Regeling vervallen per 12-12-2023

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Zaanstad 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 11-12-2023

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Zaanstad 2015

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente Zaanstad 2015

Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zaanstad 2015. In de verordening en in de toelichting daarop zijn de kaders van de wet uitgewerkt. Op onderdelen is het nodig om nadere regels te stellen. De gemeente streeft ernaar de professional zo veel mogelijk ruimte te geven om maatwerk te leveren en zo min mogelijk regels vooraf te stellen. Deze beleidsregels voorzien in de hoognodige aanvullingen op de verordening.

Artikel 1: Geldigheidsduur van een beschikking voor dienstverlening

  • 1. Voor langdurige en stabiele situaties is de geldigheidsduur gesteld op maximaal vijf jaar.

  • 2. Voor mensen vanaf 85 jaar met een constante hulpvraag en een stabiele situatie wordt een beschikking voor onbepaalde tijd afgegeven.

  • 3. Een persoonsgebonden budget voor dienstverlening wordt voor maximaal één jaar afgegeven.

Artikel 2: Overgang in 2015

  • 1. De arrangementen vormen de invulling voor de maatwerkvoorziening. Alle burgers die in 2015 geherindiceerd worden en burgers met een nieuwe aanvraag, gaan over in het model van arrangementen. Dit geldt zowel voor activiteiten rondom begeleiding, dagbesteding als voor hulp bij het huishouden en kortdurend verblijf.

  • 2. In het arrangement komt er een vast bedrag voor de in te zetten ondersteuning per 4 weken en wordt er een resultaat met de aanbieder en de cliënt afgesproken. Met de klant kan worden afgesproken welke activiteiten gedaan moeten worden.

  • 3. Wanneer na herindicatie de toekenning verandert, dan kan er een overgangstermijn van maximaal drie maanden gelden.

Artikel 3: Hulp bij het huishouden

  • 1. Het huidige beoordelingskader voor hulp bij het huishouden blijft hetzelfde voor de hoofdactiviteiten “licht huishoudelijk werk” en “zwaar huishoudelijke werk”. Activiteiten rondom “het doen van de was” vallen niet langer onder de maatwerkvoorziening.

  • 2. Alle aflopende indicaties van hulp bij het huishouden worden vanaf 2015 volgens het nieuwe beoordelingskader beoordeeld. Wanneer bij mensen de indicatie wordt verminderd met activiteiten rondom de was, dan krijgen zij deze voorziening nog voor maximaal drie maanden beschikt.

Artikel 4: Beschermd wonen

  • 1. Ambulante begeleiding is aan voorliggend aan beschermd wonen.

  • 2. Mensen met een psychiatrische aandoening die op meerdere leefgebieden belemmeringen ondervinden komen in aanmerking voor beschermd wonen indien de problematiek dusdanig ernstig is dat:

    • • een beschermde woonomgeving nodig is;

    • • een therapeutisch leef klimaat geboden moet worden;

    • • er permanent toezicht is.

Artikel 5: Zelfstandig wonen

  • 1. Iedere burger draagt zelf zorg voor een woning en houdt daarbij rekening met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst.

  • 2. Algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene woonvoorzieningen en de “Regeling aangepaste woningen” zijn voorliggend aan een maatwerkvoorziening.

  • 3. Bij een woningaanpassing boven € 15.000 geldt het primaat van verhuizen.

  • 4. Als er door co-ouderschap sprake is van twee hoofdverblijven voor een kind, dan kunnen de woonvoorzieningen in beide ouderlijke woningen worden getroffen. De ouders zijn verplicht om vooraf met de gemeente in overleg te treden om gezamenlijk op zoek te gaan naar de goedkoopst-adequate oplossing.

Artikel 6: Lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een maatwerk voorziening.

  • 2. Eén maal per vijf jaar kan er een beroep op autoaanpassingen worden gedaan, ongeacht de leeftijd van de auto. Bij aanvraag/noodzaak tot aanpassing binnen 5 jaar na de vorige toekenning, zal de aanvrager de aanpassing zelf moeten bekostigen.

