Regeling vervallen per 01-01-2013

Subsidieregeling activiteiten cultuurparticipatie Zaanstad

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2012

Intitulé

Subsidieregeling activiteiten cultuurparticipatie Zaanstad

Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,

Overwegende:

dat de raad in november 2004 de Cultuurnota 2005 – 2008 en in november 2008 de notitie Cultuur in Uitvoering, maatregelenpakket 2009 – 2012 heeft vastgesteld;

dat het gemeentelijk Programma Cultuurparticipatie (Z/2008/80995 d.d. 14 november 2008) in december 2008 geaccordeerd is door het Fonds voor Cultuurparticipatie;

dat de gemeente het belang onderkent dat activiteiten, die bijdragen aan de in deze beleidskaders geformuleerde doelstellingen voor een subsidie in aanmerking kunnen komen;

dat het wenselijk is om in dat kader nadere regels voor subsidiëring vast te stellen;

gelet op:

de Algemene Subsidieverordening Zaanstad en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de

Subsidieregeling activiteiten cultuurparticipatie Zaanstad

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.

  • 2.

    verordening: de Algemene Subsidieverordening Zaanstad.

  • 3.

    amateurkunst: kunstuiting uit passie, liefhebberij of engagement, zonder dat daarmee beoogd wordt in het levensonderhoud te voorzien of primair wordt voorzien.

  • 4.

    cultuureducatie: leren over, door en met cultuur (kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie).

  • 5.

    kunsteducatie: heeft betrekking op de disciplines beeldende kunst, dans, literatuur, muziek, theater, audiovisuele kunst, toegepaste kunsten en wereldcultuur.

  • 6.

    erfgoededucatie: heeft betrekking op archeologie, cultuurlandschap, monumenten, musea, archieven en bibliotheken en omvat een breed spectrum aan activiteiten voor allerlei publieksgroepen, die zowel kennis en begrip als beleving van erfgoed tot doel hebben.

  • 7.

    media-educatie: heeft betrekking op het leren interpreteren van de inhoud van media, het bepalen door welke belangen of waardesystemen deze worden gestuurd en het bewust worden van de plaats en rol van media in het persoonlijke en maatschappelijke leven.

  • 8.

    mix: heeft betrekking op communicatie en adviespanel.

  • 9.

    volkscultuur: het geheel van cultuuruitingen die als wezenlijk worden ervaren voor specifieke groepen, steeds onder verwijzing naar traditie, verleden en nationale, regionale of lokale identiteiten.

  • 10.

    cultuurparticipatie: actieve en passieve deelname aan cultuuruitingen

  • 11.

    diversiteit: brede deelname aan cultuurparticipatie (leeftijden, bevolkingsgroepen en opleidingsniveaus).

  • 12.

    stimulering van cultuurparticipatie: het bevorderen van cultuurparticipatie via de thema’s amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.

  • 13.

    organisatie: stichting of rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging met statutair doel gericht op stimulering van cultuurparticipatie.

  • 14.

    subsidiabele periode: kalenderjaar.

  • 15.

    jaarsubsidie: subsidie voor structurele activiteit gedurende de subsidiabele periode.

  • 16.

    incidentele subsidie: subsidie voor een eenmalige activiteit gedurende de subsidiabele periode.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze regeling is, mede gelet op artikel 3 lid 1 van de Verordening, van toepassing op door het college gedurende een subsidiabele periode te verstrekken geldelijke bijdragen ten behoeve van de stimulering van cultuurparticipatie door organisaties op de programmalijnen amateurkunst, cultuureducatie, volkscultuur en mix, als nader aangeduid in bijlage 1.

Artikel 3 Structurele en eenmalige subsidies

  • 1. Met inachtneming van de in deze regeling vermelde definities, voorwaarden en beperkingen kan het college een jaarsubsidie of een incidentele subsidie toekennen.

  • 2. Het college kan aan een subsidietoekenning voorwaarden verbinden.

Artikel 4 Subsidiabele periode, subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1. Een subsidiabele periode begint op 1 januari en eindigt 31 december.

