Parkeerverordening Zaanstad 2017

Geldend van 24-10-2017 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening Zaanstad 2017

AFDELING I. DEFINITIES

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad;

  • b.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • c.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder a van het RVV 1990;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder van een motorvoertuig: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • f.

    bedrijf:

    • i.

      elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht,

    • ii.

      de zelfstandige die arbeid verricht in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep, of

    • iii.

      een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college is gelijkgesteld; met dien verstande dat bedrijven worden beschouwd als één bedrijf indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel indien sprake is van een(juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond;

  • g.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • h.

    centrale computer: de computer van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren;

  • i.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • j.

    parkeervergunning: een vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkerenop daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen zonder de parkeerapparatuur in werking te stellen;

  • k.

    mantelzorgontvanger: degene met een schriftelijke verklaring van het college waaruit blijkt dat er mantelzorg wordt ontvangen.

AFDELING II. PARKEERVERGUNNINGEN VOOR BEWONERS EN BEDRIJVEN

Artikel 2. Bewonersparkeervergunning

  • 1.

    Een bewonersparkeervergunning kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een door het college aangewezen gebied als bedoeld in Artikel 22.

  • 2.

    Een bewonersparkeervergunning wordt uitsluitend verleend voor het gebied waarbinnen de aanvrager als inwoner staat ingeschreven.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen een bewonersparkeervergunning verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het tweede lid genoemde vereisten.

  • 4.

    Aan een bewonersparkeervergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.

Artikel 3. Bedrijvenparkeervergunning

  • 1.

    Een bedrijvenparkeervergunning kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een bedrijf uitoefent dat is gevestigd in een door het college aangewezen gebied als bedoeld in Artikel 21.

  • 2.

    Een bedrijvenparkeervergunning wordt uitsluitend verleend voor het gebied waarbinnen het bedrijf van de aanvrager is gevestigd.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen een bedrijvenparkeervergunning verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het tweede lid genoemde vereisten.

  • 4.

    Aan een bedrijvenparkeervergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.

Artikel 4. Weigering in verband met parkeereis

  • 1.

    In dit artikel wordt onder een parkeereis verstaan de verplichting om bij realisatie van een bouwwerk een of meerdere parkeerplaatsen aan te leggen conform de parkeernorm zoals vastgelegd in de bouwverordening, het bestemmingsplan of het omgevingsplan.

  • 2.

    Een parkeervergunning wordt niet verleend aan de bewoner of bedrijfsmatig gebruiker van een bouwwerk dat na 2016 is gebouwd, indien met toestemming van het college niet is voldaan aan de voor dat bouwwerk geldende parkeereis.

  • 3.

    Het vorige lid geldt niet, indien de parkeereis is afgekocht door middel van een bijdrage in het bereikbaarheidsfonds.

Artikel 5. Aantallen parkeervergunningen

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder een parkeerplaats op eigen terrein:

    • i.

      een parkeerplaats waarover de aanvrager van een vergunning kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving of anderszins;

    • ii.

      een parkeerplaats in een (collectieve) garage of op een perceel, die/dat volgens een raadsbesluit, een omgevingsvergunning, een erfpachts- of splitsingsakte of een huur- of koopovereenkomst voorde woning van de aanvrager van een vergunning bestemd is;

    • iii.

      een oprit die voldoende ruimte biedt voor het parkeren van ten minste één auto;

    • iv.

      een voormalige parkeerplaats op eigen terrein die na 11 oktober 2012 door of vanwege de aanvrager van een vergunning een andere bestemming dan die van parkeerplaats heeft gekregen;

  • 2.

    Per adres worden maximaal twee bewoners- of bedrijvenparkeervergunningen verleend.

  • 3.

    Aan de aanvrager die beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein op zijn woon- dan wel vestigingsadres, wordt maximaal één bewoners- of bedrijvenparkeervergunning verleend.

  • 4.

    Aan de aanvrager die beschikt over twee of meer parkeerplaatsen op eigen terrein op zijn woon- dan wel vestigingsadres, wordt geen bewoners- of bedrijvenparkeervergunning verleend.

Artikel 6. Beperking aantal tweede parkeervergunningen

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder een tweede parkeervergunning: een parkeervergunning die als tweede bewoners- of bedrijvenparkeervergunning voor een adres wordt verleend.

  • 2.

    Het college kan besluiten dat in een door het college aangewezen gebied maximaal een door het college bepaald aantal tweede parkeervergunningen wordt verleend.

  • 3.

    Een tweede parkeervergunning wordt geweigerd, indien daarmee het in het vorige lid bedoelde maximum aantal wordt overschreden.

AFDELING III. BIJZONDERE PARKEERVERGUNNINGEN

Artikel 7. Volledige bedrijvenparkeervergunning

  • 1.

