Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Zaanstad

Geldend van 18-05-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 03-09-2009

Intitulé

Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Zaanstad

Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Zaanstad

Vastgesteld als beleidsregel in de zin van artikel 4:81 van de

Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de raadsvergadering van 3 september 2009.

afbeelding binnen de regeling

Inhoudsopgave

Deel 1: Analyse van het Zaanse Landschap

Deel 2: De visie op de beeldkwaliteit

Deel 3: Beeldkwaliteit per deelgebied

afbeelding binnen de regeling

1Inleiding

1.1 Het buitengebied van Zaanstad

Het buitengebied van Zaanstad is onderdeel van het grootstedelijk gebied van de Metropoolregio Amsterdam, waarin stad en land een symbiotische relatie hebben; het metropolitane landschap van de Deltametropool.

Het Zaanse landschap is helder en leesbaar. Het ontleent haar vorm, identiteit en herkenbaarheid aan het vroegere stroomgebied van het Oer-IJ, de veenontginningen en de latere industrialisatie en verstedelijking. Er is duidelijk een overgang herkenbaar van een open en helder landschap aan de westzijde van de Zaanstreek, naar een gevarieerd en geïntensiveerd landschap aan de oostzijde. Het metropolitane karakter wordt verduidelijkt door het wonderlijke contrast tussen de klassieke en kleinschalige veenontginningen en de grootschalige havens en windturbines van de IJpolders, die hun stempel drukken op de beleving van het landschap.

Het landschap is altijd in beweging en onderhevig aan veranderingen. De herkenbaarheid van het landschap wordt bedreigd door versnippering en verrommeling. Open ruimte gaat verloren door de komst van nieuwe woongebieden en bestaande dorpslinten slibben dicht. Het oorspronkelijke beeld van de veenweiden verandert door nieuwe vormen van gebruik zoals natuur, waterberging en recreatie. Wanneer de landbouw verdwijnt, geven nieuwe ontwikkelingen het buitengebied enerzijds een nieuw bestaansrecht, maar anderzijds ook een nieuwe verschijningsvorm.

Om de rol van het Zaanse landschap in de metropoolregio Amsterdam waarde te geven is het ontwikkelen van een sterke identiteit van groot belang. In dit landschap worden nieuwe ontwikkelingen zo gestuurd dat zij een bijdrage gaan leveren aan deze identiteit. Het beeldkwaliteitsplan is het beleidsinstrument dat daarvoor moet zorgen en daartoe moet inspireren.

1.2 Waarom een beeldkwaliteitsplan?

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) van kracht. Uit deze wet volgt dat het ruimtelijke beleid van gemeenten wordt vastgelegd in de gemeentelijke structuurvisie. Het beeldkwaliteitsplan beschrijft de ruimtelijke kaders waarbinnen de gewenste ontwikkelingen een plaats kunnen krijgen in het landschap.

De provincie is voornemens om, met het oog op de gemeentelijke structuurvisies uit de Wro, het beeldkwaliteitsplan verplicht te stellen voor alle buitengebieden in Noord-Holland. Het beeldkwaliteitsplan is al verplicht vanuit de provincie voor ruimtelijke ontwikkelingen in het Nationaal Landschap Laag Holland, waar het Zaanse buitenge- bied onderdeel van uitmaakt.

De Wro kent bestemmingsplannen en projectbesluiten. Wanneer er zich ontwikkelingen voordoen waar een projectbesluit of bestemmingsplan voor nodig is, dient het beeldkwaliteitsplan als ruimtelijke onderbouwing voor de landschappelijke inpassing. Daarnaast kunnen onderdelen uit het beeldkwaliteitsplan verwerkt worden in de voorschriften van een bestemmingsplan.

De provincie heeft in de bestemmingsplanprocedure geen toetsende rol, maar kan gemeenten adviseren bij het opstellen van bestemmingsplannen. Wel kan de provincie in de provinciale verordening regels stellen (juridisch bindende normstelling) als het gaat om de inhoud van (gemeentelijke) bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

In de Provinciale ruimtelijke verordening, vastgesteld op 15 december 2008, is een artikel opgenomen dat ge- meenten verplicht een bestemmingsplan vergezeld te laten gaan van een beeldkwaliteitsplan. In dit artikel wordt gesteld dat het beeldkwaliteitsplan in ieder geval een beschrijving geeft van de vijf onderdelen uit het Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie (2006):

  • -

    aandacht voor de ontwikkelingsgeschiedenis;

  • -

    aansluiting bij de ordeningsprincipes van het landschap;

  • -

    aansluiting bij de bebouwingskarakteristiek (architectuur, stedenbouw, openbare ruimte);

  • -

    inpassing van het plangebied in de wijdere omgeving;

  • -

    aandacht voor de bestaande kwaliteitenvan het gebied en voor maatregelen om negatieve effecten op deze kwaliteiten op te heffen.

1.3 Status van het beeldkwaliteitsplan

Het beeldkwaliteitsplan levert de gemeente een toetsingskader voor ontwikkelingen die zich voordoen in het buitengebied. Door de ruimtelijke kwaliteit van het landschap te benoemen en in een groter kader te plaatsen wordt aangegeven met welke beeldaspecten bij een ontwikkeling rekening gehouden moet worden.

Door het vaststellen van het beeldkwaliteitsplan als beleidsregel, in de zin van artikel 48 van de Algemene wet bestuursrecht, krijgt het plan een juridische status als toetsingskader voor ontwikkelingen in het buitengebied. Het beleidsinstrument beeldkwaliteitsplan wordt als volgt ingezet:

  • Wanneer onderdelen uit het beeldkwaliteitsplan zijn vastgelegd in de voorschriften van een bestemmingsplanlevert dit een concreet instrument om ontwikkelingen tegen te houden of in een bepaalde richting te sturen.

  • Naast een vertaling in de bestemmingsplannen levert het beeldkwaliteitsplan als sectoraal beleidsdocument input voor de structuurvisie, de herziening van de welstandsnota, gebiedsvisies en stedenbouwkundige plannen. Bij de herziening van de welstandsnota moeten onderdelen van het beeldkwaliteitsplan worden overgenomen.

  • Wanneer ontwikkelingen niet vergunningplichtig zijn, bijvoorbeeld kleine bouwwerken en beheer, biedt het beeldkwaliteitsplan geen mogelijkheid dit formeel juridisch te beïnvloeden. Verrommeling en de wijze van beheer heeft grote invloed op de kwaliteit van het landschap. Het beeldkwaliteitsplan wordt in dit geval gebruikt als instrument voor stimulering en promotie van maatregelen. Om dat te bereiken moet het beeldkwaliteitsplan voor landschapsbeheerders en grondeigenaren overtuigend zijn en op een breed maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen.

1.4 Het proces

Het plan is tot stand gekomen vanuit een interne werkgroep, bestaande uit medewerkers van diverse afdelingen van de gemeente Zaanstad. Door middel van een werkbijeenkomst heeft terugkoppeling plaatsgevonden binnen de gemeentelijke organisatie. Hierdoor is de bekendheid van het beeldkwaliteitsplan binnen de organisatie vergroot en is inbreng van kennis vergroot.

Om de betrokkenheid en draagvlak bij burgers van Zaanstad te vergroten, is een externe klankbordgroep samen- gesteld. Deze klankbordgroep bestond uit vertegenwoordigers van diverse maatschappelijke organisaties, gebruikers, beheerders, eigenaren en vertegenwoordigers van de buurtgemeenten. Deze klankbordgroep is twee maal geraadpleegd om de wensen en belangen van de streek te inventariseren en om de aanwezige gebiedsspecifieke kennis te benutten. De klankbordgroep vervulde een adviserende rol naar de werkgroep.

afbeelding binnen de regeling

Deel 1: Analyse van het Zaanse landschap

afbeelding binnen de regeling

2 Het ontstaan van het Zaanse landschap

De ontstaansgeschiedenis verklaart de ruimtelijke opbouw van het Zaanse landschap. Het is een boeiende geschiedenis die hier slechts in hoofdlijnen wordt behandeld. Er is daarbij een onderverdeling gemaakt in tijdvakken waarin specifieke landschapsvormen hun oorsprong vinden.

2.1Het Oer-IJ (3000 v. Chr. tot 1000 n. Chr.)

Aan het begin van deze periode lag achter de Nederlandse kuststrook een uitgestrekt getijdengebied waar de Rijn via verschillende takken de Noordzee instroomde (estuarium). Het Oer-IJ was hier de meest noordelijke vertakking van. Door een verminderde uitstroom via het Oer-IJ verlandde de riviermonding rond 700 v. Chr. Via het gat in de kustlijn stonden enkel de westelijke delen van het gebied, rondom Assendelft en Krommenie, nog onder invloed van de zee via een krekensysteem.

Rond het begin van de jaartelling sloot de kust zich, waardoor het oorspronkelijke estuarium grotendeels verlandde en het water zoet werd. Het IJ en het Cromme IJe werden gevormd en zijn nog steeds herkenbaar door de loop van de Noorder IJ- en Zeedijken. In de luwte van de duinenrij ontstond een veenpakket dat via veenstromen (de Zaan, het Cromme IJe, de Kaaik, het Twiske in Landsmeer en het Twiske in Westzaan) afwaterde op het IJ.

afbeelding binnen de regeling

2.2 Veenontginningen (1000 - 1600 n. Chr.)

Door de groei van de bevolking ontstond er behoefte aan meer landbouwgrond. Zowel vanuit de monding van de veenrivieren, als vanuit de hoger gelegen delen in het landschap, zoals strandwallen, kreekruggen en de binnen- duinrand, werd het veen ontgonnen.

Vanuit de ontginningsassen ontstonden langgerekte kavels, doordat loodrecht op deze as sloten werden gegraven om het natte veen te ontwateren. Aan de achterzijde van deze kavels werden veenkades en afwateringssloten opgeworpen om het nieuw ontgonnen gebied te beschermen tegen het water vanuit de veenkussens. Deze veenkades en afwateringssloten lagen evenwijdig aan de oorspronkelijke ontginningsas en vormden tegelijkertijd de basis voor een nieuwe ontginningsas. Langs deze assen ontstonden de lintdorpen. Zo werd het hele veengebied stap voor stap in cultuur gebracht.

Door de ontwatering klonk het veen steeds verder in, waardoor de landbouwgronden steeds kwetsbaarder werden voor overstromingen. Daarnaast kreeg de zee weer invloed op het IJ-gebied vanuit de Zuiderzee, het voormalige binnenmeer Almere dat verbinding kreeg met de Noordzee. Er ontstond veel wateroverlast en er kwamen regelmatig watersnoodrampen voor. In de 11e eeuw werden de eerste dijkjes opgeworpen en rond 1200

n.Chr. kwam de eerste zeedijk gereed; de St. Aagtendijk. Dit was de aanzet voor een stelsel van dijken dat als de Noorder IJ- en Zeedijken het veengebied beschermde van het IJ en het Cromme IJe. De Zaan werd ingedamd en het veengebied verder bedijkt. Rond 1300 n. Chr. lagen Waterland en de Zaanstreek geheel binnen een bedijking.

De inklinking van het veen leidde tot de afkalving van de oevers van de veenrivieren waardoor een aantal uitwaaide tot meren. Toen de gronden te nat werden voor akkerbouw trok men terug naar de hoger gelegen landen rond Assendelft en Krommenie. In de nattere delen ging men over op veeteelt.

afbeelding binnen de regeling

2.3 Droogmakerijen en industriële ontwikkeling van de Zaanstreek (1600 - 1800 n. Chr.)

De technische ontwikkeling van de molen gaf de mogelijkheid water uit te pompen en het waterpeil binnen het veenweidegebied te beheersen. Ter vergroting van het landbouwareaal werden uitgewaaide veenrivieren drooggemalen. Voorbeelden hiervan zijn de droogmakerijen de Purmer, de Schermer, de Beemster, de Wormer, de Vlietpolder (in Assendelverpolder) en Polder Noorder Buitendijken (de eerste bedijking van het Cromme IJe binnen de Zaanstreek ten noorden van de Nieuwedijk). Om de Schermer te ontwateren werd de Nauernasche Vaart aangelegd, ter plaatse van het Twiske in Westzaan.

Met de vele (ring)vaarten ontstond een nieuw vervoer- en transportstelsel over water. Verbindingen over het land waren er nauwelijks. De oude scheepvaartroute tussen het IJ en Alkmaar, het Cromme IJe, slipte na bedijking en afdamming dicht en heeft de Kil als restant. Door verbeteringen in het watersysteem concentreerde het agrarische gebruik zich voornamelijk ten westen van de Nauernasche Vaart.

De nieuwe molens werden in eerste instantie gebruikt voor ontwatering. Toen aan het einde van de 16e eeuw de zaagmolen werd uitgevonden was dit de impuls om in de Zaanstreek een grootschalige molenindustrie ten behoeve van de scheepsbouw en de zeevaart te ontwikkelen. In de veengebieden aan weerszijden van de Zaan stonden in deze tijd meer dan 1000 molens.

Door deze industrie ontwikkelde ook de bebouwing langs de Zaan zich, waardoor Zaandam een belangrijke rol in de omgeving kreeg. De molens verdwenen uit het landschap nadat de traditionele scheepvaart terugzakte en stoommachines en elektriciteit werden geïntroduceerd. Herinneringen aan de rijke molenindustrie zijn nog steeds in de bodem van de veenweidegebieden aanwezig.

afbeelding binnen de regeling

2.4 Infrastructuur en verstedelijking (1800 n. Chr. - heden)

De voortschrijdende industriële revolutie en bevolkingsgroei maakten het nodig in de 19e en 20e eeuw de infra- structuur uit te breiden. Dat ging gepaard met grootschalige ingrepen in het landschap. Zo werd het Noordhollandsch Kanaal aangelegd (1824), het IJ ingepolderd en het Noordzeekanaal gerealiseerd (1865-1874). Door de realisatie van de afsluitdijk in 1932 verloren de zeedijken hun functie. Het gebied waar ooit het IJ lag industrialiseerde en is nu het toneel van grootschalige havenactiviteiten, (nautische) industrieterreinen en grote heuvelachtige recreatiegebieden.

Daarnaast werden de eerste treinsporen (Nieuwediep-Amsterdam, 1865-1878) en het hoofdwegennet van rijks- wegen (1960-1970) aangelegd. Hiermee werd de bereikbaarheid van de hele Zaanstreek vergroot. Na 1945 was er een sterke groei van de bevolking en vangt de Zaanstreek de overloop uit Amsterdam op. Rondom het spoor en de Zaan ontstaat een verstedelijkt gebied. Kenmerkend zijn de grote fabriekscomplexen en de pakhuizen

2op de buitendijkse landen aan de Zaan die door de schaalvergroting van de industrie ontstonden. De lintdorpen verliezen in de tweede helft van de 20e eeuw hun agrarische karakter. Er werd steeds minder gewerkt en meer ’gewoond’. Om in de behoefte aan woningen te voorzien werden kleinschalige uitbreidingen aan de linten toegevoegd.

Ook de landbouw stond niet stil. Er kwam behoefte aan schaalvergroting voor een efficiëntere bedrijfsvoering.

In de tweede helft van de 20e eeuw vond daarom een grootschalige ruilverkaveling plaats aan de westzijde van Assendelft, waarbij het gebied een nieuw uiterlijk kreeg (verspreide bebouwing, grotere kavels, nieuwe wegen en een minder waterrijk karakter). De andere veenweidegebieden zijn grotendeels intact gebleven. Alleen de Veen- polder vormt hier een uitzondering op. Door vervening ten behoeve van turf als brandstof was hier een moerassig nat en onbruikbaar gebied ontstaan. In 1847 is dit gebied drooggemaakt. In het Noorderveen was men begonnen met vervening, maar heeft dit nooit doorgezet.

Door militaire dreiging uit het buitenland werd in de 19e eeuw de Stelling van Amsterdam aangelegd, een verdedigingsnetwerk van forten langs een onder water te zetten linie. Deze linie ligt in het westelijke grensgebied van de gemeente. Hoewel nooit gebruikt heeft de Stelling grote cultuurhistorische waarde.

