Regeling vervallen per 01-01-2020

Wijzigingen in de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Zaanstad (AGZ) als gevolg van de LOGA circulaire ECCVA/U201300476 van 4 juli 2013

Geldend van 02-06-2014 t/m 31-12-2019

Intitulé

Wijzigingen in de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Zaanstad (AGZ) als gevolg van de LOGA circulaire ECCVA/U201300476 van 4 juli 2013

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad;

gelet op artikel 160, lid 1 sub c van de Gemeentewet

besluit vast te stellen de volgende wijzigingen van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Zaanstad:

Artikel I Wijzigingen

De arbeidsvoorwaardenregeling wordt als volgt gewijzigd.

A De toelichting op artikel 1:1, onderdeel g en h, en onderdeel j en k, wordt gewijzigd enkomt als volgt te luiden:

onderdeel g en h

De feitelijke arbeidsduur per week kan afwijken van de formele arbeidsduur per week.

onderdeel j en k

Een volledige betrekking heeft een arbeidsduur van ten hoogste 1836 uur per jaar. In deze berekening zijn meegenomen het aantal werkdagen verminderd met het aantal, niet jaarlijks op zaterdag of zondag vallende, feestdagen per jaar, gecorrigeerd met de kans dat zij periodiek op een zaterdag of zondag vallen. Het gaat hier gemiddeld om 5 6/7 dag

per jaar. De in aanmerking genomen feestdagen zijn Nieuwjaarsdag (gemiddeld per jaar5/7 dag), 2e paasdag (7/7), Koningsdag (5/7), Hemelvaartsdag (7/7), 2e pinksterdag (7/7)en de beide kerstdagen (10/7) De berekening is dan als volgt: 365,25 dagen x 5/7 - 5 6/7= 255 dagen. 255 x 7,2 uren (= 36 uren : 5) = 1836 uren.

Indien lokaal nog andere feestdagen zijn aangewezen (zoals bijv. Bevrijdingsdag, GoedeVrijdag, 1 mei, maar ook andere dagen zoals de biddag voor het gewas,carnavalsmaandag en/of -dinsdag, vrije dagen voor de plaatselijke kermis etc.) moetendeze, op overeenkomstige wijze, in mindering worden gebracht op de in dit lid genoemde maximale arbeidsduur. De vermindering bedraagt 5/7 vermenigvuldigd met 7,2 uur bij eenfeestdag die elk jaar op een andere dag van de week valt en 7,2 uur bij een feestdag dieelk jaar op dezelfde dag van de week valt, niet zijnde een zaterdag of zondag.

Een volledige betrekking heeft een formele arbeidsduur van 36 uur per week. De feitelijkearbeidsduur per week kan daarvan afwijken.

B In de algemene toelichting op artikel 3:1 wordt de verwijzing naar artikel 3:3:1 vervangendoor: 3:3A.

C Artikel 3:2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

De ambtenaar als bedoeld in de artikelen 4:3 en 4:8 heeft recht op een vergoeding voor overwerk. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de mogelijkheid aanspraak te maken op een vergoeding, bedoeld in de eerste zin.

Toelichting

Vóór de bestaande toelichting op artikel 3:2 wordt de volgende passage toegevoegd:

Het recht op een overwerkvergoeding geldt alleen voor de ambtenaar voor wie debijzondere regeling van de werktijden geldt. De bijzondere regeling van de werktijden staatin de artikelen 4:3 tot en met 4:7. Het recht op overwerkvergoeding geldt ook voorbrandweerpersoneel dat in dienstroosters werkt (artikel 4:8).

D In artikel 3:2:1, vijfde lid, onderdeel b, wordt de verwijzing naar artikel 4:2:1, derde lid,vervangen door: 4:5, derde lid.

In artikel 3:2:1, vijfde lid, onderdeel c, wordt tweemaal de verwijzing naar artikel4:2:1,derde lid, vervangen door: 4:5, derde lid.

E Artikel 3:3, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

De ambtenaar als bedoeld in de artikelen 4:3 en 4:8 heeft recht op een vergoeding over

de werktijd vastgesteld op:

  • a.

    maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 24.00 uur;

  • b.

    zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur;

  • c.

    zondag tussen 0.00 en 24.00 uur.