  • 2. Met het vaststellen van de notitie Cultuur in Uitvoering, maatregelenpakket 2009 – 2012 heeft de raad in november 2008 het subsidieplafond voor het Programma Cultuurparticipatie voor een periode van 4 jaar vastgesteld.

  • 3. De verdeling van de subsidiegelden over de programmalijnen amateurkunst, cultuureducatie, volkscultuur en mix is in Bijlage I opgenomen.

  • 4. De ingevolge deze regeling beschikbare subsidie wordt verdeeld in de volgorde van binnenkomst van de aanvragen met dien verstande dat, indien de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht gelegenheid tot aanvulling van de aanvraag heeft gekregen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een jaarsubsidie wordt ingediend voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan de subsidiabele periode.

  • 2. Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt tenminste 17 weken voorafgaand aan de te subsidiëren incidentele activiteit ingediend.

  • 3. Een aanvraag kan uitsluitend worden gedaan door middel van een volledig ingevuld en ondertekend, door het college vastgesteld formulier.

  • 4. Het college kan van de aanvrager nadere gegevens verlangen, voor zover dat voor de beoordeling van de aanvraag nodig is.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1. Een jaarsubsidie en incidentele subsidie op grond van deze regeling wordt, behalve op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht of de Verordening, geweigerd indien:

    • a.

      niet voldaan is aan het bepaalde in de artikelen 2, 3, 5 en Bijlage 1.

    • b.

      de subsidiabele activiteit niet in Zaanstad plaatsvindt.

    • c.

      de aanvrager een winstoogmerk heeft.

  • 2. Een jaarsubsidie en incidentele subsidie op grond van deze regeling kan, behalve op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht of de Verordening, geweigerd indien:

    • a.

      door verstrekking het subsidieplafond of de verdeling over de programmalijnen als bedoeld in artikel 4. lid zou worden overschreden.

    • b.

      eenzelfde (soort) activiteit, als waarvoor subsidie wordt aangevraagd, al verricht wordt door een andere (al dan niet gesubsidieerde) organisatie in Zaanstad;

    • c.

      de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van een naar aanleiding van de aanvraag toe te kennen subsidie, onvoldoende worden geacht om de te subsidiëren activiteit(en) te verrichten.

    • d.

      de kosten van de activiteit(en) niet in redelijke verhouding staan tot de omvang van de beoogde stimulering van cultuurparticipatie en/of het daarmee te bereiken aantal personen.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Op een aanvraag voor een jaarsubsidie wordt door of namens het college beslist vóór 1 januari van het volgende jaar.

  • 2. Op een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt door of namens het college binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 2, en artikel 4 lid 4. Deze termijn kan met ten hoogste 13 weken worden verlengd.

Artikel 8 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van deze regeling nadere regels stellen.

Artikel 9 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen en voor zover toepassing van deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 10 Onvoorziene gevallen

In gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Citeerartikel

Deze regeling wordt aangehaald als: “Subsidieregeling activiteiten cultuurparticipatie Zaanstad”

.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2010.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 november 2009

Bekendgemaakt op 18 december 2009 door plaatsing van de regeling in het Gemeenteblad nr. 101.

Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad

mr. G.H. Faber, burgemeester

drs. A.J. van den Berg, gemeentesecretaris

Bijlage I Bijlage bij de Subsidieregeling activiteiten cultuurparticipatie Zaanstad