2.5 Conclusie

Het huidige landschap van Zaanstad is het resultaat van eeuwenlange ontwikkelingen die in het landschap nog steeds herkenbaar zijn. Het oorspronkelijke stroomgebied van het oude IJ is nu te herkennen als een zeeklei- gebied dat het resultaat is van verlanding, bedijking en inpoldering van het Wijkermeer en het Cromme IJe. De veenkussens zijn ontgonnen tot een uitgebreid veenweidegebied dat in de loop der eeuwen gebruikt is voor de landbouw (akkerbouw, veeteelt en melkveehouderij) en (scheepvaart)industrie. Het stedelijke gebied heeft een deel van het landelijke gebied ingenomen en oefent een sterke druk uit op het overige deel.

afbeelding binnen de regeling

3 De ruimtelijke opbouw van het Zaanse landschap

Op basis van de ontstaansgeschiedenis is de ruimtelijke opbouw van het landschap benoemd. In deze opbouw zijn drie landschappelijke eenheden te onderscheiden. In dit hoofdstuk worden deze eenheden geanalyseerd aan de hand van de ligging in de wijdere omgeving, de structuur en ordeningsprincipes. De ruimtelijke opbouw vormt de basis voor de gewenste beeldkwaliteit van het Zaanse landschap.

3.1Landschappelijke eenheden

Er zijn drie landschappelijke eenheden te onderscheiden:

  • Het zeekleigebied, dat zijn vorm dankt aan de voormalige loop van het oude IJ en het Cromme IJe. De Noorder IJ- en Zeedijk en de IJpolders vormen de sterkste beeldkenmerken;

  • Het veengebied, gekenmerkt door de middeleeuwse verkavelingspatronen, lintdorpen en droogmakerijen;

  • Het stedelijk gebied, dat geen fysiek onderdeel van het buitengebied is, maar er wel een nauwe relatie mee heeft: door haar historie, het zicht op de hoge industriegebouwen en de begrenzingen van de stadsranden.

3.2 Het zeekleigebied

Het zeekleigebied wordt begrensd door diverse dijken, die achterliggende gronden beschermden tegen de invloed van de zee. De westelijke begrenzing van het zeekleigebied (op het grondgebied van de gemeenten Beverwijk en Heemskerk) wordt ruimtelijk bepaald door beplanting langs de A9 en in de stadsranden. Aan de noordzijde sluit het zeekleigebied aan op de openheid van het veenweidelandschap. Langs het westelijke deel van het zeekleigebied ligt de Stelling van Amsterdam. Het zuidelijk deel van dit gebied wordt gedomineerd door grote kranen van de Noordzeehavens.

Dijken

3Het zeekleigebied wordt omsloten door de vele dijken; de Zeedijken als eerste zeewerende bedijkingen, de Nieuwendijk als onderdeel van de eerste drooglegging in het gebied en de Vuurlinie en Communicatieweg als onder- delen van de Stelling van Amsterdam. De braken langs de Noordelijke IJ- en Zeedijken wijzen op de oorsprong als zeedijk. Vandaag de dag vormen de dijken de begrenzing tussen de oude veenontginningen en het zeekleigebied.

afbeelding binnen de regeling

B uitendijkse land

Met het buitendijkse land wordt in deze context het voormalige buitendijkse land bedoeld dat is ontstaan door het bedijken van het Cromme IJe. Nabij Busch en Dam zijn de dijken vergraven en is het buitendijkse land minder duidelijk herkenbaar. Het eerste ingepolderde buitendijkse land ten noorden van de Nieuwendijk (polder de Noor- der Buitendijken) is ingericht als golfbaan. Het buitendijkse land ten zuiden van de Nieuwendijk (de Buitenlanden) zijn drooggevallen na de inpoldering van de Wijkermeer. Hier wordt ook het recreatiegebied ‘de Buitenlanden’ gerealiseerd. De Kil stroomt door het gehele buitendijkse gebied tot aan de grens met de Wijkermeerpolder.

IJpolders

De IJpolders bevinden zich in het zuiden van de gemeente Zaanstad (Wijkermeerpolder, Nauernasche Polder, Westzanerpolder en de Zaandammerpolder). Deze droogmakerijen komen voort uit de inpoldering van het oude IJ en de aanleg van het Noordzeekanaal. De oorspronkelijke, rationele opzet van de IJpolders is grotendeels verdwenen door industrie, stortplaatsen en recreatieterreinen. Hierdoor is het een autonoom landschap geworden dat door zijn grootschalige inrichting (windmolens, heuvels, kranen, bedrijfshallen) afsteekt tegen het omliggende landschap.

Rondom de Zaanstreek is een onderscheid herkenbaar binnen de IJpolders. De westelijke polders hebben een groene uitstraling (met name door de aanwezigheid van recreatieterrein Spaarnwoude in de Houtrakpolder en het agrarische gebruik binnen de Wijkermeerpolder), terwijl de oostelijke polders zijn ingericht voor de bedrijvigheid (het Amsterdamse Havengebied, maar ook de bedrijvigheid in de Westzanerpolder en de Zaandammerpolder).

De polder Nauerna is nu een afvalstortplaats maar zal worden ingericht als recreatieterrein.

afbeelding binnen de regeling

Stelling van Amsterdam

Langs de westelijke Zaanse gemeentegrens loopt de Stelling van Amsterdam, een militaire waterlinie uit de 19e eeuw die de hoofdstad moest beschermen. De Stelling is in het landschap vooral herkenbaar door de diverse forten en verdedigingswerken. Door de opening die in het Noordzeekanaal de verdediging vormde is hier een dubbele hoofdverdedigingslinie aanwezig. De Stelling volgt hier de loop van de oude zeedijk langs het Wijkermeer, gecombineerd met een aangelegde liniedijk, welke als rechte, beplante dijk duidelijk herkenbaar is. De Wijkermeerpolder en het buitendijkse land zijn schootsvelden van de linie, het land ten noorden van Krommenie- dijk is een inundatieveld. De stedelijke ontwikkelingen en beplantingen rondom Beverwijk en het traject van de A9 verbreken de relatie tussen de onderdelen binnen de linie.

3.3Het veengebied

Het grootste deel van het Zaanse buitengebied bestaat uit het landschap van de veenontginningen. Het veengebied is een homogeen landschap waarin de open veenweiden en de lintdorpen het beeld bepalen. De beleving van de veenweiden vindt voornamelijk plaats vanaf de randen (dijken, stadranden) en vanuit de linten. De veen- ontginningen maken onderdeel uit van een uitgestrekt en samenhangend gebied van veenweiden en droogmakerijen, dat is benoemd als nationaal landschap Laag Holland.

Het stedelijke gebied van Zaanstad vormt aan beide zijden een begrenzing voor het open veenweidegebied. Rondom Beverwijk en Heemkerk worden de veenweiden begrensd door de zeedijken en grootschalige bedrijvigheid. Rondom het Alkmaarder- en Uitgeestermeer strekt het veenweidegebied zich ver uit buiten de Zaanse gemeentegrenzen en is het beeld van het open weidse veenweidelandschap het sterkst.

Veenontginningen

De hoofdstructuur wordt bepaald door een afwisseling van noord-zuid lopende hoofdwatergangen en lintdorpen. De regelmaat van de ontginning is af te lezen in de naamgeving van de hoofdwatergangen die aan beide zijden van de Zaan gelijk is: Gouw, Reef, Twiske. Het ontginningspatroon wordt doorgezet op het grondgebied van de gemeente Waterland en is zelfs in het stedelijk patroon van Zaanstad terug te vinden.

Het westelijke deel van het veenontginningsgebied, rondom de Assendelverpolder, is een overgangsgebied tus- sen de hoger gelegen duinstrook en de natte veenweiden. Dit is zichtbaar in het landschap doordat deze een minder waterrijk karakter heeft dan het veenweidegebied rondom polder Westzaan. Daarnaast zijn de kavels hier door ruilverkaveling groter van schaal. Doordat het gebied vroeger onderdeel van het stroomgebied van het Oer- IJ was, zijn er in de ondergrond kreekruggen aanwezig die lokaal voor reliëf zorgen.

In het oostelijk deel van het veenontginningsgebied zijn de sloten breder en is het waterrijke karakter zeer sterk aanwezig door het middeleeuwse verkavelingspatroon dat hier door de eeuwen heen bewaard is gebleven. De brede watergangen van de vaarverkaveling bepalen hier de richtingen van het landschap tot en met de gemeente Waterland.

De lintdorpen zijn een belangrijke structuur in het veenweidegebied. De linten vormen een zachte begrenzing van de openheid doordat zij een afwisselend beeld vormen van kleinschalige bebouwing met weg- en erfbeplantingen. Vanaf de weg in het lint wordt het lintdorp beleefd als een beschutte binnenwereld in contrast met de open veenweiden. Door de open ruimtes tussen de bebouwing en langs het slotenpatroon wordt de aanwezigheid van het veenweidelandschap ervaren. Van oudsher bepalen de door agrarisch gebruik gecultiveerde veenweiden het zicht vanuit het lintdorp.

Droogmakerijen

Op een aantal plaatsen wordt het veengebied afgewisseld met droogmakerijen. Oostelijk van de Zaan begrenzen de ingepolderde veenmeren de Enge Wormer en Wijde Wormer het Zaanse buitengebied.

3Westelijk van de Nauernasche Vaart is de Veenpolder drooggelegd. De polder heeft een langgerekte verkaveling, zij het veel regelmatiger dan de middeleeuwse verkavelingen. De boerderijen staan langs de randen van de polder, waardoor een lege open binnenruimte ontstaat.

De Vlietpolder is een kleine droogmakerij met een onregelmatige opzet en ligt als een eiland in het veenweide- landschap. De contouren van de Vlietpolder zijn herkenbaar door de ringdijk en de transparante beplanting.

3.4Het stedelijk gebied

Zaanstad maakt deel uit van de metropoolregio Amsterdam. Kenmerkend voor deze regio zijn de groene scheg- gen die tot diep in het stedelijk gebied van Amsterdam reiken. Zaanstad en haar buitengebied maken hierin deel uit van één van deze scheggen.

Het stedelijk gebied van Zaanstad heeft een heldere ordening en structuur. De kern is gelegen langs de Zaan, enerzijds historisch en kleinschalig, anderzijds hoog en industrieel. De woonwijken van Zaanstad zijn planmatig in het veengebied gelegd waarbij de oorspronkelijke landschappelijke structuur vaak nog herkenbaar is in de stedenbouwkundige structuur van de wijken. Hierdoor is er een duidelijke ruimtelijke relatie tussen stedelijk gebied en buitengebied, welke nog verder versterkt wordt door de veelal heldere en herkenbare stadsranden.

Zaan

De veenrivier de Zaan is één van de sterkst structurerende elementen van het landschap. De stedelijke structuur binnen het gebied heeft zich voor het grootste deel ontwikkeld langs de rivier. Hierdoor is de Zaan een ‘stenen’ rivier geworden met dichte bebouwing langs het grootste deel van de oevers. Door de hoge industriegebouwen langs de oevers is de Zaan ondanks haar verborgen ligging en loop in het omliggende landschap duidelijk herkenbaar.

afbeelding binnen de regeling

Stadsranden

De Zaanse stadsranden zijn herkenbaar door hun rechtlijnigheid en eenduidige inrichting. Deels is dit bepaald door de aanwezige infrastructuur, deels zijn de randen planmatig ontwikkeld. Er zijn geen echte overgangsgebieden tussen stad en land aanwezig, waardoor er overal een groot contrast herkenbaar is met het open landelijke gebied. Hierdoor is de aanwezigheid van de stad vanuit het buitengebied goed merkbaar. Andersom zijn er in het stedelijk gebied diverse plaatsen waar er zicht naar het buitengebied is.

De randen zijn veelal stenig van karakter doordat de bebouwing direct grenst aan het landschap. Op een aan- tal plaatsen, zoals bij Krommenie en Koog aan de Zaan, hebben de randen een zacht karakter door de groene inrichting. Ondanks deze groene inrichting verschillen deze groene stadsranden duidelijk van de dorpse randen. De dorpse randen hebben een willekeurige afwisseling tussen losse beplanting en kleinschalige bebouwing. De stedelijke randen bestaan uit planmatig opgezette groenstructuren en eenduidig opgezette bebouwing. Waar de groene stadsrand een recreatief uitloopgebied vormt is de beleving van het buitengebied vanuit de stadsrand minder.

afbeelding binnen de regeling

3.5Conclusie

De ruimtelijke opbouw van het Zaanse landschap is helder. De drie landschappelijke eenheden (zeekleigebied, veengebied en stedelijk gebied) zijn ruimtelijk duidelijk te onderscheiden. De Zeedijken vormen een duidelijke begrenzing van het veengebied met het zeekleigebied. Binnen het veengebied is er een regelmatig ritme van lintdorpen en hoofdwatergangen. De linten en stadsranden vormen heldere begrenzingen van open ruimten, waarbinnen de richtingen van de verkaveling de structuur bepalen.

De helderheid van het Zaanse landschap wordt bijna overstegen door de grootschaligheid van het Amsterdamse havengebied, de hoogovens, de vele windturbines en hoogspanningsmasten. Ook al zal de aanwezigheid van deze grootschaligheid voor velen geen waardevolle toevoeging voor de beleving van het rustieke buitengebied zijn, het is wel een onderdeel van de Zaanse geschiedenis en bepaalt de identiteit van de Zaanstreek.

afbeelding binnen de regeling

4 Beleid, trends en ontwikkelingen in het Zaanse Landschap

Het landschap is constant in ontwikkeling. In het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid worden ruimtelijke opgaven genoemd die een plaats moeten krijgen in het landschap. Daarnaast zijn er trends en ontwikkelingen te signaleren die van invloed zijn op het landschap en waar dus op gestuurd moet worden. Het beeldkwaliteitsplan voor het buitengebied geeft voor beide richtlijnen. In dit hoofdstuk worden zowel de opgaven als de ontwikkelingen benoemd.

4.1 Het ruimtelijke beleid voor het Zaanse landschap

Vanuit de verschillende overheden is er beleid opgesteld dat betrekking heeft op het Zaanse landschap. Een overzicht van alle relevante documenten is te vinden in de literatuurlijst in hoofdstuk 17. In deze paragraaf wordt een korte beschrijving gegeven van het relevante beleid op de verschillende bestuursniveaus.

Vanuit de verschillende beleidsdocumenten is een groot aantal ruimtelijke opgaven geformuleerd welke invloed op het landschap uitoefenen. In het kader op pagina 38 worden de belangrijkste opgaven benoemd.

Rijksbeleid

Op nationaal niveau zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid beschreven in de Nota Ruimte. De bescherming van cultuurhistorische en aardkundige waarden is vastgelegd in de Nota Belvedère. De ecologische ontwikkelingen op nationaal niveau zijn vastgelegd in de Ecologische Hoofdstructuur en de Natura 2000.

Het Metropolitane landschap

De Metropoolregio Amsterdam, waar de Zaanstreek onderdeel van is, heeft als uitgangspunt dat het imago van de regio als unieke groenblauwe metropool wordt bepaald door zowel het stedelijke gebied als het omringende landschap. Het gebruik van het landschap zal volledig toegesneden moeten zijn op de identiteit van het gebied, mede in relatie tot de stad en de stedelijke functies.

Laag Holland

Vanuit de Nota Ruimte is het nationaal landschap Laag Holland aangewezen. Tot dit nationale landschap behoort het gebied tussen Alkmaar, Hoorn, Amsterdam en Zaanstad dat bestaat uit het veenweidelandschap, afgewisseld met droogmakerijen. Het totale buitengebied van Zaanstad (met uitzondering van de Wijkermeerpolder) is onder- deel van het nationale landschap Laag Holland. In het nationale landschap werken regionale partijen (overheden, natuurorganisaties en agrariërs) samen om het cultuurhistorisch waardevolle landschap te behouden.

Stelling van Amsterdam

De Stelling van Amsterdam is belangrijk cultureel erfgoed en staat als werelderfgoed op de lijst van UNESCO. Ook is het benoemd tot nationaal landschap. Om de militaire verdedigingslinie te behouden is het beleid gericht op ontwikkeling van de Stelling. De nadruk ligt daarbij op het vergroten van de publieke toegankelijkheid, recreatie en toerisme, behoud van het militair-historische complex, het versterken van de ruimtelijke samenhang en landschappelijke herkenbaarheid en het vergroten van de economische benutting.

Provinciaal beleid

Het ruimtelijke beleid op provinciaal niveau is vastgelegd in het Streekplan Noord-Holland Zuid. Dit beleid zal de basis zijn voor de op te stellen provinciale structuurplannen. De belangrijkste cultuurhistorische en landschappelijke waarden binnen de provincie zijn beschreven in het Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie.

Gemeentelijk beleid

Op gemeentelijk niveau is het ruimtelijke beleid beschreven in de Ruimtelijke structuurschets ‘Dansen op het Veen’. Deze schets is bestuurlijk vastgesteld, maar heeft geen (wettelijke) status als structuurvisie. Er wordt ge- werkt aan een update van deze schets die wel de status van structuurvisie zal krijgen, zoals bedoeld in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Hierin worden concreet de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente beschreven.