  • 3. Bij een indicatie voor het Aanvullend openbaar vervoer kan de aanvrager (die een auto in eigendom heeft en in het bezit is van een rijbewijs maar een autoaanpassing nodig heeft) de keuze worden geboden om in plaats van het Aanvullend openbaar vervoer een tegemoetkoming in de kosten voor een aanpassing in de auto te krijgen tot een maximum bedrag, conform het bepaalde in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 7: Afwegingskader voor verplaatsen in en om de woning

  • 1. Een rolstoel voor incidenteel gebruik is een algemene voorziening.

  • 2. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening en wordt niet gerekend tot de rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning. Een sportrolstoel of sporthulpmiddel is een maatwerkvoorziening en kan eens per 3 jaar worden verstrekt, via een forfaitair bedrag conform het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2015.

Toelichting

Artikel 1: Geldigheidsduur van een beschikking voor dienstverlening

In de verordening is in de toelichting op artikel 10 opgenomen dat een beschikking voor maximaal vijf jaar afgegeven kan worden. In het huidige beleid geldt dat voor mensen boven de 80 en mensen met een verstandelijke beperking en een stabiele hulpvraag, er een beschikking voor onbepaalde tijd afgegeven kon worden. Deze is bijgesteld naar ouderen van 85 jaar en ouder en is daarmee in lijn met het Beleidskader Jeugd&Wmo/AWBZ.

Een beschikking voor een persoonsgebonden budget heeft in eerste instantie een geldigheidsduur van maximaal één jaar. Na een jaar kan de budgethouder een herbeoordeling aanvragen bij het wijkteam en kan worden getoetst of de ondersteuning en de inzet van het budget het gewenste resultaat heeft gehad. Bij de toetsing is het ondersteuningplan/budgetplan leidend. Vervolgens kan weer een nieuwe beschikking worden afgegeven en indien de situatie daartoe aanleiding geeft, kan de beschikking ook voor een langere termijn worden afgegeven.

Artikel 2: Overgang in 2015

In de aanbesteding is met de aanbieders een model van arrangementen en resultaten afgesproken. Met de herindicatiegesprekken worden deze arrangementen onderzocht en toepast.

De arrangementen vormen de invulling voor de maatwerkvoorziening. Alle burgers die in 2015 geherindiceerd worden, gaan over in het model van arrangementen dat in de inkoop is afgesproken. Dit geldt zowel voor activiteiten rondom begeleiding, dagbesteding als voor hulp bij het huishouden en kortdurend verblijf.

In het arrangement komt er een vast bedrag voor de in te zetten ondersteuning per vier weken en wordt er een resultaat met de aanbieder en de cliënt afgesproken. Met de klant kan worden afgesproken welke activiteiten gedaan moeten worden.

Artikel 3: Hulp bij het huishouden

Voor hulp bij het huishouden is een grote bezuiniging aangekondigd die vanaf 2015 zijn beslag gaat krijgen. In het beleidskader Jeugd&Wmo/AWBZ heeft de gemeente Zaanstad gekozen om de bezuiniging vooral te vinden in hulp bij het huishouden categorie 1 (hbh 1).

Voor de afweging of iemand huishoudelijke hulp nodig heeft wordt het bestaande beoordelingskader gebruikt. Wel wordt het protocol aangescherpt:

Dit protocol bevatte drie hoofdactiviteiten: licht huishoudelijke werk, zwaar huishoudelijke werk en was. het lichte en zware huishoudelijk werk zullen onderdeel blijven van de indicatie voor hbh1 maar het onderdeel was komt te vervallen. Alleen in uitzonderlijke situaties, waar men geen gebruik kan maken van een was-service, is het mogelijk de indicatie te verhogen voor het doen van de was.

Er komen twee alternatieven voor hulp bij het huishouden:

  • 1.

    • de algemene voorziening in de wijk. Het sociaal wijkteam heeft de opdracht om algemene voorzieningen in de wijk te ontwikkelen

  • 2.

