Regeling vervallen per 19-05-2017

Wet Bibob beleidsregels 2013

Geldend van 03-01-2013 t/m 18-05-2017

Intitulé

Wet Bibob beleidsregels 2013

Wet Bibob, beleidsregels 2013

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a.

aanvraag

de aanvraag om een beschikking

b.

advies

het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

c.

beschikkingen

alle besluiten waarop de Wet Bibob van toepassing is, zoals verleningen al dan niet onder voorschriften en/of beperkingen, weigeringen en intrekkingen;

d.

bestuursorgaan

de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders;

e.

betrokkene

de aanvrager, de vergunninghouder;

f.

Bibobtoets

de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen, ontleend aan de Wet Bibob, aanwezig zijn om de vergunning te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

g.

Bureau

het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

h.

Wet Bibob

de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Doel

Met het toepassen van de Wet Bibob wil de gemeente voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert.

Deze beleidsregels geven aan op welke wijze het gemeentelijke bestuursorgaan zijn bevoegdheden uit de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categoriën

  • 1. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de Wet Bibob toe met betrekking tot beschikkingen zoals bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming.

      Beschikkingen ten behoeve van het slijtersbedrijf zijn uitgezonderd van de toepassing van de Wet Bibob;

    • b.

      artikel 7 van de Wet Bibob j° artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming;

    • c.

      artikel 7 van de Wet Bibob j° artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening;

    • d.

      artikel 7 van de Wet Bibob j° artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuwe onderneming, overname van een bestaande onderneming of wijziging van een bestaande onderneming;

    • e.

      artikel 7 van de Wet Bibob j° artikel 4 van de Verordening Speelautomaten;

    • f.

      artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk bouwen van een bouwwerk bestaande uit een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 25.000,--;

    • g.

      artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking, of het in werking hebben van een inrichting in de branches: autodemontage, im- en export van personenauto's, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3.500 kg) en landbouwvoertuigen en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot.

  • 2. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de Wet Bibob toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde beschikkingen.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

  • 4. Het bestuursorgaan kan bepalen de Wet Bibob niet toe te passen indien het bestuursorgaan in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag aan dezelfde betrokkene eenzelfde vergunning heeft verleend in verband waarmee een vragenlijst als bedoeld in artikel 5 is ingevuld

    én indien sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard.

Artikel 4. Bijzondere situaties

Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet Bibob toe:

  • a.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • b.

    in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 j° 26 van de Wet Bibob wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1. In alle gevallen, zoals omschreven in artikel 3 en 4, moet betrokkene naast de reguliere aanvraagformulieren Bibob vragenlijsten invullen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde Bibob vragenlijsten worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

  • 3. Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibob vragenlijsten in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag buiten behandeling te laten respectievelijk de beschikking te weigeren of in te trekken.

Artikel 6. Regulier afhandelen

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch reguliere weigeringgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen, noch de weigeringgronden op grond van de Wet Bibob van toepassing zijn.

  • 2. Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag of gaat over tot het intrekken van de beschikking, indien de reguliere gronden voor weigeren of intrekken behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

  • 1. Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering danwel intrekking op grond van de Wet Bibob mogelijk is.

  • 2. Het bestuursorgaan kan een advies vragen bij het Bureau in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling of indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering adviesaanvraag

De adviesaanvraag aan het Bureau wordt vergezeld van een motivering van de adviesaanvraag.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert de betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. De betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10.

  • 2. In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de Wet Bibob.

  • 2. Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de Wet Bibob de termijn te verlengen.

    Deze verlenging bedraagt niet meer dan de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde termijn.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene direct over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag of gaat over tot het intrekken van de beschikking op grond van de Wet Bibob, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2. Het bestuursorgaan kan negatief beschikken op de aanvraag, de beschikking intrekken, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van

    aanvullende voorschriften en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3. Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag, de beschikking in te trekken, de beschikking te verlenen met aanvullende voorschriften op grond van de Wet Bibob, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking

  • 2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Wet Bibob beleidsregels 2013'.

Artikel 13. Bekendmaking

Deze beleidsregels zullen worden bekendgemaakt door het plaatsen van de beleidsregels in het gemeenteblad.

Toelichting

Wet Bibob beleidsregels 2013, toelichting per artikel

Algemeen.

Zaanstad past sinds 2004 de Wet Bibob toe op de sectoren horeca (inclusief coffeeshops), seksinrichtingen en speelautomatenhallen. De Bibob toets vindt plaats op basis van de algemene Zaanse beleidsnota "Het Bibob instrument" (B & W besluit 18 mei 2004 nr 4). Deze nota is in 2006

geëvalueerd en geactualiseerd (B & W besluit 26 september 2006).

In de gemeentelijke uitvoeringspraktijk ontstond behoefte aan een nadere concretisering, een actualisering en een uitbreiding van het toepassingsbereik. Deze beleidsregels voorzien in die behoefte.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De omschrijving van "beschikkingen" en van "betrokkene" zijn beperkter gedefinieerd dan in de Wet Bibob omdat de wet niet in zijn geheel wordt toegepast. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet van toepassing op subsidies.