Momenteel wordt het document Perspectief op de stad opgesteld. Dit is een kaderstellend document dat de komende jaren richtinggevend en verbindend is aan de ambities van de gemeente. In het perspectief zijn zes dragers benoemd die bijdragen aan een versterking van de positie van Zaanstad in de regio. Een van die dragers is: Groen en waterrijk landschap.

Het bestemmingsplan voor de Kalverpolder wordt momenteel opgesteld. Het bestemmingsplan Krommeniedijk met daarin de Krommenieër Woudpolder is recentelijk vastgesteld. De bestemmingsplannen Landelijk Gebied Westzaan en Poldergebied Assendelft zijn vigerend. De bestemmingsplannen bepalen in grote mate wat de (ruimtelijke) ontwikkelingsmogelijkheden zijn in het buitengebied. Het beleid voor de buitengebieden is gericht op het behouden van de ruimtelijke kwaliteit.

In het Gebiedsplan Buitengebied Zaanstad is de koers van de gemeente voor het buitengebied beschreven en is er een meerjarig uitvoeringsprogramma opgesteld van projecten die gericht zijn op kwaliteitsverbetering en duurzame instandhouding van het buitengebied. De hierin beschreven ontwikkelingen vormen een onderdeel van het kader voor het beeldkwaliteitsplan.

In het Waterplan ‘Zaans Blauw’ wordt beschreven welke ontwikkelingen er nodig zijn om een duurzaam water- systeem voor de regio te ontwikkelen. De ruimtelijke opgaven die hieruit volgen vormen een onderdeel van het kader voor het beeldkwaliteitsplan.

Andere belangrijke documenten die samen met dit beeldkwaliteitsplan sturen op het ruimtelijke beeld van het buitengebied zijn de Welstandsnota 2008, en de Ruimtelijke Visie Westzaan. Overige documenten zijn genoemd in de literatuurlijst.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

4.2 De trends en ontwikkelingen in het Zaanse landschap

Vaak zijn trends en ontwikkelingen een gevolg van de opgaven vanuit het ruimtelijk beleid of zijn zij hier een reactie op. Vaak zijn trends ongestuurd. Trends en ontwikkelingen hebben gevolgen voor het landschap omdat zij ruimtelijke effecten hebben. Als reactie hierop wordt weer nieuw beleid gemaakt om hierop sturing te geven. Door de recente en relevante trends en ontwikkelingen te benoemen wordt duidelijk waar dit beeldkwaliteitsplan antwoord op moet geven.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

4.3 Conclusie

Voor het buitengebied van Zaanstad is een heldere koers te herkennen, die binnen de gemeente is uitgewerkt in een samenhangend beleid. Deze koers is gericht op het behoud van de waarden van het buitengebied. Ook het beeldkwaliteitsplan vormt een onderdeel van deze koers en stuurt op de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Er kan geconstateerd worden dat in het veenweidegebied op erf- en perceelniveau verrommeling plaatsvindt. In het zeekleigebied vinden de ontwikkelingen op een groter schaalniveau plaats en zijn ze meer planmatig (golf- baan, recreatie, reservering voor bedrijvigheid). Deze ontwikkelingen hebben gevolgen voor de openheid en zullen het gebied een nieuwe identiteit geven.

Deel 2: De visie op de beeldkwaliteit

afbeelding binnen de regeling

5 De visie

In de visie wordt de problematiek voor het Zaanse landschap uiteengezet. Uit de opgaven en ontwikkelingen in het landschap volgt dat de huidige koers voor het landschap gericht is op het behouden en ver- sterken van de waardevolle onderdelen van het landschap. De waarden voor de beeldkwaliteit van het landelijke gebied worden gedefinieerd. Aan de hand hiervan wordt voor de bedreigingen van deze kwaliteiten een gewenste oplossing geschetst, die de visie vormt. Deze visie is de basis voor de ontwerpprincipes en een verdere uitwerking van de deelgebieden

5.1 De beeldkwaliteit van het landelijke gebied

Het buitengebied wordt het meest gewaardeerd wanneer het als zodanig herkenbaar is, dat wil zeggen wanneer men ervaart buiten de stad te zijn. Openheid en contrast bepalen de herkenbaarheid van het Zaanse landschap en daarmee de waarde van de beeldkwaliteit van het buitengebied.

Openheid

Het Zaanse land is open. Door het agrarische grondgebruik in het zeekleigebied en op de veenweiden hebben de gronden een inrichting waarmee, gezien vanuit de menselijke maat, weidse vergezichten ontstaan. In het open Zaanse land zijn van oudsher niet veel beplantingen en dichte bebouwingen aanwezig, waardoor het agrarische land een aaneengesloten open ruimte van groene weiden vormt. De schaal en maat van de ruimtelijke begrenzingen (van oudsher de lintdorpen) bepalen de mate van openheid. De beleving van de openheid is daardoor het sterkst wanneer er vanuit een open gebied zicht is op het overige buitengebied achter de begrenzingen van de lintdorpen en wanneer vergezichten pas eindigen aan de horizon.

De beleving van een open landschap wordt bepaald door de zichtmogelijkheden op deze openheid. Hierin zijn de contactmomenten vanuit het stedelijk gebied van belang, zoals de paden langs de stadsranden en de open plaatsen langs de Zaan, maar ook de vele doorzichten vanuit de lintdorpen en het vrije zicht vanaf (snel- en auto) wegen.

Contrasten

Contrasten bepalen de leesbaarheid van het landschap. De herkenbaarheid van onderling verschillende landschapstypen maakt de ruimtelijke opbouw van het landschap zichtbaar.

afbeelding binnen de regeling

5.2 Bedreigingen van de beeldkwaliteit

De ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied dreigt verloren te gaan door de stedelijke druk. Het beslag dat de stad legt op de ruimte in het landelijke gebied heeft gevolgen voor de openheid en de helderheid van de contrasten. Deze ontwikkeling heeft invloed op verschillende schaalniveaus. Op hoger schaalniveau heeft de stedelijke druk voornamelijk betrekking op het ruimtebeslag waar stedelijke functies in het buitengebied beroep op doen, terwijl het op een lager schaalniveau voornamelijk speelt op het niveau van terreininrichting.

Op grote schaal wordt de herkenbaarheid van het buitengebied negatief beïnvloed doordat de karakteristieken van het landelijke gebied en de verschillende landschapstypen verdwijnen door de komst van ogenschijnlijk willekeurig oprukkende stedelijke bebouwing, bedrijvigheid en recreatieterreinen. Het stedelijke gebied legt steeds meer beslag op de ruimte van het buitengebied en heeft samen met de toenemende schaal in zijn randen invloed op de beleving van de openheid.

Op een lager schaalniveau wordt de herkenbaarheid, die wordt gevormd door het agrarische gebruik van de veenontginningen, aangetast. Dit heldere, agrarische landschap is per definitie verstoord wanneer er activiteiten plaats vinden die hier niet van oudsher bij horen. Dit zijn activiteiten op en rond de boerenerven en binnen de dorpslinten, maar ook nieuwe functies en verschijningsvormen van de veenweiden, zoals een natuurlijke inrichting.

afbeelding binnen de regeling

5.3 Gewenste beeldkwaliteit

In dit hoofdstuk is per landschappelijke eenheid beschreven wat de waarden van dit landschap zijn. In deze visie is aangegeven welke waarden behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden. Met deze waarden in gedachte kunnen toekomstige ontwikkelingen gebruikt worden om de openheid en de contrasten in het buiten- gebied te vergroten.

5.4 Het zeekleigebied

In het zeekleigebied wordt de bedreiging voor de ruimtelijke kwaliteit gevormd door de grootschalige en planmatige ontwikkelingen. De verdichting die dit met zich meebrengt heeft gevolgen voor de beleving van het buitengebied. De nadruk ligt in het zeekleigebied op het beschermen van structurerende landschapselementen. Vrijwel altijd vertegenwoordigen deze hier ook de cultuurhistorische waarden. Belangrijk zijn de dijken en de Stelling van Amsterdam.

Dijken

Openheid wordt in het gebied ervaren door een weids zicht op het omliggende landschap vanaf de Noorder IJ- en Zeedijken. Men ervaart vanaf hier het contrast tussen de blokvormige akkerlanden van het zeekleigebied en de langgerekte kavels van het veenweidegebied. De herkenbaarheid van de dijk als zelfstandig en vrijliggend landschappelijk element is van belang voor de beleving van het contrast tussen zeekleigebied en veenweiden. Een vrijliggende dijk is tevens van belang voor de beleving van openheid; wanneer verdichting wordt doorgezet tot aan de dijk zal het gevoel van openheid binnen het door dijken omringde gebied volledig verdwijnen. De Noorder IJ- en Zeedijken zijn een provinciaal monument.

Buitendijkse land

Het contrast tussen de droogmakerij de Wijkermeer en het oude buitendijkse land is ruimtelijk niet herkenbaar. Vanuit de herkenbaarheid van de ruimtelijke opbouw van het landschap zal dit wel weer leesbaar moeten worden.

IJpolders

De IJpolders moeten duidelijk herkenbaar zijn doordat ze contrasteren met het omliggende land door hun inrichting, maat en schaal en door de herkenbaarheid van de dijken.

afbeelding binnen de regeling

Stelling van Amsterdam

De Stelling van Amsterdam 1 wordt herkenbaar gemaakt door eenheid en contrast. De kavels aan de buitendijkse zijde van de Assendelver Zeedijk en de Groenedijk en aan de binnendijkse zijde van de St. Aagtendijk zijn rondom de Kilzone onderdeel van schootsvelden en inundatiegebieden. Door een open inrichting zijn zij als zodanig herkenbaar. Hier wordt de buitenzijde van de hoofdverdedigingslijn van de Stelling aangeduid met een natte dijkvoet. Dit kan vorm krijgen als open water, plas-dras zone of als rietland. Daarnaast is het streven omeen herkenbaar wegprofiel toe te passen over of langs de gehele hoofdverdedigingslinie. Waar de Noorder IJ- en Zeedijken geen onderdeel van de Stelling van Amsterdam zijn, liggen de natte delen juist aan de binnendijkse zijde van de dijk en worden gevormd door braken.

5.5Het veengebied

In het veengebied ligt geen grote planmatige stedelijke druk. Het verdwijnen van de agrariërs als drager van het landschap en de komst van gebiedsvreemde en stedelijke functies die het uiterlijk van het veenweidelandschap zullen beïnvloeden zijn een bedreiging voor de beeldkwaliteit. Van belang zijn de verschijningsvorm van de linten en stadsranden, zij vormen heldere grenzen en bepalen daarmee de contrasten.

Veenontginningen

De voorkeur in de veenontginningen gaat uit naar agrarisch gebruik of daarvan afgeleide beheervormen. Dit leidt tot de meest gewenste verschijningsvorm van openheid waarbij de historische verkavelingstructuur zichtbaar is. Omdat agrarisch gebruik niet overal mogelijk is en er naast agrarische waarden ook belangrijke natuurwaarden behouden moeten worden, zullen nadere ruimtelijke keuzes moeten worden gemaakt, bij voorkeur gebaseerdop de beleving. Waar de beleving van het cultuurhistorische karakter of de helderheid van het landschap voorop staat, zal een inrichting van de veenweiden met graslanden gewenst zijn. Een meer moerassige inrichting heeft de voorkeur waar de nadruk van de beleving op de natuurwaarden ligt en minder op de openheid.

De openheid van het veenweidegebied wordt begrensd door de ruimtelijke werking van de stadsranden, de lint- dorpen en boerenerven. De groenstructuren in het landelijke gebied mogen enkel voorkomen langs deze ruimtelijke elementen. De rest van het veengebied is onbebouwd, onbeplant en vrij van opgaande elementen als masten en kleine bouwwerken. Alleen kleinschalige groenstructuren en andere elementen met een cultuurhistorische waarde, zoals de weg naar de begraafplaats van Westzaan en molentjes, blijven in het landschap herkenbaar.

De lintdorpen vormen een heldere en zachte begrenzing binnen het veengebied. Het beeld wordt bepaald door kleinschaligheid en gebiedstyperende Zaanse bebouwing, het groengeschilderde houtwerk met steile daken en gebakken dakpannen, ondersteund met veel groen van de erfbeplantingen. Om de relatie met het omliggende veenweidengebied te behouden worden de doorzichten vanuit de dorpslinten naar de veenweiden gewaarborgd.

De uitbreidingsbuurtjes van de dorpslinten vormen een rand die in zijn verschijning aansluit op het kleinschalige en groene karakter van de dorpslinten.

Boerenerven liggen in de open ruimte zonder deze te begrenzen. Het ritme van de groene erven bepaalt het beeld van het deelgebied waar ze in liggen.

Droogmakerijen

De herkenbaarheid van droogmakerijen (Veenpolder en Vlietpolder) in het veengebied dient te worden versterkt

5.6 Het stedelijk gebied

Het stedelijk gebied en het buitengebied moeten duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Een strikte en duidelijke grens moet de herkenbaarheid van het landelijke gebied vergroten en beschermen.

Zaan

De ontwikkelingen van de Zaan en de Zaanoevers zijn voornamelijk binnenstedelijk. Voor de relatie met het buitengebied is de ontwikkeling gericht op het behouden en versterken van de open plaatsen langs de oevers waar de Zaan een visuele relatie heeft met het landelijke gebied. De renovatie en herbestemming van de hoge industriegebouwen langs de Zaan geeft een extra dimensie aan de beleving van de historie van Zaanstad en van de Zaan vanuit het buitengebied.

Stadsranden

De verschijningsvorm van de stadsranden is altijd onderwerp van discussie geweest. Een discussie die betrekking heeft op de kwaliteiten van de stadsrand als harde, stenige rand of als zachte, groene rand. Hoewel de verschijningsvorm van de stadsrand van groot belang is voor de beleving van het Zaanse buitengebied, is de voorkeur voor een harde of zachte verschijningsvorm vaak gebaseerd op persoonlijke smaak.

Vanuit de gewenste beeldkwaliteit ligt de waarde van de stadsrand voornamelijk in de herkenbaarheid door het contrast met het landelijke gebied, ongeacht of de rand groen of stenig van karakter is. De randen hebben een herkenbare rechte lijn en bevatten zichtbaar stedelijke elementen.

Waardevolle elementen uit het landschap, zoals sloten en verkavelingsrichtingen, kunnen een verbindende factor tussen stad en land vormen. Ze mogen echter geen gevolgen hebben voor de beleving van het contrast dat het stedelijke gebied vormt met het landschap.

Vanuit het stedelijk gebied is het buitengebied goed beleefbaar. Openbare ruimten en paden in de stadsrand moeten zodanig zijn vormgegeven dat zij de beleving van het contrast niet verstoren.

afbeelding binnen de regeling

6 Deontwerpprincipes

Aan een groot deel van de ruimtelijke opgaven kan op basis van de visie op de beeldkwaliteit een plaats gegeven worden in het buitengebied van Zaanstad. Een aantal opgaven vereist nog een verdere uit- werking voor de inpassing of vormgeving om de gewenste beeldkwaliteit te bereiken. Dit doen we aan de hand van een aantal principeoplossingen; de ontwerpprincipes. Door deze consequent te hanteren ontstaat eenheid binnen het Zaanse landschap en wordt de gewenste beeldkwaliteit op een eenduidige wijze gerealiseerd.

6.1 Openheid

In de visie wordt een definitie van openheid gegeven. In deze paragraaf wordt toegelicht met welke principes debeleving van openheid behouden of vergroot kan worden.

Randen

Een open ruimte wordt gevormd door zijn randen. In het Zaanse landschap zijn dit dorpsranden of stadsranden, beide herkenbaar door hun verschijningsvorm die verschilt in schaal en inrichting. De inrichting van de randen beïnvloed de beleving van de open ruimte. Hoe kleiner de schaal en maat van de randen, hoe groter het gevoel van openheid van de ruimte die ze begrenzen. Zo is de open ruimte van het Westzijderveld gevoelsmatig kleiner geworden door de komst van de grote kranen in het havengebied.

Het is daarom van belang in de dorpsranden geen elementen te plaatsen die in schaal, maat en vorm afsteekt tegen de huidige rand. Behalve dat dit het karakter van het dorp aantast, heeft het ook negatieve gevolgen voor de beleving van de open ruimte. In stedelijke randen zijn grootschalige elementen op accentpunten mogelijk om het stedelijke karakter van de rand te benadrukken, maar de overige hoogte van de rand mag niet veel groter zijn dan gebiedseigen beplanting.

