Regeling vervallen per 01-01-2017

Nadere regels krachtens de parkeerverordening 2014

Geldend van 19-02-2014 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad,

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de artikelen 4, derde lid, 6, zevende lid, 7, zesde lid en 12 van de Parkeerverordening 2014,

B E S L U I T :

tot het vaststellen van:

NADERE REGELS KRACHTENS DE PARKEERVERORDENING 2014

Artikel 1

  • 1.

    De aanvrager van een vergunning in de categorie I of II of met een woon- dan wel vestigingsadres op de Gedempte Gracht dient bij zijn aanvraag aan te geven of hij een vergunning wenst voor het gebied Oud West of een vergunning voor het gebied Russische Buurt.

  • 2.

    De bewoner met een woonadres op de Gedempte Gracht die verzoekt om het verstrekken van bezoekersvergunningen, dient bij zijn verzoek aan te geven of hij bezoekersvergunningen wenst voor het gebied Oud West of een vergunning voor het gebied Russische buurt.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een verzoek om bezoekersvergunningen mantelzorg.

Artikel 2

De houder van een bezoekersvergunning dan wel een bezoekersvergunning mantelzorg dient de volgende handelingen te verrichten om de vergunning geldig te maken:

  • -

    het met pen vermelden van het kenteken van het voertuig waarvoor de vergunning wordt gebruikt;

  • -

    het aangeven van de datum van geldigheid van de vergunning door het open krassen van de vakjes op de bezoekersvergunning die de gewenste dag en maand aangeven.

Artikel 3

  • 1.

    Er worden maximaal 150 Burchtvergunningen verleend.

  • 2.

    Burchtvergunningen zijn geldig op maandag tot en met vrijdag tot 19.00 uur.

  • 3.

    Burchtvergunningen worden verleend in volgorde van ontvangst van de aanvraag. Bij gelijktijdige ontvangst vindt loting plaats.

Artikel 4

  • 1.

    Een vergunning is niet overdraagbaar.

  • 2.

    Bij eigenhandig wijzigen of kopiëren van een vergunning wordt de vergunning ingetrokken.

  • 3.

    De houder van een vergunning kan aan de vergunning geen recht ontlenen op een parkeerplaats.

  • 4.

    De houder van de vergunning dient alle aanwijzingen van het bevoegd gezag stipt en onmiddellijk op te volgen.

  • 5.

    In geval van wijziging van één of meer omstandigheden die relevant waren voor het besluit tot het verlenen van de vergunning, dient de vergunninghouder dit bij het college te melden. De vergunninghouder dient de melding te adresseren op dezelfde wijze als de aanvraag van een nieuwe vergunning.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.