Beleidslijn gebiedskwaliteit Hembrugterrein Zaandam

Geldend van 08-03-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn gebiedskwaliteit Hembrugterrein Zaandam

Hembrugterrein Zaandam

projectnummer 0409741

definitief

15 februari 2018

Auteurs

J. van de Ham (gemeente Zaanstad)

T. Koene

M.I. Schouten

N. Verbeek-Wolthuys (gemeente Zaanstad)

M. Winkel-Bootsma

M. Witjes (gemeente Zaanstad)

Opdrachtgever

Gemeente Zaanstad

Postbus 2000

1500 GA Zaandam

1 Inleiding

Deze beleidslijn is opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit op het Hembrugterrein te borgen. De basis voor de beleidslijn is gelegd met de gebiedspaspoorten, die als bijlage bij het Omgevingsplan Hembrug e.o. gevoegd zijn. Deze zijn aangevuld met belangrijke uitgangspunten op het gebied van openbare ruimte en verkeer. De beleidslijn vervangt voor het Hembrugterrein de welstandsnota.

De beleidslijn is opgebouwd vanuit algemene uitgangspunten en criteria voor de ruimtelijke kwaliteit en vervolgens een specificatie van de uitgangspunten en criteria per deelgebied. Voor een toetsing van een ontwikkeling wordt in eerste instantie gekeken naar de criteria en vervolgens naar de uitgangspunten. Hierboven is tevens een beschrijving beschikbaar. Deze geeft het kader weer. Criteria, uitgangspunten en beschrijving moeten in onderlinge samenhang gelezen en beschouwd worden.

Voorafgaand aan de toetsing aan deze beleidslijn dient voor bouwplannen op het Hembrugterrein afstemming met het supervisieteam plaats te vinden. Het supervisieteam maakt ook gebruikt van de inhoud van deze beleidslijn.

1.1 Aanleiding

Ter plaatse van het Hembrugterrein zijn plannen ontwikkeld voor de herontwikkeling. Ten behoeve van deze herontwikkeling is een omgevingsplan 1 opgesteld. In de regels van het Omgevingsplan Hembrug e.o. is een aantal open normen gesteld. Deze open normen zijn uitgewerkt in twee beleidslijnen:

  • ·

    Beleidslijn Gebiedskwaliteit Hembrugterrein;

  • ·

    Beleidslijn Gezond en veilig Hembrug.

De eerste beleidslijn ligt in deze rapportage voor u. Het onderscheid tussen beide beleidslijnen is gemaakt, omdat de beleidslijn Gebiedskwaliteit zich richt op aspecten gerelateerd aan stedenbouwkunde en welstand en de beleidslijn Gezond en Veilig zich richt op overige beleidsaspecten.

Aangezien in het Omgevingsplan Hembrug e.o. wordt verwezen naar deze beleidslijn, moet deze in samenhang gelezen worden met het omgevingsplan. Overige regels ten aanzien van activiteiten en functies op het Hembrugterrein zijn in het omgevingsplan vastgelegd.

1.2 Doel

Het doel van deze beleidslijn is het vastleggen van criteria en uitgangspunten ten aanzien van de gebiedskwaliteit (welstand) van het Hembrugterrein, de buitenruimte en het vastleggen van reclamerichtlijnen. De criteria en uitgangspunten vormen een uitwerking van de normen die in het Omgevingsplan Hembrug e.o. ten aanzien van bouwen, gebruik en aanleggen zijn opgenomen. De beleidslijn is alleen van toepassing op het gebied dat voor transformatie beoogd is. Voor de bestaande woningen aan de Havenstraat en Hemkade geldt het huidige welstansbeleid (gebied 4 in de welstandsnota).

Met de uitwerking in deze beleidslijn wordt de mogelijkheid geboden om nader sturing te geven aan de ruimtelijke kwaliteit van het Hembrugterrein, de nieuw te realiseren bebouwing op het terrein en de samenhang in de openbare ruimte. De regeling is gebaseerd op de gebiedspaspoorten die ontwikkeld zijn op basis van de stedenbouwkundige uitgangspunten voor het terrein die in de Nota van Uitgangspunten en het Beeldkwaliteitsplan.

1.3 Leeswijzer

Deze beleidslijn behandelt eerst de algemene uitgangspunten voor de gebiedskwaliteit (voor gebouwen en de buitenruimte) en reclamerichtlijnen van het Hembrugterrein (hoofdstuk 2).

Vervolgens wordt in een hoofdstuk per deelgebied een behandeling gegeven van de specifiek voor dat deelgebied geldende kwaliteitseisen ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit en reclame-uitingen. Aan deze gebied specifieke bepalingen moet, naast de algemene bepalingen uit hoofdstuk 2 van deze beleidslijn, eveneens worden voldaan. De openbare ruimte, de bovengrondse leidingnetwerken en het groen zijn de verbindende elementen tussen de zones. Deze structuren verbinden de aangrenzende zones, zorgen voor samenhang en vormen de ruimtelijke dragers en zichtlijnen van het gehele plangebied.

De regels in onderhavige beleidslijn vormen een aanvulling op de regels in het Omgevingsplan Nieuw Hembrug e.o.. In het omgevingsplan zijn regels vastgelegd ten aanzien van:

  • ·

    Zichtlijnen (vrijhouden van gebouwen);

  • ·

    Bouwvlakken en bebouwingspercentages;

  • ·

    Hoogtes;

  • ·

    Uitbouwen aan bestaande gebouwen;

  • ·

    Bijgebouwen;

  • ·

    Geschakelde gebouwen en/of vrijstaande gebouwen;

  • ·

    Bouwen in of parallel aan de rooilijn;

  • ·

    Openbare ruimte.

Overige uitspraken/ambities worden in onderhavige beleidslijn beschreven. Daarbij gaat het om zaken als:

  • ·

    Alzijdige uitstraling;

  • ·

    Architectonische uitwerking;

  • ·

    Dakvorm;

  • ·

    Materiaal en detaillering;

  • ·

    Inrichting van de buitenruimte;

  • ·

    Reclame-uitingen.

Voor de beoordeling op basis van deze beleidslijn geldt dat de beschrijving, de uitgangspunten én de criteria in samenhang bekeken moeten worden ten aanzien van het bouwplan dat wordt voorgelegd.

Ten aanzien van de gedeelten van het plangebied die niet tot het te transformeren gedeelte behoren de Havenstraat en Hemkade, gelden de criteria, uitgangspunten en beschrijvingen voor het gebouwde uit de relevante delen van de welstandsnota (gebied 4 Vroege uitbreidingen van de welstandsnota). Voor de openbare ruimte geldt de WIORZ (Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad).

2 Gebiedskwaliteiten algemeen

2.1 Beschrijving

Het Hembrugterrein ontstond meer dan honderd jaar geleden als een groot fabriekscomplex van defensie, waarin de hele militaire industrie van Nederland werd samengebald – veilig binnen de Stelling van Amsterdam. Lange tijd was het Hembrugterrein hermetisch afgesloten, een ‘blinde vlek’ middenin het havengebied van Amsterdam: een enclave met een geheime rijkdom. Rondom was de hectiek van het Noordzeekanaal, een van de drukste vaarroutes van het land, op het kruispunt van het Noordzeekanaal en de Zaan. Nu de hekken open zijn gegaan kan de verborgen wereld van het Hembrugterrein ontdekt en ontwikkeld worden.

Het Hembrugterrein heeft een rijke geschiedenis, die nog steeds herkenbaar is aan de vele (monumentale) gebouwen, historische groenstructuren en de terreininrichting. Het Hembrugterrein bevat een rijke verzameling bijzondere monumenten – maar wat het gebied echt uniek maakt in Nederland is de samenhang van het geheel. Het Hembrugterrein heeft het karakter van een park vol fabrieken of van een militair productiecomplex, waarin de gebouwen, het groen en de terreininrichting samen zorgen voor een geweldige sfeer en samenhang. Dit geheel is niet het resultaat van een artistiek ontwerp, maar van een consequent doorgevoerde functionaliteit – gericht op een efficiënte productie en veiligheid. De groenstructuur, de aarden wallen en de bosaanplant dienden maar één doel: het opvangen van de klap, voor het geval er ooit iets mis zou gaan met explosieven. Omdat het terrein voor allerlei verschillende soorten productie en de opslag van militaire goederen werd gebruikt, ontstond er binnen het productiecomplex een wereld van buurtjes, deelgebieden, open plekken en groene zones – die het Hembrugterrein zijn kwaliteit geeft. In het plofbos en de productiegebieden valt van alles te ontdekken, waarbij naar de randen het zicht zich ineens opent naar het Noordzeekanaal en de Zaan. Doordat het terrein lange tijd geïsoleerd lag is een rijkdom aan oude bomen, flora en fauna ontstaan.

De cultuurhistorische waarden hebben een grote potentie om een stedelijk gebied zonder weerga te worden. Die waarden vormen dan ook het vertrekpunt voor nieuwe ontwikkelingen. Het is de inzet dat op het Hembrugterrein nieuwe ontwikkelingen in de toekomst mogelijk worden, maar dat de sfeer, de identiteit en de herkenbaarheid blijven bestaan. Reëel is het om te beseffen dat deze ontwikkelingen consequenties kunnen hebben voor de bestaande kwaliteiten van de flora en fauna. Echter zal dit altijd in de afweging meegenomen moeten worden of een ontwikkeling wenselijk is of niet en waarom.