    Een volledige bedrijvenparkeervergunning kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een bedrijf uitoefent in meerdere gebieden waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 2.

    Een volledige bedrijvenparkeervergunning wordt verleend voor het gehele grondgebied van de gemeente.

  • 3.

    Een volledige bedrijvenparkeervergunning wordt uitsluitend verleend, indien de aanvrager aantoont dat dat hij in meerdere gebieden waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn:

    • a.

      regelmatig werkzaamheden verricht met een spoedeisend karakter, zoals werkzaamheden aan nutsvoorzieningen en storingsdiensten ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, of

    • b.

      noodzakelijkerwijs regelmatig bedrijven of personen bezoekt.

  • 4.

    Geen volledige bedrijvenparkeervergunning wordt verleend voor laden en lossen of voor het doen van financiële afdrachten.

  • 5.

    Een volledige bedrijvenparkeervergunning kan worden verleend voor de duur van een kalenderjaar, een maand of een dag.

  • 6.

    Het college kan in bijzondere gevallen een volledige bedrijvenparkeervergunning verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het tweede lid genoemde vereisten.

  • 7.

    Aan een volledige bedrijvenparkeervergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.

Artikel 8. Burchtvergunning

  • 1.

    Het college kan aan degene die in aanmerking komt voor een bedrijvenparkeervergunning op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor parkeerterrein de Burcht.

  • 2.

    Een vergunning voor parkeerterrein de Burcht wordt aangeduid als een Burchtvergunning.

  • 3.

    Aan de aanvrager van parkeervergunningen voor het parkeerterrein de Burcht worden maximaal tien parkeervergunningen verleend, bedrijvenparkeervergunningen als bedoeld in Artikel 3 daaronder begrepen.

  • 4.

    het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de geldigheid van de burchtvergunning en kan het maximum aantal uit te geven Burchtvergunningen vaststellen.

  • 5.

    Op dagen en tijden waarop parkeerterrein de Burcht is afgesloten, is de houder van een Burchtvergunning gerechtigd elders in de gemeente te parkeren. De aan de Burchtvergunning verbonden voorschriften en beperkingen, voor zover niet onlosmakelijk verbonden aan parkeerterrein de Burcht, blijven van kracht.

  • 6.

    Het college kan besluiten om vanaf een door het college te bepalen datum geen Burchtvergunningenmeer te verlenen, indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is vanwege een te hoge parkeerdruk op parkeerterrein de Burcht.

  • 7.

    Vanaf de dag na de datum van bekendmaking van het in het vorige lid bedoelde besluit, worden aanvragen van Burchtvergunningen buiten behandeling gelaten. Aanvragen die voordien zijn ingediend en waarop nog niet is besloten, worden buiten behandeling gesteld.

Artikel 9. Autodatevergunning

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

    • b.

      autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate;

    • c.

      autodatevergunning: een vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een daartoe aangewezen autodateplaats.

  • 2.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een autodatevergunning verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate op een autodateplaats binnen de gemeente.

  • 3.

    Aan een autodatevergunning kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

  • 4.

    Het college kan autodateplaatsen aanwijzen.

Artikel 10. Marktparkeervergunning

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder een marktparkeervergunning: een parkeervergunning die op een daartoe strekkend verzoek wordt verleend aan de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Marktverordening 2015 Gemeente Zaanstad.

  • 2.

    Er wordt één marktparkeervergunning verleend per vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Marktverordening 2015 Gemeente Zaanstad.

  • 3.

    Een marktparkeervergunning is uitsluitend geldig op de dagen waarop en in de periode waarin de markt wordt gehouden zoals vastgelegd in het inrichtplan als bedoeld in artikel 2 van de Marktverordening 2015 Gemeente Zaanstad.

  • 4.

    Een marktparkeervergunning vervalt op de vervaldatum van de aan de houder verstrekte vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Marktverordening 2015 Gemeente Zaanstad.

Artikel 11. Gehandicaptenparkeervergunning

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder een gehandicaptenparkeervergunning: een vergunning die op een daartoe strekkend verzoek wordt verleend aan de houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2.

    Een gehandicaptenparkeervergunning is geldig voor het gehele grondgebied van de gemeente.

  • 3.

    Aan de aanvrager die beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart voor een gehandicapte bestuurder, aangeduid met een hoofdletter B, wordt een gehandicaptenparkeervergunning verleend voor één motorvoertuig.

  • 4.

    Aan de aanvrager die inwoner is van de gemeente en beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart voor een gehandicapte passagier, aangeduid met een hoofdletter P, wordt een gehandicaptenparkeervergunning verleend, te gebruiken met elk motorvoertuig. Deze gehandicaptenparkeervergunning kan voor slechts één motorvoertuig tegelijk worden gebruikt.

