Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Zaanstad 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Zaanstad 2014

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

1.1.

Een persoonsgebonden budget kan alleen worden toegekend indien een individuele voorziening is geïndiceerd. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager

1.2.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    eerder misbruik is gemaakt van deze vorm van verstrekking van een individuele voorziening;

  • c.

    er een indicatie voor collectief vervoer wordt gesteld.

1.3.

De controle over de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats steekproefsgewijs waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 25% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

1.4

Het deel van het toegekende Pgb-budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, wordt niet uitgekeerd, wordt verrekend of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 2: Omvang eigen bijdrage en eigen aandeel

2.1.

De gemeente heft een eigen bijdrage over alle voorzieningen genoemd onder artikel 3.1 Dit gebeurt binnen de kaders van art. 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) bij besluit van 2 oktober 2006 (gepubliceerd in Staatsblad 450). Er worden vier groepen onderscheiden, waarbij in overeenstemming met de voornoemde AMvB voor elke groep een verschillende eigen bijdrage wordt gevraagd.

Er wordt uitgegaan van het verzamelinkomen van het jaar, 2 jaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag. Dit inkomen staat vermeld in de definitieve belastingaanslag.

Vanaf 1 januari 2013 wijzigt de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Door het stapsgewijs verhogen van de AOW-leeftijd kunnen belanghebbenden verschillende AOW-leeftijden hebben.

2.2.

De maximale eigen bijdrage voor de genoemde voorzieningen (peildatum 1-1-2014) wordt als volgt vastgesteld:

  • 1.

    Het bedrag voor de ongehuwde persoon die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt € 19 per vier weken. Indien het inkomen meer bedraagt dan € 23.295 wordt het bedrag van € 19 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het meerinkomen.

  • 2.

    Het bedrag voor de ongehuwde persoon die de AOW-gerechtigde heeft bereikt bedraagt € 19 per vier weken. Indien het inkomen meer bedraagt dan € 16.456 wordt het bedrag van € 19 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het meerinkomen.

  • 3.

    Het bedrag per vier weken voor gehuwde personen indien een van beiden de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt bedraagt € 27,20 per vier weken. Indien het inkomen meer bedraagt dan € 29.174 wordt het bedrag van € 27,20 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het meerinkomen.

  • 4.

    Het bedrag per vier weken voor gehuwde personen die beiden de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt bedraagt € 27,20 per vier weken. Indien het inkomen meer bedraagt dan € 22.957 wordt het bedrag van € 27,20 verhoogd met een dertiende deel van 15% van het meerinkomen.

Artikel 3         Reikwijdte en anticumulatie

3.1.        

De eigen bijdrage regeling geldt voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen met uitzondering van:

  • -

    rolstoelen

  • -

    collectief vervoer

  • -

    verhuis- en inrichtingskosten

  • -

    sportrolstoelen

  • -

    bezoekbaar maken van een woning

  • -

    financiële tegemoetkoming vervoerskosten

  • -

    tijdelijke huisvesting

  • -

    huurderving

  • -

    het verwijderen van een woonvoorziening

De eigen bijdrage regeling geldt voor:

Personen die hulp bij het huishouden ontvangen

Personen die vanaf 1 januari 2012 in aanmerking komen voor een woon- of vervoersvoorziening

Personen van wie de reeds verstrekte voorziening na 1 januari 2012 wordt vervangen.

3.2.  

Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt gedurende maximaal negendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende die periode op eenzelfde wijze een eigen aandeel in rekening gebracht.

Indien de voorziening in bruikleen wordt verstrekt dan wordt gedurende maximaal negendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht.

3.3.

De hoogte van de door de aanvrager te betalen eigen bijdrage, of het eigen aandeel in de kosten dat voor rekening blijft van de aanvrager, is inkomensafhankelijk en wordt mede vastgesteld op basis van de kostprijs van de voorziening.

3.4.        

Indien het Hulp bij Huishouden in natura betreft bedraagt de maximale eigen bijdrage:

  • a.

    HbH1: € 21

  • b.

    HbH2: € 23,75

  • c.

