Regeling arbeidsvoorwaarden BBL-leerlingen

Geldend van 22-03-2018 t/m heden

Intitulé

Regeling arbeidsvoorwaarden BBL-leerlingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    De gemeente: de gemeente Zaanstad.

  • 2.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad.

  • 3.

    AGZ: Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Zaanstad.

  • 4.

    BBL (Beroepsbegeleidende Leerweg): een onderwijsvorm behorende tot het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), waarbij het leren wordt gecombineerd met werken in de praktijk.

  • 5.

    BBL-leerling: de medewerker die in het kader van een BBL-opleiding werkzaam is bij de gemeente.

Artikel 2. Aanstelling

  • 1.

    De BBL-leerling wordt door het college aangesteld in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd, voor de duur van een (school)jaar.

  • 2.

    De aanstelling kan steeds worden verlengd met de duur van een (school)jaar, zolang de opleiding nog niet is afgerond.

Artikel 3. Salaris

  • 1.

    De BBL-leerling die een BBL-opleiding op niveau 2 (basisberoepsopleiding) volgt, maakt aanspraak op een salaris conform schaal 1 van bijlage II-A van de AGZ.

  • 2.

    De BBL-leerling die een BBL-opleiding op niveau 3 (vakopleiding) volgt, maakt in het eerste jaar van de opleiding aanspraak op een salaris conform schaal 2 van bijlage II-A van de AGZ. In het tweede jaar van de vakopleiding is een bevordering naar schaal 3 van bijlage II-A van de AGZ mogelijk.

  • 3.

    De BBL-leerling heeft recht op:

    • a.

      8% vakantietoelage, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

    • b.

      1,5 %van het in de maand van opbouw geldende salaris met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband, en

    • c.

      0,8 % van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

  • 4.

    De uitbetaling van de vakantietoelage vindt plaats tweemaal per kalenderjaar namelijk 6/12 deel in de maand juni en 6/12 deel in de maand december.

  • 5.

    De uitbetaling van de toelagen bedoeld onder b en c vindt plaats eenmaal per kalenderjaar in de maand december.

Artikel 4. Rechtspositie

  • 1.

    De BBL-leerling wordt op grond van artikel 1:2:1, tweede lid, AGZ aangesteld hoofdzakelijk ten behoeve van een wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming. Op de aanstelling van de BBL-leerling is de AGZ van toepassing, met uitzondering van de hoofdstukken 3, 7, 10d, 11a en 17.

  • 2.

    Na afloop van de tijdelijke aanstelling kan de BBL-leerling geen aanspraak maken op een vast dienstverband bij de gemeente Zaanstad.

  • 3.

    De in artikel 2:4 van de AGZ geregelde ketenbepaling is niet van toepassing op de aanstelling van een BBL-leerling.

Artikel 5. Beëindiging aanstelling

  • 1.

    De tijdelijke aanstelling voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege op de datum waarop die tijd verstrijkt.

  • 2.

    De aanstelling kan in de volgende gevallen tussentijds worden beeindigd:

    • a.

      indien onvoldoende resultaten bij de opleiding worden behaald;

    • b.

      indien deelname aan de opleiding wordt beeindigd;

    • c.

      indien de opleiding is voltooid;

    • d.

      bij onvoldoende inzet en/of functioneren op de werkplek.

  • 3.

    Bij tussentijds ontslag wordt een opzegtermijn conform artikel 8:12:2, eerste lid, AGZ in acht genomen.

Artikel 6. Aanspraken bij ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek

Bij ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek van de BBL-leerling zijn de artikelen 7:1 tot en met 7:3, 7:9 tot en met 7:14, 7:19 tot en met 7:21 en 7:23 van de AGZ van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Verlof

Het aantal veriofuren van de BBL-leerling wordt naar rato van zijn arbeidsduur vastgesteld op 144 uur per kalenderjaar, op basis van een 36-urige werkweek.

Artikel 8. Integriteit

  • 1.

    De BBL-leerling legt op verzoek een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) als bedoeld in de Wet justitiele en strafvorderlijke gegevens over aan de gemeente. De kosten hiervan komen voor rekening van de gemeente. Het staat de gemeente vrij om de overeenkomst met de BBL-leerling niet aan te gaan dan wel te beëindigen als de BBL-leerling geen VOG kan overhandigen.

  • 2.

    De BBL-leerling legt de ambtseed af en ondertekent de Gedragscode ambtenaren Zaanstad en is verplicht zich te houden aan de in de Gedragscode vastgelegde gedragsregels.

Artikel 9. Slotbepaling

Het college is bevoegd om in die gevallen waarin de regeling niet of niet in redelijkheid voorziet afwijkend te beslissen.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt met bijbehorende toelichting in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Toelichting

Algemeen

De gemeente Zaanstad heeft als erkend leerbedrijf de mogelijkheid om een BBL-leerling die een Beroepsbegeleidende leerweg (BBL) volgt in het kader van zijn opleiding op een leerwerkplek in dienst te nemen. De BBL-leerling wordt hierbij begeleid door de gemeente. De BBL-leerling wordt aangesteld op grond van artikel 1:2:1, tweede lid, AGZ. Op hem is de AGZ van toepassing met uitzondering van de hoofdstukken 3, 7, 10d, 11a en 17. In deze regeling wordt invulling gegeven aan de onderwerpen waarvan de BBL-leerling in de AGZ wordt uitgesloten. De arbeidsvoorwaarden die in de AGZ en de aanvullende regelingen van Zaanstad zijn geregeld, zijn — voor zover niet van toepassing uitgesloten — ook van toepassing op de aanstelling van een BBL-leerling.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2. Aanstelling

Uitgangspunt is dat een tijdelijke aanstelling voor de duur van een (school)jaar wordt verleend. Zolang de opleiding wordt voortgezet en bij goed functioneren, kan de aanstelling steeds met een jaar worden verlengd. De aanstelling wordt verleend voor het aantal uren dat de BBL-leerling werkzaam is bij de gemeente. De onderwijsuren worden niet als arbeidsduur beschouwd.