Er zijn enkele definities toegevoegd die voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk van belang zijn. Het gaat om de begrippen "aanvraag", "bestuursorgaan" en "Bibobtoets".

Artikel 2. Doel

Criminele activiteiten tasten de veiligheid en de leefbaarheid van de samenleving aan en ondermijnen de rechtsorde en de bestuurlijke slagkracht. Door de mogelijkheden van de wet Bibob te benutten kan

worden voorkomen dat de gemeente criminele activiteiten faciliteert. Zo kan bijvoorbeeld worden verhinderd dat crimineel verkregen vermogen wordt witgewassen via een door de gemeente verstrekte vergunning. Het toepassen van de wet Bibob draagt bij aan een veiligere samenleving.

Artikel 3. Categoriën

Dit artikel bepaalt op welke branches de Wet Bibob wordt toegepast. Het gaat om branches en sectoren, waar de risico's op criminele activiteiten en witwassen van geld het grootst worden geacht zoals de horeca (inclusief coffeeshops), smart-, head- en growshops, seksbedrijven, speelautomatenhallen en de sectoren bouw en milieu (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

Artikel 3, eerste lid, sub a en b (horeca)

De horecasector omvat bedrijven die consumpties voor direct gebruik en/of logies verstrekken. Het gaat daarbij zowel om de bedrijven die vallen binnen het bereik van de Drank- en Horecawet als om bedrijven die vallen binnen de werkingssfeer van de Algemene plaatselijke verordening. Ook

coffeeshops vallen binnen deze categorie.

Slijterijen vallen weliswaar binnen de werkingssfeer van de Drank- en Horecawet maar bij deze branche is er geen aantoonbaar verhoogd risico op criminele activiteiten. Daarom is het slijtersbedrijf in deze beleidsregels uitgezonderd van toepassing van de Wet Bibob.

Op grond van de beleidsregels wordt de wet Bibob voor de horeca toegepast in de volgende situaties:

1. Bij de vestiging van een nieuwe onderneming (ook bij het starten van een nevenvestiging)

2. Bij de overname van een bestaande onderneming

3. Bij de wijziging van een bestaande onderneming.

Hierbij gaat het om situaties waarbij een wijziging gevolgen heeft voor de exploitatiewijze van de onderneming of de bevoegdheden binnen de onderneming, zoals:

• wijziging rechtsvorm (bijvoorbeeld een eenmanszaak die wordt omgezet in een VOF of BV)

• wijziging exploitatievorm (bijvoorbeeld een cafébedrijf wordt cafetaria)

• wijziging bestuur of bestuursbevoegdheden binnen een onderneming (wisseling van bestuursleden of directieleden.

Door het specifiek benoemen van deze situaties beperkt dit artikel de reguliere toepassing van de Wet Bibob. Voor het wijzigen van een leidinggevende — niet zijnde de eigenaar of bestuurder — hoeft de Wet Bibob dus niet standaard te worden toegepast.

Indien er aanleiding is om de Wet Bibob toch toe te passen, kan dit plaatsvinden op grond van artikel 4 van deze beleidsregels.

Coffeeshops nemen — vanwege het gedogen van strafbaar handelen — een bijzondere positie in binnen de sector alcoholvrije horecabedrijven. Bij overtredingen van de Opiumwet kan met bestuursrechtelijke middelen handhavend worden opgetreden. De wet Bibob biedt de mogelijkheid om

de integriteit van de ondernemer te toetsen en is niet bedoeld als extra mogelijkheid om lokaal coffeeshopbeleid vorm te geven.

Artikel 3, eerste lid, sub c (growshops)

In het Besluit Bibob zijn smartshops, headshops en growshops aangewezen als categorieën waarop de Wet Bibob van toepassing is. Binnen Zaanstad geldt sinds 1 juli 2011 voor deze branche een vergunningplicht op grond van artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening.

Vanwege de risico's in deze branche en vanwege de geringe ervaring met deze branche, zijn er geen beperkingen of uitzonderingen opgenomen voor het toepassen van de Wet Bibob.

ledere aanvraag om een beschikking dient volledig te worden getoetst op grond van de Wet Bibob.

Artikel 3, eerste lid, sub d (sexinrichtingen)

Voor de exploitatie van een seksinrichting of een escortbedrijf is een vergunning nodig op grond van artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening. Ook deze bedrijfstak valt binnen de werkingssfeer van de Wet Bibob.

Deze branche is binnen Zaanstad gering van omvang, betrekkelijk overzichtelijk en er vinden weinig mutaties plaats.

De toepassing van de Wet Bibob vindt op dezelfde wijze plaats zoals hiervoor beschreven onder "Horeca (eerste lid, sub a en b)"

Artikel 3, eerste lid, sub e (speelautomatenhallen)

Voor de exploitatie van een speelautomatenhal is een vergunning nodig op grond van artikel 4 van de Verordening Speelautomaten. Ook deze bedrijfstak valt binnen de werkingssfeer van de Wet Bibob.