    HbH 3: € 26

Indien het Hulp bij Huishouden in PGB bedraagt de maximale eigen bijdrage:

  • d.

    HbH1: € 18,91

  • e.

    HbH2: € 23,75

  • f.

    HbH 3: € 26

3.5.

Er is sprake van een anticumulatiebeding; cliënten die al een maximale bijdrage voor een voorziening betalen (zowel Wmo als AWBZ), kunnen nooit nóg een eigen bijdrage betalen voor een andere voorziening.

3.6.                  

De eigen bijdrage kan nooit meer zijn dan de kostprijs die de gemeente voor de voorziening betaalt.

3.7.                 

De eigen bijdrage wordt niet opgelegd aan minderjarigen.

Artikel 4. Klanttarief collectief vervoer

In het Aanvullend Openbaar Vervoer gelden de volgende tarieven:

  • -

    het instaptarief bedraagt € 0,60.

  • -

    het tarief per kilometer bedraagt € 0,15

Voor medereizigers geldt: vier maal het instaptarief en vier maal het kilometertarief

Voor prioritaire ritten geldt: vier maal het instaptarief en vier maal het kilometertarief

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 5. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

5.1.

Voor de vaststelling van de hoogte van het Pgb voor hulp bij het huishouden wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per uur bedraagt

tarief

HBH 1

€ 18,91

HBH 2

€ 23,75

HBH 3

€ 26

5.2

Het Pgb-bedrag kan op rekening van een derde worden overgemaakt, als de geïndiceerde daar een machtiging voor heeft verleend tenzij er overwegende bezwaren zijn om het bedrag naar deze derde over te maken.

5.3

Elke individuele budgethouder hulp bij het huishouden kan gebruik maken van de dienstverlening van de Sociale verzekeringsbank (Svb).

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 6.

6.1.

De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

6.2.

De eigenaar-bewoner, die krachtens de Wmo een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het onderstaande afschrijvingsschema te worden terugbetaald:

voor het eerste jaar 100 % van de meerwaarde,

voor het tweede jaar 90 % van de meerwaarde,

voor het derde jaar 80 % van de meerwaarde,

etc,

voor het 10e jaar 10% van de meerwaarde

6.3.

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 10 lid 4 van de verordening individuele voorzieningen bedraagt:

  • a.

    € 2.500 voor alleenstaanden, echtparen, gezinnen met meerderjarige kinderen;

  • b.

    € 3.775 voor alleenstaanden of gezinnen met minderjarige kinderen;

  • c.

    € 3.775 voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

6.4.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, maximaal € 50,00 per strekkende meter.

Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding

is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding

is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding

is een artikel 6-8 jaar oud; 25% van de werkelijk gemaakte kosten

is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

6.5.

De noodzakelijke kosten voor onderhoud en reparatie van trapliften, plafondliften, elektrische deuropeners, was-föhninstallaties en elektrische verstellingen van keukens of wastafels wordt volledig vergoed aan de eigenaar van de woning. De bedragen hiervoor zijn opgenomen in bijlage 1.

6.6.

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in de beleidsregels (Resultaat 2: wonen in een geschikt huis) bedraagt € 5.000,-.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 7

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde gelijkwaardig aan de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Pgb-bedrag bij standaarduitvoering

Inclusief BTW

Maandelijks bedrag voor onderhoud/reparatie inclusief BTW

Scootmobiel voor gebruik in directe woonomgeving, tot 12 km per uur

€ 1.175

€ 12,78

Scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving en buiten, tot en met 15 km per uur

€ 1.582

€ 12,78

Scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving en buiten, met extra vering, tot en met 15 km per uur

€ 2.161

€ 12,78

Driewielfiets voor volwassenen

€ 1.163

€ 12,78

Driewielfiets voor kinderen

€ 904

€ 12.78

Aangepaste fiets

€ 2.221

€ 12,78

Tandem /duofiets

€ 1.642

€ 12,78

Tandem /duo-fiets met hulpmotor

€ 3.263

€ 12,78

Artikel 8

  • a.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1364,-.

  • b.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 521;

  • c.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een bruikleenbusje bedraagt maximaal € 814;

  • d.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 1.615;

  • e.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.352.