Toelichting

Vóór de bestaande toelichting op artikel 3:3 wordt de volgende passage toegevoegd:

Het recht op een vergoeding onregelmatige dienst geldt alleen voor de ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling van de werktijden en voor het brandweerpersoneel dat indienstroosters werkt. De bijzondere regeling van de werktijden staat in artikel 4:3 tot en met 4:7. Artikel 4:8 gaat over de werktijden bij de brandweer.

In de toelichting op artikel 3:3, derde lid, wordt de verwijzing naar artikel 4:2, tweede lid, onderdeel d, vervangen door: artikel 4:4, vierde lid, onderdeel b.

In de toelichting op artikel 3:3, vierde lid wordt de verwijzing naar artikel 3:3:1 vervangen door: artikel 3:3A.

F Artikel 3:3:1 wordt geschrapt en na artikel 3:3 wordt een nieuw artikel 3:3A ingevoegd.

Artikel 3:3A komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het college stelt voor de ambtenaar aan wie de verplichting bedoeld in artikel 2:1B, tweede lid, onderdeel c, is opgelegd, regelen ter vergoeding daarvan. Geen vergoeding wordt toegekend indien uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging met vorenbedoelde verplichting rekening is gehouden.

  • 2.

    De ambtenaar die valt onder de standaardregeling en die aangewezen is voor hetverrichten van beschikbaarheidsdiensten als bedoeld in artikel 2:1B, tweede lid,onderdeel c, heeft over de uren buiten het dagvenster dat hij daadwerkelijk arbeidverricht recht op een buitendagvenstervergoeding.

De toelichting op artikel 3:3A komt als volgt te luiden:

Lid 1

Met dit artikel wordt duidelijk dat voor de beschikbaarheidsdiensten een afzonderlijke vergoedingsregeling door het college wordt vastgesteld. Voor beschikbaarheidsdiensten geldt dus niet automatisch een toelage onregelmatige dienst.

Lid 2

De ambtenaar die valt onder de standaardregeling van de werktijden kan door de werkgever aangewezen worden voor het verrichten van beschikbaarheidsdiensten. Hiervoor geldt op grond van het eerste lid een vergoeding. Wordt de ambtenaar opgeroepen om daadwerkelijk werkzaamheden te verrichten gedurende zijn beschikbaarheidsdienst dan ontvangt hij een buitendagvenstervergoeding over de uren buiten het dagvenster. Verricht hij werkzaamheden op uren binnen het dagvenster dan kan hij die uren op een ander moment in tijd compenseren in overleg met zijn leidinggevende.

G Artikel 3:4 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Het college kan bepalen dat bij verschuiving van de vastgestelde werktijden per week van de ambtenaar als bedoeld in artikel 4:3 en 4:8 anders dan op verzoek van de ambtenaar aanspraak op een vergoeding ontstaat. In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald wanneer recht ontstaat op een verschuivingsvergoeding.

De toelichting op artikel 3:4 komt als volgt te luiden:

Het recht op een verschuivingsvergoeding geldt alleen voor de ambtenaar die valt onderde bijzondere regeling van de werktijden, of die behoort tot het brandweerpersoneel bedoeld in artikel 4:8. De bijzondere regeling van de werktijden staat in de artikelen 4:3 tot en met 4:7.

H Artikel 3:4:1, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3:4 heeft de ambtenaar als bedoeld in de artikelen 4:3 en 4:8 recht op een vergoeding, indien binnen 72 uur voor aanvang van de oorspronkelijk vastgestelde werktijd, de werktijden worden verschoven.

I Er wordt een nieuw artikel 3:8 toegevoegd:

Artikel 3:8 Buitendagvenstervergoeding

  • 1.

    De ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die door het college aangewezen is om arbeid te verrichten buiten het dagvenster als bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, heeft recht op een buitendagvenstervergoeding.

  • 2.

    De buitendagvenstervergoeding bedraagt:

    • -

      50% van het uurloon van de ambtenaar over de gewerkte uren buiten het dagvenster tussen maandag 00:00 uur en vrijdag 24:00 uur;

    • -

      75% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zaterdag;

    • -

      100% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5, derde lid.

  • 3.

    De ambtenaar die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 11 of hoger verbonden is heeft geen recht op een buitendagvenstervergoeding.