Binnen de open ruimte

De openheid wordt aangetast wanneer er elementen binnen de open ruimte worden geplaatst die afsteken tegen de randen of het zicht in de open ruimte aanzienlijk belemmeren. Elementen in open ruimte zijn niet gewenst. Uitzonderingen hierop zijn ontwikkelingen die de cultuurhistorische waarde van het gebied versterken of bijdragen aan het agrarische bedrijf. Zij moeten in schaal, maat, kleur en vorm aansluiten op de elementen uit de dorpsranden.

Openheid wordt beleefd wanneer het hele gebied zichtbaar is vanuit gemiddelde menselijke ooghoogte. Wan- neer een begroeiing op de veenweide hoger groeit dan deze maat, gaat dit ten koste van de beleving van de openheid.

afbeelding binnen de regeling

Relatie met andere openheid

Openheid wordt vergroot wanneer er samenhang met andere open ruimten is. Om deze beleving te vergroten moet er vanuit het open gebied zicht zijn op andere open gebieden.

Doorzichten

De beleving van een open landschap wordt bepaald door de zichtmogelijkheden op deze openheid. Om deze beleving te vergroten is het wenselijk vanuit het stedelijke gebied, vanuit de dorpen en vanaf de verschillende infrastructuren vrij zicht te hebben op de open ruimte.

6.2Veenweiden

Voor de veenweiden is het onderscheiden van de verschillende verschijningsvormen van belang. Aan de hand van de volgende beschrijvingen kan gestuurd worden op de gewenste inrichting van de veenweiden.

Cultuurlijk veenweidegebied

In het cultuurlijke veenweidegebied wordt de verschijningsvorm bepaald door gras. Dit is het uiterlijk dat de veenweiden van oudsher hebben. Door het lage gras is er zicht op de vele sloten en de grootte van de kavels. Hierdoor is de verfijnde structuur van het veengebied duidelijk herkenbaar.

Natuurlijk veenweidegebied

Het natuurlijke veenweidegebied bestaat uit nat of bloemrijk grasland en heeft grote waarde voor weidevogels. De grasvegetaties zijn laag, waardoor het cultuurhistorische karakter goed leesbaar is en de weidsheid van het land- schap ervaren wordt. Rietkragen verraden het slotenpatroon in het grasland zonder dat het water zichtbaar is.

Moerassig veenweidegebied

Het moerassige veenweidegebied bestaat voornamelijk uit riet en ruigte en heeft grote waarde voor moeras- vogels. De opgaande natte begroeiing geeft de veenweiden een besloten karakter, hoewel de openheid en vergezichten naar de omgeving nog wel aanwezig zijn. De oorspronkelijke verkaveling is niet meer herkenbaar doordat de ruigten en hogere begroeiing het zicht op de watergangen ontnemen. De cultuurhistorische beleving is hierdoor klein.

Verland veenweidegebied

Het verlandde veenweidegebied heeft opgaande begroeiing of laagveenbos. De openheid is verdwenen en er is geen cultuurhistorische waarde.

afbeelding binnen de regeling

6.3Waterberging

Het vergroten van de capaciteit van het watersysteem vraagt onder andere om meer ruimte voor waterberging. Er zijn twee principes die worden aangehouden in de gemeente Zaanstad:

Bestaande waterstructuur

Om de cultuurhistorische waarde van de ontginningsstructuur in stand te houden of te versterken wordt extra waterberging gerealiseerd door op basis van het oorspronkelijke ontginningspatroon (hoofd)watergangen te verbreden of nieuwe sloten aan te leggen. Dit patroon bestond van oudsher uit een brede hoofdwatergang en kleine zijsloten (‘haarvaten’). Bij verdere ontwikkeling moet de hiërarchie van het lokale slotenstelsel behouden of versterkt worden.

Natte dijkvoet

Langs de Kilzone maken de dijken onderdeel uit van de Stelling van Amsterdam. Voor het ruimtelijk beleefbaar maken van de Stelling wordt langs het gehele tracé het principe toegepast om aan de buitenzijde van de hoofd- verdedigingslijn een natte dijkvoet in te richten. Dit kan vorm krijgen als open water, plas-dras zone of als rietland en gecombineerd worden met waterberging.

afbeelding binnen de regeling

6.4Boerenerven 2

Het verdwijnen van de agrarische functie of juist de vergroting en verbreding ervan vraagt om een nieuwe inrichting van de boerenerven. Om de gewenste beeldkwaliteit te behalen, die binnen het veengebied voornamelijk gebaseerd is op de beleving van de openheid, is het een zaak nieuwe ontwikkelingen op het gebied van plaatsgebonden recreatie, schaalvergroting of verbreding van de landbouw zoveel mogelijk in de bestaande ruimtelijke structuur van boerenerven te plaatsen.

Het beeld van de boerenerven wordt bepaald door de voorzijde van het boerenerf, de erfbeplanting en het zicht op het omliggende gebied aan beide zijden. Dit beeld wordt behouden wat leidt tot een aantal uitgangspunten voor de inpassing van ontwikkelingen in het landschap.

Voorzijde van het boerenerf

Het beeld van de boerenerven wordt vanaf de weg bepaald door de inrichting van de voorzijde van het boeren- erf. Bij herontwikkeling van boerenerven of de realisatie van nieuwe erven is het gewenst dat deze aansluit bij de historische opzet voor boerenerven om de totaalbeleving van het landelijke gebied te waarborgen.

Om dit te realiseren moeten de principes voor ligging, massa, architectonische uitwerking en materiaal- en kleurgebruik uit de Welstandsnota 2008 (gebied 10a)worden aangehouden en hetgeen bepaald is in de bestemmingsplannen.

Erfbeplanting

De erfbeplanting zorgt in belangrijke mate voor de inpassing van bouwwerken in het agrarisch gebied. Nieuwe ontwikkelingen met massa moeten een plaats krijgen binnen de bestaande erfbeplanting of nieuw aan te planten erfbeplantingen, en niet boven de gangbare maat van de erfsingels uitkomen. De erfbeplanting zelf mag niet in maatvoering afwijken van de omliggende erfbeplantingen en bestaat uit streekeigen beplantingsmateriaal. Dit is vastgelegd in de principes uit de Welstandsnota 2008 (10a). Ook bij kleinschalig kamperen is een inpassing van afschermend groen gewenst. Het plaatsen van hoge elementen als lichtmasten en kleine bouw- werken of installaties buiten de erfbeplanting is ongewenst.

Zicht op het omliggende gebied

De ruimte naast de erven is open zodat de doorzichten behouden blijven en sluiten aan bij het karakter van het omliggende land. Ontwikkelingen die de openheid benadrukken en het beeld van groene weiden in stand houden zijn hier mogelijk (zoals paardenweiden zonder storende hekwerken). Ontwikkelingen met een open karakter, maar die door inrichtingselementen toch het open beeld verstoren (zoals paardenbakken), worden achter de erven geplaatst en in het landschap ingepast (bijvoorbeeld met een grondwal of haag).

afbeelding binnen de regeling

6.5Lintdorpen

Binnen de bestaande lintdorpen moet behoudend met ontwikkelingen om worden gegaan. De beeldkwaliteit wordt bepaald door de doorzichten naar het achterliggende veenweidegebied en het authentieke karakter van de bebouwing. De lintdorpen moeten een duidelijke ruimtelijke begrenzing van het veenweidegebied vormen, qua uitstraling passend binnen het landelijke karakter van het buitengebied. Doorzichten moeten open blijven en erfbeplantingen zorgen voor een verzorgde inpassing van bebouwingen.

Voorzijde van de erven

De beleving binnen het lint is vanaf de weg. Voor de cultuurhistorische waarde van het lint is het van belang dat de bebouwing naar de weg is gericht. De principes voor ligging, massa, architectonische uitwerking en materiaal- en kleurgebruik vanuit de Welstandsnota 2008 (gebied 5a, 7a t/m 7c, 8a en 8b) zijn leidend voor de bebouwing en ontwikkelingen binnen het lintdorpen.

Open doorzichten

Doorzichten naar het achterland zijn er tussen de vrijstaande bebouwing, langs watergangen en door de onbebouwde ruimten waar de veenweiden tot aan de weg van het lint reiken.

Doorzichten ontstaan onder andere door de vrije ruimten tussen de bebouwingen binnen de erven en tussen de erven onderling. Uit dit oogpunt zijn schuttingen en andere afschermingen op de erven ongewenst. Hiervoor zal aanvullend beleid moeten worden opgesteld. Tussen de erven moeten de watergangen vrij zijn van opgaande beplanting, zodat vrij zicht mogelijk is.

De onbebouwde ruimten binnen het lint moeten vrij blijven van bebouwing. Binnen deze open ruimten en doorzichten kunnen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, zolang de openheid gewaarborgd blijft. Zo is het denkbaar dat het houden van paarden hier een plaats kan krijgen, wanneer er geen voorzieningen met een ruimtelijke werking binnen de open ruimte geplaatst worden en eventuele afscheidingen zo onopvallend mogelijk zijn (geen witte koorden of opvallende hekwerken).

Ontwikkelingen die een open karakter hebben, maar van het landelijke karakter van het veenweidelandschap afwijken, worden achter de naar de weg gerichte hoofdmassa geplaatst en ingepast met groen. Daarbij wordt het plaat- sen van hoge elementen als lichtmasten en kleine bouwwerken of installaties buiten de erfsingels niet toegestaan. Buiten de grove begrenzing van de oorspronkelijke hoogwatersloot achter het lint mag geen uitbreiding zijn.

Erfbeplanting

Waar de invulling of bestemming van kavels wordt (her)ontwikkeld, is het van belang dat de tuin of een erfbeplanting het zicht vanuit de omgeving (mede) bepaald. De erfbeplanting mag in schaal en maat niet opvallend verschillen van de gangbare maten van de erfbeplanting in het gebied en bestaat uit streekeigen beplantingsmateriaal.

Ook activiteiten als kleinschalig kamperen moeten binnen het afschermende groen plaatsvinden.

Deel 3: Beeldkwaliteit per deelgebied

afbeelding binnen de regeling

7Inleiding deelgebieden

De uitwerking van de beeldkwaliteit is gemaakt voor verschillende deelgebieden die functioneel en ruimtelijk met elkaar samenhangen. Hierin is per landschappelijke eenheid een aantal deelgebieden onderscheiden.

Per deelgebied worden de belangrijkste waarden voor de beeldkwaliteit beschreven. Aan de hand van de beken- de opgaven en trends worden per deelgebied voorbeelduitwerkingen gegeven hoe de beeldkwaliteit behouden of ontwikkeld kan worden.

Specifieke namen van wegen of locaties worden in de kaarten weergegeven. Plaatsnamen zijn te vinden op detoponiemenkaart op pagina 2

Zeekleigebied:

  • Kilzone

  • Nauerna

Veengebied:

  • Assendelverpolder

  • Omzoom

  • Guisveld

  • Westzijderveld/De Reef

  • Kalverpolder

  • Jagersveld

Stedelijk gebied:

De ruimtelijke ontwikkelingen langs de Zaan vallen buiten de uitwerking van de deelgebieden. De stadsranden worden beschreven bij de aangrenzende deelgebieden.

afbeelding binnen de regeling

8Zeekleigebied: Kilzone

‘Kilzone’ is een verzamelnaam voor het gebied dat de onderdelen Dijken, het buitendijkse land, de IJpolder Wijkermeer en de Stelling van Amsterdam omvat.

8.1 De beleving van de Kilzone

De verschillende fasen van drooglegging van het gebied hebben geleid tot vele dijken van verschillende hoogten. Deze dijken bepalen de richtingen in het gebied en zorgen voor een afwisselend landschap van geborgenheid tussen de dijken en vergezichten naar het aangrenzende veenweidegebied vanaf de dijken.

De beleving van het gebied als buitengebied is hier sterk doordat de aanwezige stadsranden van Beverwijk en Heemskerk als groene, zachte randen worden beleefd door de groenstructuur langs o.a. de A9. Hier draagt ook de inrichting van de Kanaalzone op deze plaats aan bij. Deze bestaat hier uit een stevige begeleidende beplanting langs het Noordzeekanaal en het recreatieterrein Spaarnwoude, die gezamenlijk een groene ruimtelijke begrenzing vormen.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

8.2Waarden voor de Beeldkwaliteit

Openheid

Een grote waarde voor de openheid van het veenweidegebied is de ruimtelijke relatie tussen de polder Uitgeester- en Heemskerkerbroek en de Assendelverpolder. Met behulp van de ontwerpprincipes voor openheid en boerenerven moet deze relatie gewaarborgd blijven.

Bebouwingskarakteristieken

Boerenerven lagen na de voltooiing van de drooglegging van de Kilzone hoofdzakelijk langs de rechte wegen in de Wijkermeerpolder. Alleen rondom Busch en Dam lagen een aantal erven, zowel binnen als buiten de dijk. Na de ruilverkaveling zijn er nieuwe erven gekomen binnen de bestaande ritmiek rondom de Wijkermeer en Busch en Dam. Daarnaast zijn er veel erven ontstaan langs de Kagerweg en langs de Assendelver Zeedijk en de Groenedijk. De erven liggen op regelmatige afstand van elkaar, steeds met twee of drie percelen tussen de erven, en hebben allen grotendeels dezelfde schaal. Deze opzet van erven moet met behulp van de ontwerpprincipes voor boerenerven het beeld van het buitengebied in de polder blijven bepalen.

Nieuwe ontwikkelingen op boerenerven moeten binnen de bestaande bebouwingsritmiek plaats vinden. Een verdere verdichting, tussen de erven langs de Assendelver Zeedijk, de Groenedijk en Busch en Dam is ongewenst. De erven mogen qua schaal niet afwijken van de omliggende erven. Agrarische activiteiten waarbij grote schuren en kassen nodig zijn die sterk afwijken van de bestaande bebouwing, zijn hier ongewenst.

Dijken

Door de ruimtelijke werking van de dijken wordt binnen de Kilzone de aanwezigheid van het stedelijke gebied nauwelijks beleefd. Pas buiten de westelijke dijken is er zicht op de stedelijke elementen van Beverwijk. Dit is een waarde die het ‘landelijke’ gevoel van het gebied versterkt. Deze waarde moet gehandhaafd blijven en versterkt worden.

De Noorder IJ- en Zeedijken zijn ruimtelijk structurerende elementen die het voormalig buitendijkse land omsluiten en ervoor zorgen dat de Kilzone als een sterk samenhangend gebied wordt ervaren. Het bestaat langs de Kilzone uit de dijken de Assendelver Zeedijk, de Groenedijk, Busch en Dam, de Hoogedijk, de St. Aagtendijk en de Nieuwendijk. Ten zuiden van de Nieuwendijk hebben alle dijken een relatief grote hoogte, ten noorden is een aantal dijken, zoals bij Busch en Dam en de Groenedijk, lager of vergraven. De Groenedijk heeft een ruimtelijke werking door zijn begeleidende beplanting. De Nieuwendijk valt op tussen de kronkelende wegen van het buitendijkse land. De herkenbaarheid van deze onbeplante dijk dient door zijn vrije ligging en rechte structuur herkenbaar te blijven.

De ruimtelijke werking van de dijken is echter relatief, waardoor er ook een grote samenhang is met de openheid van de Assendelverpolder aan de oostzijde van de Zeedijk. Hierdoor is er, ondanks de ruimtelijke begrenzing van de dijken, een grote beleving van de weidsheid van het landelijke gebied. Dit ruimtelijke beeld ontstaat doordat de dijk vrij in het landschap ligt. Van belang is dat de dijk en dijkvoet vrij blijven van ontwikkelingen, naast het ken- merkende ritme van boerderijen aan de binnendijkse voet. Hiervoor zijn principes opgesteld in de Welstandsnota 2008 (gebied 10D).

Door langs het gehele dijktraject de ruimte tussen de Assendelver Zeedijk en de Kil vrij te houden en de ontwerp- principes voor openheid toe te passen, blijft de beleving van vrijliggende dijk behouden en blijft het gevoel van openheid tussen de Kilzone en het aangrenzende veenweidegebied gewaarborgd. Dit geldt op kleinere schaal ook voor de ruimte tussen de Kil en de Groenedijk.

De overige dijken worden beschouwd als onderdeel van de Stelling van Amsterdam en zijn behandeld in onder- staande paragraaf.