Artikel 9

9.1

De vergoeding van de aanpassing aan de eigen auto bedraagt de volledige kostprijs.

9.2

Indien de aanvrager geïndiceerd is voor het collectief systeem van aanvullend vervoer maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening bedraagt de vergoeding van de aanpassing van de eigen auto maximaal € 1.250,- . Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

9.3

Indien op grond van lid 2 een autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoel)taxi worden verstrekt.

9.4

Het bedrag genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 10

10.1

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde gelijkwaardig aan de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura, verhoogd met het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Pgb-bedrag voor standaarduitvoering inclusief BTW

Maandelijks bedrag voor onderhoud/reparatie inclusief BTW

Handbewogen rolstoel voor incidenteel/kortdurend gebruik

€ 364

€ 12,78

Handbewogen rolstoel voor (semi) permanent gebruik

€ 749

€ 12,78

Handbewogen rolstoel voor actief gebruik

€ 816

€ 12,78

Duwrolstoel voor continu gebruik

€ 906

€ 12,78

Elektrische rolstoel voor (semi) permanent gebruik, in en om het huis

€ 2.537

€ 12,78

Elektrische rolstoel voor (semi) permanent gebruik, binnen/buiten

€ 3.367

€ 12,78

10.2

Een sportrolstoel of sporthulpmiddel wordt uitsluitend verstrekt als forfaitair bedrag. Het bedrag van deze tegemoetkoming bedraagt € 2.693,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of sporthulpmiddel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Eigen bijdragen Maatschappelijke opvang en Vrouwenopvang

Artikel 11

Bij verblijf van de cliënt met een bijstanduitkering in een inrichting cf. Wwb art. 1 onderdeel f, betaalt de cliënt geen eigen bijdrage. De bijstand is hier gelijk aan de norm voor zak- en kleedgeld en er kan daarom geen eigen bijdrage worden gevraagd.

Een cliënt in een voorziening die niet kan worden beschouwd als een inrichting zal de wettelijk vastgestelde bijstandsuitkering òf een hogere andere uitkering òf eigen inkomen ontvangen. Hiervoor vraagt de gemeente een eigen bijdrage.

Artikel 12. Hoogte eigen bijdrage.

De hoogte van de eigen bijdrage wordt per persoon vastgesteld en is afhankelijk van de volgende factoren:

Leeftijd cliënt

Burgerlijke staat

Aanwezigheid van kinderen

Inkomen

Voorzien in voeding (door instelling of cliënt zelf)

De hoogte van de eigen bijdrage wordt berekend ingevolge artikel 4 van de “Verordening eigen bijdrage maatschappelijke opvang en vrouwenopvang Zaanstad”.

(bedragen worden geïndexeerd in december)

voorziening

leeftijd

maatschappelijke opvang

per dag

begeleid wonen

vrouwenopvang

per dag

passanten / crisisbed

€ 7,00

nvt

nvt

18 t/m 20 jaar

€ 235,00

€ 7,58

 € 295,00

€ 130,20

€ 4,20

18 t/m 20 jaar + 1 kind

nvt

nvt

€ 184,45

€ 5,95

21 jaar

€ 298,00

€ 9,61

 € 295,00

€ 218,55

€ 7,05

21 jaar + 1 kind

nvt

nvt

€ 372,00

€ 12,00

22 jaar

€ 423,00

€ 13,65

 € 295,00

€ 218,55

€ 7,05

23 jaar en ouder

€ 549,00

€ 17,71

 € 295,00

€ 372,00

€ 12,00

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 13

De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door burgemeester en wethouders aangepast worden conform de ontwikkelingen van de materiele consumptie index, die voor de gemeentelijke begroting wordt gehanteerd. Uitzondering hierop vormen de bedragen voor de eigenbijdragen zoals genoemd in de Algemene Maatregel van Bestuur, behorende bij de Wmo. Deze bedragen worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

In afwijking van het vorige lid wordt het tarief van de collectieve ritten aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig het reguliere openbaar vervoer.