De vele monumenten, typologisch bijzondere gebouwen, landschappelijke structuren (zoals de aarden wallen en de monumentale bomen) en overige objecten geven het gebied een grote authenticiteit. Het Hembrugterrein bestaat uit een staalkaart van architectonische en typologische topstukken van industriële bouwkunst waarbij de buitenruimtes en de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur in samenhang zijn opgezet. De bijzondere betekenis van het ensemble impliceert overigens niet dat het om een statisch gebied zou gaan. Het Hembrugterrein kende in alle perioden een grote dynamiek tijdens het interbellum bestond er (binnen dezelfde ruimtelijke opzet) een veel hogere bebouwingsdichtheid, onder meer bij de wapenfabrieken en op het mobilisatieterrein.

afbeelding binnen de regeling

Figuur ‎2.1: Indeling Hembrugterrein

Binnen ieder van de negen onderscheiden deelgebieden zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk (zie figuur 2.1). De wijze waarop dit kan is afhankelijk van de bestaande kwaliteit van het deelgebied.

Gebouwenfamilie

Zoals reeds gesteld is op het Hembrugterrein een eeuw ontwikkeling aan de bestaande gebouwenvoorraad af te lezen. Ondanks de verschillen in functies maatvoering en positie zijn overeenkomsten tussen de gebouwen te zien, bijvoorbeeld door de consequente toepassing van materialen, kleuren en architectonische vormen. De gebouwen op het Hembrugterrein zijn dan ook op te vatten als een ‘gebouwenfamilie’ met vier generaties. Deze zijn onderstaand opgesomd:

Karakteristieken eerste generatie:

  • ·

    monumentaal en symmetrisch;

  • ·

    rechthoekige plattegrond;

  • ·

    alzijdig gebouw met duidelijk ontworpen entree (voorkant);

  • ·

    ritme en reliëf van losse ramen binnen gesloten gevel;

  • ·

    duidelijke gevelopbouw: plint, tussendeel en gevelbeëindiging;

  • ·

    bakstenen gevels rood/bruin met lichtgrijze natuursteen of geel metselwerk details en een grijs/antraciet kap. Kozijnen zijn over het algemeen van hout en in de kleurtinten donkergroen of gebroken wit geverfd;

  • ·

    aadeldaken met (ruim) overstek en bekleed met bitumen. Dakgoten van hout in lichte kleurtinten (met name wit);

  • ·

    decoratie in gevel, invloeden uit neostijlen;

  • ·

    aanbouwen zijn functioneel en ondergeschikt.

Karakteristieken tweede generatie:

  • ·

    grote volumes (paviljoens) met stalen draagconstructies;

  • ·

    plattegrond volgt de functionele opzet van het gebouw;

  • ·

    alzijdig gebouw;

  • ·

    constructie(opzet) zichtbaar in gevel;

  • ·

    gevelopbouw van stroken glas en metselwerk, streng verticaal geordend;

  • ·

    bakstenen gevels (rood/bruin), enige beton elementen, stalen kozijnen en ramen in de kleurtinten petrolblauw, kopergroen, donkergroen of gebroken wit;

  • ·

    afwisselend daklandschap; zaagtand, plat met overstekken, zadeldak, etc. bedekt met antraciet;

  • ·

    bitumen;

  • ·

    weinig decoratie, zakelijke uitstraling;

  • ·

    aanbouwen als aanvullend onderdeel van het hoofdvolume.

Karakteristieken derde generatie:

  • ·

    verscheidenheid aan volumes;

  • ·

    rechthoekige plattegrond;

  • ·

    alzijdigheid in diversiteit in materialisatie;

  • ·

    grote vlakverdeling in open/dicht;

  • ·

    duidelijke hoofdstructuur met invullingen van metselwerk (bruin), glas en beton. Kozijnen van hout of staal in witte of donkergroene kleurtinten. Deuren in grijze of groene kleurtinten;

  • ·

    afwisselend functioneel dakenlandschap; plat en gewelfd;

  • ·

    enige zakelijke decoratie in betonbanden en reliëf;

  • ·

    aanbouwen als apart onderdeel ontworpen, passend aan hoofdgebouw.

Karakteristieken vierde generatie:

  • ·

    grote volumes, weinig geleding;

  • ·

    rechthoekige plattegrond;

  • ·

    gebouwen met een duidelijke voorkant;

  • ·

    eenvoudige en functionele gevelinvulling;

  • ·

    verscheidenheid in materialen; grindbeton (lichtbruin), metselwerk (rood/bruin) en plaatmateriaal (variërend van groene, witte en grijze kleurtinten);

  • ·

    daken overwegend plat;

  • ·

    geen decoratie;

  • ·

    aanbouwen als losstaand volume.

Uit deze periode zijn er geen gebouwen met een monumentenstatus.

De materialisatie van de bestaande gebouwen in het productiegebied is over het algemeen van baksteen met rood/bruine tinten voor de gevels en daken met grijs/antraciet tinten. Kleine gebouwen, zoals kleine opslaggebouwen, zijn soms van andere materialen, bijvoorbeeld van (grind)beton.

In de beschrijvingen per deelgebied wordt duidelijk welke van de gebouwenfamilies voorkomen in het (deel)gebied en op welke wijze hierop aangesloten kan worden.

Openbare ruimte

Hembrugterrein

De groene randen, het bos, en de structuren (wegen, zichtlijnen, boven- en ondergronds (leidingen)netwerk) zijn kernkwaliteiten in de openbare ruimte. Zij zijn de verbindende elementen tussen de deelgebieden. De structuren verbinden de grenzende zones, zorgen voor samenhang en zijn daarmee de ruimtelijke dragers van het gebied (zie figuur 2.2).

afbeelding binnen de regeling

Figuur ‎2.2: Historische structuur Hembrugterrein

Het groen is een van de belangrijkste identiteitsdragers van het terrein. Dit is vanwege de uitstraling en de natuurwaarden die vroeger belangrijk waren voor de veiligheid omwille van de explosie dempende eigenschappen. Naast het 15 hectare grote bos geven ook de groene noord- en westrand van het terrein en de verspreid liggende monumentale en waardevolle bomen, het gebied zijn groene identiteit. De op het terrein aanwezige bomen zijn ‘volwassen’ en tenminste 15 meter hoog.

De sloten regelen de waterhuishouding, functioneerden als terreinafscheidingen, maar werden ook als bluswater ingezet bij explosie en konden oppervlaktebranden afstoppen. Inmiddels zijn de sloten uitgebaggerd en onder profiel gebracht.

Waardevol voor de ruimtelijke kwaliteit zijn de zichtlijnen en open plekken die vanuit het terrein zicht bieden op de omgeving. Ten noorden van de inmiddels verdwenen ‘Hembrug’ lag halte Hembrug aan de spoorlijn tussen Zaandam en Amsterdam. Het spoortracé is nog duidelijk herkenbaar aanwezig. Het biedt vanuit het terrein zicht op het Noordzeekanaal. Daarnaast zijn er in het gebied diverse open plekken veelal verbonden aan de aanwezige wegenstructuur, die in verbinding staan met de waterkant. Deze plekken zijn schaars.

Het groen, de sloten en de zichtlijnen zijn belangrijke kwaliteiten van het Hembrugterrein. De buitenruimte is het bindend element tussen de deelgebieden en loopt door tot aan de gevels van de panden.

Bij de kwaliteit van het Hembrugterrein behoort ook de bestaande inrichting van de wegen. Deze passen bij het historisch-industriële karakter van het terrein. In het wegennet wordt onderscheid gemaakt tussen het primaire en het secundaire wegennet (zie figuur 2.3). Het primaire wegennet loopt vanaf de rotonde Provincialeweg en Artillerieweg naar de Grote Hulzen en Middenweg en vice versa. De route is herkenbaar door een verharding van één of meer (in eigen beheer gemaakte) 'Stelcon'-platen naast elkaar, met klinkerstroken en een begeleidende groenstructuur. De noord-zuid route loopt vanaf de entree bij de Hemkade, richting het bos.

De secundaire wegenstructuur op het terrein bestaat uit smalle paden en straatjes die de individuele kavels ontsluiten. Ze bestaan gewoonlijk uit enkel klinkers, of uit een Stelcon-plaat met aan weerszijden een klinkerrand. Met de ontwikkeling van het terrein worden hieraan ook nieuwe wegen toegevoegd.

afbeelding binnen de regeling

Figuur ‎2.3: Wegenstructuur op het Hembrugterrein en in de omgeving

De voormalige fabrieksgebouwen zijn doormiddel van een bovengronds leidingennetwerk verbonden. Aftakkingen daarvan lopen ook naar de beproevingsvelden in het bos. Naast een bovengrondse leidingennetwerk kent het terrein een gebied met bovengrondse bliksemafleiders (productie munitie, beproeving).

Vanaf het maaiveld niet zichtbaar maar wel aanwezig zijn de ondergrondse schietbanen en schuilgangen die onder gebouwen door lopen en met elkaar in verbinding staan. De grootste schuilgang onder de Kogelfabriek is 200 meter lang.

De r anden : Hemkade, Havenstraat

Aan de rand van het Hembrugterrein liggen de Havenstraat (Zaanzijde) en Hemkade (Noordzeekanaal). Het profiel van de Hemkade is relatief smal en bestaat uit een zachte oever met bomen en een rijweg. Het profiel van de Havenstraat is breder. Tussen de rijweg en voortuinen ligt een groen talud die veelal door bewoners in gebruik is genomen. Aan de oever bevinden zich diverse aanleg steigers. De weg functioneerde behalve als verbinding tevens als los- en laadkade.

Bij beide profielen is de rijweg uitgevoerd in asfalt. Voetpaden en parkeervakken inelementenverharding. De bomen zijn van de ‘eerste grootte'. Een eerste grootte boom is circa 15 meter hoog b.v. populieren bomen.

De kop van het Hembrugterrein is voorzien van een langzaam verkeer verbinding tussen de Havenstraat en de Hemkade. Een kleine buurtbus maakt gebruik van deze route.

2.2 Uitgangspunten

Het Hembrugterrein e.o. is een gewogen welstandsgebied met een bijzondere beoordeling. De waarde ligt in de cultuurhistorische relatie tussen de architectonische en typologische topstukken van industriële bouwkunst waarbij de buitenruimtes en de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur in samenhang zijn opgezet.