De toelichting op artikel 3:8, eerste lid, komt als volgt te luiden:

Er zijn twee situaties waarin een ambtenaar recht kan hebben op de buitendagvenstervergoeding.

  • 1.

    De ambtenaar die valt onder de standaardregeling kan een dienstopdracht krijgen om buiten het dagvenster werkzaamheden te verrichten (artikel 4:2 lid 8). De ambtenaar heeft dan recht op een buitendagvenstervergoeding; dit is een financiële vergoeding. Deze vergoeding bedraagt per gewerkt uur een percentage van het uurloon. De gewerkte uren buiten het dagvenster worden in tijd gecompenseerd. De ambtenaar maakt hierover afspraken met zijn leidinggevende.

    De uren die buiten het dagvenster gewerkt worden kunnen niet omgezet worden in vakantieverlof.

  • 2.

    De ambtenaar die valt onder de standaardregeling van de werktijden kan door de werkgever aangewezen worden voor het verrichten van beschikbaarheidsdiensten. Hiervoor geldt op grond van artikel 3:3A, eerste lid, een vergoeding. Wordt de ambtenaar opgeroepen om daadwerkelijk werkzaamheden te verrichten gedurende zijn beschikbaarheidsdienst danontvangt hij een buitendagvenstervergoeding over de uren buiten het dagvenster. Verricht hij werkzaamheden op uren binnen het dagvenster dan kan hij die uren op een ander moment in tijd compenseren in overleg met zijn leidinggevende.

J Hoofdstuk 4 wordt gewijzigd en komt, inclusief toelichting, als volgt te luiden:

4 Arbeidsduur en werktijden

Artikel 4:1

Het college stelt lokaal een werktijdenregeling vast met inachtneming van hetgeen in dithoofdstuk bepaald is.

Toelichting

In hoofdstuk 4 zijn regels over de werktijden vastgelegd. Dit laat onverlet dat ook oplokaal niveau een werktijdenregeling moet worden vastgesteld in overleg met de OR. Indeze regeling kunnen aanvullende regels gesteld worden die recht doen aan de lokalesituatie. Voorbeelden daarvan zijn bloktijden, openingstijden van het kantoorpand etc.

Paragraaf 1 Standaardregeling voor de werktijden

Toelichting op paragraaf 1

LOGA partijen hebben in de CAO 2011-2012 afspraken gemaakt over flexibilisering vande werktijden, aansluitend bij de behoefte van werkgevers en werknemers. Destandaardregeling is de norm, de bijzondere regeling de uitzondering. Uitgangspunt bij destandaardregeling is dat de ambtenaar (enige) vrijheid heeft bij het bepalen van zijnwerktijden. Dit betekent niet dat er sprake moet zijn van volledige zeggenschap van deambtenaar, dit zou ook strijdig zijn met de gezagsverhouding die de relatie werkgever en werknemer typeert. De ambtenaar heeft een zekere vrijheid in het in het bepalen van zijn

werktijden. De ene dag werkt hij meer omdat hij een deadline moet halen, dit compenseerthij door op een ander moment minder te werken. De werkgever kan wel van de ambtenaarverlangen dat hij op aangewezen momenten aanwezig of beschikbaar is omdat dit bij deuitoefening van zijn functie hoort. Dat strijdt niet met de standaardregeling. Uitgangspuntis goed werkgeverschap en goed werknemerschap. De leidinggevende geeft ruimte envertrouwen, de medewerker draagt een grote professionele verantwoordelijkheid. De ORheeft in dit proces een belangrijke rol; zij monitort of het proces rondom het individueelvaststellen van de werktijden goed verloopt binnen de organisatie en past binnen dekaders van de werktijdenregeling. Als blijkt dat dit niet het geval is kan de OR verbetervoorstellen doen. Een verbetervoorstel kan bijvoorbeeld zijn dat alle medewerkersvan een afdeling, vanwege terugkerende problemen rondom de werktijden, onder debijzondere regeling geplaatst worden, tijdelijk of voor onbepaalde tijd.

Indien de functie van dien aard is dat er niet of nauwelijks sprake is van zeggenschap vande ambtenaar, dat is bijvoorbeeld het geval wanneer in vaste roosterdienst gewerkt wordt,dan kan de standaardregeling niet meer van toepassing zijn. In dat geval worden dewerktijden eenzijdig vastgesteld door het college en geldt de bijzondere regeling vanartikel 4:3 en verder.