Artikel 14

Dit besluit kan worden aangehaald als 'Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zaanstad 2014’.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Zaanstad

burgemeester en wethouders van Zaanstad,

de secretaris, de burgemeester,

BIJLAGE 1: Maximale financiële tegemoetkoming van de kosten van onderhoud en keuring van woonvoorzieningen

De genoemde bedragen gelden voor zover niet geregeld in een contract met een leverancier.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van de onder a t/m i genoemde onderdelen, komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming, tot een maximum van het, voor die onderdelen, vastgestelde bedrag.

Stoelliften

Rolstoel- of plateauliften

Woonhuisliften

Hefplateauliften

Balansliften

Plafondliften

Mechanische inrichting voor het verstellen van keukenblok of wastafel

Open- en sluitingsmechanisme voor deuren

Toiletten voorzien van onderspoel- en föhn inrichting

De maximale vergoeding voor onderhoud en keuringen bedraagt excl. BTW

Keuring

Startkeuring

Kosten

Periodiek

Kosten

Stoellift

Ja

€ 312,-

1 x per 4 jaar

€ 227,-

Rolstoellift

Ja

€ 312,-

1 x per 4 jaar

€ 227,-

Woonhuislift

*

1 x per 1,5 jaar

€ 276,-

Hefplateaulift

*

1 x per 1,5 jaar

€ 281,-

Balanslift

**

1 x per 1,5 jaar

€ 81,-

f.t/m i.

*

1 x per 2 jaar

Kostprijs

* de prijs van de startkeuring is bij de nieuwprijs inbegrepen

** balansliften worden niet meer gemaakt en er is derhalve geen startkeuring

Onderhoudskosten woonvoorzieningen

Onderhoud

Frequentie

Kosten onderhoud

Stoellift

Rolstoellift

Woonhuislift

Hefplateaulift

Balanslift

Plafondlift

1 x per jaar

1 x per jaar

2 x per jaar

2 x per jaar

1 x per jaar

1 x per jaar

€ 156,-

€ 156,-

€ 227,-

€ 156,-

€ 156,-

kostprijs

Er is een maximale toeslag van 50% op bovenvermelde bedragen als: de installatie buiten de woning is geplaatst, er meer dan 1 verdieping wordt overbrugd en als er elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk wegklapbare raildelen.

Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zaanstad 2014

Algemeen

De systematiek van de verordening individuele voorzieningen is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toets plaatsvindt en geen eigen bijdrage wordt gevraagd.

Bij alle andere voorzieningen geldt dat een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden:

Artikel 1. Regels rond verstrekking:

  • 1.

    1 De aanvrager heeft bij toekenning van een individuele voorziening de keuze tussen een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 1.

    2 Het kan hierbij gaan, op individuele gronden beoordeeld, om mensen met een ernstige verslaving of wilsonbekwaamheid die geen zaakwaarnemer hebben, en mensen die schulden hebben waarbij een persoonsgebonden budget kan worden opgeëist door schuldeisers. Ook wanneer eerder is gebleken dat belanghebbende niet goed kan omgaan met een persoonsgebonden budget, wordt deze niet verstrekt.

    Verder bestaat voor het collectief vervoer geen mogelijkheid voor een Pgb. Een nadere uitwerking van de overwegende bezwaren is opgenomen in “beleid en uitvoeringskader voor het persoonsgebonden budget in de Wmo”.

  • 1.

    3 De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd. Zaanstad kiest voor een steekproefsgewijze controle van de verstrekte Pgb's.

Wanneer een goedkopere (maar wel adequate) voorziening dan de geïndiceerde voorziening is aangeschaft door de budgethouder, bijvoorbeeld een occasion, wordt alleen het bestede bedrag vergoed. De termijn waarop de budgethouder geacht wordt van de voorziening gebruik te maken, kan worden aangepast indien de aangeschafte voorziening niet nieuw is.

In geval van hulp bij het huishouden worden alleen die uren vergoed die ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Wanneer teveel voorschot is betaald, vindt verrekening plaats met de volgende voorschotperiode. Bij beëindiging van de indicatie dient het teveel betaalde bedrag aan de gemeente te worden terugbetaald. Indien er geen verrekening of terugbetaling plaatsvindt wordt

het PGB teruggevorderd.