  • 5.

    Aan de aanvrager die geen inwoner is van de gemeente en beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart voor een gehandicapte passagier, aangeduid met een hoofdletter P, wordt een gehandicaptenparkeervergunning verleend voor één motorvoertuig.

  • 6.

    Een gehandicaptenparkeervergunning wordt verleend voor de resterende looptijd van de gehandicaptenkaart.

  • 7.

    Een gehandicaptenparkeervergunning als bedoeld in het vierde of het vijfde lid kan worden geweigerd dan wel ingetrokken, als naar het oordeel van het college aannemelijk is dat de vergunning wordt gebruikt voor andere doeleinden dan het vervoer van de aanvrager.

Artikel 12. Mantelzorgparkeervergunning

  • 1.

    Op aanvraag wordt een mantelzorgparkeervergunning verleend aan de mantelzorgontvanger waarmee de mantelzorgverlener kan parkeren. Bij de aanvraag dient de mantelzorgontvanger de schriftelijke verklaring van het sociaal wijkteam  bij te voegen waaruit blijkt dat er mantelzorg wordt ontvangen.

  • 2.

    Een mantelzorgparkeervergunning is geldig binnen het gebied waarbinnen de mantelzorgontvanger als inwoner staat ingeschreven.

  • 3.

    De mantelzorgparkeervergunning wordt in mindering gebracht op het aantal reguliere parkeervergunningen dat ingevolge Artikel 5 kan worden verleend voor het adres waarop de mantelzorgontvanger staat ingeschreven.

AFDELING IV. PROCEDURELE VOORSCHRIFTEN

Artikel 13. Toepassingsbereik

Deze afdeling is van toepassing op parkeervergunningen als bedoeld in Afdeling II en Afdeling III.

Artikel 14. Nadere regels

Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning.

Artikel 15. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag van een parkeervergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 16. Geldigheidsduur en inhoud van de vergunning

  • 1.

    Een parkeervergunning wordt verleend voor de termijn van een kalenderjaar dan wel een of meer kalendermaanden.

  • 2.

    De parkeervergunning wordt op verzoek van de vergunninghouder na afloop van het kalenderjaar verlengd met telkens een kalenderjaar.

  • 3.

    De parkeervergunning bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 17. Intrekkingen en wijzigingen

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van parkeervergunningen komt te vervallen;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

    • f.

      wanneer door de vergunninghouder in strijd wordt gehandeld met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • g.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • h.

      om redenen van openbare orde of algemeen belang.

  • 2.

    Bij intrekking van een parkeervergunning vindt gedeeltelijke restitutie plaats van de ter zake van de parkeervergunning betaalde belasting. De hoogte van het te restitueren bedrag wordt vastgesteld op basis van het maandtarief zoals vastgelegd in de tarieventabel behorende bij en deel uitmakende van de vigerende Verordening Parkeerbelastingen.

Artikel 18. Beëindiging mantelzorgvergunning

  • 1.

    in afwijking van Artikel 17, eerste lid, onder b wordt de mantelzorgparkeervergunning ingetrokken, wanneer de mantelzorgontvanger als bedoeld in Artikel 12 niet meer als inwoner staat ingeschreven in het gebied waarvoor de vergunning is verleend.

  • 2.

    in aanvulling op Artikel 17, eerste lid, kan het college de mantelzorgparkeervergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de mantelzorgontvanger als bedoeld in Artikel 12.

    • b.

      wanneer de indiener van de verklaring als bedoeld in Artikel 12 niet meer kwalificeert als mantelzorgontvanger.

AFDELING V. BEZOEKERSVERGUNNING

Artikel 19. Bezoekersvergunning

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder een bezoekersvergunning: een parkeervergunning die uitsluitend geldig is gedurende de door de vergunninghouder aangemelde tijdsduur.

  • 2.

    Het college kan op aanvraag van een inwonende van een door het college aangewezen gebied als bedoeld in Artikel 11, eerste lid, een bezoekersvergunning verlenen ten behoeve van bezoekers van dat gebied.

  • 3.

    Per adres wordt niet meer dan een bezoekersvergunning verleend.

  • 4.

    Een bezoekersvergunning kan worden gebruikt voor meerdere motorvoertuigen tegelijk.

  • 5.

    Een bezoekersvergunning is geldig gedurende maximaal 400 uur per kalenderjaar.

  • 6.

    Het college kan op een daartoe strekkend verzoek van het zorgcentrum Saenden aan de NovaZembla 2 een bezoekersvergunning verlenen ten behoeve van bezoekers van de bewoners van het tehuis.De bezoekersvergunning heeft een geldigheid van maximaal 36.800 uur per kalenderjaar.

  • 7.

    Het college kan nadere procedurele regels stellen met betrekking tot het uitgeven en gebruik van bezoekersvergunningen.