Medewerkers die naast hun reguliere werktijden uit hoofde van hun functie

beschikbaarheidsdiensten verrichten, zoals ict-medewerkers en woordvoerders, vallenniet om die reden onder de bijzondere regeling van de werktijden. Als deze medewerkers(enige) vrijheid hebben bij het bepalen van hun reguliere werktijden dan vallen ook zijonder de standaardregeling. Ook het werken in roosters heeft niet per definitie tot gevolgdat medewerkers onder de bijzondere regeling van de werktijden vallen. Indien degemeente gebruik maakt van een systeem van zelfroostering, waardoor medewerkers

zeggenschap krijgen over hun werktijden, dan geldt ook voor deze medewerkers destandaardregeling. De bijzondere regeling is uitsluitend van toepassing op medewerkersdie (vrijwel) geen zeggenschap hebben over hun werktijden.

Artikel 4:2

  • 1.

    De ambtenaar verricht zijn werkzaamheden op tijden binnen het dagvenster.

  • 2.

    Het dagvenster loopt van maandag tot en met vrijdag tussen 7:00 en 22:00 uur.

  • 3.

    De ambtenaar en het college maken voorafgaand aan elk kalenderjaar afspraken over de werktijden, het verlof en de planning van de werkzaamheden van de ambtenaar, voor het komende jaar.

  • 4.

    Ten aanzien van de afspraken over werktijden geldt als uitgangspunt dat

  • a

    hierover overeenstemming bereikt wordt tussen de ambtenaar en het college;

  • b

    de werktijden binnen de normen van de arbeidstijdenwet blijven;

  • c

    de werktijd per dag ten hoogste 11 uren bedraagt en per week 50 uren,tenzij op verzoek van de ambtenaar daarvan wordt afgeweken.

  • 5.

    Als gevolg van gewijzigde omstandigheden kunnen de afspraken over de werktijden aangepast worden.

  • 6.

    De ambtenaar en het college overleggen tweemaal per jaar over de werktijden inrelatie tot de planning van de werkzaamheden.

  • 7.

    Blijkt tijdens dit periodieke gesprek over de werktijden dat het ongewijzigd voortzetten van de planning van de werkzaamheden leidt tot overschrijding van de arbeidsduur per jaar, dan worden de afspraken in overleg aangepast. Indien de ambtenaar en het college het erover eens zijn dat overschrijding van de arbeidsduur per jaar onvermijdelijk is dan wordt in overleg de omvang van de overschrijding vastgesteld, uitgedrukt in uren. De ambtenaar ontvangt voor elk teveel gewerkt uur een vergoeding ter hoogte van het uurloon of een uur vakantieverlof.

  • 8.

    De ambtenaar verricht arbeid op werktijden buiten het dagvenster wanneer dat op grond van dienstbelang noodzakelijk is. Voor de uren die de ambtenaar buiten het dagvenster werkt geldt een buitendagvenstervergoeding als bedoeld in artikel 3:8.

  • 9.

    Ten aanzien van het verrichten van arbeid buiten het dagvenster vanwegedienstbelang is het bepaalde in artikel 4:5 van overeenkomstige toepassing.

  • 10.

    Wanneer de ambtenaar en het college er niet in slagen om de werktijden in overeenstemming vast te stellen, dan stelt het college wanneer het dienstbelang dit vergt eenzijdig de werktijden vast met afweging van alle betrokken belangen. In die situatie geldt ten aanzien van de werktijden van de ambtenaar de bijzondere regeling als bedoeld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk.

  • 11.

    Het college kan de ambtenaar om redenen van dienstbelang incidenteel verzoeken om werkzaamheden te verrichten op werktijden die afwijken van de afspraken die hierover gemaakt zijn op grond van het derde lid. Wanneer de ambtenaar en het college hierover geen overeenstemming bereiken dan heeft de ambtenaar recht op een vergoeding voor de gewerkte uren ter hoogte van de buitendagvenstervergoeding, zoals omschreven in artikel 3:8, tweede lid, eerste aandachtstreepje. Artikel 3:8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 12.