Buitendijks land

Ter plaatse van Busch en Dam moet het contrast tussen het oude buitendijkse land van het Cromme IJe en het veenweidegebied herkenbaar zijn, zonder dat het de openheid beïnvloed. De openheid en de relatie tussen Pol- der de Uitgeester- en Heemskerkerbroek is hier van grote waarde. Het verschil in verkavelingsrichting tussen het buitendijkse land en de veenweiden duidt nu nog op de oude grens. Dit verschil moet herkenbaar blijven.

Langs het overige deel van de overgang tussen veenontginningen en oude buitendijkse land moeten de Noorder IJ- en Zeedijken als grens herkenbaar zijn door de ruimtelijke werking. Hier is het onderscheid minder duidelijk herkenbaar in de verkaveling.

Stelling van Amsterdam

Het ontwerpprincipe voor de herkenbaarheid van de Stelling van Amsterdam bestaat over het algemeen uit open inundatiegebieden en een verdichting van het te beschermen binnendijkse land. Rondom de Kilzone is er ruimte- lijk echter een omgekeerde situatie ontstaan; door de bebouwing van Beverwijk is het inundatiegebied verdicht en het binnendijkse land bestaat uit de open Assendelverpolder.

Daarnaast is binnen de Kilzone de bijzondere situatie van een dubbele verdedigingslinie aanwezig. Zowel de dijken aan de westzijde (St. Aagtendijk) als de dijken aan de oostzijde (Assendelver Zeedijk en Groenedijk) behoren tot de Stelling. Dit was nodig vanwege de beperkte ruimte die beschikbaar was voor inundatievelden en de onderbreking die het Noordzeekanaal vormt binnen de verdedigingslinie.

Nabij het kanaal is een driehoeksformatie van forten aangelegd. (Fort Velsen, Fort de Zuidwijkermeer en Fort aan de St. Aagtendijk). Door de bebouwing van Beverwijk en de komst van de A9 is de (visuele) relatie tussen de drie forten grotendeels verdwenen.

Zowel aan de buitendijkse zijde van de St. Aagtendijk, als aan de buitendijkse zijde van de Assendelver Zeedijk en Groenedijk (beide aan de westzijde van de dijk), is een natte dijkvoet gewenst om de Stelling van Amsterdam herkenbaar te maken. Dit geldt ook voor de aangelegde liniedijken zoals de Vuurlinie en de dijk langs de Com- municatieweg.

De aangelegde liniedijken, zoals de Vuurlinie, moeten daarnaast herkenbaar zijn door middel van een eenduidige bomenrij. Langs de Vuurlinie en Communicatieweg is het zullen de aanwezige bomenrij versterkt moeten worden.

De hoofdverdedigingslinie van de Stelling, die langs de Vuurlinie en de St. Aagtendijk loopt, moet herkenbaar worden gemaakt met een dichte groene inrichting aan de oostzijde van de verdedigingslinie. Langs de St. Aagtendijk zal met de opgaande beplanting van recreatiegebied de Buitenlanden dit beeld bereikt worden.

Voor de fortendriehoek geldt dat de onderlinge relatie voor de beleving versterkt moet worden. Dit houdt in dat er visuele verbindingen (zichtlijnen en herkenningspunten) en fysieke verbindingen (zoals paden en groenstructuren) ontwikkeld moeten worden.

De schootsvelden rondom Fort Veldhuis, Fort aan de Ham en Fort bij Krommeniedijk blijven open.

afbeelding binnen de regeling

IJpolders

De oorspronkelijke dijk en ringvaart van de Wijkermeer zijn vergraven. De huidige Kagerweg en Groeneweg vol- gen voor een groot deel de oorspronkelijke begrenzing van de Wijkermeer. Het verschil tussen Het buitendijkse land en IJpolder is alleen nog herkenbaar door de hoogteverschillen van het maaiveld. Het contrast tussen de Wijkermeer en het buitendijkse land moet beter herkenbaar worden. Deze grens wordt met het ontwerp van het nieuwe recreatieterrein ‘de Buitenlanden’ benadrukt met een bos.

De herkenbaarheid langs het overige deel van de oorspronkelijke grens tussen beide gebieden zal ook versterkt moeten worden.. In de huidige situatie zijn de Wijkermeer en het oude buitendijkse land beide in gebruik als agrarisch land, zijn daardoor open en vormen ruimtelijk een eenheid. Bij het herkenbaar maken van de grens tussen Wijkermeer en het buitendijkse land zal het behouden van deze ruimtelijke relatie het uitgangspunt moe- ten zijn. Verdichting langs de oorspronkelijke grens zal daardoor in eerste instantie niet aan de orde zijn. Bij de voorbeelduitwerkingen wordt een voorstel gedaan wanneer dit wel een goede oplossing is Hiervoor zijn diverse oplossingen denkbaar, waarbij het gevoel ver van de stad af te zijn voorop staat.

De Kil

De Kil is de drager van dit deelgebied en moet als zodanig goed zichtbaar zijn vanuit de omgeving. De oorspronkelijke loop van de Kil vóór de ruilverkaveling, van oorsprong een veenrivier en gebruikt als vaarroute, is hierbij het uitgangspunt.

afbeelding binnen de regeling

8.3Voorbeelduitwerkingen

Cultuurhistorie en landschap

Rondom de Busch en Dam is de oorspronkelijke dijk verdwenen. Door middel van verwijzingen (zoals een reeds aanwezige rij wilgen) kan aan de dijk herinnerd worden.

Recreatie

Eventuele recreatieve routes moeten aansluiten op de bestaande dijkstructuren. Daarnaast kan de beleving van de Kil worden vergroot door een wandelpad naast de Kil aan te leggen.

Ecologie

De noord-zuid lopende ecologische verbindingszone uit de EHS wordt deels gerealiseerd met de ecologische inrichting langs de Kil. Het zuidelijkste deel, rondom de Wijkermeerpolder, is zoekgebied voor de voltooiing van de verbinding. De rechte watergang, waar de Kil in overgaat, is ontstaan door de inpoldering van het Wijkermeer en is geen natuurlijke stroom. Het heeft daarom de voorkeur de ecologische verbinding te realiseren langs de Kagerweg, waarmee de vroegere oeverlijn van het Wijkermeer verduidelijkt wordt. Hierin kan ook eventuele waterberging een plaats krijgen.

Een andere optie is de realisatie van de ecologische zone of waterberging aan de voet van de Assendelver Zee- dijk en Groenedijk, om daarmee de Stelling van Amsterdam te verduidelijken.

Stedelijk

Mocht de Wijkermeer ontwikkeld worden t.b.v. van stedelijke of industriële functies, dan is het wenselijk deze ruimtelijk af te scheiden waardoor diens aanwezigheid in het buitendijkse land niet wordt ervaren. Dit kan door een verdichting van de Kagerweg als lijnvormig element. Het beeld langs de Kagerweg zal dan een landelijk karakter hebben, bestaande uit boerenerven, afgewisseld met beplanting en zonder doorzicht op het achtergelegen land. Indien deze ontwikkeling plaats vindt, is het belangrijk dat het ‘buitendijkse’ gebied tussen de Wijkermeerpolder en de Noorder IJ- en Zeedijken open blijft en een ruimtelijke eenheid vormt met het open gebied tussen de Kil en de dijk.

afbeelding binnen de regeling

9Zeekleigebied: Nauerna

De afvalstort maakt deze IJpolder herkenbaar als onderdeel van de grootschalige Kanaalzone. Deze heuvel zal in de toekomst ontwikkeld worden tot recreatieterrein.

9.1 De beleving van Nauerna

Voor de bezoeker van het Zaanse buitengebied is er in de huidige situatie voornamelijk zicht op de heuvel. Het beeld bestaat uit het opvallende reliëf van de met gras begroeide afvalheuvels. Het oorspronkelijke rationele ontwerp van de Nauernasche polder is door de functie als vuilstort niet meer herkenbaar.

afbeelding binnen de regeling

9.2 Waarden voor de beeldkwaliteit

Openheid

De polder Nauerna vormt als afvalberg een sterke begrenzing voor de openheid van het veenweidegebied. De verdere ontwikkeling van de polder moet aansluiten op het grootschalige en groene karakter dat de Kanaalzone hier als begrenzing van het veenweidegebied vormt. Waar in de huidige situatie vanuit de omgeving hoofdzakelijk tegen Nauerna wordt aangekeken, zal het recreatieterrein in de toekomstige situatie als opvallend landschapselement juist naar het omliggende veenweidegebied gericht moeten zijn. Dit kan door het in te richten als blikvanger, passend bij het groene karakter van dit deel van de Kanaalzone.

Bij de inrichting van de polder tot recreatieterrein zal er vanaf het hoogste punt (circa 50 meter) uitzicht zijn over de wijde omgeving: Zaandam en het Zaanse landschap, het havengebied van Amsterdam en de Hoogovens van IJmuiden. Deze kwaliteit zal uitgangspunt moeten zijn voor de verdere ontwikkeling van de polder. Het is wenselijk dat de eventuele groeninrichting robuust is en passend bij de forse heuvel, maar het mag het zicht vanaf het hoogste punt niet belemmeren.

afbeelding binnen de regeling

Bebouwingskarakteristiek

Bebouwing binnen de Nauernasche polder moet aansluiten op het moderne en grootschalige karakter van de Kanaalzone. Nieuwe bebouwing binnen de polder Nauerna moet aansluiten op het gebouw bij de entree van de huidige afvalstortplaats. Door zijn omvang en moderne karakter sluit het aan op de moderne identiteit van de Kanaalzone.

Door de aanwezigheid van de jachthaven en de woonboten in de Nauernasche Vaart is er bij Nauerna een voor de Zaanstreek unieke situatie waarin de kleinschaligheid van het oorspronkelijke landschap door de grootschaligheid van de Kanaalzone heen dringt tot aan het Noordzeekanaal. Bij verdere ontwikkelingen binnen de Kanaal- zone moet dit contrast beleefbaar blijven. Het is wenselijk dat de inrichting van de randen van de polder Nauerna en de Westzanerpolder een contrast vormen met de kleinschalige bebouwing, bijvoorbeeld door met een hoge, steile dijk de Nauernasche Vaart te begrenzen.

Ruimteclaims voor grootschalige ontwikkelingen, bijvoorbeeld voor schaalvergroting van de landbouw, moeten uit de woonkern Nauerna geweerd worden. Het is wenselijker deze binnen de IJpolders een plaats te geven.

Dijken

Aan de noordzijde is er geen heldere overgang tussen de heuvel van Nauerna en de Noorder IJ- en Zeedijk. De Zeedijk moet als onafhankelijk en los element versterkt worden door een vrije ruimte tussen de heuvel te waarborgen.

IJpolders

Vanuit het veenweidegebied is de afvalstortplaats nu herkenbaar door reliëf dat qua schaal aansluit op de wind- molens en de kranen in het achterliggende Amsterdamse havengebied. De inrichting van de Nauernasche polder zal ook bij verdere ontwikkeling moeten aansluiten op de grootschaligheid van de Kanaalzone.

afbeelding binnen de regeling

Om de grootschaligheid van de polder beleefbaar te maken is het wenselijk dat het reliëf van de heuvel duidelijk zichtbaar is vanuit de omgeving. Het is wenselijk om een aantrekkelijk groen landmark te maken, maar beplanting mag de herkenning van het reliëf niet volledig ontnemen. Zo zijn bijvoorbeeld de grastaluds van de Belt bij Westerwatering vanuit de omgeving beter als landschappelijk element herkenbaar dan de begroeide hellingen rondom de skibaan van Spaarnwoude.

9.3 Voorbeelduitwerkingen

Ecologie

Tussen de Noorder IJ- en Zeedijk en Nauerna is de inpassing van een ecologische zone of waterberging denkbaar. Hiermee is de open ruimte tussen Nauerna en de dijk gewaarborgd.

afbeelding binnen de regeling

10 Veengebied: Assendelverpolder

De Assendelverpolder is het gebied tussen het zeekleigebied en de Nauernasche Vaart. Het omvat onder andere de Vlietpolder en de Veenpolder en het lint van Assendelft. Ruimtelijk behoort het SGP-gebied de Omzoom ook tot de Assendelverpolder, maar wordt door zijn functie als afzonderlijk deelgebied beschouwd.

10.1 Beleving van de Assendelverpolder

De Assendelverpolder is een weids agrarisch gebied en grotendeels in gebruik als weideland. Het beeld wordt bepaald door open ruimte en lange zichtlijnen, begrensd door overwegend zachte randen. Het stedelijke gebied ligt op grote afstand, waardoor het ‘buiten’-gevoel hier sterk is.

afbeelding binnen de regeling

10.2 Waarden voor de beeldkwaliteit

Openheid

10De Assendelverpolder wordt door het lint van Assendelft opgedeeld in twee grote ruimtelijke eenheden, waar- binnen de boerenerven met hun groene singels het beeld bepalen. De beleving van de openheid moet worden behouden en versterkt met de ontwerpprincipes voor openheid, de linten en de boerenerven.

Vanaf de Noorder IJ- en Zeedijken is er ruim zicht op de openheid van de Assendelverpolder. Dit open zicht moet gewaarborgd blijven.

De open ruimte aan de westzijde van Assendelft wordt van oudsher begrensd door de Noorder IJ- en Zeedijken en heeft grote relatie met het open gebied van de polder Uitgeester- en Heemskerkerbroek. Naast de groene erven en de beplanting langs de Vlietpolder wordt de ruimte opgedeeld door beplanting langs de Genieweg, de Communicatieweg, de Akere en het Haverland. Deze beplanting deelt de openheid op en heeft geen historische waarde. Het toepassen van de ontwerpprincipes voor openheid houdt hier in dat de bomen op termijn uitvallen en niet terug worden geplaatst.

afbeelding binnen de regeling

Ondanks dat de open ruimte aan de oostzijde van Assendelft fysiek wordt gescheiden van de Reef door de Nauernasche Vaart is er tussen beide grote ruimtelijke samenhang. Hier wordt de openheid begrensd door beplanting in het Noorderveen en langs de provinciale weg. Ook hier zijn de ontwerpprincipes voor de openheid van toepassing en zullen de bomen op termijn verdwijnen. De opgaande beplanting in de Veenpolder, ter hoogte van Vrouwenverdriet, maakt deel uit van de groene dorpsrand van de Westzaan en moet behouden blijven.

Bebouwingskarakteristiek

Van oudsher bevond de bebouwing in de Assendelverpolder zich enkel in het lint van Assendelft, aan de randen van de Veenpolder en rondom de monding van de Nauernasche Vaart. Na de ruilverkavelingen zijn er ook binnen het gebied en langs de Assendelver Zeedijk en Groenedijk boerenerven ontstaan. De erven die vrij in het gebied liggen zijn groter van opzet.

Op de bebouwing van Assendelft zijn de ontwerpprincipes voor lintdorpen van toepassing. Het lint is grotendeels verdicht, waardoor er weinig relatie met het achterliggende open land is. Door uitbreidingen van de bebouwing heeft het lint niet overal een open achterland.

Vanuit het landelijke gebied gezien, moet de lintbebouwing van Assendelft beleefd worden als een dorpse rand. Het bijbehorende beeld moet bestaan uit kleinschalige bebouwing en beplanting. Ook de randen van de uitbrei- dingen en agrarische bedrijven moeten aan dit beeld voldoen.

Veenontginningen

Het contrast met de grootschaligheid van de Kanaalzone is hier sterk omdat de kleinschalige veenweiden een eenduidige inrichting hebben door het agrarische gebruik. Alleen de aanwezige kassen in het veenweidegebied verzwakken dit contrast.

De grootte van de kavels en de kleinere hoeveelheid sloten van geringere breedte doen de Assendelverpolder in zijn inrichting duidelijk verschillen met de nattere veenweidegebieden dichter bij de Zaan. De Nauernasche Vaart vormt in principe de scheiding tussen het natte en drogere veenweidelandschap. In het landschap wordt dit echter niet beleefd, doordat er vanuit de Assendelverpolder geen zicht is op de waterstructuur van de polder Westzaan.

Droogmakerijen

De Veenpolder is herkenbaar als een op zichzelf staand element binnen de Assendelverpolder. Dit komt door zijn afwijkende inrichting en de geringe ruimtelijke werking van de dijk. De droogmakerij heeft een smalle, strakke verkaveling waarbij alle boerenerven aan de buitenzijde van de polder liggen.

