplan schulddienstverlening 2011 – 2015’ van de gemeente Zaanstad dat op 22 december 2011 door de raad is vastgesteld, is ondermeer opgenomen dat het college een regeling opstelt met toelatingscriteria voor schulddienstverlening. Het doel van deze regeling is om kaders vast te stellen welke bepalen wie er toegang tot een schuldregeling kan krijgen. Deze kaders zijn nodig omdat schulddienstverlening in principe eenmalig is. Het is daarmee van groot belang dat een schuldregeling naar verwachting succesvol zal zijn, immers een schul-denaar krijgt in principe geen nieuwe kans. Het is daarom in voorkomende gevallen ook noodzakelijk om onderliggende problemen, die een belemmering vormen om een schuldre-geling succesvol af te ronden, eerst aan te pakken en op te lossen.

In het beleidsplan staan enkele belangrijke uitgangspunten. De gemeente beschouwt (problematische) schuldsituaties in de eerste plaats als een pro-bleem tussen een schuldenaar en diens crediteuren. Van schuldenaren verwacht de gemeente dan ook dat zij bereid zijn om keuzen te maken of concessies te doen als deze noodzakelijk zijn voor de aanpak van hun financiële problemen. Schulddienstverlening wordt alleen ingezet als verwacht mag worden dat die inzet bijdraagt aan een schuldenvrije toekomst. Daarnaast is het belangrijk dat de schuldenaar gemotiveerd is en zich volledig inzet om een schuldregeling tot een succesvol einde te brengen.

Naast de artikelen die bepalen waneer iemand kan worden toegelaten tot een schuldregeling zijn er artikelen opgenomen die bepalen wanneer een regeling geweigerd kan worden. Ten slotte is in artikel 5 opgenomen in welk geval iemand alsnog toegelaten kan worden tot een schuldregeling ook als dit verzoek strikt genomen valt onder de recidivebepaling en op grond daarvan afgewezen zou moeten worden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Toelatingscriteria

In dit artikel gaat het om de medewerking van de schuldenaar en concreet over een aantal feitelijke handelingen van de schuldenaar. Meewerken aan het tot stand komen van een regeling is essentieel. Daarom is het belangrijk dat de schuldenaar volledige openheid van zaken geeft omtrent het aantal, aard en omvang van de schulden en dat er geen nieuwe schulden worden gemaakt. De belastingaangiften moeten geregeld zijn om te voorkomen dat tijdens het traject alsnog blijkt dat er een belastingschuld is.

Artikel 2 Informatieplicht

Wijzigingen in de huishouding gezins-, of inkomenssituatie kunnen van invloed zijn op het traject. Wijzigingen in het inkomen kunnen betekenen dat de aflossingscapaciteit hoger of lager wordt. Als, bijvoorbeeld, een kind het huis uit gaat of juist weer thuis komt wonen kan ook dat van invloed zijn op de aflossingscapaciteit. Immers een kind met inkomen dat weer thuis komt wonen en kostgeld betaald kan de aflossingscapaciteit van de schuldenaar vergroten. Hetzelfde geldt voor eventuele kostgangers of onderhuurders. Het is daarom van belang dat alle zich voordoende wijzigingen direct worden gemeld.

Artikel 3  Verbetering inkomenssituatie

Van de schuldenaar wordt verwacht dat er alles aan wordt gedaan het inkomen te verhogen om hierdoor zoveel mogelijk op de schulden te kunnen aflossen. De schuldenaar moet daar-om meewerken aan re-integratie-, of inburgeringstrajecten als het inkomen bestaat uit een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand cs. Ook als er een inkomen uit arbeid is moeten de mogelijkheden worden benut om meer inkomsten te genereren. Als een partner niet werkt moet worden gekeken of die partner mogelijkheden heeft om te gaan werken of bestaand werk uit te breiden. Onnodige kosten moeten worden vermeden. Een auto die niet medisch noodzakelijk is en/of niet noodzakelijk is voor het woon- werk verkeer, moet worden verkocht. Dit is in overeenstemming met de Recofa richtlijnen die ook voor de Wet schuldsa-nering natuurlijke personen (WSNP) worden gehanteerd.