    Het college en de OR evalueren jaarlijks de regels en afspraken over dewerktijden in de organisatie. De OR heeft de bevoegdheid om verbetervoorstellenin te dienen, waarvan het college alleen gemotiveerd kan afwijken.

  • 13.

    Als op 31 december 2013 op grond van een lokale regeling een ruimer dagvenster geldt dan het dagvenster genoemd in het tweede lid, dan blijft vanaf 1 januari 2014 dit ruimere dagvenster gelden.

Toelichting

Algemeen

De standaardregeling heeft als uitgangspunt dat de ambtenaar met zijn leidinggevendeafspraken maakt over invulling van zijn werktijden. Het is uitdrukkelijk niet de bedoelingvan de standaardregeling dat voor iedere ambtenaar een individueel rooster wordtopgesteld in overleg met de leidinggevende. Flexibiliteit en zeggenschap van deambtenaar zijn sleutelbegrippen. De leidinggevende laat een deel van de “control” los.

Daarvoor in de plaats komt verantwoordelijkheid van de medewerker.

De ruimte die de ambtenaar krijgt zal hij zoals het een goed ambtenaar betaamt moeteninvullen.

Lid 3, 4, 5, 6 en 7

Kern van de standaardregeling is dat de ambtenaar met zijn leidinggevende afsprakenmaakt over zijn werkzaamheden, zijn verlof en de planning van zijn werkzaamheden.

Voorwaarde voor toepassing van de standaardregeling is dat de ambtenaar en zijnleidinggevende samen tot overeenstemming komen. Als dat uiteindelijk niet lukt dan stelthet college eenzijdig de werktijden vast, maar dan kan de standaardregeling niet meer vantoepassing zijn. In die situatie valt de medewerker onder de bijzondere regeling. Het isonwenselijk dat binnen een afdeling verschillende regimes gelden voor de werktijden.

Toch kan dit voorkomen indien een leidinggevende met een individuele medewerker niettot goede afspraken komt. Komt dit frequenter voor dan is de OR aan zet; zie hiervoor detoelichting op lid 12.

De ambtenaar en zijn leidinggevende overleggen tweemaal per jaar over de werktijden ende planning van de werkzaamheden. Het is niet gewenst dat de ambtenaar veel meer ofminder uren werkt dan zijn formele arbeidsduur. Op de ambtenaar rust eenverantwoordelijkheid om teveel of te weinig werk tijdig aan te kaarten zodat de afsprakendaarop afgestemd kunnen worden. In de situatie dat ambtenaar en leidinggevende heterover eens zijn dat de formele arbeidsduur per jaar overschreden zal worden dan wordtde omvang daarvan vastgesteld. De ambtenaar ontvangt een vergoeding ter hoogte vanhet uurloon of een uur vakantieverlof over de teveel gewerkte uren. De ambtenaar en zijn leidinggevende stellen vast welke vergoeding het meest passend is. Dit gebeurt in iedergeval aan het einde van elk kalenderjaar en bij het einde van een dienstverband. Indien ergeen keuze wordt gemaakt dan worden de te veel gewerkte uren uitbetaald tegen devergoeding.

Lid 8

De toepassing van de standaardregeling sluit niet uit dat het dienstbelang werken buitenhet dagvenster noodzakelijk maakt. Hier staat een buitendagvenstervergoedingtegenover.

Lid 10

In het derde lid is bepaald dat de ambtenaar en zijn leidinggevende afspraken maken overde werktijden. Als dat niet lukt is dit lid van toepassing. Dit lid heeft geen betrekking opincidentele gevallen; daarvoor geldt het bepaalde in het elfde lid.

Lid 11

Ten aanzien van de werktijden zijn de afspraken zoals bedoeld in het derde lid leidend.

Het kan incidenteel voorkomen dat een ambtenaar vanwege dienstbelang op anderetijden moet werken. Het gaat in dit lid dan om tijden die binnen het dagvenster vallen.

Uitgangspunt is dat ook in deze situatie de ambtenaar en zijn leidinggevende tot goedeafspraken komen. Als dat niet mogelijk blijkt te zijn en het is om redenen van dienstbelangnoodzakelijk dat de ambtenaar werkzaamheden verricht dan heeft de ambtenaar recht opeen vergoeding ter hoogte van de laagste buitendagvenstervergoeding.

Lid 12

Het individuele overleg over werktijden vraagt veel van leidinggevende en medewerker.