programmalijn

2009

2010

2011

2012

amateurkunst

A1 Kenniscentrum amateurkunst

€ 32.000

€ 32.000

€ 32.000

€ 32.000

A2 Flexibele, korte activiteiten

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

A3 Voorstellingen/producties

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

Subtotaal

€ 72.000

€ 72.000

€ 72.000

€ 72.000

cultuureducatie

C1 Kunstmenu/erfgoedmenu

€ 15.000

€ 15.000

€ 15.000

€ 15.000

C2 Projecten VO/culturele organisaties

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

C3 Initiatieven van onderop

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

C4 Jeugdcultuurpas

0

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

Subtotaal

€ 45.000

€ 50.000

€ 50.000

€ 50.000

volkscultuur

V1 Industriënnale

€ 29.362

€ 26.862

€ 10.862

€ 10.862

V2 Lespakketten VO/gemeentearchief

0

0

€ 16.000

€ 16.000

V3 Zaanse Geschiedschrijving /Bijzondere Zaankanters

€ 12.500

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

V4 Maatschappelijke stage VO/gemeentearchief

€ 25.000

€ 25.000

€ 25.000

€ 25.000

V5 Training gidsen

€ 4.500

€ 4.500

€ 4.500

€ 4.500

V6 Erfgoed in de zorg – Tijd voor Toen

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

€ 20.000

Subtotaal

€ 91.362

€ 86.362

€ 86.362

€ 86.362

Mix

M1 Adviespanel cultuur Zaanstad

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

M2 Website

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

€ 5.000

Subtotaal

€ 15.000

€ 15.000

€ 15.000

€ 15.000

Totaal

€ 223.362

€ 223.362

€ 223.362

€ 223.362

TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE SUBSIDIEREGELING ACTIVITEITEN CULTUURPARTICIPATIE ZAANSTAD

ALGEMEEN

De Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die het Rijk en de lagere overheden toekennen. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal. Voor de gemeente betekent dit dat toekenning van subsidies gebaseerd moet zijn op een verordening. Daarvoor is de Algemene Subsidieverordening Zaanstad vastgesteld.

De Subsidieregeling activiteiten cultuurparticipatie Zaanstad is gebaseerd op de Algemene Subsidieverordening. Deze regeling bevat nadere subsidieregels ten behoeve van de stimulering van cultuurparticipatie door organisaties.

Op 13 november 2008 heeft de wethouder Cultuur namens het college een ‘Verklaring van deelname Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten 2009 -2012’ van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie getekend. Daartoe was de wethouder Cultuur gemachtigd in het collegebesluit van 14 oktober 2008 (Z/2008/69114). Deze verklaring hoort bij het Programma Cultuurparticipatie, waarin de subsidieaanvraag bij het Fonds voor Cultuurparticipatie (Z/2008/80995) is beschreven. Het Fonds voor Cultuurparticipatie is ingesteld op basis van een besluit van de Minister van OC&W met als doel het bevorderen van de cultuurparticipatie langs de programmalijnen amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur. Zaanstad heeft daar nog de categorie mix aan toegevoegd. Hierin zijn activiteiten opgenomen die overstijgend zijn op de eerder genoemde programmalijnen.

De Subsidieregeling activiteiten cultuurparticipatie Zaanstad vormt het juridische kader voor het verstrekken van geldelijke bijdragen ten behoeve van de stimulering van cultuurparticipatie door organisaties.

Het adviespanel cultuur Zaanstad adviseert het college over toekenning van subsidies, onder andere subsidies die vallen onder deze regeling.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

De meest relevante specifieke begrippen voor deze regeling zijn gedefinieerd. De Algemene Subsidieverordening Zaanstad is aanvullend van toepassing.

Artikel 2 Reikwijdte

In dit artikel is het doel vastgelegd. Het gaat om het verstrekken van subsidie voor het uitvoeren van activiteiten die passen in de programmalijnen (hoofdthema’s) amateurkunst, cultuureducatie, volkscultuur en mix uit het Programma Cultuurparticipatie.

Artikel 3 Structurele en eenmalige subsidies

Organisaties kunnen in aanmerking komen voor een jaarsubsidie of incidentele subsidie. Een incidentele subsidie kan worden aangevraagd voor een éénmalige activiteit.

Artikel 4 Subsidiabele periode, subsidieplafond en wijze van verdeling

De subsidie wordt verstrekt voor het kalenderjaar waarin activiteiten plaatsvinden. Het college heeft het subsidieplafond vastgesteld voor een periode van 4 jaren, 2009, 2010, 2011 en 2012, conform bijlage I bij deze regeling. Voor de volledigheid is het jaar 2009 ook in de tabel opgenomen vanwege het feit dat nog niet gebruikte gelden in de jaren 2010, 2011 en 2012 onder bepaalde voorwaarden een jaar later besteed kunnen worden.