De Vlietpolder is als droogmakerij herkenbaar door de ruimtelijke werking van zijn ringdijk en ringvaart. De aanwezige beplanting is erg transparant. De Vlietpolder dient als droogmakerij in het landschap herkenbaar te zijn en versterkt te worden.

afbeelding binnen de regeling

10.3 Voorbeelduitwerkingen

Cultuurhistorie

In de ondergrond zijn kreekruggen en archeologische vindplaatsen aanwezig, welke niet verloren mogen gaan. Het eventueel herkenbaar maken van de waarden in het landschap mag niet ten koste gaan van de openheid en herkenbaarheid van het veenweidelandschap. Het beplanten van de kreekruggen, zoals dat past bij de inrichting van recreatiegebied de Omzoom, is in het open veenweidegebied niet gewenst.

Recreatie

Voor de recreatieve opgave ligt de nadruk binnen de Assendelverpolder op extensief recreatief medegebruik vanhet open, agrarische land. De aanleg van fiets- en wandelpaden in het agrarische gebied moet aansluiten op de bestaande verkaveling en landschappelijke structuren. Verharde routes zullen plaats moeten krijgen op de bestaande (infra)structuren, bijvoorbeeld over de Noorder IJ- en Zeedijken.

Kunstwerken bij onverharde paden moeten eenvoudig zijn (zoals loopplanken) en mogen geen ruimtelijke werking hebben of dienen aan te sluiten op de gebiedseigen landelijke architectuur. Voorzieningen voor vaarroutes dienen eenvoudig en onopvallend te zijn.

Landbouw

De landbouw is in de Assendelverpolder de belangrijkste gebruiksfunctie en drager van de openheid. Om dit te behouden is de ontwikkeling van duurzame vormen van grondgebonden landbouw hier van belang.

Om deze ontwikkeling mogelijk te maken kan er ruimte gewenst zijn voor schaalvergroting en de bijbehorende grote boerenbedrijven. Binnen het Zaanse buitengebied lijken hier binnen de Assendelverpolder de beste moge- lijkheden voor. De kavels zijn hier groter door eerdere ruilverkavelingen, de cultuurhistorische waarde is hierdoor minder geconserveerd dan in de nattere veenweiden en er zijn binnen de polder al grote boerenerven gelegen, zoals langs de Kaaik.

afbeelding binnen de regeling

Nieuwe functies

Nieuwe functies in het landbouwgebied zoals de volkstuinen langs de Genieweg en de grootschalige kassen en schuren rond de linten passen niet in het gewenste beeld van de Assendelverpolder. Omwille van het ge- wenste beeld is het gewenst deze functies op termijn te verplaatsen en in te passen volgens de principes voorlintbebouwing en boerenerven. Een mogelijkheid kan zijn dat grootschalige elementen een plaats krijgen binnen de Kanaalzone (wellicht zijn er mogelijkheden binnen het ‘rode deel’; de huidige Westzanerpolder en Zaandammerpolder). Een andere mogelijkheid is om met een gebiedseigen beplanting de contouren van de Vlietpolder te verdichten en hier de volkstuinen te concentreren. Dit zal gevolgen hebben voor de openheid, maar een inpassing met gebiedseigen karakteristieken moet zorgen voor een rustig beeld binnen de Assendelverpolder.

Ecologie

Een deel van de Zuiderpolder is onderdeel van de EHS en weidevogelgebied. De natuurdoelen zijn gericht op de ontwikkeling van natte graslanden met soortenrijke riet-, sloot- en graslandvegetaties. De ontwikkeling tot moerassige veenweide strookt niet met het beeld van een helder veenweidelandschap als contrast met de Kanaalzone. Het is wenselijk de veenweiden als natuurlijke veenweiden te beheren en de moerassige inrichting te centreren rondom de braken. Zo worden de braken als landschappelijke element benadrukt.

Water

Verbreding van de watergangen in het kader van waterberging heeft de voorkeur bij de hoofdwatergangen van de Veenpolder, de ontginningsas de Delft en de oorspronkelijke veenstroompjes de Vliet en de Kaaik.

Ook kan waterberging een aanleiding zijn om de herkenbaarheid van de Vlietpolder te vergroten door deze binnen de contouren van de polder te realiseren.

afbeelding binnen de regeling

11 Veengebied: Omzoom

De Omzoom wordt ontwikkeld tot een grootschalig, extensief recreatiegebied en zal grenzen aan drie stedelijke gebieden: Vinex-woonwijk Saendelft met de uitbreiding Overhoeken en Vinac-wijk Kreekrijk. De in de ondergrond aanwezige kreekruggen zijn uitgangspunt voor de inrichting van het recreatiegebied.

11.1 Beleving van de Omzoom

Het gebied is in de huidige situatie een onderdeel van de Assendelverpolder. Aan de westzijde wordt het gebied ruimtelijk begrensd door transparante groensingels rondom de boerderijen en een verdedigingsfort van de Stelling van Amsterdam, aan de oostzijde door de Nauernasche Vaart en het Noorderveen.

afbeelding binnen de regeling

11.2 Waarde van de beeldkwaliteit 3

Openheid

De Omzoom moet in de beleving een onderdeel blijven van het open veenweidegebied en een sterke relatie behouden met de Assendelverpolder.

Het gebied ten oosten van Assendelft moet een ruimtelijke eenheid vormen met het Noorderveen, de Veenpolder, het Guisveld en het Euverenweggebied.

afbeelding binnen de regeling

Bebouwingskarakteristieken

Van oudsher bevond de bebouwing zich langs het lint van Assendelft, langs de Nauernasche Vaart en rondom Busch en Dam. De laatste wordt beschreven in de Kilzone. Binnen het gebied wordt het beeld bepaald door enkele vrijliggende erven.

Het deel van het lintdorp van Assendelft dat na de realisatie van de nieuwe wijken vrij is van bebouwing, moet een grote relatie met het achterliggende gebied hebben. Hier is er een voor Assendelft unieke situatie dat er op een punt aan beide zijden van het lint een doorzicht naar het veenweidegebied is. Aan de hand van de ontwerp- principes voor lintdorpen en openheid moeten doorzichten worden behouden en ontwikkeld.

Vanuit de omgeving gezien vormt de bebouwing van Assendelft een zachte, dorpse rand. Nieuwe grootschalige ontwikkelingen moeten worden voorkomen en bestaande dienen ingepast te worden met erfbeplanting.

Veenontginningen

Vanuit Assendelft is er door de openingen tussen de bebouwing zicht zijn op de veenweiden. Door de ontwerp- principes voor cultuurlijke of natuurlijke veenweiden direct achter de bebouwing toe te passen, dragen deze doorzichten bij aan de beleving van cultuurhistorische waarden en de openheid. Verder van het lint af, of waar er vanuit het lint geen zicht is op de veenweiden, kunnen de ontwerpprincipes voor moerassige veenweiden worden toegepast.

Stadsranden

Saendelft heeft een rechte, harde stadsrand. Langs deze rand zal de uitbreiding Overhoeken ontwikkeld worden. Hierdoor krijgt een deel van de stadsrand van Saendelft een losse structuur met vooruitgeschoven woonclusters. De relatief kleine clusters moeten een herkenbaar onderdeel van het stedelijke gebied blijven door de architectuur en het ontbreken van beeldbepalende erfbeplanting.

Het gebied tussen de stadsrand van Saendelft en de Nauernasche Vaart dreigt door de verrommeling zijn identiteit te verliezen. De hier aanwezige veenweiden zijn geen herkenbaar onderdeel van het veenweidegebied en dragen niet bij aan een de beleving van de openheid van het landelijke gebied. Dit identiteitsloze gebied zal in de beleving een onderdeel moeten worden van de stadsrand van Saendelft. Het beeld zal moeten bestaan uit een groene dichte stadsrand. De rand is als stedelijk herkenbaar door de aanwezigheid van de bebouwing van Saendelft, de bedrijvigheid van Krommenie en de rechtlijnigheid van de Nauernasche Vaart. Langs de Nauernasche Vaart staan een aantal huizen die onderdeel uitmaken van de eerste bebouwing in het gebied en moeten worden behouden en in de nieuwe rand worden opgenomen.

Kreekrijk krijgt een gelede rand, waarin verschillende soorten bebouwing worden afgewisseld met groen. Door de opzet en architectuur van de wijk is de rand herkenbaar als stedelijk.

afbeelding binnen de regeling

11.3 Voorbeelduitwerkingen

Recreatie

Als onderdeel van de opgave voor het recreatiegebied de Omzoom worden sportvelden gerealiseerd. Om de openheid zoveel mogelijk te waarborgen worden de sportvelden van SVA geïntegreerd in het lint van Assendelft. De sportvelden nabij Kreekrijk worden onderdeel van de gelede rand, waarbij de visuele relatie tussen de woon- wijk en het landelijke gebied uitgangspunt is.

Ecologie

Het natuurgebied Noorderveen is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. De natuurdoelen zijn gericht op de afwisseling tussen elzenbroekbossen, moerasvegetaties en natte graslanden. Het gebied heeft een dichtkarakter door de ruige, opgaande broekbossen die de openheid van het veenweidegebied beperken. Bij verdere ontwikkeling van het gebied is het wenselijk de opgaande broekbossen meer in het centrum van het Noorderveen te concentreren en de randen open te houden, zodat er vanuit de omgeving (vooral vanaf de Communicatieweg) gezien een grotere relatie ontstaat met het Euverenweggebied.

Langs de stadsrand van Saendelft is een ecologische zone ontwikkeld. De ruimtelijke werking van de ecologische zone moet beperkt zijn.

Water

Eventuele waterberging kan ingepast worden door, met behulp van de ontwerpprincipes, de Kaaik als belangrijkste watergang in de Omzoom te verbreden.

Stedelijk

De gewenste verdichting van het gebied tussen Saendelft en de Nauernasche Vaart kan aanleiding zijn om hier uitloopfuncties van het stedelijke gebied te concentreren. Gedacht wordt aan volkstuinen en sportvoorzieningen die elders de openheid in het landelijke gebied belemmeren. Een waterrijke rand kan hier een middel zijn om de grens tussen de Omzoom en het stedelijke gebied te maken en aanleiding zijn voor de realisatie van waterwoningen.

afbeelding binnen de regeling

Mobiliteit

In de toekomst wordt de A8 mogelijk doorgetrokken om aansluiting te maken met de A9. Deze weg komt als autonoom element in het buitengebied te liggen en dreigt dit landelijke gebied verder te versnipperen.

Bij een mogelijke verlenging is het van belang dat de openheid binnen de Omzoom en de ruimtelijke relatie met de Assendelverpolder in stand blijven. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door de weg verdiept aan te leggen en te voorkomen dat beplanting of geluidswerende voorzieningen het zicht verstoren.

Een nieuw tracé van de A8 zal het lint van Assendelft kruisen. Hier is het wenselijk dat het kruisen van de weg niet wordt ervaren vanuit het lint, bijvoorbeeld door de weg hier met een tunnel onder het lint te leiden.

Wanneer de A8 wordt verlengd is het wenselijk dat het tracé uitgaat van de ontginningsrichtingen van het veen- weidelandschap.

afbeelding binnen de regeling

12 Veengebied: Krommenieër Woudpolder

De Krommenieër Woudpolder maakt deel uit van het uitgestrekte veengebied rondom het Uitgeester- en Alkmaardermeer.

12.1 Beleving van de Krommenieër Woudpolder

De veenweiden op het Zaanse grondgebied ten noorden van Krommeniedijk, vormen één ruimtelijke eenheid met het open landelijke gebied rondom het Uitgeester- en Alkmaardermeer. Vanuit Krommenie gezien vormt de lint- bebouwing van Krommeniedijk de ruimtelijke begrenzing. Hierdoor ontstaat een besloten ruimte met een landelijk karakter. De gronden binnen de ruimte hebben een agrarisch gebruik en een waterrijk karakter door de brede watergangen en rietkragen.

afbeelding binnen de regeling

12.2 Waarden van de beeldkwaliteit

Openheid

De openheid ten noorden van Krommeniedijk bestaat uit onbebouwde veenweiden het open water van het Alkmaarder- en Uitgeestermeer. De openheid ten noorden van Krommeniedijk moet worden gewaarborgd door de toepassing van de ontwerpprincipes voor openheid.

Het landelijke gebied dat wordt omsloten door Krommenie en Krommeniedijk heeft een relatie met achterliggende veengebieden door de doorzichten langs de Westdijk en het vrije zicht op het water van de Noorderham. Deze openheid moet behouden blijven.

afbeelding binnen de regeling

Bebouwingskarakteristiek

Vanuit Krommeniedijk is er een relatie met het buitengebied door de openingen en doorkijkjes vanuit het lint op de veenweiden en de groene, stedelijke rand van Krommenie. Met de ontwerpprincipes voor de linten moeten deze doorzichten en open ruimtes behouden blijven.

Langs de Westdijk gaat de lintbebouwing van Krommeniedijk over in vrijliggende boerenerven. Aan de Krommeniedijk is er veel verdichting van bebouwing en beplanting, waardoor er geen zicht is op het water van het Crommenije. Ontwikkelingen moeten erop gericht zijn dit zicht te vergroten.

Iets verder langs de Westdijk is de afstand tussen de boerderijen groter en is er zicht op het Fort Krommeniedijk en de liniedijk van de Stelling van Amsterdam. Ook hier heeft deze ruimtelijke relatie grote waarde en zal gestuurd moeten worden op het vergroten van de openheid door het toepassen van de ontwerpprincipes voor boerenerven.

Tussen de dorpslinten Krommenie en Krommeniedijk ligt langs de Uitweg van oudsher een open ruimte die de twee dorpen scheidde. De openheid aan de oostzijde van de Uitweg heeft plaats gemaakt voor de stedelijke rand van Krommenie door de komst van de woonwijk Willis. Daarnaast zijn de percelen hier in beslag genomen door nieuwe functies als paardenweiden en opslag. Het is een identiteitloos gebied geworden waarbij het niet duidelijk is of het tot het stedelijke of tot het landelijke gebied behoord.

Het gewenste beeld is dat de Uitweg een dorpse rand wordt. Ontwikkelingen worden ingepast met behulp van de ontwerpprincipes voor de dorpslinten. De beleving van de kleinschaligheid en kavelrichting van de oorspronkelijke inrichting zijn hierbij uitgangspunt. Het zicht op de aanwezigheid van Willis moet hier voorkomen worden. Een gebiedseigen beplanting (bijvoorbeeld langs de randen van de erven of de percelen) moet voorkomen dat er vanaf de Uitweg zicht is op de bebouwing van Willis.

Veenontginningen

De Krommenieër Woudpolder is weinig veranderd in de tijd van de ruilverkaveling. De oude verkaveling bepaalt nog steeds het beeld. Deze verkaveling moet behouden blijven. De veenweiden in de Krommenieër Woudpolder binnen de Zaanse gemeentegrens spelen een grote rol in de beleving van het gehele open gebied vanuit Krom- meniedijk. Dit beeld moet in stand worden gehouden door de ontwerpprincipes voor cultuurlijke en natuurlijke veenweiden toe te passen.

Stadsrand

De stedelijke rand van Krommenie is herkenbaar als onderdeel van het stedelijke gebied door de aanwezige woontorens en zijn rechte vorm. Wel is de rand zacht en groen. Hierdoor krijgt het door Krommenie en Krommeniedijk omsloten gebied een sterk landelijk karakter. Omwille van deze identiteit is het wenselijk dat deze rand als zodanig behouden blijft.

afbeelding binnen de regeling

12.3 Voorbeelduitwerkingen

Recreatie

Door de grote schaal van het open gebied en de ligging ervan ten opzichte van het stedelijke gebied heeft de Krommenieër Woudpolder een minder geconserveerd karakter dan bijvoorbeeld het Westzijderveld. De recreatieve voorzieningen hebben hier een minder grote invloed op de beleving van openheid en veenweiden en mogen hier meer om het lijf hebben dan alleen loopplanken. Wel moeten kunstwerken aansluiten op de landelijke architectuur. Voorzieningen met een grotere ruimtelijke werking moeten geplaatst worden rond de bebouwde randen van het gebied en aansluiten bij de schaal en hoogte van de bebouwing.

Ecologie

De Krommenieër Woudpolder is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. De ecologische doelen zijn gericht op weidevogels, wat vorm krijgt met bloemrijke graslanden, botanisch waardevolle sloten en rietkragen. De toe- passing van het ontwerpprincipe voor natuurlijke veenweiden kan deze opgave realiseren.

Water

Eventuele waterberging moet aansluiten op het oorspronkelijke ontginningspatroon, zoals beschreven in de ont- werpprincipes.