Bestaande monumentale panden worden behouden. Door middel van nieuwbouw wordt extra invulling aan het terrein gegeven. De nieuwbouw leidt tot een nieuwe generatie gebouwen die aan de bestaande generaties wordt toegevoegd. Accenten in de hoogte passen hier ook bij. Hoogbouw wordt met nadruk ‘accenten’ genoemd, omdat deze bedoeld zijn als accent en op het Hembrugterrein niet de overhand moeten krijgen. Hiervoor is geen maximum aantal benoemd, maar wordt per deelgebied randvoorwaarden meegegeven. Alleen in deelgebied 2 is ruimte voor een iconisch hoogteaccent in nieuwbouw. De nieuwe generatie bebouwing moet zich voegen in het bestaande en rekening houden met de kwaliteiten per gebied. In het (deel)gebied aanwezige gebouwenfamilies vormen daarbij het vertrekpunt. Dit vraagt om sterke oplossingen, er is geen ruimte voor doorsnee. Wel voor goede detaillering, (duurzame) materialen en een architectuur die op een vanzelfsprekende manier haar plek vindt tussen de monumenten en in het landschap.

Het in samenhang ontwerpen van gebouw en buitenruimte is een vanzelfsprekendheid in dit gebied. Gebouwen staan met hun voet in de openbare ruimte. Deze ruimte loopt min of meer door tot aan de gevels van de gebouwen. Standaardoplossingen bij de inrichting van de buitenruimte volstaan dan niet. Koesteren van groene ruimte om de gebouwen heen waardoor de ‘groene’ contrasten per deelgebied blijven en waar dat kan worden aangezet. Het zoveel mogelijk onttrekken van geparkeerde auto’s in het blikveld is waar naar gezocht wordt. Ook sociale veiligheid rond gebouwen en het (fysiek, visueel) verbinden van het Hembrugterrein met de omgeving vormt een belangrijke ontwerpopgave.

De ontwikkeling zal onder supervisie plaatsvinden. De ‘gebiedspaspoorten’ (zie bijlage 2 bij het Omgevingsplan Hembrug e.o.) zullen indien van toepassing dienen voor nadere duiding bij de planbeoordeling. De referentiebeelden die in deze paspoorten zijn opgenomen ondersteunen de uitgangspunten en criteria zoals in deze beleidslijn zijn opgenomen.

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

De samenhang van het gebied behouden door met bouwen rekening te houden met de volgende vereisten:

  • ·

    nieuwbouw dient aan te sluiten bij de karakteristiek van bestaande generaties maar is eigentijds vormgegeven;

  • ·

    interventies aan bestaande gebouwen zijn mogelijk (uitbreiden, aanbouwen, extra bouwlaag, vergroten gevelopeningen) mits deze zich voegen in de karakteristiek van de gebouwen;

  • ·

    voorgevels oriënteren op de belangrijkste straat;

  • ·

    het dak dient te passen bij het bestaande daklandschap;

  • ·

    het toevoegen van bouwlagen aan bestaande gebouwen (zonder monumentstatus) kan, mits deze een vanzelfsprekend onderdeel vormen van het kenmerkende daklandschap op het Hembrugterrein;

  • ·

    gebouwen ten behoeve van parkeren worden zodanig uitgevoerd dat het aangepast kan worden aan een groeiende parkeerbehoefte en vice versa;

  • ·

    in nieuwbouw moet er ruimte zijn voor vleermuizen en vogels;

  • ·

    hoogteaccenten mogen geen onevenredig nadelig effect hebben op:

    • o

      de cultuur historische identiteit van het terrein;

    • o

      het stadslandschap;

    • o

      de stedenbouwkundige structuur;

    • o

      de bezonning van omliggende gebouwen;

    • o

      de privacy van bewoners;

    • o

      de sociale veiligheid;

    • o

      het aanzicht van het Hembrugterrein vanaf het water;

    • o

      de ruimtelijke structuur en samenhang tussen de deelgebieden;

    • o

      lichtvervuiling op de directe omgeving.

De architectonische uitwerking wordt zorgvuldig gekozen op basis van de criteria geldend voor het relevante deelgebied. Daarbij geldt:

  • ·

    dat de gevel die georiënteerd is op de ontsluiting en de open verblijfsplekken wordt uitgewerkt met een aantrekkelijke levendige plint;

  • ·

    voor alle deelgebieden de mogelijkheid voor architectonische inspiratie en vernieuwing;

  • ·

    materiaal en kleur aansluiten op het pallet van de bestaande gebouwen. Deze zijn beschreven in de paragrafen ‘beschrijving’ per deelgebied;

  • ·

    dat een verlichtingsplan inzicht biedt op welke manier de verlichting in en aan een gebouw uitstraalt op de omgeving. Géén lichtvervuiling wél sociaal veilig;

  • ·

    voorkeur voor toepassing van groene gevels en daken waar mogelijk;

  • ·

    gebouwen zijn alzijdig, uitzondering is de bebouwing van de familie van de 4de generatie.

Voor de materialisatie gelden de volgende criteria:

  • ·

    nieuwbouw sluit aan op de materialisatie van het bestaande en wordt met hoogwaardige materialen uitgevoerd (steenachtig, houtachtig, staal, glas);

  • ·

    gebouwen ten behoeve van parkeren worden uitgevoerd met hoogwaardige materialen. Steenachtig, houtachtig, staal of een groene gevels (beplanting).

Voor monumenten gelden de volgende criteria:

  • ·

    de Monumentenwet is van onverminderde toepassing;

  • ·

    de herkenbaarheid van een monument mag niet worden aangetast;

  • ·

    het ensemble van het Kleibos- monument met omringende bomen en beplanting dient behouden te blijven.

Voor hoogteaccenten geldt (zie figuur 2.4):

  • ·

    zijn alleen mogelijk binnen de contour;

  • ·

    hebben een maximale hoogte van 30 meter;

  • ·

    hoogteaccenten dienen niet de cultuurhistorische identiteit van het Hembrugterrein aan te tasten en voldoen aan de gebiedseigen regels;

  • ·

    domineren en of beëindigen geen zichtlijnen;

  • ·

    er is geen exact maximum aan het aantal accenten;

  • ·

    in deelgebied 2 binnen de contour van de hoogteaccenten en op de Kogelfabriek in deelgebied 1 is ruimte voor een iconisch accent

  • ·

    vormgeving, materiaal en kleur zijn beschreven in de paragrafen ‘beschrijving’ per deelgebied;

  • ·

    hoogte-initiatieven moeten worden goedgekeurd door supervisie.

afbeelding binnen de regeling

Figuur ‎2.4: Gebied waarin hoogteaccenten mogelijk gemaakt kunnen worden, met het zoekgebied voor iconische accenten (zwarte sterren)

Bij de vormgeving van de buitenruimte dient/dienen:

  • ·

    de buitenruimte als een samenhangend geheel ontworpen te worden met de gebouwen, bijbehorende buitenruimte en eventuele particuliere tuinen;

  • ·

    de inrichting van de openbare ruimte aan te sluiten op het industriële en groene karakter;

  • ·

    onderscheid gemaakt te worden in inrichting tussen productiegebied (stenig) en bosgebied (groen);

  • ·

    zichtlijnen behouden/versterkt te worden;

  • ·

    de openbare ruimte zich in principe uit te strekken van gevel tot gevel;

  • ·

    de architectonische markeringen van de randen (poorten, hekken, muren, groen en toegangen) in samenhang ontworpen te worden. Daarbij moet het zicht op het terrein behouden blijven en zijn gesloten delen, zoals schuttingen van metselwerk, niet hoger dan 1 meter;

  • ·

    objecten en structuren zoals bovengrondse leidingnetwerken, ondergrondse schietbanen, bliksemafleiders, putten en aarden wallen, bij de inrichting van de openbare ruimte ingezet te worden voor b.v. spelen;

  • ·

    de inrichting van centrale verblijfsgebieden inzet te worden als openbaar plein, speelterrein, parkje en/of gemeenschappelijke tuin indien gewenst;

  • ·

    Transformatorhuisjes, containeropstelplaatsen, e.d. mee-ontworpen en passend gemaakt te worden bij het industriële en groene karakter van het terrein. Daarbij dienen zij, bij voorkeur gekoppeld te worden aan de centrale verblijfsgebieden;

  • ·

    uitgegaan te worden van de bestaande wegen en paden op het terrein;

  • ·

    de primaire wegen veilig ingericht te worden voor gemotoriseerd en langzaam verkeer, door een scheiding in verkeerruimte tussen fietsers/voetgangers en gemotoriseerd verkeer. Deze kan op diverse manieren zichtbaar gemaakt worden, bijvoorbeeld in materiaal, maar mogelijk ook als markering of hoogteverschil. Hier geldt een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Figuur 2.5 geeft het principe voor de inrichting weer;

  • ·

    de secundaire wegen geschikt te zijn om te verblijven. Voor deze dwarsprofielen geldt dat het fietsers, voetgangers en gemotoriseerd verkeer van dezelfde ruimte gebruik maken. Er vindt geen strikte scheiding plaats tussen ruimtes voor de verschillende verkeersdeelnemers. Er geldt een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Figuur 2.6 geeft het principe voor de inrichting weer;

  • ·

    de richtlijnen van het CROW vormen in principe het uitgangspunt voor de maatvoering van de wegen en de verkeersveiligheidsvoorzieningen;

  • ·

    het parkeren voor de nieuwe functie uit het zicht bij voorkeur op eigen terrein te worden opgelost (zie figuur 2.7);

  • ·

    indien het parkeren niet op eigen terrein opgelost kan worden (zoals bij monumenten) het parkeren in de zoekgebieden voor centraal parkeren zoals aangegeven, in figuur 2.8, met de letter P plaats te vinden;

  • ·

    Het centraal parkeren volgens de principes bebouwd, parkeerveld of parkeerkoffer te worden opgelost (zie figuur 2.9). De parkeeroplossing moet aansluiten bij de kwaliteiten van het betreffende deelgebied. Tevens kan aansluiting gezocht worden bij andere parkeeroplossingen die in andere gebouwen worden gerealiseerd, mits afspraken hierover inzichtelijk gemaakt worden;

  • ·

    parkeren langs de hoofd- en secundaire wegen uitgesloten te worden;

  • ·

    inritten te voldoen aan de eisen gesteld aan de openbare ruimte volgens het WIOZ;

  • ·

    laden en lossen in principe op eigen terrein te worden opgelost wanneer dit technisch en/of verkeerskundig haalbaar is, waarbij de aansluiting op de openbare weg wordt getoetst als een uitwegvergunning.