Deze branche is binnen Zaanstad gering van omvang, betrekkelijk overzichtelijk en er vinden weinig mutaties plaats.

De toepassing van de Wet Bibob vindt op dezelfde wijze plaats zoals hiervoor beschreven onder "Horeca (eerste lid, sub a en b)"

Artikel 3, eerste lid, sub f en g (omgevingsvergunning bouwen en milieu)

Bouwactiviteiten en worden soms gebruikt om crimineel verkregen vermogen te legaliseren of zwart geld wit te wassen. Ook zijn sommige branches en bedrijfsprocessen gevoelig voor criminele invloeden. Om deze reden is de Wet Bibob van toepassing op vergunningen zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO). Dit zijn vergunningen voor:

• het bouwen van een bouwwerk;

• het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.

Het is onwenselijk en in praktische zin onuitvoerbaar om iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen deze categorie te toetsen aan de Wet Bibob. Op grond van landelijke ervaringen en op basis van een criminaliteitsbeeld analyse is de categorie waarvoor een Bibobtoets

noodzakelijk wordt geacht vooralsnog beperkt tot de categorieën zoals aangegeven in deze beleidsregels.

Autosloperijen, schrootverwerking, schroothandel

Deze branche heeft een verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege voertuigcriminaliteit, betrokkenheid bij strippen en omkatten van gestolen voertuigen en het gebruiken van verschillende rechtspersonen als dekmantel om crimineel verkregen geld wit te wassen.

Woonwagenlocaties

De bouwwerken die op een standplaats worden gebouwd, vormen een aandachtspunt in het kader van de Wet Bibob. Bewoners op deze locaties hebben vaak een relatie met de hierboven genoemde branches. De naleving van wet- en regelgeving is er vaak onvoldoende, waardoor er een verhoogd

risico is op illegale activiteiten en een reëel gevaar dat een vergunning (mede) zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.

Artikel 3, derde lid (publiekrechtelijke rechtspersonen)

Deze beleidsregels zijn van toepassing op zowel natuurlijke personen als op rechtspersonen, met uitzondering van publiekrechtelijke rechtspersonen.

Met een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, wordt een onderneming of inrichting bedoeld die direct door de overheid wordt gedreven.

Ondernemingen die als zelfstandig rechtspersoon functioneren maar waarvan de aandelen in eigendom zijn van de overheid, vallen niet onder deze uitzonderingsbepaling.

Artikel 3, vierde lid (geldigheidstermijn Bibobtoets)

Onder een wijziging van ondergeschikte aard kan worden verstaan een wisseling van posities van bestuurders en/of leidinggevenden, een omzetting van de exploitatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld van café naar eetcafé, een naamswisseling, een kleine

uitbreiding/ verbouwing van het pand of een verhuizing naar een nieuwe inrichting waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn.

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de toepassing van de Wet Bibob beperkt is tot alleen deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 van de beleidsregels genoemde gevallen besluiten tot toepassing van de Wet Bibob.

Op grond van dit artikel kunnen ook bestaande inrichtingen, waarvoor geen nieuwe aanvraag is gedaan, tussentijds worden getoetst op grond van de Wet Bibob, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in dit artikel.

Artikel 5. Vragenlijst

Om een Bibobtoets te kunnen uitvoeren is de betrokkene verplicht om in aanvulling op de reguliere procedures aanvullende gegevens te verstrekken. Op grond van artikel 30 van de Wet Bibob zijn daartoe door het bestuursorgaan vragenlijsten opgesteld.

De vragen in deze lijsten zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de structuur van de onderneming, de zakelijke samenwerkingsverbanden en de vermogenspositie van de betrokkene. De vragen hebben onder andere betrekking op de eigendomssituatie van het vastgoed en de inventaris, de bezittingen, de schulden en de financiering.

Artikel 6 en 7. Regulier afhandelen/ ultimum remedium

Uit de systematiek van de Wet Bibob vloeit voort dat deze wet alleen kan worden toegepast als alle andere — regulier beschikbare — mogelijkheden zijn benut. Deze werkwijze is vastgelegd in de artikelen 6 en 7 van deze beleidsregels.

Als het bestuursorgaan onvoldoende informatie heeft om de aanvraag te kunnen beoordelen en/of het bestuurorgaan een redelijk vermoeden heeft van omstandigheden zoals genoemd in artikel 3 van de Wet Bibob, kan ter onderbouwing van de beschikking een advies worden gevraagd aan het Bureau. De adviesvraag is onder andere bedoeld om onduidelijkheden in de bedrijfsstructuur, de financiering, de omstandigheden in de persoon van de aanvrager of de eigenaar van het pand of inventaris weg te nemen waardoor het bestuursorgaan een betere afweging kan maken en tot een beter oordeel kan komen.

Ook kan de Officier van Justitie de tip geven om een advies te vragen aan het Bureau.

Artikel 9. Informatieplicht

Zonder een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene neemt het Bureau een verzoek om advies niet in behandeling.