Nieuwe functies

De wens voor een sterkere identiteit voor de zone tussen de Uitweg en de rand van Willis, kan aanleiding zijn om binnen dit gebied functies voor de stedelijke uitloop te plaatsen die niet gewenst zijn in het open veenweidegebied. Het is wenselijk dat het beeld vanaf de Uitweg wordt bepaald door kleinschalige bebouwing en beplanting, waarbij er geen zicht is op de woonwijk Willis. Omdat het zicht op veenweiden aan de oostzijde van de weg geen deel uitmaakt van de kwaliteit van het lint, is het goed denkbaar dat nieuwe landelijke functies, zoals paardenbak- ken en volkstuinen, hier een plaats krijgen. Deze mogen vanaf de weg zichtbaar zijn, omdat zij in zekere mate bijdragen aan het landelijke karakter.

afbeelding binnen de regeling

Veengebied: Guisveld

Het Guisveld is samen met het Westzijderveld en de Reef onderdeel van de polder Westzaan. Deze samenhang is nog herkenbaar in de ruimtelijke structuur van de polder.

13.1 Beleving van het Guisveld

De A8 ligt verhoogd en begrenst het gebied aan de zuidzijde. N246 wordt door beplanting begeleid en gaat met een viaduct over het spoor. Dit zorgt met de erven langs de Middel voor de westelijke begrenzing. De stedelijke rand van Wormerveer vormt samen met het spoor een heldere noordelijke begrenzing. De bebouwing van Roos- wijk (Zaandijk) vormt een heldere oostelijke begrenzing met een groen karakter. De infrastructuur en de stedelijke randen geven het Guisveld aan alle zijden een heldere begrenzing, waardoor het als een omsloten binnenruimte wordt beleefd.

afbeelding binnen de regeling

13.2 Waarden voor de beeldkwaliteit

Openheid

Het Guisveld is een open veenweidegebied met sterke ruimtelijke begrenzingen. Er is vanuit het Guisveld weinig zicht op de overige open veengebieden. Het Guisveld is voornamelijk bereikbaar via de watergangen. De beleving van de openheid wordt daarom voornamelijk ervaren vanuit de randen.

Aan de westelijke rand wordt het zicht op het Guisveld belemmerd door de dichte beplanting langs de N246 en de bebouwing en beplanting langs de Middel. Hierdoor ontbreekt ook de visuele relatie tussen het Guisveld en aan de andere zijde van de Nauernasche Vaart. Het zicht op het Guisveld vanaf de N246 moet hier vergroot worden door de beplanting op termijn te laten verdwijnen.

Aan de zuidelijke rand kijkt men vanaf de verhoogde A8 het gebied in. Vanaf hier is er goed zicht op het waterrijke karakter en de verkavelingstructuur die doorloopt in het Westzijderveld aan de andere zijde van de A8. De natuur- lijke inrichting aan beide zijden versterkt deze relatie. Het vrije zicht vanaf de A8 moet behouden blijven.

afbeelding binnen de regeling

Aan de noordelijke rand wordt het gebied beleefd vanaf het spoor en voor een deel vanaf de N203. Vanaf station Wormerveer is er een weids zicht op het Guisveld. De verdichting rondom de sportvelden en de bebouwing belemmeren het zicht. Het zicht vanaf het spoor op het open Guisveld moet uitgangspunt zijn bij verdere ontwikkelingen.

Aan de westzijde wordt het Guisveld beleefd vanuit de stadsrand van de wijk Rooswijk. Op de plekken waar de sloten vanuit Rooswijk op het Guisveld aansluiten is er goed zicht.

Bebouwingskarakteristiek

Ruimtelijke massa binnen het Guisveld is enkel aanwezig langs het lintdorp Middel. Deze massa bestaat uit de boerenerven en bijbehorende beplanting. Er is veel ruimte tussen de diverse groene eilanden waardoor het lint een transparant karakter heeft. De openheid moet worden gewaarborgd door de toepassing van de ontwerpprincipes van boerenerven.

Beplantingen langs de kavels, die dwars op het lint het buitengebied in steken, verstoren de beleving van de openheid van het buitengebied. Hier is het toepassen van de ontwerpprincipes voor openheid gewenst.

Bij herbestemming of herontwikkeling van de bebouwing aan de Middel is het wenselijk dat de nadruk ligt op de kleinschaligheid van het landschap, bijvoorbeeld door bouwvolumes te verkleinen.

Veenontginningen

In het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westzaan zijn landschapsbeelden vastgelegd. Deze bestaan uit open veenweide met agrarisch beheer, open veenweide met natuurbeheer gericht op weidevogels en minder open veenweide met riet en ruigte (beheerde moerasvegetaties). In de gehele polder Westzaan beslaan deze drie land- schapstypen ieder ongeveer één derde deel. De inrichting ervan is geregeld in het landinrichtingsplan Westzaan en planologisch is dit vastgelegd in het bestemmingsplan.

In het Guisveld is een relatief groot deel van het landschapstype riet en ruigte aanwezig. Het waterrijke karakter is door de breedte van de watergangen vanuit de omgeving goed zichtbaar. De natuurlijke waarden van de opendelen van natte graslanden met weidevogels en de meer gesloten kernen met moerasvegetaties bepalen de identiteit van het Guisveld. Slootkanten met opgaand riet, die grotendeels ’s winters worden gemaaid, zorgen voor de gewenste structuurvariatie. Deze identiteit zal gewaarborgd blijven door het toepassen van de ontwerpprincipes voor enerzijds de cultuurlijke en natuurlijke veenweiden, anderzijds de moerassige veenweiden. Openheid is in het Guisveld van belang: opgaande houtige begroeiing dient door gericht beheer te worden voorkomen.

afbeelding binnen de regeling

Zaan

Aan de oostzijde van het Guisveld langs het Herderskindpad is de zogenaamde ‘Sprong over de Zaan’ aanwezig. Op deze plek wordt het dichte stedelijke weefsel onderbroken door beplantingen, riet en moeras, waardoor het Guisveld met de Zaan in contact staat. Hierdoor is er een ecologische verbinding tussen Guisveld en de Kalver- polder mogelijk. Bij het ontwikkelen van de ecologische verbinding rond de ‘Sprong over de Zaan’ moet er ook aandacht zijn voor de visuele relatie.

Stadsranden

De stedelijke randen van Rooswijk en Wormerveer langs het gebied moeten helder zijn om het contrast tussen stad en land en daarmee de identiteit van het landelijke gebied te waarborgen. De stadsrand aan de westzijde van Rooswijk dient als contrast versterkt te worden.

13.3 Voorbeelduitwerkingen

Cultuurhistorie

Het Guisveld is een gebied met vele archeologische waarden. Deze kunnen in het landschap zichtbaar worden gemaakt (zoals de restauratie van het gemeentelijk archeologisch monument Vijverlanden). Dit zichtbaar maken mag de totale beleving van de landschappelijke structuur en de openheid van het Guisveld echter niet negatief beïnvloeden. Ontwikkelingen met een ruimtelijke werking moeten een cultuurhistorisch karakter hebben (bijvoorbeeld verwijzen naar de oorspronkelijke molens) en mogen door hun schaal en maat geen contrast vormen met de omgeving.

Recreatie

Er zijn wensen en plannen voor de ontwikkeling van recreatieve voorzieningen aan de randen van het gebied. Voorbeelden hiervan zijn een pad dat Rooswijk met het station ontsluit en wandelpaden aan de zuidwestzijde van Rooswijk. De paden mogen niet zichtbaar in het landschap aanwezig zijn, wat inhoudt dat inrichtingselementen of kunstwerken geen grote ruimtelijke werking mogen hebben. Paden sluiten daarbij zoveel mogelijk aan op de bestaande verkavelingstructuur.

Ecologie

Het Guisveld is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebied. Er is een ecologische ver- binding gewenst met de Kalverpolder, het Westzijderveld, het Noorderveen en het Wormer- en Jisperveld via de Watering. Deze ecologische inrichting mag geen negatieve gevolgen hebben voor de beleving van de openheid. Hoog opgaande begroeiing, die het zicht vanaf de paden onmogelijk maakt, is ongewenst. Het ontwerpprincipe voor openheid is hierbij van belang. Wanneer de begroeiing hoger is dan de (gemiddelde) ooghoogte, verdwijnt de beleving van de openheid.

Water

Het is wenselijk eventuele waterberging in te passen in de oorspronkelijke waterstructuur, volgens de ontwerpprincipes voor waterberging.

afbeelding binnen de regeling

14 Veengebied: Westzijderveld/De Reef

Het Westzijderveld en De Reef hebben een grote relatie door hun samenhangende verkaveling. Het dorpslint Westzaan is hierin sterk verweven, maar zorgt ook voor een ruimtelijke opdeling tussen de Reef en het Westzijderveld. Ten noorden van Westzaan ligt het zogenaamde Euverenweggebied, een door bebouwing en infrastructuur afgesneden gebied met een hoge natuurwaarde. Het gebied wordt begrensd door de uitbreidingswijken Westerkoog (Koog aan de Zaan) en Westerwatering (Zaandam).

14.1 Beleving van het Westzijderveld en De Reef

Met de uitvoering van het landinrichtingsplan is het beeld ontstaan van grasland en moerasgebieden. Het beeld bestaat uit een open en waterrijk veenweidegebied met windmolentjes ter bemaling. Weidevogels dragen bij aan de beleving van het unieke landschap. De watertoren van Westzaan vormt een herkenbaar element dat vanuit de verre omgeving zichtbaar is.

De Reef en de Gouw zijn watergangen die door hun breedte het beeld in het gebied bepalen. De vele smalle watergangen, die hier dwars opstaan, worden in het landschap grotendeels beleefd door de aanwezigheid van rietkragen.

De noord-zuid richting van Westzaan en de hoofdwatergangen worden minder sterk beleefd door de grootschaligheid van de oost-west lopende lijnen van de Kanaalzone en de hoogspanningsmasten.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

14.2 Waarden voor de beeldkwaliteit

Openheid

De beleving van de openheid van het veenweidegebied in het Westzijderveld en de Reef wordt overstemd door de grootschaligheid van de windturbines, kranen in de haven, hoogspanningsmasten en de Hoogovens. Dit speelt voornamelijk in het open gebied van het Westzijderveld. De dorpse randen verliezen hun kleinschalige karakter door de aanwezigheid van deze grootschalige elementen. In combinatie met de harde stedelijke rand wordt dit gebied daardoor beleefd als een geïsoleerde binnenruimte van het stedelijke gebied. Door de aanwezigheidvan de grootschalige elementen ontbreekt het gevoel dat er achter de aanwezige linten een andere open ruimte aanwezig is. Vanaf de uitzichtheuvel De Belt in de aangrenzende woonwijk wordt dit effect nog sterker beleefd. Om tegenwicht te bieden aan de grootschaligheid is het van groot belang dat de kleinschaligheid en de openheid binnen het Westzijderveld en de Reef benadrukt worden. Dit kan door de ontwerpprincipes voor openheid en voor cultuurlijke en natuurlijke veenweiden toe te passen.

De begrenzing van de Nauernasche Vaart vormt een zachte grens voor het westelijke deel van de Reef waarbij er, tussen de bomen door, zicht is op het achterliggende open gebied van de Veenpolder. Hoewel er een duidelijk verschil waarneembaar is tussen beide landschapstypen, dragen zij beide bij aan de totaalbeleving van het open veenweidegebied. Om deze beleving te versterken is het wenselijk de beplanting langs de Vaart op termijn niet te vervangen. Het beeld moet hier worden bepaald door de erfsingels rondom de boerderijen

Vanaf de A8 is er goed zicht op het Westzijderveld en het Euverenweggebied. Vanaf hier wordt de relatie met het Guisveld goed ervaren. Het open zicht vanaf de A8 moet gewaarborgd blijven.

De groenstructuur langs de Dolfijnstraat, naar de begraafplaats van Westzaan, is cultuurhistorisch waardevol enwenselijk. De overige opgaande beplanting heeft gevolgen voor de openheid en moet worden voorkomen.

Er zijn binnen het Westzijderveld gebiedsvreemde elementen die de beleving van de openheid aantasten en niet passen bij de kleinschalige dorpsranden (bijvoorbeeld de bedrijvigheid rondom de molen de Schoolmeester, grootschalige agrarische schuren). Het is wenselijk dat deze op de lange termijn uit het beeld verdwijnen en ver- plaatst worden naar een locatie waar zij beter op hun plaats zijn (bijvoorbeeld in de stadsranden of in de Kanaal- zone).

Bebouwingskarakteristiek 4

De eerste bebouwing in het gebied is ontstaan langs de ontginningsas van Westzaan en liep vanaf de Middel en Westzaan tot aan de Zeedijken en boog vervolgens af naar het huidige Zaandam. Het lint is in de loop der tijd verdicht en de relatie met de veenweiden is kleiner geworden. Binnen het lint is een opzichzelfstaande wereld ontstaan waarin de ruimtelijke relatie met het omliggende landschap bestaat uit de doorzichten tussen de bebouwing, langs de open veldjes in het lint en langs de watergangen. De bestaande doorzichten moeten gewaarborgd blijven aan de hand van de ontwerpprincipes voor de lintdorpen.

Langs de Westzanerdijk is de relatie met het achterliggende land door de verdichting nagenoeg geheel verdwenen. Langs deze dijk zal er in de toekomst op gestuurd moeten worden dit zicht plaatselijk weer te herstellen.

Het lintdorp Westzaan zorgt voor een groene en diverse begrenzing van het Westzijderveld en de Reef. Voor Westzaan gelden de ontwerpprincipes voor linten. Grootschalige bebouwingen en herontwikkelingen dienen te worden ingepast binnen de groene rand met gebiedseigen beplanting.

Veenontginningen

Het gebied is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebied. De natuurdoelen zijn hoofd- zakelijk op weidevogels gericht. Vrij kritische weidevogelsoorten broeden in dichte hoeveelheden op het Westzijderveld en de Reef. Daarnaast heeft het gebied grote cultuurhistorische waarden door zijn authentieke middeleeuwse verkaveling. Zowel voor de ecologische waarden als voor de cultuurhistorische waarden is het wenselijk dat in het gebied zoveel mogelijk de ontwerpprincipes voor cultuurlijke en natuurlijke veenweiden worden toegepast.

Waar het beste zicht is op het open veenweidelandschap heeft het benadrukken van de cultuurhistorie de grootste waarde. Dit is het geval aan de zuidzijde van de Reef, waar er vanaf de Noorder IJ- en Zeedijken een weids zicht is op de veenweiden van de Reef en aan de zuidzijde van het Westzijderveld, waar er goed zicht is vanuit Westerwatering, bijvoorbeeld vanaf de Belt. Hier is een helder en cultuurlijk veenweidegebied gewenst.

Daarnaast liggen er ook natuurdoelen met betrekking tot moerassige vegetaties, zoals het zeldzame trilveen en veenmosriet. In de huidige situatie komt deze inrichting voor rondom de stedelijke rand van Koog aan de Zaan en in het Euverenweggebied. Deze natuurlijke inrichting mag de beleving van de openheid van het veenweidegebied niet belemmeren.

Dijken

De Overtoom aan de zuidzijde van de Reef en de Westzanerdijk bij het Westzijderveld zijn onderdeel van de Noorder IJ- en Zeedijken. Vanaf de Overtoom is er ruim zicht op het open veenweidelandschap en de lintbebouwing van Westzaan. Vanaf de dijk gezien wordt de beleving van de openheid versterkt door het zicht op de open Veenpolder. Om dit open zicht te waarborgen mag de dijkvoet hier niet worden bebouwd of verdicht.

Stadsranden

De stadsranden zijn helder en recht. Westerwatering (Zaandam) heeft een uitgesproken stenige rand. De stads- rand zal bij eventuele ontwikkelingen herkenbaar moeten blijven. De aanwezige uitzichtheuvel de Belt heeft een extensief karakter. Het is echter onderdeel van de stedelijke rand. Bij de ontwikkeling van de Belt is een meer intensieve inrichting gewenst, bijvoorbeeld door een prominentere ontsluiting en een sterke gebruiksfunctie met intensiever onderhoud hoort (intensief gemaaid gras op de taluds).

De rand van de wijk Westerkoog heeft een groene inrichting, waarbij de aanwezige veenweiden een uitloop- gebied voor de wijk vormen. Deze groene inrichting biedt hier beschutting voor de tuinen van de huizen. Door de groenstructuur voor de bebouwing van Koog aan de Zaan is de aanwezigheid van het stedelijke gebied hier vanuit het Westzijderveld nauwelijks merkbaar. Andersom liggen binnen deze groene rand een aantal wandel- en fietspaden van waaruit er goed zicht is op het Westzijderveld. De aanwezige groenstructuur mag niet verderverdicht worden, de relatie met de openheid moet ervaren worden. De groenstructuur moet hier de richting van de verkaveling benadrukken en de tuinen afschermen, zonder een massieve groene strook te vormen.