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎2.5: Voorbeelden dwarsprofielen bij primaire wegen Hembrug

De bouwvelden hebben percentages aan dichtheden gekregen. De dichtheid is de maximale bebouwing per bouwveld: hieronder valt tevens de bestaande bebouwing en het is inclusief nog te maken privétuinen, binnentuinen en overige verharding.

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎2.6: Voorbeelden dwarsprofielen bij secondaire wegen Hembrug

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎2.7: Principeoplossing voor parkeren op eigen erf “uit het zicht”

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎2.8: Zoekgebieden centrale parkeergelegenheden

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎2.9: Mogelijkheden voor centrale parkeeroplossingen

Bij de vormgeving van het groenen water dient rekening te worden gehouden met:

  • ·

    het versterken van het unieke groene karakter van het gebied;

  • ·

    het versterken van het contrast tussen ‘stedelijk’ groen in de gebieden 1 t/m 5 en het ‘natuurlijk’ groen’ in de gebieden 6 t/m 9;

  • ·

    de bestaande groenstructuur leidend, behouden/versterkt te worden;

  • ·

    de ontbrekende schakels in de bestaande groenstructuur te worden hersteld;

  • ·

    het gegeven dat het bos herkenbaar dient te blijven, bij ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden met de natuurwaarden, gebruikswaarde en sociale veiligheid. Bosbouwkundig en Flora en Fauna oordelen zijn hierbij ook noodzakelijk;

  • ·

    het versterken van de groene randen van het terrein (gebieden 1, 2, 7, 8 en 9) met hoogwaardige beplanting bestaande uit aaneengesloten groenstroken met groepen en solitaire grote bomen, al dan niet in een strakke setting;

  • ·

    het behouden/versterken van het informelere karakter van de buitenruimte van het fabriekscomplex met de productiegebieden bestaande uit groenstroken (grasvlakken, begroeiing en bomen tussen de bebouwing al dan niet in een strakke setting;

  • ·

    het in stand houden van de monumentale en waardevolle bomen bij nieuwbouw; Bouwen binnen de kroonproject is niet mogelijk. Dit is een inspanningsplicht;

  • ·

    het behoud en versterken van de bestaande slotenstructuur als natuurlijke afscheiding;

  • ·

    het versterken van de contrasten tussen de structuur van de gebieden 6, 8a&b, en 9;

  • ·

    het obstakelvrij houden van een onderhoudsstrook, 3 meter, aan een zijde van de sloot;

  • ·

    het inrichten van een plas-dras zonein de deel gebieden 8b en 9 die lager liggen, t.b.v. de watercompensatie. Door daarwater toe te voegen wordt een nieuw milieu gecreëerd op het terrein.

Voor het toe te passen materiaalgebruik dient:

  • ·

    het straatmeubilair en de bestrating heeft een uitstraling te hebben dat past bij het industriële karakter van het gebied en sluit aan bij de reeds bestaande toegepaste materialen;

  • ·

    voor het hele terrein dient de materialisatie eenduidig te zijn;

  • ·

    de bestaande groenstructuur leidend te zijn voor de keuze van het sortiment.

Bij vormgeving van reclame-uitingen dient rekening gehouden te worden met:

  • ·

    plaatsing aan de (voor)gevel niet op het dak, goten en dakschilden en of in de openbare ruimte;

  • ·

    de functionele relatie tussen het in het gebouw of op het erf gevestigd bedrijf of (maatschappelijke) instelling;

  • ·

    het voorkomen van het ernstig belemmeren van het uitzicht op de openbare ruimte;

  • ·

    het voorkomen van onnodige herhaling;

  • ·

    gevelreclame is ondergeschikt aan de architectuur van het gebouw;

  • ·

    in maat en vorm afgestemd op de architectuur van het gebouw van het pand en op belendingen met aandacht voor de samenhang en ritmiek;

  • ·

    het uitgangpunt dat geen bewegende reclame of bewegend licht kan worden toegepast;

  • ·

    reclame bij een woning uitvoeren als zelfstandig vormgegeven bord aan de gevel van hooguit 0,50 m2 met een maximale breedte van 1 meter.

  • Vormgeving

  • ·

    reclame-uiting als zelfstandig element vormgeven, waarbij de maatvoering en detailleringen zijn afgestemd op en harmoniëren met de gevel en de samenhang en ritmiek van de straatwand niet verstoren;

  • ·

    Geen reclame doorgaand over meerdere gevels;

  • ·

    reclame vlak tegen de gevel:

    • o

      in de zone onder de raamkozijnen van de eerste verdieping, waarbij maximaal 15% van het geveloppervlak van deze zone mag worden gebruikt voor het aanbrengen van reclame;

    • o

      niet hoger dan 60% van de bandbreedte tussen de bovenkant van de pui van de begane grond tot de onderkant van het kozijn van de eerste verdieping (en indien deze bandbreedte niet op vergelijkbare wijze te definiëren is niet hoger dan 0,60 meter);

    • o

      niet langer dan 60% van de gevelbreedte of gebruikseenheid van het pand als het om verlichte reclame gaat;

  • ·

    reclame niet aanstralen met breedstralers of andere losgeplaatste verlichting (inclusief laser);

  • ·

    bij monumenten is verlichte reclame uitsluitend toegestaan als losse letters;

  • ·

    reclame op etalageruiten niet meer dan 25% van het oppervlak van de ruit;

  • ·

    reclame op of achter ramen alleen op de begane grond.

Vrijstaande reclame

  • ·

    vrijstaande reclame is niet toegestaan op het terrein.

  • Tijdelijke reclame

  • ·

    Voor makelaarsborden, projectborden, bouwborden, driehoekborden, steigerdoekreclame en reclame ten behoeve van evenementen geldt:

  • ·

    Reclame ten behoeve van evenementen worden in de evenementenvergunning geregeld:

    • o

      in de regel niet als obstakel in obstakelvrije zichtlijnen;

  • ·

    Tijdelijke reclame slechts met een daarvoor gegeven vergunning met uitzondering van:

    • o

      makelaarsborden tegen een gevel en afgestemd op de architectuur (zoals tegen een raam) tot een oppervlak van maximaal 1,00 m2

    • o

      één vrijstaand bouw- of projectbord per terrein of project geplaatst achter de hekken met een rechthoekige vorm en voor zolang deze feitelijk betekenis hebben.

3 Gebiedskwaliteiten deelgebied 1; Het Front

3.1 Beschrijving

Gezien vanaf het water is het Front hét gezicht van het Hembrugterrein. De bestaande gebouwen worden geflankeerd door lommerrijke tuinen, liggen aan de stenige kade en geven een doorzicht naar het achterliggende terrein. De afscheiding van het Waterfront naar de Noordzeekanaalkade wordt benadrukt door een sierlijke en robuuste markering die de statige uitstraling van het Front onderstreept. De voormalige hoofdentree aan de Hemkade is van historisch belang voor het terrein als geheel (zie figuur 3.1).

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎3.1: Indeling deelgebied 1 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018)

3.2 Uitgangspunten

Een belangrijk uitgangspunt voor de toekomst is het herstel van de symmetrie in het Front met twee bureelgebouwen aan weerzijden van een centrale tuin. Hiermee kan het prominent gezicht van het Hembrugterrein worden terug gebracht. Het bestaande representatieve karakter van het Front met het Bureelgebouw en de Kogelfabriek als iconische gebouwen vormt de referentie voor toekomstige ontwikkeling van gebouwen en buitenruimte. Ook de voormalige informelere (houten) gebouwen tussen de monumenten die voorheen gebruikt werden als kantine zijn een mogelijke referentie. Hoogbouw in de eerste linie is niet toegestaan, met uitzondering van de Kogelfabriek, waarop een hoogteaccent gerealiseerd kan worden. Enkele uitzonderingen daarvoor zijn een extra verdieping (tot de in het bestemmingsplan maximaal toegestane hoogte) op monumenten, de bouw van kunstwerken op een beschermd monument en de Kogelfabriek (deze laatste behoort tot het gebied waarin hoogteaccenten zijn toegestaan). Bij nieuwbouw zal rekening gehouden moeten worden met de reeds bestaande woningen aan de Hemkade.

Bij het waterfront en het productiegebied heeft de buitenruimte een stenig karakter, afgewisseld met groenstroken, waardevolle bomen en een lage beplanting rondom de gebouwen.

De buitenruimte rijgt alle deelgebieden aaneen tot het militaire productielandgoed, maar in de inrichting kunnen verschillende zones met een verschillend karakter worden onderscheiden. Bij het waterfront en het productiegebied heeft de buitenruimte een stenig karakter, afgewisseld met groenstroken, waardevolle bomen en een lage beplanting rondom de gebouwen.

In het bosgebied is de buitenruimte uiteraard groen van karakter; en (met name in het plofbos) erg dicht begroeid – door de menging van bomen met klimplanten. De padenstructuur doorkruist en verbindt de eilandjes bij de depots en beproevingsgebouwen. Verspreid door het bos liggen aarden wallen. De verharding bestaat afwisselend uit klinkers (in het mobilisatiecomplex), betonklinkers (in het bos) en asfalt en stelconplaten (in het sectorpark).