Daarom is het belangrijk dat binnen de organisatie gevolgd wordt hoe dit proces verloopt.

De OR is hiervoor het aangewezen orgaan. Als de OR problemen signaleert, bijvoorbeeldbinnen een specifieke afdeling, dan kan de OR verbetervoorstellen doen aan het college.

Lid 13

Er zijn gemeenten waar voor inwerkingtreding van de nieuwe regels over werktijden eendagvenster gold dat op onderdelen ruimer was dan het dagvenster zoals omschreven inartikel 4:2, tweede lid. Met dagvenster wordt in dit verband gedoeld op uren/dagenwaarvoor geen onregelmatigheidstoelage verstrekt wordt. Op grond van de regels over de

ort en werktijden zoals deze golden op 31 december 2013 was het bijvoorbeeld mogelijkom de ambtenaar op zaterdag voor ten hoogste drie uren in te roosteren zonderaanspraak op een ort. Als de gemeente op 31 december 2013 een werktijdenregeling meteen ruimer dagvenster had en die in overeenstemming met de regels van de CAR-UWOwas, dan blijft dit ruimere dagvenster ook gelden vanaf 1 januari 2014.

Paragraaf 2 Bijzondere regeling voor de werktijden

Artikel 4:3 Werkingssfeer

Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar van wie de werktijd eenzijdig wordtvastgesteld door het college.

Toelichting

De bijzondere werktijdenregeling geldt voor medewerkers die geen of heel geringezeggenschap hebben over hun werktijden; hun werktijden worden eenzijdig vastgestelddoor het college. Het gaat in deze situatie in elk geval om medewerkers die in een roosterwerken en geacht worden op vaste tijden hun werk te verrichten.

Als de ambtenaar die valt onder de standaardregeling geen overeenstemming bereikt metzijn leidinggevende over zijn werktijden dan is de bijzondere regeling op hem vantoepassing. Zijn werktijden worden dan eenzijdig vastgesteld.

Bijzondere regeling

Artikel 4:4 Vaststelling werktijden

  • 1.

    Het college stelt de werktijden van de ambtenaar vast.

  • 2.

    De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 11 uur per dag en 50 uur per week.

  • 3.

    Wanneer voor de ambtenaar wisselende werktijden gelden dan legt het college deze vast in een rooster.

  • 4.

    Bij de vaststelling van de werktijden worden de volgende regels in acht genomen:

    • a.

      De werktijden worden ten minste één maand voor aanvang bekend gemaakt aan de ambtenaar.

    • b.

      De werktijd van de ambtenaar wordt niet uitsluitend vastgesteld op een wijze waardoor een aanspraak op een ORT wordt ontweken.

Artikel 4:5 Werken op zon- en feestdagen

  • 1.

    De ambtenaar verricht geen werkzaamheden op zaterdag en zondag, tenzij het dienstbelang dit noodzakelijk maakt. Een afwijking hiervan is slechts mogelijk voor ten hoogste 26 zondagen per jaar.

  • 2.

    Bij de vaststelling van de werktijden van de ambtenaar wordt zoveel mogelijk gezorgd, dat de ambtenaar op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagsrust zo weinig mogelijk wordt beperkt.

  • 3.

    Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de nieuwjaarsdag, de tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koning wordt gevierd.

  • 4.

    Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die door het college zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten.

  • 5.

    Het bepaalde in dit artikel vindt voor hem die tot een kerkgenootschap behoort datde wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, overeenkomstige toepassing indien hij een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend.

Toelichting

Lid 2

Als in het belang van de dienst op een zondag/feestdag arbeid moet worden verricht, moet de ambtenaar zo veel mogelijk in de gelegenheid worden gesteld de kerk te bezoeken en dient de arbeid zo beperkt mogelijk te worden gehouden. Hoe moet worden omgegaan met degene die tot een kerkgenootschap behoort dat de wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, is geregeld in het vijfde lid van dit artikel.

Lid 3

Het verrichten van arbeid op de genoemde feestdagen wordt voor dit artikel gelijkgesteldaan het verrichten van arbeid op zondag. Voor de bepaling van de hoogte van de overwerkvergoeding voor gewerkte tijd op bijvoorbeeld tweede paasdag geldt dat - op grond van artikel 3:2:1, vijfde lid, onder b, van de UWO - deze feestdag gelijk wordt gesteld aan een zondag. Voor een berekeningsvoorbeeld van de overwerkvergoeding wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3:2:1, vijfde lid, onder a, van de UWO.