Artikel 2: omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel bij hulp bij het huishouden

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de concept AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.

In het AMvB is gekozen voor het opleggen van een eigen bijdrage van 15% van het meerinkomen ten opzichte van het genoemde norminkomen. Onder dit norminkomen is deze eigen bijdrage maximaal € 247 per jaar (=13 perioden x € 19) voor een alleenstaande en € 353,60 (=13 perioden x € 27,20) voor gehuwde personen. De eigen bijdrage mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de verstrekte voorziening.

Van personen jonger dan 18 jaar mag wettelijk gezien geen eigen bijdrage gevraagd.

De maximaal te heffen eigen bijdrage voor huishoudelijke hulp wordt gesteld op wat de gemeente per uur betaald. Dit is wat de klant maximaal per uur zal betalen. Omdat de Pgb-tarieven anders zijn dan de tarieven in natura, zijn er verschillen tussen de maximale eigen bijdrage in natura en als Pgb.

Vanaf 1 januari 2012 wordt de eigen bijdrage ingevoerd voor mensen die een woon- of vervoersvoorziening verstrekt krijgen. Mensen die al een voorziening hadden gaan onder de eigen bijdrageregeling vallen op het moment dat hun voorziening wordt vervangen. Een aanpassing aan de voorziening geldt niet als een vervanging. De in art 3.1 genoemde voorzieningen vallen niet onder de eigen bijdrage regeling.

Voor zowel financiële tegemoetkomingen als voor voorzieningen die in bruikleen of in eigendom worden verstrekt, geldt dat er gedurende 39 perioden van 4 weken (=3 jaar) een eigen bijdrage wordt gevraagd.

Als de voorziening wordt vervangen (vaak na de afschrijftermijn van 7 jaar) dan wordt bij het verstrekken van de nieuwe voorziening opnieuw de eigen bijdrage opgelegd.

Als de voorziening eerder vervangen moet worden, bijvoorbeeld bij depotverstrekkingen, dan wordt pas na 7 jaar weer een eigen bijdrage gevraagd.

De eigen bijdrageregeling geldt zowel voor mensen in een koop – als in een huurwoning.

Het CAK stelt de hoogte van de eigen bijdrage vast en int. Voor het innen van het eigen aandeel van de financiële tegemoetkoming wordt dezelfde systematiek gehanteerd als bij het innen van de eigen bijdrage voor een voorziening.

In de wet is vastgelegd dat de eigen bijdrage nooit hoger mag zijn dan de prijs die de gemeente ervoor heeft betaald.

Artikel 4: klanttarief collectief vervoer

In artikel 4 worden de tarieven aangegeven die een cliënt dient te betalen bij gebruikmaking van het collectief vervoer.

Alleen in geval van eenmalige belangrijke gebeurtenissen in de privé-sfeer kan er gebruik gemaakt worden van een prioritaire rit. Dit zijn bijvoorbeeld inzegening huwelijk, begrafenis of examen.

Artikel 5: vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

5.1 Dit artikel geeft aan hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. Er is voor gekozen om de indicatie voor Pgb hulp bij het huishouden in uren af te geven. In dit artikel worden de vergoedingen per uur gegeven.

De tarieven voor het Pgb zijn gekoppeld aan de tarieven in natura. (conform de CAO VVT).

5.2 Dit artikel biedt de mogelijkheid voor de geïndiceerde om het budget op rekening van een derde over te maken, tenzij er overwegende bezwaren zijn om het budget aan een derde over te maken. Een nadere uitwerking van de overwegende bezwaren bij feitelijke betaling van het Pgb aan een derde is opgenomen in “beleid en uitvoeringskader voor het persoonsgebonden budget in de Wmo”.

In het geval van het overmaken van het Pgb op rekening van een derde zijn er drie opties:

bewindvoerder

zaakwaarnemer

overige derde

Ad 1: Een bewindvoerder wordt door de rechter aangewezen en daarmee is duidelijk dat de bewindvoerder de administratie van de cliënt verzorgt. De bewindvoerder verzorgt dan ook het beheer en de verantwoording van het Pgb.