3.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving, en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Oriëntatie/positie

  • ·

    De rooilijn van de bebouwing loopt parallel aan het Noordzeekanaal.

  • ·

    Gebouwen versterken de zichtlijnen naar het water.

  • ·

    Nieuwe gebouwen dienen als één herkenbaar geheel ontworpen te zijn, met een alzijdige uitstraling.

  • ·

    De zijde aan het Noordzeekanaal moet de uitstraling hebben van een voorgevel. De entrees van de gebouwen liggen aan de achterzijde in verband met veiligheid voor calamiteiten op het Noordzeekanaal.

  • ·

    De afstand van de nieuwbouw tot een monument dient ten minste 10 meter te bedragen.

Bouwmassa

  • .

    Maximale bouwhoogte van nieuwbouw dient onder die van de Kogelfabriek (gebouw nr. 429) te zijn.

Architectonische uitwerking

  • ·

    Nieuwe gebouwen dienen te passen bij de monumentale, representatieve uitstraling van het Waterfront, zoals dit zich manifesteert in het Bureelgebouw (gebouw 41), de Kogelfabriek (gebouw 429) en de voormalige portierswoning (gebouw 75).

  • ·

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie De 1ste en 3de generatie.

Materialen en kleuren

  • .

    Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal). Eventueel andere toe te passen materialen dienen te passen bij de representatieve uitstraling van het Waterfront.

Hoogteaccent en icoon

  • ·

    Tot 20 meter op de Kogelfabriek en middels een afwijkingsbevoegdheid tot 30 meter.

  • ·

    Het accent is van hoge architectonische kwaliteit, bruut en stoer.

  • ·

    Het accent versterkt de Kogelfabriek als icoon aan het waterfront.

  • ·

    Het accent ondermijnt niet het karakter van het waterfront.

Voor de inrichting van de buitenruimte gelden de algemene uitgangspunten.

4 Gebiedskwaliteiten deelgebied 2; Kop van de Kaap

4.1 Beschrijving

De Kop van de Kaap is het groene informele waterfront van het Hembrugterrein en is een onderdeel van de rand van het terrein. Het gebied wordt gekenmerkt door de open structuur en ruimtelijkheid op de punt van de Havenstraat. In dit gebied komen het bos, de open groenaanleg (gazons) en het water bij elkaar. De Kop van de Kaap heeft twee sferen: het westen is een onderdeel van het ‘stedelijk’ productiegebied (met aaneen gesmolten complexen) en het oosten is groen, open en heeft een sterke relatie met het water. De gebouwen langs het water staan los in het groen, en hebben een verscheidenheid aan functies en architectonische kenmerken (zie figuur 4.1).

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎4.1: Indeling deelgebied 2 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018)

4.2 Uitgangspunten

De rand van het terrein en de kop blijft vrij van bebouwing. Vanaf het bestaande pad langs de Zaan/ het Noordzeekanaal zijn er doorzichten naar het productiegebied. Dit dijkpad sluit aan op de historische wegenstructuur van het Hembrugterrein en zal toegankelijk blijven voor bus, voetgangers en fietsers. De samensmelting van richtingen van de gebouwen en de karakteristieken van de twee sferen is een referentie voor toekomstige nieuwbouw in dit gebied. In de eerste linie is geen hoogteaccent mogelijk. Maximale bouwhoogte voor de gebouwen langs het water is vijftien meter. In de tweede linie, achter de gebouwen langs het water, is bebouwing met een maximale bouwhoogte van twaalf meter mogelijk, mits de visuele relatie tussen bos en water niet belemmerd wordt. Deze plek waar de twee orthogonale structuren samenkomen leent zich voor een verbijzondering van de architectuur bij nieuwbouw en is gedefinieerd als mogelijk te ontwikkelen icoon. Hier is bijzondere architectuur mogelijk die de structuren verbindt. Dit kan een icoon opleveren die het Hembrugterrein verbindt en geeft kansen aan de architectonische kwaliteiten van de huidige generatie. Deze plek ligt binnen de contour van de hoogteaccenten. De bestaande gebouwen 275, 413, 421, 430 zijn mogelijk te hergebruiken. De laatste drie zijn intern op te delen in kleinere units. Bij deze gebouwen is het mogelijk interventies te plegen (uitbreiden, aanbouwsels toevoegen, vergroten gevelopeningen), mits deze zich in het bestaande industriële karakter voegen. Bij ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de doorzichten tussen het bos, het water en de overige productiegebieden 3, 4 en 5. Daarbij kunnen de zichtlijnen op het water worden versterkt. Bij het monument gebouw 382 is specifieke aandacht vereist voor de ligging in het groen en de inrichting van de buitenruimte.

4.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Oriëntatie/positie

  • ·

    In de randen domineert het groen. De nieuwbouw dient alzijdig te worden vormgegeven.

  • ·

    Nieuwbouw houdt rekening met de rooilijnen van de monumenten, de historische hoofdstructuur en de bovengrondse leidingnetwerk.

  • ·

    Nieuwbouw wordt als los element in het groen geplaatst.

  • ·

    De afstand van de nieuwbouw tot een monument is ten minste 10 meter.

Bouwmassa

  • .

    Het dak van nieuwbouw dient te passen bij het daklandschap van de bestaande bebouwing in het productiegebied: zaagtand, zadeldak, boogvorm, reeks van holle dakdelen en soms een plat dak.

Architectonische uitwerking

  • ·

    Het productiegebied bevat gebouwen uit meerdere tijdvakken (verschillende generaties), dit geldt ook voor de monumenten in dit gebied. Nieuwbouw in het productiegebied dient te passen bij de karakteristieken van de bestaande generaties.

  • ·

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie, 4de generatie.

  • ·

    Nieuwbouw past binnen het ensemble van het deelgebied.

Materialen en kleuren

Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal). Eventueel andere toe te passen materialen dienen te passen bij de representatieve uitstraling van de Kop van de Kaap.

Hoogteaccenten en icoon

  • ·

    hoogteaccenten zijn maximaal 30 meter en alleen mogelijk achter de eerste linie;

  • ·

    het bouwvlak binnen de contour van het hoogteaccent is een verbijzondering met een icoon mogelijk en kent architectonische vrijheid mits het:

    • o

      hoogwaardige architectuur is;

    • o

      een toevoeging is voor het Hembrugterrein als geheel;

    • o

      alzijdig is vormgegeven;

    • o

      de verdraaiing versterkt van de orthogonale structuren die hier samenkomen;

    • o

      de doorzichten naar en vanaf het water versterkt;

    • o

      een versterking is van de aanliggende verblijfsgebieden.

Voor de inrichting van de buitenruimte gelden de algemene uitgangspunten.

5 Gebiedskwaliteiten deelgebied 3; Ladder + Paviljoens

5.1 Beschrijving

Dit gebied is een van de productiegebieden achter het waterfront, hier was oorspronkelijk de munitiefabriek. Het gebied wordt doorkruist door de historische hoofdstructuur met een kenmerkend profiel bestaande uit bovengrondse leidingennetwerk en een flankerende groenstructuur (in oostwest-richting). De gebieden aan weerszijden van de historische hoofdstructuur contrasteren waardoor twee sferen zijn ontstaan. Het zuidelijk deel behoort bij de Ladder (gebied 3a), een gebied met een hoge bebouwingsdichtheid pal achter het waterfront. De Ladder representeert het historisch stelsel van fabriekshallen in de productiegebieden voor munitie en patronen dat uit een aaneenschakeling van grote gebouwen bestaat. Het noordelijke deel is een gebied met twee sferen: gebied 3b en 3c. Gebied 3b heeft een lagere bebouwingsdichtheid met veel groen. Hier is de productie en opslag van munitie herkenbaar aan de inrichting van de openbare ruimte, met groene explosie dempende voorzieningen zoals aarden wallen, bomen, heesters en bliksemafleiders rondom en tussen de gebouwen door. Er is een contrast tussen het regelmatige grid van de bliksemafleiders en het onregelmatige ritme van de bomen in het bos. De aarden wallen zorgen voor een vloeiende overgang naar het beproevingsgebied (gebied 6). De gebouwen liggen op een veilige afstand van elkaar zijn te zien als paviljoens in het bos. Gebied 3 c omvat het gebied bestaande uit een grote hal (Taets). Dit gebied heeft een hoge bebouwingsdichtheid en een stedelijk karakter aansluitend op gebied 3a in de Ladder (zie figuur 5.1).

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎5.1: Indeling deelgebied 3 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018)

5.2 Uitgangspunten

Op de bouwvelden in gebied 3a (ten zuiden van de gebiedsontsluitingsweg en onderdeel van de Ladder) is een aaneenschakeling van gebouwen mogelijk. De bebouwingsdichtheid van deze velden is hoog. Nieuwbouw dient een alzijdig karakter te krijgen zonder blinde muren. Voor de bouwvelden in gebied 3b geldt dat nieuwbouw de maat en schaal van de aanwezige monumenten volgt door middel van kleinschalige paviljoens in het bos met ruime afstand tot elkaar. De explosie dempende voorzieningen in de buitenruimte zoals groenstroken, heesters, bliksemafleiders en aarden wallen zijn hier een leidend thema en dienen behouden te blijven. De bebouwingsdichtheid van deze velden is laag. Voor het bouwveld in gebied 3c geldt een hoge bebouwingsdichtheid aansluitend op gebied 3a. Parkeren op maaiveld in parkeerkoffers of op het erf is mogelijk met inachtneming van de algemene uitgangspunten van parkeren. Het parkeren dient landschappelijk te worden ingepast. In deelgebied 3a is, evenals in deelgebied 4a en 4b, een hoogteaccent mogelijk (zie figuur 5.2).