Lid 4

Voorbeelden van door het college aangewezen feestdagen zijn de carnavalsmaandag,maar ook de 5-meiviering in de jaren dat geen sprake is van de officiële lustrumviering.

Dergelijke aangewezen dagen moeten in de berekening van de arbeidsduur op jaarbasis worden meegenomen. Wat het recht op overwerkvergoeding op dergelijke feestdagenbetreft geldt hetzelfde als in de toelichting bij het derde lid is aangegeven. De hoogte vande overwerkvergoeding is in dit geval afhankelijk van de dag waarop de feestdag valt. Zogeldt voor de bepaling van de hoogte van de overwerkvergoeding voor gewerkte tijd opeen carnavalsmaandag hetgeen in artikel 3:2:1, vijfde lid, onder a, van de UWO isgeregeld ten aanzien van een "gewone" maandag.

Artikel 4:6

Indien door de ambtenaar, bedoeld in artikel 3:3, arbeid op zaterdag of zondag wordt verricht, wordt hem voor elke zaterdag of zondag waarop hij arbeid heeft verricht een werkdag ter vrije beschikking toegekend.

Artikel 4:7 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van de artikelen 4:1 tot en met 4:6 nadere regels stellen.

Paragraaf 3 Werktijden brandweerpersoneel in dienstroosters

Artikel 4:8

  • 1.

    De artikelen 4:1 tot en met 4:7 zijn niet van toepassing op de ambtenaar die bij debrandweer werkzaam is in een dienstrooster.

  • 2.

    Het college stelt voor de ambtenaren genoemd in het eerste lid van dit artikel eenwerktijdenregeling vast.

  • 3.

    Bij het vaststellen van het dienstrooster draagt het college er zorg voor dat dearbeidsduur per jaar niet wordt overschreden.

Paragraaf 4 Opgebouwde verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid

Artikel 4:9

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    opgebouwde verloftegoed: het voor 1 april 2006 opgebouwde verlof in het kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;

  • b.

    kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: het omzetten van het opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

  • 2.

    Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de ambtenaar door het college verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. De ambtenaar geniet het verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.

  • 3.

    De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed.

    Het college beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en waneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in eenvolgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Het college beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.

  • 4.

    In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwdeverloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zonodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 5.

    In geval van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:6, 8:7, 8:8, 8:10 of 8:11 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 6.

    In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.

  • 7.

    In geval van ontslag op grond van artikel 8:4 en 8:5 of 8:9 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald op grond van het tiende lid.

  • 8.

    In het geval van overlijden van de ambtenaar wordt aan de nabestaanden, met inachtneming van het bepaalde van artikel 8:16:2, het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 9.

    In geval het ontslag als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk ontslag betreft, worden tussen de ambtenaar en het college nadere afspraken gemaakt over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.

  • 10.

    Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

K De eerste zin in de toelichting op artikel 6:2, tweede lid wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Een ambtenaar kan verzoeken in enig jaar maximaal 50,4 uur op jaarbasis (bijeen volledige betrekking) meer te werken dan de maximale arbeidsduur van 1836 uur.

L In artikel 6:2:2, tweede lid, wordt de verwijzing naar artikel 4:2:1, derde lid vervangen door:

4:5 lid 3.

M In artikel 6a:6, onderdeel f wordt de verwijzing naar artikel 4:3, derde lid vervangen door:

4.9 lid 3.

N Artikel 19b:12, eerste en tweede lid worden gewijzigd en komen als volgt te luiden:

  • 1.

    In afwijking van artikel 4:4 lid 2, is op de ambtenaar artikel 5.7 van de Arbeidstijdenwet van toepassing.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4:4 lid 3 verstrekt het college zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen twee maanden na ingang van een cursusjaar een rooster van de in dat cursusjaar te werken uren.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag volgend op de dag van bekendmaking, maar niet eerder dan 1 juni 2014.

Aldus vastgesteld in het college van burgemeester en wethouders van gemeente Zaanstad, d.d. 11 maart 2014

De burgemeester,

De gemeentesecretaris,