Ad 2: Zaakwaarneming vindt plaats zonder tussenkomst van de rechter maar de zaakwaarnemer heeft wel bevoegdheid om namens de cliënt te handelen. De zaakwaarnemer is een “neutraal” persoon. Dit betekent dat de zaakwaarnemer geen relatie met de levering van de hulp kan hebben en dus geen bemiddelingsbureau of zorgleverancier kan zijn.

Ad 3: een andere derde kan bijvoorbeeld een bemiddelingsbureau zijn of iemand die de klant helpt met het regelen en beheer van het budget. Er is een aantal randvoorwaarden die gelden voor deze situatie:

Vanaf 1 januari 2010 heeft de Gemeente Zaanstad met 13 leveranciers een overeenkomst voor hulp bij het huishouden, wat voldoende keuzevrijheid biedt voor de geïndiceerde. Als er twijfels zijn over de mogelijkheden van de klant om het budget goed te beheren en te verantwoorden, kan de klant gewezen worden op de mogelijkheden voor hulp in natura.

De gemeente gaat geen overeenkomst aan met Pgb-bemiddelingsbureaus.

5.3.Het Pgb-servicecentrum van de Sociale verzekeringsbank biedt ondersteuning aan budgethouders hulp bij het huishouden. Een individuele budgethouder kan zelf geen overeenkomst aangaan, dit kan alleen de gemeente. De Gemeente Zaanstad is een overeenkomst aangegaan. Een budgethouder kan ondersteuning krijgen informatievoorziening op arbeidsrechtelijk terrein, modelovereenkomsten en collectieve verzekeringen en voorzieningen, salarisadministratie bij werkgeverschap en loondoorbetaling bij ziekte en Arbo-dienstverlening.

Artikel 6:

Artikel 6, lid 1 regelt hoe de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om het bedrag van de goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de Beleidsregels individuele voorzieningen.

Artikel 6, lid 2 geeft aan dat bij verkoop van een aangepaste woning binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald. Dit was voorheen in de verordening geregeld maar sinds het ingaan van de verordening 2012 is dit in het BMO geregeld.

Artikel 6, lid 3 en 5 tenslotte leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding, woningsanering en onderhoud en reparatie van woningaanpassingen.

Artikel 7:

Artikel 7 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld voor een individuele vervoersvoorziening. Hierbij zal het gaan om b.v. een driewielfiets of scootmobiel. Uitgegaan wordt, conform de verordening, van een gelijkwaardige voorziening. Als daar sprake van is, kan verhoging plaatsvinden met een bedrag dat noodzakelijk is voor onderhoud en reparatie. Voor voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt, wordt aan de leverancier maandelijks een vast bedrag voor onderhoud en reparatie betaald. Eenzelfde bedrag zal verstrekt worden aan personen die de voorziening in de vorm van een Pgb wensen te ontvangen. Dit bedrag zal jaarlijks bij voorschot worden verstrekt aan de budgethouder als de budgethouder een onderhoudscontract kan overleggen.

Vaststelling van de hoogte van het Pgb zal geschieden op basis van het plan van eisen ten aanzien van de voorziening.

Richtbedragen zijn de categorieprijzen van de gecontracteerde leverancier. Voor de producten uit het prijzenboek geldt de hoogste prijs van de betreffende productgroep minus de door de leverancier doorberekende korting.

De afschrijvingstermijn van de voorziening bedraagt 7 jaar.

Artikel 8:

Artikel 8 legt een aantal bedragen vast voor autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de rolstoeltaxikostenvergoeding. In de Beleidsregels individuele voorzieningen wordt vastgelegd wat de voorwaarden voor verstrekking zijn.

Artikel 9

Artikel 9 legt de bedragen vast voor een autoaanpassing. Deze bedragen zijn overgenomen uit het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten.

Artikel 10:

10.1 Artikel 10 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld voor een rolstoel. Uitgegaan wordt, conform de verordening, van een gelijkwaardige voorziening. Als daar sprake van is, kan verhoging plaatsvinden met een bedrag dat noodzakelijk is voor onderhoud en reparatie. Voor rolstoelen die de gemeente in natura verstrekt, wordt aan de leverancier maandelijks een vast bedrag voor onderhoud en reparatie betaald. Eenzelfde bedrag zal verstrekt worden aan personen die de voorziening in de vorm van een Pgb wensen te ontvangen. Dit bedrag zal jaarlijks bij voorschot worden verstrekt aan de budgethouder als de budgethouder een onderhoudscontract kan overleggen.