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎5.2: Principes hoogteaccenten

5.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Oriëntatie/positie

  • ·

    In gebied 3a is het mogelijk nieuwe gebouwen te schakelen.

  • ·

    Nieuwbouw voegt zich in het orthogonale patroon, evenwijdig aan het Noordzeekanaal.

  • ·

    Nieuwbouw houdt rekening met de rooilijn van de monumenten langs de historische hoofdstructuur met bovengrondse leidingennetwerk.

Bouwmassa

  • .

    In gebied 3b volgt nieuwbouw de maat en schaal van de aanwezige monumenten door middel van kleinschalige paviljoens in het bos met ten minste 10 meter tot elkaar.

Architectonische uitwerking

  • ·

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie Voor 3a zijn dit de 1ste, 2de en 3de generatie en voor 3b en 3c de 1ste, 3de en 4de generatie.

  • ·

    De nieuwbouw dient alzijdig te worden vormgegeven.

Materialen en kleuren

Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal). Eventueel andere toe te passen materialen dienen te passen bij de representatieve uitstraling vande Ladder en Paviljoens.

Hoogteaccenten

  • ·

    Hoogteaccenten zijn maximaal 30 meter, voor deelgebied 3a, 4a en 4b geldt dat alle bebouwing tussen de 12 en 30 meter geldt als een hoogteaccent.

  • ·

    De accenten zijn rank en slank, maar kunnen een bredere voet hebben.

  • ·

    Voorkom repeterende werking, dus niet een rij hoogteaccenten met zelfde vorm en hoogte in een repeterende rij.

  • ·

    De hoogteaccenten mogen een contrast vormen met de rest van de bebouwing;

  • ·

    Voor hoogteaccenten wordt nadrukkelijk gekeken naar de balans in het gebied: voor deze plek geldt dat het een stedelijk gebied is, maar dat er altijd een goed evenwicht moet zijn tussen het bos en het water.

  • ·

    Er is beperkt ruimte voor hoogteaccenten in dit gebied, voor deelgebied 3a, 4a en 4b geldt dat de basishoogte ten alle tijden 12 meter is met de mogelijkheid tot enkele accenten.

  • ·

    Hoogteaccenten moeten vanuit de bestaande dan wel toekomstige bebouwing bekeken worden. Een integraal stedenbouwkundig plan voor deelgebied 3a, 4a en 4b is een pré, maar wellicht niet haalbaar. In dat geval zal elk nieuw initiatief bekeken worden vanuit de dan bestaande omgeving en in relatie met de iconische accenten (‘spetterlocaties’).

Voor de inrichting van de buitenruimte gelden de algemene uitgangspunten.

6 Gebiedskwaliteiten deelgebied 4; Ladder + Uitwisselzone

6.1 Beschrijving

Dit gebied is het middelste productiegebied van de Artillerie Inrichtingen waarin de productie van patronen zich concentreerde. Het gebied wordt doorkruist door de historische hoofdstructuur met bovengrondse leidingennetwerk en heeft twee sferen, net als gebied 3. Het zuidelijk deel behoort tot de Ladder (gebied 4a), een gebied met oorspronkelijk een hoge bebouwingsdichtheid pal achter het Front. De Ladder representeert het historisch stelsel van fabriekshallen in de productiegebieden voor munitie en patronen.

Het noordelijke deel behoort tot de Uitwisselzone (gebied 4b), een ensemble van aan elkaar geschakelde gebouwen met een aantal bijzondere monumenten. Hoogtepunt van het ensemble is ‘De Kathedraal’ (gebouw 112), een gebouw dat boven de andere panden uittorent. Ten noorden, op het hoekpunt van de zone, ligt Magazijn de Dood (gebouw 269), een ander uniek gebouw op het Hembrugterrein. Onder het ensemble aan de westzijde bevindt zich een stelsel van onderaardse schuilgangen. Een sloot aan de noordzijde van het ensemble vormt de overgang tussen de Uitwisselzone en het beproevingsgebied (gebied 6) (zie figuur 6.1).

afbeelding binnen de regeling

Figuur ‎6.1: Indeling deelgebied 4 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018)

6.2 Uitgangspunten

Voor het bouwveld in gebied 4a (ten zuiden van de gebiedsontsluitingsweg en onderdeel van de Ladder) is een aaneenschakeling van gebouwen mogelijk (bijvoorbeeld in de vorm van hoven bestaande uit hallen of patiowoningen). Zorg dat de nieuwbouw een alzijdig karakter krijgt, zonder blinde muren. Voor het bouwveld in gebied 4b (ten zuiden van de gebiedsontsluitingsweg en onderdeel van de Uitwisselzone): bouw voort op de aaneenschakeling van gebouwen als een ensemble. Zorg dat de monumenten herkenbaar blijven en dat de bouwhoogte van de nieuwbouw zo wordt geproportioneerd dat de Kathedraal (gebouw 112) dominant en zichtbaar blijft vanaf de straat. Voor nieuwbouw langs de historische hoofdstructuur is de rooilijn van monumenten 43 (in gebied 3a), 46 en 57 (in gebied 3b) leidend. Parkeren op maaiveld in de vorm van een parkeerveld is eventueel mogelijk in het bouwveld in gebied 4a. Zorg hierbij dat de auto’s zoveel mogelijk uit het zicht zijn en landschappelijk ingepast en dat het veld een kwalitatief hoogwaardig onderdeel is van de openbare ruimte. Dit kan worden uitgewerkt door het veld bijvoorbeeld te omringen met hagen en in te richten met bomen, groen en halfverharding. Het parkeerveld kan in de toekomst worden omgezet in gebouwd parkeren wanneer het bouwveld bebouwd wordt.Streef naar continuïteit van het groen langs de historische hoofdstructuur met grasvlakken, heesters en waardevolle bomen rondom de gebouwen. Behoud waardevolle bomen. De principes voor de hoogteaccenten zijn weergegeven in figuur 6.2.

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎6.2: Principes hoogteaccenten

6.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Oriëntatie/positie

  • ·

    Nieuwbouw voegt zich in het orthogonale patroon, evenwijdig aan het Noordzeekanaal.

  • ·

    Nieuwbouw is met de voorgevel (ontsluiting) georiënteerd op de belangrijkste straat.

  • ·

    Nieuwbouw houdt rekening met de rooilijn van de monumenten langs de historische hoofdstructuur met bovengrondse leidingennetwerk.

  • ·

    Houd rekening met de doorzichten tussen het bos, het waterfront en de productiegebieden.

Bouwmassa

  • .

    Het dak van nieuwbouw dient te passen bij het daklandschap van de bestaande bebouwing in het productiegebied: zaagtand, zadeldak, boogvorm, reeks van holle dakdelen en soms een plat dak.

Architectonische uitwerking

  • ·

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie. Voor 4a is dit de 3de generatie en voor 4b aansluiten bij alle generaties.

  • ·

    Nieuwbouw heeft een alzijdig karakter.

Materialen en kleuren

  • .

    Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal). Eventueel andere toe te passen materialen dienen te passen bij de representatieve uitstraling van de Ladder en Uitwisselzone.

Hoogteaccenten

  • ·

    Hoogteaccenten zijn maximaal 30 meter, voor deelgebied 3a, 4a en 4b geldt dat alle bebouwing tussen de 12 en 30 meter geldt als een hoogteaccent.

  • ·

    De accenten zijn rank en slank, maar kunnen een bredere voet hebben.

  • ·

    Voorkom repeterende werking, dus niet een rij hoogteaccenten met zelfde vorm en hoogte in een repeterende rij.

  • ·

    De hoogteaccenten mogen een contrast vormen met de rest van de bebouwing.

  • ·

    Voor hoogteaccenten wordt nadrukkelijk gekeken naar de balans in het gebied: voor deze plek geldt dat het een stedelijk gebied is, maar dat er altijd een goed evenwicht moet zijn tussen het bos en het water.

  • ·

    Er is beperkt ruimte voor accenten in dit gebied, voor deelgebied 3a, 4a en 4b geldt dat de basishoogte ten alle tijden 12 meter is met de mogelijkheid tot enkele accenten.

  • ·

    Hoogteaccenten moeten vanuit de bestaande dan wel toekomstige bebouwing bekeken worden. Een integraal stedenbouwkundig plan voor deelgebied 3a, 4a en 4b is een pré, maar wellicht niet haalbaar. In dat geval zal elk nieuw initiatief bekeken worden vanuit de dan bestaande omgeving en in relatie met de iconische accenten (‘spetterlocaties’).

Voor de inrichting van de buitenruimte gelden de algemene uitgangspunten.

7 Gebiedskwaliteiten deelgebied 5; Campus

7.1 Beschrijving

De Campus is het grootste productiegebied achter het waterfront. Hier werden wapens geproduceerd. Het gebied wordt gekenmerkt door vrijstaande gebouwen in een open gebied van grasvlakken met enkele waardevolle bomen. Dit vormt de referentie voor de toekomstige ontwikkeling van gebouwen en buitenruimte. De gebouwen zijn alzijdig en hebben een verschillende oriëntatie. Ze verspringen ook onderling van elkaar waardoor er een levendig en afwisselend beeld ontstaat. Op de velden is een afwisseling van monumentale hallen. De fabrieksgebouwen aan de noordzijde van het gebied zijn van een grotere schaal en maat dan de gebouwen aan de zuidzijde. Achter het voormalig hoofdkantoor van Eurometaal (gebouw 504) ligt een centraal groengebied dat doorkruist wordt door het bovengrondse leidingennetwerk. Hier staan ook kleine transformatorhuisjes en andere paviljoens. De historische hoofdstructuur loopt in oost-west richting en bestaat uit een weg, het bovengrondse leidingennetwerk en een groenstructuur, die om het voormalige Wapendepot (gebouw 8) naar het noorden opschuift met een bajonet. Ten westen van de Campus ligt de opvallende open structuur van de (voormalige) spoorlijn van het Hembrugterrein (zie figuur 7.1).