Artikel 20. Bezoekersvergunning mantelzorg

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder een bezoekersvergunning mantelzorg: een bezoekersvergunning welke uitsluitend wordt verleend voor gebruik door niet commerciële mantelzorgverleners.

  • 2.

    Op aanvraag wordt een bezoekersvergunning mantelzorg verleend aan de mantelzorgontvanger waarmee een mantelzorgverlener kan parkeren.

  • 3.

    Bij de aanvraag dient de mantelzorgontvanger de schriftelijke verklaring van het sociaal wijkteam, bij te voegen waaruit blijkt dat er mantelzorg wordt ontvangen.

  • 4.

    In afwijking van Artikel 19, vierde lid, is de bezoekersvergunning mantelzorg geldig gedurende maximaal 750 uur per kalenderjaar.

  • 5.

    De bezoekersvergunning mantelzorg wordt geweigerd als de betreffende mantelzorgontvanger gelijktijdig in het bezit is van een bezoekersvergunning conform Artikel 19

Artikel 21. Beëindiging bezoekersvergunningen

  • 1.

    Een bezoekersvergunning eindigt van rechtswege:

    • a.

      op de datum dat de vergunninghouder wordt uitgeschreven als bewoner van het adres waarvoor de parkeervergunning is verleend;

    • b.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen.

  • 2.

    Een bezoekersvergunning kan worden ingetrokken:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • c.

      wanneer door de vergunninghouder dan wel door de bestuurder van het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt gebruikt, in strijd wordt gehandeld met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • d.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • e.

      om redenen van openbare orde of algemeen belang.

  • 3.

    Bij beëindiging van een bezoekersvergunning vindt restitutie plaats van de ter zake van de vergunning betaalde belasting. De hoogte van het te restitueren bedrag wordt vastgesteld op basis van het uurtarief voor de bezoekersvergunning zoals vastgelegd in de tarieventabel behorende bij en deel uitmakende van de vigerende Verordening Parkeerbelastingen.

AFDELING VI. AANWIJZING GEBIEDEN ONDER HET VERGUNNINGSTELSEL

Artikel 22. Aanwijsbesluit

Het college wijst gebieden aan waarbinnen bezoekers- dan wel parkeervergunningen geldig kunnen zijn.

AFDELING VII. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 23. Autodateplaatsen

  • 1.

    Het is verboden op een autodateplaats een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder autodatevergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de autodatevergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 24. Parkeerapparatuur

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking testellen.

Artikel 25. Misbruik en hinder

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een autodateplaats;

    • c.

      op een parkeerplaats met infrastructuur voor het opladen van een voertuig met een elektrische aandrijving;

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING VIII. STRAFBEPALING

Artikel 26. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in Afdeling VII van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING IX. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27. Overgangsrecht voormalig parkeerregime

  • 1.

    Parkeervergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2014 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor parkeervergunningen die ingevolge een bepaling in de afdelingen II tot en met VI van deze verordening niet meer verleend kunnen worden.

  • 3.

    Degene die ingevolge het overgangsrecht van de Parkeerverordening 2014 en de Parkeerverordening 2013 houder is van een parkeervergunning waarvoor hij ingevolge deze verordening niet meer in aanmerking komt, kan aansluitend aan het verstrijken van de vergunningtermijn een nieuwe parkeervergunning aanvragen. De nieuwe parkeervergunning wordt verleend onder dezelfde voorwaarden als de daaraan voorgaande parkeervergunning. Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Een parkeervergunning als bedoeld in het vorige lid is niet overdraagbaar.

Artikel 28. Overgangsrecht bezoekersvergunningen

  • 1.

    Bezoekersvergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2014 worden omgezet in één bezoekersvergunning als bedoeld in Artikel 19.

  • 2.

    Bij de omzetting als bedoeld in het vorige lid wordt het bedrag berekend dat de vergunninghouder gerestitueerd zou krijgen in geval van restitutie van de ter zake van de om te zetten bezoekersvergunningen betaalde belasting. Het aldus berekende bedrag wordt toegerekend aan de nieuwe bezoekersvergunning als bedoeld in het vorige lid.

  • 3.

    Als gevolg van de omzetting als bedoeld in dit artikel kan de maximale geldigheid van een bezoekersvergunning uitsluitend in het kalenderjaar waarin deze verordening in werking treedt, groter zijn dan het maximum aantal uren ingevolge het bepaalde in Afdeling V van deze verordening.

  • 4.

    Geen restitutie vindt plaats voor het aantal uren dat als gevolg van het vorige lid het maximum aantal uren dat de parkeervergunning geldig is, op 1 januari 2018 kleiner is dan op 31 december 2017.

Artikel 29. Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Parkeerverordening 2017”.

Artikel 31. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.