Richtbedragen zijn de categorieprijzen van de gecontracteerde leverancier.

10.2 De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg, voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een forfaitair bedrag . Dit bedrag is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van 3 jaar. Na deze 3 jaar kan opnieuw een sportrolstoel worden aangevraagd. Met ingang van de nieuwe verordening individuele voorzieningen 2009 is het ook mogelijk een sporthulpmiddel aan te schaffen. Sportservice Noord Holland kan sporters ondersteunen en adviseren hierbij.

Hoofdstuk 7: eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang

Cliënten die gebruik maken van maatschappelijke opvang / vrouwenopvang (movo), betalen een bijdrage in de kosten voor die opvang. Deze bijdrage is niet gebaseerd op een wettelijke grondslag. Het is een gegroeide praktijk uit de tijd van de Welzijnswet. De wetgever heeft er thans voor gekozen de eigen bijdrage wettelijk te regelen via een wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo). Met de wijziging wordt ook voorkoken dat de cliënt een opeenstapeling van eigen bijdragen betaalt in geval van samenloop met andere Wmo-voorzieningen of AWBZ-gefinancierde zorg, zoals bijvoorbeeld begeleiding (Bijdragebesluit zorg). Sinds 21 juni 2010 geldt namelijk reeds een eigen bijdrageregeling voor AWBZ-begeleiding. Deze begeleiding wordt veelal gegeven door instellingen movo. Zonder wettelijke regeling zouden cliënten in de movo die tevens AWBZ-begeleiding krijgen, tegen de heffing van een dubbele eigen bijdrage aanlopen. Hetzelfde geldt voor cliënten die een eigen bijdrage in de kosten voor een Wmo-voorziening moeten betalen. Dit wordt voorkomen door eerdergenoemde wijzigingen van Wmo en Bmo.

Vanaf 1 januari 2014 treedt de Verordening eigen bijdrage Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang in werking. Hiermee krijgt de cliënt meer rechtszekerheid; de instelling maakt bij client kenbaar dat een bijdrage in het kader van de Wmo is verschuldigd Bij het eigen bijdragebeleid in de gemeentelijke verordening moet worden opgenomen en zeker gesteld dat de cliënt in ieder geval een bedrag ter grootte van het zak- en kleedgeld (overeenkomstig de bepalingen van de WWB) overhoudt. Door het opleggen van een eigen bijdrage in het kader de Wmo en deze verordening, wordt samenloop of cumulatie van eigen bijdrage ingevolge de Awbz voorkomen. Om praktische redenen wordt aangesloten bij de huidige bestaande praktijk die er op neerkomt dat de instelling de bijdrage oplegt en int en de betrokkene daarvan in kennis stelt. Daarmee is het recht op nihilstelling van een eigen bijdrage Awbz geborgd.

De eigen bijdragen worden jaarlijks geïndexeerd. De bedragen zijn daarom niet in de Verordening zelf opgenomen maar in dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, dat jaarlijks alle bedragen en eigen bijdragen voor de Wmo vaststelt.

Artikel 11

In artikel 11 lid 1 is de uitzondering voor cliënten in een inrichting opgenomen. Een inrichting is hier gedefinieerd als: “Een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is” (Wwb, art. 1f).

Artikel 12

In dit artikel worden de feitelijke eigen bijdragen gegeven.

Artikel 13

In de verordening individuele voorzieningen heeft het college bepaald dat de bedragen in dit besluit jaarlijks aangepast kunnen worden conform de ontwikkeling van de materiele consumptie index. Deze index wordt ook voor de gemeentelijke begroting gehanteerd. De bedragen voor eigen bijdragen zoals die in de Algemene Maatregel van Bestuur zijn gesteld, dienen jaarlijks gewijzigd te worden aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Artikel 14:

Dit artikel spreekt voor zich.