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎7.1: Indeling deelgebied 5 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018)

7.2 Uitgangspunten

Voor de toekomstige bebouwing op de bouwvelden geldt dat deze de opzet van de bestaande fabrieksgebouwen voortzet in de vorm van vrijstaande en alzijdige bebouwing in een open groen gebied. Voor nieuwbouw langs de historische hoofdstructuur is de rooilijn van monumentgebouwen 14 (ten oosten)en 320 (ten noorden) leidend. Voor de westzijde van het gebied is de rooilijn van gebouw 341 leidend. Houd rekening met de bestaande doorzichten tussen het bos, het waterfront en de overige productiegebieden 3 en 4, ook bij de inrichting van de openbare ruimte. Houd de monumenten in dit gebied herkenbaar als vrijstaande fabrieksgebouwen. Er is een beperkte hoeveelheid hoogteaccenten mogelijk in het noordelijke deel. Hoogteaccenten hebben hier een stoere uitstraling en worden goed ingepast binnen de opzet van de campus in vorm en positionering (zie figuur 7.2).

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎7.2: Principes hoogteaccenten

Parkeren op maaiveld is mogelijk in het westelijk deel van het gebied, ter plaatse van het tracé van de voormalige goederenspoorlijn. Behoud hierbij de zichtlijn tussen bos en water en zorg voor leefbaarheid op het parkeerterrein. Het parkeergebied is mogelijk in te richten als een veld. Houd bij de inrichting van de buitenruimte rekening met structuren en objecten zoals het bovengrondse leidingennetwerk, de restanten van structuren als de cokesbrekerij (voor gebouw 320) en de schuilgang tussen gebouwen 217 en 320.

7.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Oriëntatie/positie

  • ·

    Nieuwbouw voegt zich in het orthogonale patroon, evenwijdig aan het Noordzeekanaal.

  • ·

    De gebouwen verspringen onderling.

Bouwmassa

  • .

    De schaal en maat van nieuwbouw sluit aan bij het onderscheid in het noordelijk en zuidelijk deel.

Architectonische uitwerking

  • .

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie. Voor alle generaties.

Materialen en kleuren

  • .

    Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal). Eventueel andere toe te passen materialen dienen te passen bij de representatieve uitstraling van de Campus.

Hoogte accenten

  • ·

    Hoogteaccenten zijn maximaal 30 meter.

  • ·

    Brute en stoere architectuur.

  • ·

    De grondafmetingen zijn hier vrij en ter beoordeling aan het supervisieteam.

  • ·

    Er is beperkt ruimte voor accenten en een beperkt aantal mogelijk in dit gebied, er moet gezocht worden naar evenwicht tussen monumenten en nieuwbouw.

Voor de inrichting van de buitenruimte gelden de algemene uitgangspunten.

8 Gebiedskwaliteiten deelgebied 6; Kleibos en Beproevingengebied

8.1 Beschrijving

Het Kleibos met beproevingsgebied is het oudste deel van het Hembrugbos (het bos dat de productiegebieden omzoomt). Het gebied is geheimzinnig en avontuurlijk tegelijk vormt als het ware een natuurlijk en bosrijk rustpunt ten opzichte van alle zones en gebieden eromheen. Het Kleibos is rijksmonument, een bijzonder stuk uit de militaire geschiedenis. Het bos bestaat uit een stelsel van sloten, bos en aarden wallen en vele kleine monumenten in de vorm van bunkers en houten huisjes. Ten zuiden, grenzend aan productiegebied, ligt het beproevingsgebied waar de munitie werd uitgetest. Hierin zijn een valtoren, een grid van bliksemafleiders en losse (kleine) gebouwen met een weelderige bosaanplant aanwezig (zie figuur 8.1).

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎8.1: Indeling deelgebied 6 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018)

8.2 Uitgangspunten

De zeer lage dichtheid en het bosrijke karakter van het gebied vormen de referentie voor toekomst. De bouwhoogte van eventuele nieuwbouw sluit zoveel mogelijk aan op de bestaande hoogtes (maximaal vier meter). Langs de historische hoofdstructuur is een maximale hoogte van zeven meter mogelijk. Bij ontwikkelingen wordt oud rekening gehouden met de doorzichten tussen het bos en het water. De monumenten kunnen worden her-bestemd met functies die passen bij de sfeer van het Kleibos. Het gebruik van deze gebouwen dienen niet tot een aantasting van de groene kwaliteit te leiden. Bouwen bij de monumenten in dit gebied is zeer beperkt mogelijk. Houd de monumenten in dit gebied herkenbaar blijven als kleine gebouwen in het groen.

Het noordelijk deel is een groen monument, hier is parkeren en bouwen niet mogelijk. In het zuidelijk deel is incidenteel parkeren op maaiveld bij de gebouwen mogelijk, mits de bomen behouden blijven.

In dit gebied is een centraal verblijfsgebied mogelijk. Zorg dat de inrichting van dit verblijfsgebied aansluit bij het bosrijke karakter en rekening houdt met de objecten in het beproevingsgebied.

Houd bij de inrichting van de buitenruimte rekening met de houten valtoren, de bliksemafleiders en de slotenstructuur.

In het bosgebied is de buitenruimte uiteraard groen van karakter; en (met name in het plofbos) erg dicht begroeid – door de menging van bomen met klimplanten. De padenstructuur doorkruist en verbindt de eilandjes bij de depots en beproevingsgebouwen. Verspreid door het bos liggen aarden wallen. De verharding bestaat afwisselend uit klinkers (in het mobilisatiecomplex), betonklinkers (in het bos) en asfalt en stelconplaten (in het sectorpark).

8.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Oriëntatie/positie

  • .

    Nieuwbouw in het zuidelijk deel is kleinschalig (in de vorm van follies, kleine paviljoens of landschappelijke objecten) en tast de monumenten en het groen niet aan.

Bouwmassa

  • .

    Nieuwbouw past in het daklandschap van de bestaande bebouwing.

Architectonische uitwerking

  • ·

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie, de 4 generaties.

  • ·

    Nieuwbouw zijn losse gebouwen met een alzijdig karakter.

Materialen en kleuren

  • ·

    Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal). Eventueel andere toe te passen materialen dienen te passen bij de representatieve uitstraling van het Beproevingsgebied.

Buitenruimte

  • .

    Voor de inrichting van de buitenruimte Beproevingsgebied gelden de algemene uitgangspunten.

Voor het kleibos (inclusief bos deelgebied 8a) dient een integraal inrichtings- en beheersplan te worden opgesteld alvorens tot ontwikkeling kan worden overgegaan.

9 Gebiedskwaliteiten deelgebied 7; Enclaves

9.1 Beschrijving

Dit gebied is het voormalige Algemeen Verdedigingspark, een groot centraal magazijn dat de gehele Stelling van Amsterdam moest bevoorraden. De gebouwen werden gebruikt als werkplaatsen, magazijnen, berg- en troepenloodsen en zijn te zien als een groep enclaves in het groen. Deze liggen ingeklemd tussen het dichte Hembrugbos en het water van de Zaan. Het gehele terrein van de Enclaves ligt hoger dan het terrein aan de Havenstraat. De waardevolle bomen langs de Havenstraat markeren de groene randen van het Hembrugterrein. De bestaande entree is van historisch belang voor het terrein en benadrukt de ingang van het voormalige Algemeen Verdedigingspark. Het gebied wordt in twee gebouwde ensembles verdeeld door een historische hoofdroute van het Hembrugterrein. Zo zijn er de enclaves met de monumentale A-gebouwen en de M-gebouwen tussen aarden wallen en waardevolle bomen. De buitenruimte is zowel industrieel als groen van karakter: er is een afwisseling van met stelconplaten en klinkers ingerichte bestrating en een deel met bomen en grasstroken (zie figuur 9.1).

afbeelding binnen de regeling Figuur 9 . 1 : Indeling deelgebied 7 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018 ) (hoogteaccenten zijn uitgesloten in dit deelgebied)

9.2 Uitgangspunten

In dit gebied is slechts beperkte nieuwbouw mogelijk in het meest noordelijke deel. Overige bebouwingsmogelijkheden in dit deelgebied zijn aan- en opbouwen van bestaande gebouwen. Houd hierbij rekening met het daklandschap van het geheel. De nieuwbouw dient de bestaande bebouwing niet te domineren. Houd daarbij de monumenten (alle A-gebouwen en M-gebouwen) herkenbaar als ensembles in het groen. Nieuwbouw aan de monumenten is slechts mogelijk in beperkte omvang. Het toevoegen van een extra bouwlaag op de monumenten is eventueel mogelijk bij het complex van M-gebouwen. Hoogteaccenten zijn echter uitgesloten in dit gebied. Zorg hierbij dat de dakkap van het monument herkenbaar blijft. De bestaande gebouwen L7 en A10 zijn mogelijk her te gebruiken. Bij deze gebouwen is het mogelijk interventies te plegen (uitbreiden, aanbouwsels toevoegen, vergroten gevelopeningen), mits deze zich in het bestaande industriële karakter voegen. Parkeren binnen de grenzen van de enclaves oplossen en landschappelijk inpassen op eigen erf.

9.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Oriëntatie/positie

  • .

    Nieuwbouw zijn losse, alzijdige gebouwen in een groene setting.

Voor de bouwmassagelden de algemene regels.

Architectonische uitwerking

  • .

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie De 1ste, 2de en 3de generatie.

Materialen en kleuren

  • .

    Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal). Eventueel andere toe te passen materialen dienen te passen bij de representatieve uitstraling van de Enclave.

Voor de inrichting van de buitenruimte gelden de algemene uitgangspunten.