Artikel 4  Weigeringsgronden

Een schuldregeling kan niet worden getroffen als er schulden zijn die niet voor een sanering of bemiddeling in aanmerking komen. Hiertoe behoren onder andere niet saneerbare vorde-ringen en boetes van het Centraal justitieel incassobureau (CJIB), (niet afgeloste) fraudevor-deringen, of betwiste vorderingen zoals een niet afgeronde boedelscheiding. Ten aanzien van boetes geldt dat deze wel meelopen in een schuldregeling maar dat het CJIB geen finale kwijting verleent op het nog resterende deel. Met andere woorden ook na een schuld-regeling kan er toch nog een schuld bij het CJIB blijven bestaan die na afloop van de rege-ling alsnog moet worden afgelost. Het voordeel van deze bepaling is wel dat de overige schuldeisers van wie de schulden wel voor een regeling in aanmerking komen niet eindeloos hoeven te wachten tot die boetes zijn betaald. Een schadeclaim die ter invordering bij het CJIB ligt is echter wel een belemmering voor een schuldregeling. Aan de hand van de opgave van het CJIB over de openstaande vorderingen wordt bepaald of een schuldregeling wel of niet kan doorgaan. Ten aanzien van de fraudevorderingen wordt het beleid van de WSNP gevolgd. Hierbij geldt dat als een, nog niet (geheel) afgeloste fraudevordering korter dan 5 jaar voor het verzoek om toelating tot de WSNP is vastgesteld, toelating tot de WSNP niet mogelijk is. Het beleid ten aanzien van de weigering tot toelating in een schuldregeling sluit hierbij aan op artikel 288 lid 2 onder c van de Failissementswet.

Dat het inkomen op orde moet zijn, wijst voor zich. Van het inkomen wordt het deel boven de beslagvrije voet aangewend voor de schuldregeling. Dit bedrag dient zo hoog mogelijk te zijn. Het is, gezien de verantwoordelijkheid van de schuldenaar voor zijn eigen situatie en het belang van de crediteur in verband met de gemaakte kosten, van belang dat een zo groot mogelijk deel van de schulden wordt afgelost. Betrokkene dient ervoor te zorgen dat, voor zover van toepassing, gebruik wordt gemaakt van het recht op toeslagen zoals huur-, en zorgtoeslag, heffingskortingen, minimaregelingen etc.

Een regeling kan worden geweigerd, dan wel afgebroken als tijdens het traject nieuwe schulden worden gemaakt. Immers als dit het geval is, dan is dat een aanwijzing dat betrok-kene niet werkelijk gemotiveerd is om uiteindelijk schuldenvrij te zijn. Van de schuldeisers, noch van de gemeente kan worden gevergd dat hiermee akkoord wordt gegaan. De recidive bepaling is noodzakelijk om te voorkomen dat iemand meerdere malen aanspraak doet op een schuldregeling. Zoals in de algemene toelichting al is gezegd is een schuldregeling in principe een eenmalig aanbod van de gemeente. Als hier willens en wetens misbruik van wordt gemaakt is dat een reden de regeling te weigeren.

Artikel 5 Bijzondere omstandigheden

De recidivebepaling in artikel 4.5 kan in bijzondere situaties tot ongewenste effecten leiden indien iemand aantoonbaar buiten eigen schuld opnieuw in een problematische schuldsitua-tie terecht is gekomen. De inherente bevoegd die het college al heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht om in situaties van klaarblijkelijke hardheid alsnog recht toe te ken-nen op een bepaalde voorziening wordt met dit artikel nog eens benadrukt. Speciale aandacht in dit verband krijgen gezinnen met minderjarige thuiswonende kinderen. Waar moge-lijk moet worden voorkomen dat deze kinderen als gevolg van deze schulden niet kunnen participeren in de samenleving.