    • de toelage huishoudelijke hulp; dit is een regeling vanuit het rijk dat het voor burgers mogelijk maakt om tegen een gereduceerd tarief huishoudelijke hulp in te huren via de thuiszorgorganisatie.

Artikel 4: Beschermd wonen

Cliënten die in aanmerking komen voor beschermd wonen zijn niet in staat zelfstandig te wonen vanwege een psychiatrische aandoening in combinatie met belemmeringen op meerdere leefgebieden. De problematiek is dusdanig ernstig dat de aanwezigheid van 24-uurs toezicht noodzakelijk is.

Het streven is om mensen zo lang mogelijk ambulant te begeleiden. Zorg in een instelling of beschermd wonen komt in beeld als het voor de cliënt nodig is dat:

  • - Er een beschermde woonomgeving is

  • - Er een therapeutisch leef klimaat is

  • - En er permanent toezicht is.

Mocht dit niet voldoen, volgt verwijzing naar de Wet langdurige zorg of Zorgverzekeringswet.

Artikel 5: Zelfstandig wonen

In dit artikel worden de belangrijkste beleidsregels uit het huidige Wmo-beleid van de gemeente Zaanstad beschreven. Met het ingaan van de Wmo 2015 zijn de oude verordening en beleidsregels ingetrokken. De hier beschreven regels zijn minimaal nodig om de huidige uitvoeringspraktijk voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen te kunnen continueren.

Uitgangspunt is dat iedere burger eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst.

In de verordening is opgenomen dat algemeen gebruikelijke voorzieningen en algemene woonvoorzieningen voorliggend zijn aan een maatwerkvoorziening. De voorrangsindicatie die mogelijk is via de “Regeling aangepaste woningen”, waar mensen zelf met een voorrangsindicatie kunnen zoeken naar een geschikte, gelijkvloerse woning, is een voorbeeld van een algemene voorziening.

Volgens de verordening wordt bij woningaanpassingen boven € 15.000 het primaat van verhuizen toegepast; onder dit bedrag heeft de burger de keuze tussen verhuizen naar een adequate woning of een woningaanpassing.

Wanneer de aanpassing duurder zal zijn dan € 15.000, geldt het primaat van verhuizen. Bij de toepassing van het primaat van verhuizen zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg.

In de situatie van co ouderschap is er sprake van 2 hoofdverblijven voor het kind. Beide woningen kunnen dan worden aangepast op grond van de Wmo. Het co ouderschap van de ouders dient wel juridisch geborgd te zijn.

Artikel 6: Lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning.

Een collectief vervoersysteem heeft de prioriteit, mits men rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Om het collectieve karakter niet in gevaar te brengen is de keuze voor het persoonsgebonden budget hier niet mogelijk.

Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief.

Daarom wordt in artikel 6.2 aangehaald dat alleen de meerkosten ten opzichte van een auto-gebruiker zonder beperkingen worden vergoed.

Het huidige beleid biedt de auto-gebruiker de mogelijkheid om zijn indicatie voor het AOV om te ruilen voor een noodzakelijke aanpassing aan zijn auto. Dit beleid wordt met de nieuwe Wmo gecontinueerd. In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is het bedrag opgenomen dat eens per 5 jaar beschikbaar wordt gesteld voor de aanpassing. Mocht het zo zijn dat de situatie van de aanvrager tussentijds wijzigt, bijvoorbeeld door een progressieve aandoening, dan volgt een nieuw onderzoek en kan dit tot een nieuwe toekenning leiden.

Artikel 7: Afwegingskadervoor verplaatsen in en om de woning

Met verplaatsing in en om de woning wordt het gebruik van de rolstoel bedoeld, die wordt gebruikt voor dagelijks zittend gebruik. Een rolstoel die incidenteel wordt gebruikt, bijvoorbeeld om af en toe een langere afstand af te leggen en waar de gebruiker wordt geduwd is een algemene voorzienig. Een rolstoel voor incidenteel gebruik is beschikbaar via de rolstoel en scootmobiel pool.