10 Gebiedskwaliteiten deelgebied 8; Hembrugbos

10.1 Beschrijving

Dit gebied vormt samen met het Kleibos (gebied 6) een natuurlijk rustpunt ten opzichte van alle zones en gebieden eromheen. Het Hembrugbos omzoomt de productiegebieden van het Hembrugterrein) en ligt 1,5 meter lager dan de rest van het Hembrugterrein. Het gebied was eind jaren zeventig nog relatief open, met enkele brede beplantingsstroken om de schietbanen. In de afgelopen dertig jaar is het bos sterk verdicht en tegenwoordig is het een rijk bebost gebied. In het gebied is bijna geen bebouwing aanwezig, maar wel restanten van bunkers, schietbanen en het voormalig spoortracé aan de westzijde. Het bos wordt doorsneden door een noordelijke weg en heeft twee sferen. Het zuidelijke deel (gebied 8a) behoort tot het centrale deel van het Hembrugbos is onbebouwd en omvat de monumentale ‘Kastanjelaan’, aarden wallen langs het spoortracé, enkele schuilplaatsen in het bos en een markante structuur van voormalige openlucht schietbanen. De natuurwaarden zijn hier groot, in dit deel leven beschermde dieren en waardevolle boomgroepen en planten. Het noordelijke deel (gebied 8b) dat parallel aan de Dr. J.M. den Uylweg ligt, behoort tot de groene noordelijke rand van het militair-industrieel productiecomplex (zie figuur 10.1).

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎10.1: Indeling deelgebied 8 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018)

10.2 Uitgangspunten

Voor het herkenbaar houden van de groene bosrand van het terrein is het van belang dat de nieuwbouw is deelgebied 8b zoveel mogelijk onder de hoogte van bomen blijft. In gebied 8b kan worden afgeweken van de verkavelingsrichtingen en de rooilijnen uit andere gebieden, omdat de nieuwbouw als losse elementen in het groen kunnen worden geplaatst. Het is wenselijk dat de gebouwen evenwijdig zijn aan de wegen eromheen. Zorg dat alle gevels aandacht krijgen in het ontwerp. Voorkom dat nieuwe gebouwen in gebied 8b als een muur langs de weg komen te staan met grote verschillen tussen voor- en achterkant. Zorg dat alle gevels aandacht krijgen in het ontwerp. Houd rekening met de lange doorzichten rondom het bos en in richting van het Noordzeekanaal en behoud en versterk de monumentale structuur van het oude spoortracé (met de bunkers) en de Kastanjelaan (midden in het bos). Beide structuren zijn gemeentelijk monument. Het toevoegen van kleinschalige functies aan gebied 8a is minimaal en voegt iets toe aan het recreatieve karakter van het bos: te denken valt aan paden of een speelvoorziening. Voordat nieuwe voorzieningen worden toegevoegd moet een integraal inrichtings – en beheersplan worden opgesteld in samenhang met het kleibos. Het bestaande bos, met de historische structuur bepaald waar toevoegingen mogelijk zijn, er is sprake van een kerngebied natuur waar het voor mensen minder toegankelijk is (zie figuur 10.2). Afhankelijk van het programma kan in of aan de gebouwen geparkeerd worden of op het maaiveld in landschappelijk ingepaste parkeerkoffers. Houd bij de inrichting van de buitenruimte rekening met de sloten, bunkers en restanten van schuilplaatsen in het bos. Deze kunnen de inrichting interessanter maken.

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎10.2: Kerngebied natuur (ster), minder toegankelijk voor mensen

10.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Oriëntatie/positie

  • ·

    Verkavelingsrichtingen en de rooilijnen zijn evenwijdig aan de Drs J.M. Den Uylweg.

  • ·

    Nieuwbouw zijn losse elementen in het groen geplaatst.

Bouwmassa

  • ·

    Nieuwbouw mag geen muur vormen langs de weg.

  • ·

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie Alle 4 de generaties zijn mogelijk.

Architectonische uitwerking

Nieuwbouw zijn, alzijdige gebouwen in een groene setting.

Materialen en kleuren

  • .

    Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal).

Hoogte accenten

  • ·

    Hoogteaccenten zijn maximaal 30 meter, in deelgebieden 8b en 9 is alle bebouwing tussen de 15 en 30 meter een hoogteaccent.

  • ·

    De groene uitstraling van het terrein blijft behouden.

  • ·

    Hoogbouwaccenten zijn niet dominant en leidend voor de identiteit van het Hembrugterrein.

  • ·

    Hoogteaccenten mogen de ingang van het terrein niet specifiek benadrukken;

  • ·

    Hoogteaccenten vormen niet beleefbaar een reeks.

  • ·

    De verkaveling van de hoogteaccenten in de boskavels is speels geordend.

  • ·

    Hoogteaccenten zijn rank en slank.

  • ·

    Een stedenbouwkundige plan voor de boskavels moet worden goedgekeurd door supervisie.

Buitenruimte

  • ·

    Voor de inrichting gelden de algemene uitgangspunten.

  • ·

    Voor het kerngebied natuur geldt dat deze minder toegankelijk is voor mensen, hiervoor moet een inrichtingsvisie worden geschreven.

  • ·

    Onderzoek vanuit de Flora en Fauna oordelen zijn hierbij noodzakelijk, Behoud hierbij de waardevolle bomen.

11 Gebiedskwaliteiten deelgebied 9; Boskavels

11.1 Beschrijving

Dit gebied behoort tot de groene rand van het militair-industrieel productiecomplex dat voorheen ingericht was als mobilisatiecomplex, een militair complex met een aantal loodsen verspreid door het gebied. Het gebied ligt ingeklemd tussen de Provinciale weg, de Campus (gebied 5) en het Hembrugbos (gebied 8) en ligt 1,5 meter lager dan de rest van het Hembrugterrein. De overgang van dit hoogteverschil wordt langs de grens met het spoortracé door een sloot gemarkeerd. Middenin ligt de (nieuwe) hoofdentree van het Hembrugterrein die middels een rotonde op de Provincialeweg is aangesloten. Het gebied is tegenwoordig onbebouwd, maar hier ligt de mogelijkheid om in de toekomst boskavels te creëren die op een ruime afstand van de Provincialeweg liggen en zo de groene rand van het terrein handhaven. Referentie voor de boskavels zijn losse en alzijdige gebouwen in een lommerrijk gebied (zie figuur 11.1).

afbeelding binnen de regeling

Figuur ‎11.1: Indeling deelgebied 9 (Bron: Gebiedspaspoorten Omgevingsplan Hembrugterrein, februari 2018)

11.2 Uitgangspunten

Voor het herkenbaar houden van de groene bosrand van het terrein is het van belang dat de nieuwbouw zoveel mogelijk onder de hoogte van bomen blijft. Het is wenselijk dat de gebouwen evenwijdig zijn aan de wegen eromheen. Qua vormgeving is in dit gebied meer architectonische vrijheid mogelijk, mits het als onderdeel van het Hembrugterrein ervaren wordt. Afhankelijk van het programma kan er in of aan de gebouwen geparkeerd worden of op maaiveld in parkeerkoffers. Benut de hoogteverschillen in het maaiveld om het parkeren eventueel onder de gebouwen toe te passen.

Betrek de sloten en het niveauverschil (1,5 meter) bij de inrichting de buitenruimte. Deze kunnen de inrichting van de openbare ruimte interessanter maken. Mogelijkheid is om een plas-dras zone te creëren waarbij gelijktijdig voldaan kan worden aan de te realiseren watercompensatie. Behoud en versterk hierbij de structuur van het oude spoortracé. Houd afstand langs de rand met de Provincialeweg. Deze strook is 30 meter breed gemeten vanaf de binnenoever van de sloot, is vrij van bebouwing en dient als een bosrand van het terrein herkenbaar te zijn. Benut de bestaande slotenstructuren voor de waterberging in het gebied en probeer de waterstructuur als natuurlijke erfafscheiding in te zetten. De principes voor hoogteaccenten zijn afgebeeld in figuur 11.2.

afbeelding binnen de regeling Figuur ‎11.2: Principes hoogteaccenten

11.3 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:

De samenhang van het gebied behouden door met bouwen rekening te houden met de volgende vereisten:

Oriëntatie/positie

  • ·

    Verkavelingsrichtingen en de rooilijnen zijn evenwijdig aan de Provincialeweg.

  • ·

    Nieuwbouw zijn losse elementen in het groen geplaatst.

Bouwmassa

  • .

    Gebouwen dienen ontworpen te worden passend bij de gebouwenfamilie. Alle generaties zijn van toepassing.

Materialen en kleuren

  • .

    Materiaal en kleur sluiten aan op het pallet van de vier generaties bestaande gebouwen op het terrein. Dit betekent hoogwaardige materialen (metselwerk, beton, hout, glas en staal).

Hoogte accenten

  • ·

    Hoogteaccenten zijn maximaal 30 meter, in deelgebieden 8b en 9 is alle bebouwing tussen de 15 en 30 meter een hoogteaccent.

  • ·

    De groene uitstraling van het terrein blijft behouden.

  • ·

    Hoogbouwaccenten zijn niet dominant en leidend voor de identiteit van het Hembrugterrein.

  • ·

    Hoogteaccenten mogen de ingang van het terrein niet specifiek benadrukken;

  • ·

    Hoogteaccenten vormen, niet beleefbaar, een reeks.

  • ·

    De verkaveling van de hoogteaccenten in de boskavels is speels geordend;

  • ·

    Hoogteaccenten zijn rank en slank.

  • ·

    Een stedenbouwkundige plan voor de boskavels moet worden goedgekeurd door supervisie.

Buitenruimte

  • ·

    Voor de inrichting gelden de algemene uitgangspunten.

  • ·

    Onderzoek vanuit de Flora en Fauna oordelen zijn hierbij noodzakelijk, Behoud hierbij de waardevolle bomen.


Noot
1

In feite betreft dit Omgevingsplan een bestemmingsplan verbrede reikwijdte, zoals bedoeld onder de Crisis- en herstelwet.