Over de esthetische waarde van de stadsrand van Westerwatering verschillen de meningen. Voor de beleving van het contrast van de stadsrand met het landelijke gebied is het voor de beeldkwaliteit niet van belang of deze rand een stenig of een groen karakter heeft. Mocht er ooit gekozen worden deze rand een groene inrichting te geven, dan verdiend het de aanbeveling om dit met een rechte, eenduidige bomenrij te doen. Hiermee wordt de stedenbouwkundige opzet van de wijk gerespecteerd.

afbeelding binnen de regeling

14.3 Voorbeelduitwerkingen

Recreatie

Recreatieve paden in het gebied mogen niet waarneembaar zijn vanuit de omgeving. Ze volgen grotendeels de structuur van het landschap en mogen geen ruimtelijke werking hebben. Zo moeten eventuele kunstwerken laag en eenvoudig zijn.

Voor de cultuurhistorische beleving van de verkaveling is het wenselijk dat de Reef en het Westzijderveld voornamelijk te bereiken zijn via het water. De toegankelijkheid moet echter bereikt worden zonder dat inrichtingsmiddelen de beleving van de openheid nadelig beïnvloeden. Kano-overstapplaatsen zijn eenvoudig en hebben een zo klein mogelijke ruimtelijke werking.

Ecologie

Omdat de beleving van de cultuurlijke veenweiden het grootst is aan de zuidzijde is het toepassen van de principes voor moerassige veenweiden het meest gewenst aan de noordzijde. Daarmee legt het ook een relatie met het Guisveld dat dezelfde inrichting heeft.

Rondom Koog aan de Zaan geven de verruigde veenweiden het landschap een meer geborgen karakter, waar- door het gevoel hier buiten de stad te zijn groot is. De openheid en het zicht vanuit de woonwijken zijn hier wel van groot belang. Hoge opslag van houtachtige begroeiing is daarom ongewenst.

Wanneer het vanuit ecologisch oogpunt wenselijk is om aan de zuidzijde van de Reef moerassige veenweiden te realiseren, dan is het wenselijk om te concentreren rondom de Braken. Hier wordt de rechte verkaveling doorbroken met open water. De moerassige inrichting kan dit specifieke landschapselement benadrukken.

afbeelding binnen de regeling

Water

Waterberging wordt ingepast volgens de ontwerpprincipes voor de oorspronkelijke waterstructuur.

Stedelijk

Bij herontwikkeling van bestaande bedrijven in het lint Westzaan en langs de Westzanerdijk zal gestuurd moeten worden op het verkleinen van de bouwvolumes, het toepassen van gebiedseigen erfbeplantingen en het creëren van doorzichten op het achterliggende land.

afbeelding binnen de regeling

15 Veengebied: Kalverpolder

De Kalverpolder ligt aan de oostzijde van de gemeente. Het veenweidegebied ligt geïsoleerd tussen droogmakerijen en de bebouwing langs de Zaan.

15.1 Beleving van de Kalverpolder

Het open gebied van Kalverpolder en de achterliggende droogmakerijen vormt het decor voor de molens van de Zaanse Schans. Het zicht naar de Zaan wordt vanaf de Zaanse Schans bepaald door het Rijksbeschermde dorp- gezicht Gortershoek in Zaandijk. Door zijn middeleeuwse verkaveling en waterrijke karakter heeft de Kalverpolder een grote cultuurhistorische en educatieve waarde.

afbeelding binnen de regeling

15.2 Waarden voor de beeldkwaliteit

Openheid

Er wordt een grote openheid in het achterliggende land van de Zaanse Schans ervaren door de aangrenzende droogmakerijen de Enge Wormer en Wijde Wormer. Vanaf de dijken van de droogmakerijen is het verschil tussen het hoger liggende veenweidegebied en de lager gelegen droogmakerijen duidelijk te herkennen. Deze openheid moet worden gewaarborgd met de ontwerpprincipes voor openheid.

De ruimte binnen de polder en de aangrenzende dijken moeten vrij blijven van opgaande begroeiing. De groen- structuur langs de Leeghwaterweg vormt een barrière die de Kalverpolder in tweeën deelt. Hierdoor is Rijksbeschermde dorpsgezicht Haaldersbroek geen onderdeel van de Kalverpolder. Het beheer moet er op gericht zijn dat deze groenstructuur op termijn verdwijnt.

afbeelding binnen de regeling

Bebouwingskarakteristiek

De bebouwing in de polder bestond oorspronkelijk uit de lintbebouwing van Haaldersbroek, het Kalf aan de zuid- rand van de polder, enkele boerenerven langs de randen van de droogmakerijen en molens langs de Zaan.

De Zaanse Schans heeft een verspreide bebouwing, waardoor de beleving vanuit de Zaanse Schans van de open Kalverpolder en de relatie met de Zaan optimaal zijn. Eventuele uitbreidingen van de Zaanse Schans zijn alleen wenselijk wanneer zij de cultuurhistorische beleving van de polder versterken en de visuele relatie met de Zaan waarborgen.

Binnen de Kalverpolder is van oudsher geen ruimtelijke massa aanwezig. Er mag geen bebouwing binnen de polder plaatsvinden.

Er is een grote visuele relatie met de authentieke bebouwing van Gortershoek in Zaandijk. Vanaf een aantal punten, bijvoorbeeld bij het sluisje, is er ruim zicht op het open landschap van de Kalverpolder. De beleving van de cultuurhistorie wordt versterkt door de molens.

Haaldersbroek en de Zaanse Schans moeten een zachte, dorpse begrenzing van de open ruimte vormen.

Veenontginningen

Door de afname van de agrarische activiteiten is de polder verruigd. Het centrale deel van de polder bestaat voor- namelijk uit vaarland met waardevolle veenmosrietlanden (Natura 2000). Het water en de historische verkaveling zijn door verruiging niet duidelijk zichtbaar, waardoor ook de openheid verloren gaat.

De Kalverpolder heeft vanwege de drukbezochte Zaanse Schans een belangrijke functie als typisch Zaanse veenweidenlandschap. Daarom wordt gestreefd naar een heldere, open en cultuurlijke inrichting van de polder, vooral in de gebieden waar de polder het zicht vanuit de Zaanse Schans bepaalt. Dit geldt ook voor het beeld vanuit de randen waar het verschil tussen de hooggelegen veenweiden van de Kalverpolder en de laaggelegen ordelijke droogmakerijen optimaal beleefbaar moet zijn.

afbeelding binnen de regeling

Stadsrand

De stedelijke bebouwing van Zaandijk vormt met al zijn karakteristieken (typische Zaanse bouwstijl van Gorters- hoek en grote fabrieksgebouwen) een harde stedelijke rand. Dit beeld moet behouden blijven.

Het zuidelijke deel van de polder is onderdeel van het stedelijke gebied. Het wordt afgeschermd van het noordelijke deel van de Kalverpolder door de groenstructuur langs de N515. Hoewel het wenselijk is dat de groenstructuur ten oosten van Haaldersbroek plaats maakt voor beleving van de openheid, moeten de stedelijke functies ten westen van Haaldersbroek afgeschermd blijven. De stedelijke rand staat hier los van de Kalverpolder maar vormt door zijn inrichting met sportvelden, een jachthaven en loodsen geen duidelijke stadsrand. De groenstructuur moet hier versterkt worden.

15.3 Voorbeelduitwerkingen

Recreatie

Recreatieve voorzieningen binnen de polder zullen extensief moeten zijn en hoofdzakelijk vorm krijgen als extensieve wandelpaden. Zij mogen de beleving van het landschap niet beïnvloeden. Paden moeten de oorspronkelijke structuur van het landschap volgen, maar archeologische vindplaatsen ontzien. De inrichtingselementen en eventuele kunstwerken mogen geen ruimtelijke werking hebben.

Ecologie

De Kalverpolder is onderdeel van de ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000 gebied. Het huidige beheer is gericht op een kern van rietmoeras, veenweide en broekbos. In de randen van het gebied is juist sprake van klassiek veenweidenbeheer gericht op Weidevogels. De toepassing van de ontwerpprincipes voor moerassige veen- weiden kan worden toegepast in het midden van de polder, waar het zicht vanuit de Zaanse Schans en vanaf de ringdijken zo min mogelijk beïnvloed wordt. Opgaande houtachtige beplanting is in de hele polder ongewenst.

Er ligt ook een opgave voor laagveenbos als natuurdoeltype. In de huidige situatie komt dit voor langs de N515 in de oosthoek van de Kalverpolder. De natuurlijke successie vormt hier echter een mogelijke barrière voor het zicht naar de openheid van de droogmakerij Wijde Wormer. Het is wenselijk bij de ontwikkeling van laagveenbos het doorzicht vanaf de weg naar de droogmakerij en de polder te garanderen. Het heeft echter de voorkeur om het laagveenbos met behulp van de ontwerpprincipes voor verland veenweidegebied aan de zuidzijde van de N515 te realiseren, waar nu al verdichting aanwezig is in de vorm van opgaande beplanting achter de bebouwing langs de Braakdijk.

Water

Waterberging zal plaats moeten vinden binnen het oorspronkelijke ontginningspatroon.

afbeelding binnen de regeling

16 Veengebied: Jagersveld

Jagersveld is een typisch recreatieterrein in de tijdsgeest van de jaren ’70, ontwikkeld rondom een zandwinning. Hoewel er aan de oostzijde verwijzingen naar de oorspronkelijke verkaveling zijn, is het terrein een autonoom element zonder grote visuele relatie met het aanliggende en oorspronkelijke veenweidegebied.

16.1 Beleving Jagersveld

Jagersveld is een goed functionerend recreatieterrein met een heldere opzet van grasvelden, bosvlakken en een extensiever deel naar het oosten toe. Ruimtelijk wordt het begrensd door de bebouwing van het Kalf. Een van de grotere open ruimten van het recreatiegebied grenst aan de tuinen van de aanliggende woningen, waardoor er grote ruimtelijke relatie met de bebouwing is. Aan de overige zijden wordt het gebied begrensd door de hoger liggende infrastructuur van de rijkswegen A7 en A8 met begeleidende beplanting.

16.2 Waarden voor de beeldkwaliteit

Stadsranden

Het Jagersveld neemt een aparte plaats in het Zaanse buitengebied in. Het is opgezet als uitloopgebied voor de stad en ingericht om de bezoeker het gevoel te geven ver van het stedelijke gebied te zijn. De bebouwing van het Kalf vormt geen herkenbare stadsrand, maar heeft een dorps karakter. Daarnaast is de overgang met het stedelijke gebied rond de Zaan onduidelijk door de sportaccommodaties en groene inrichting. Het Jagersveld lijkt door zijn functionele maar gebiedsvreemde inrichting zelf ook geen onderdeel van het veenweidegebied te zijn, waardoor het streven naar contrast hier niet op zijn plaats is.

Het is echter van belang dat vanaf de Rijkswegen A7 en A8 duidelijk is waar de grens tussen stad en land is. Deze wordt beleefd aan de hand van de dichte wegbegeleidende beplanting langs de A8, in combinatie met de flatgebouwen aan de zuidzijde van de A8. Waar deze wegbegeleidende beplanting stopt, openbaren de veen- weiden en het landelijke gebied zich. Deze beplanting heeft daarmee een grote waarde voor de beleving van het buitengebied en moet behouden blijven.

afbeelding binnen de regeling

16.3 Voorbeelduitwerkingen

De beeldkwaliteit is gericht op het behouden van het huidige beeld met een intensieve inrichting aan de westzijde en een extensieve en ecologische inrichting van de oostelijke zone. Voor recreatiegebied Jagersveld zijn er geen concrete opgaven of ontwikkelingen te noemen. Het terrein functioneert goed in zijn huidige vorm.

17 Literatuurlijst

Landelijk niveau

  • De Kracht van het Landschap, Streefbeeld 2040 en Actieprogramma 2020 voor hetMetropolitane Landschap (2007)

  • Nota Ruimte (Ministerie van VROM, 2005)

  • Nota Belvedère (Ministerie van VROM en LNV, 1999)

  • Plattelandsontwikkeling en de gevolgen voor het landschap (Ruimtelijk Planbureau, 2008)

Provinciaal niveau

  • Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (Provincie Noord-Holland, 2008)

  • De Stelling van Amsterdam, Op weg naar een nieuw gebiedsprogramma 2009-2013 (Provincie Noord-Hol- land, 2008)

  • Provinciaal Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam (DHV, Feddes/Olthof, 2008)

  • Gebiedsaanpak Stelling van Amsterdam, Inspiratieboek (Provincie Noord-Holland, 2006)

  • Nationaal Landschap Laag Holland (Provincie Noord-Holland, 2006)

  • Begrenzing nationaal landschap Laag Holland (Provincie Noord-Holland, 2006)

  • Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland (Provincie Noord-Holland, 2006)

  • Beeldkwaliteitsplan, inspiratie voor kwaliteit (Provincie Noord-Holland, 2005)

  • Streekplanuitwerking Randzone Saendelft (Provincie Noord-Holland, 2004)

  • Streekplan Noord-Holland Zuid (Provincie Noord-Holland, 2003).

  • Identiteit Noord-Holland Zuid (Landscape Architects for SALE, 2001)

  • Oerij, voorbij het verleden (Provincie Noord-Holland)

Gemeentelijk niveau

  • Welstandsnota Zaanstad (gemeente Zaanstad, 2008)

  • Zaans afwegingskader Hoogbouw (Gemeente Zaanstad, januari 2008)

  • Locatiekeuze reclamemasten Zaanstad, doorkijk locatiekeuze reclamemasten en windturbines Kanaalzone(Gemeente Zaanstad, oktober 2007)

  • Nota erfbebouwing Zaanstad (Gemeente Zaanstad 2007)

  • Beheerplan Kalverpolder (Werkgroep Kalverpolder en Enge Wormer, 2007)

  • PlanAmsterdam, nr. 4/5 Landschap als troefkaart (uitgave van DRO Amsterdam, 2007)

  • Locatiekeuze reclamemasten Zaanstad (Gemeente Zaanstad, 2007)

  • Noordelijke IJdijken en omgeving in de tijd

  • Fietsennota Zaanstad (SOAB, 2006)

  • De Zaan treedt buiten haar oevers (Reitsma Stedebouw, De Ruimtestudio, 2006)

  • Zaans Blauw, Waterplan Zaanstad (Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier, 2006)

  • Gewenste ontwikkelingen Kalverpolder (Stichting Zaan&Dijk, 2006)

  • Gebiedsplan Buitengebied Zaanstad (Grontmij, 2006)

  • Groengebied de Omzoom, concept voorontwerp (Vista, 2006)

  • Dansen op het Veen, Ruimtelijke structuurschets van Zaanstad (Gemeente Zaanstad, 2005)

  • Strategisch plan De Kil (Grontmij, 2005)

  • Groengebied de Buitenlanden (Vista, 2004)

  • Cultuurhistorische waardenkaart (Gemeente Zaanstad, 2003)

  • Bestemmingsplan Landelijk gebied Westzaan (Gemeente Zaanstad, 2003)

  • Ruimtelijke Visie Westzaan (Architectenwerk Twan Jütte, 2003)

  • Bestemmingsplan Poldergebied Assendelft (Gemeente Zaanstad, 2001)

  • Atlas Zaanstad, Stadsmorfologische studie (De Hoog Ontwerp en Onderzoek, 1995)

  • Voorontwerp Nauernasche Polder (Grontmij, 1993)


Noot
1

De beschreven principes zijn overgenomen uit het Provinciaal Beeldkwaliteitsplan Stelling van Amsterdam. Dit beeldkwaliteitsplan volgt de daarin geformuleerde principes. Voor nadere uitwerking wordt dan ook naar dit document verwezen

Noot
2

In de bestaande bestemmingsplannen voor het buitengebied is aangegeven wat op het gebied van bouwen, ontwikkeling en transformatie van agrarische percelen is toegestaan. Dit beleid is voornamelijk gericht op borging van het bestaande ruimtelijke beeld (waaronder omvang en aantal) en van de agrarische functie van het buitengebied.

Noot
3

Voor het opstellen van de gewenste beeldkwaliteit zijn de uitgangspunten aangehouden zoals die voor het terrein als SGP zijn geformuleerd in de Streekplanuitwerking Randzone Saendelft.

Noot
4

De uitgewerkte kaders voor een samenhangende ontwikkeling van Westzaan en de Middel zijn beschreven in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westzaan en de Ruimtelijke Visie Westzaan.