Artikel 5 Aanvraag

De organisatie vraagt de subsidie schriftelijk aan door het volledig invullen en ondertekenen van een daarvoor bestemd formulier dat via de website is te downloaden. Een jaarsubsidie moet vóór 1 juli van het voorafgaande jaar worden aangevraagd en een incidentele subsidie 17 weken voordat de activiteit is gestart. Het kan zijn dat aanvullende informatie nodig is om de aanvraag goed te kunnen beoordelen.

De aanvraag sluit aan bij de thema’s amateurkunst, cultuureducatie, volkscultuur en mix uit het Programma Cultuurparticipatie. Hieronder volgt een toelichting per thema:

Thema amateurkunst

I. activiteiten gericht op

  • 1.

    het kennismaken met andere vormen van cultuur en andere culturen (verbinden, zoveel mogelijk meedoen);

  • 2.

    het kansen bieden voor nieuwe kunstvormen zoals urban, graffiti, breakdance en rappen en het daarmee bereiken van nieuwe doelgroepen;

  • 3.

    het stimuleren van de (ongebonden) amateurkunstenaar met tijdelijke, kortlopende projecten/activiteiten;

  • 4.

    het vergroten van artistieke kwaliteit en talentontwikkeling

  • 5.

    het ondersteunen van amateurs op het gebied van organisatorische, inhoudelijk/artistieke, afstemming- en uitwisselingsaangelegenheden;

  • 6.

    het realiseren van betaalbare, passende, accommodaties voor optredens en repetities en het afstemmen van vraag en aanbod.

II. een en ander met als doelgroepen:

  • 1.

    alle amateurkunstverenigingen en allochtone organisaties;

  • 2.

    ongebonden amateurkunstbeoefenaars;

  • 3.

    leerlingen van het basis- en voortgezet onderwijs;

  • 4.

    culturele instellingen.

Thema cultuureducatie

I activiteiten gericht op

  • 1.

    het stimuleren en vernieuwen van het cultuureducatief aanbod en de cultuureducatieve vraag in kwantitatief en kwalitatief opzicht;

  • 2.

    het realiseren van een brugfunctie tussen onderwijs en vrije tijd en ‘school’ en ‘thuis’;

  • 3.

    het extra bevorderen van cultuureducatie/cultuurdeelname van jongeren in de leeftijd van het voortgezet onderwijs

II een en ander met als doelgroepen:

  • 1.

    jeugd in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs;

  • 2.

    allochtone groepen.

Thema volkscultuur

I activiteiten gericht op

  • 1.

    het vergroten van kennis en begrip van de historie èn dynamiek van de Zaanstreek bij de jeugd van Zaanstad;

  • 2.

    het verbreden van erfgoed à la carte naar nieuwe doelgroepen;;

  • 3.

    het benutten van volkscultuur als inspiratiebron voor culturele organisaties en kunstenaars;

  • 4.

    het meer bundelen van de aanwezige kennis en kunde over volkscultuur en het beter inzetten voor promotie van de Zaanstreek

II een en ander met als doelgroepen:

  • 1.

    jongeren onder de achttien jaar;

  • 2.

    ouderen in verzorgingshuizen;

Artikel 6 Weigeringsgronden

De jaarsubsidie en de incidentele subsidie wordt geweigerd als de activiteit niet in Zaanstad plaatsvindt. Bovendien gaat het om organisaties die geen winstoogmerk nastreven.

De jaarsubsidie en de incidentele subsidie kunnen worden geweigerd als een zelfde activiteit al wordt gesubsidieerd. Ook kan de subsidie worden geweigerd als de financiële haalbaarheid van de activiteit wordt betwijfeld of dat de kosten niet in verhouding staan tot de omvang van de activiteit.

Artikel 7 Beslistermijn

Op een aanvraag voor een jaarsubsidie beslist het college vóór 1 januari van het volgend jaar. Op een aanvraag voor incidentele subsidies beslist het college binnen 13 weken.

Artikel 8 Nadere regels

Indien nodig kan het college nadere regels vaststellen.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het is denkbaar dat in uitzonderlijke gevallen de toepassing van de regeling tot onbillijke situaties leidt. In die gevallen kan het college afwijken van de regeling.