Artikel 3. Salaris

Op de BBL-leerling zijn de salarisschalen 1, 2 en 3 van bijlage II-A van de AGZ van toepassing. De inschaling van de BBL-leerling is afhankelijk van het opleidingsniveau.

De BBL-leerling start zijn opleiding met de tweejarige basisberoepsopleiding (niveau 2), waarbij de BBL-leerling wordt voorbereid om uitvoerende werkzaamheden te doen. Na de basisberoepsopleiding volgt hij de vakopleiding (niveau 3), waarbij de BBL-leerling leert zelfstandig werkzaamheden uit te voeren. De vakopleiding duurt twee tot drie jaar.

De BBL-leerling die de basisberoepsopleiding volgt, maakt aanspraak op een salaris conform schaal 1 van bijlage II-A van de AGZ. De BBL-leerling die de vakopleiding volgt, maakt aanspraak op een salaris conform schaal 2 van bijlage II-A van de AGZ. Dit geldt zowel voor de BBL-leerling die tijdens zijn aanstelling bij de gemeente Zaanstad de vakopleiding gaat volgen als voor de BBL-leerling die bij aanvang van zijn aanstelling de vakopleiding volgt. In het tweede jaar van de vakopleiding is een bevordering naar een salaris conform schaal 3 van bijlage II-A van de AGZ mogelijk.

Opleiding

Opleidingsjaar

Salaris

Basisberoepsopleiding (niveau 2)

Jaar 1

Schaal 1

Basisberoepsopleiding (niveau 2)

Jaar 2

Schaal 1

Vakopleiding (niveau 3)

Jaar 1

Schaal 2

Vakopleiding (niveau 3)

Jaar 2

Schaal 3

Vakopleiding (niveau 3)

Jaar 3

Schaal 3

Het niet van toepassing zijn van hoofdstuk 3 AGZ heeft tot gevolg dat de BBL-leerling geen recht heeft op een Individueel Keuze Budget (IKB). De vakantietoelage en de levensloopbijdrage stonden voorheen echter niet in hoofdstuk 3, maar in hoofdstuk 6 (artikel 6:3) en hoofdstuk 6a (artikel 6a:7). Ook het bovenwettelijk verlof van 14,4 uren was geregeld in hoofdstuk 6 (artikel 6:2). Deze rechten zijn vanaf 1 januari 2017 opgenomen in het IKB. Om te voorkomen dat de BBL-leerling er door de invoering van het IKB op achteruit zou gaan, zijn deze rechten in artikel 1:2:1, vijfde lid, AGZ opgenomen in de vorm van een percentage, die in de toelichting bij dat artikel nader wordt toegelicht.

Door de vakantietoelage twee maal per jaar in twee delen uit te betalen namelijk 6/12 deel in juni en 6/12 deel in december, kan de BBL-leerling zijn reiskosten volledig uitruilen met zijn vakantietoelage. Op deze manier kan de BBL-leerling volledig gebruik maken van zijn fiscale ruimte.

Een bevordering naar een hogere schaal is ter beoordeling van het bevoegd gezag en vindt uitsluitend plaats bij goed functioneren. De uitgangspunten voor het functioneren worden jaarlijks vastgelegd in een RGA (resultaatgerichte afspraken) waarbij de eisen vanuit de opleiding eveneens worden betrokken. De regeling Functioneren en Beoordelen is op de BBL-leerling van toepassing, met dien verstande dat de beoordeling van de BBL-leerling plaatsvindt aan het einde van een schooljaar en dat bij een positieve beoordeling een bevordering kan worden toegekend voor het volgende schooljaar. Wanneer de BBL-leerling voldoende functioneert op de werkplek maar in enig jaar zakt voor de opleiding, treedt de leidinggevende van de leerling in overleg met school en zoeken samen naar een passende oplossing.

Artikel 4. Rechtspositie

De BBL-leerling wordt aangesteld op grond van artikel 1:2:1, tweede lid AGZ. Doordat de BBL-leerling wordt aangesteld hoofdzakelijk vanwege een wetenschappelijke of praktische opleiding of vorming, is de BBL-leerling op grond van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP uitgezonderd van het begrip overheidswerknemer. Dit betekent dat de BBL-leerling niet als deelnemer wordt aangemeld bij het ABP. Het staat de BBL-leerling vrij om zelf een voorziening te treffen voor zijn pensioen. De gemeente Zaanstad zal bij een dergelijke voorziening echter geen partij zijn.

De BBL-leerling wordt aangesteld op basis van een tijdelijke aanstelling voor de duur van een (school)jaar. Na een jaar kan de aanstelling worden verlengd met de duur van een (school)jaar. De aanstelling kan worden verlengd bij goed functioneren en zolang de opleiding nog niet is afgerond. De tijdelijke aanstelling loopt van rechtswege af. Na afloop van de tijdeljke aanstelling kan de BBL-leerling geen aanspraak maken op een vast dienstverband bij de gemeente Zaanstad. De ketenbepaling zoals opgenomen in artikel 2:4 van de AGZ is niet van toepassing op de aanstelling van een BBL-leerling. Dit betekent dat een aanstelling van een BBL-leerling niet gebonden is aan een duur van maximaal 2 jaar en 3 verlengingen. Voor BBL-leerlingen is een uitzondering gemaakt op de ketenregeling, omdat het niet wenselijk wordt geacht dat tijdens het volgen van een BBL-opleiding een vaste aanstelling bij het leerbedrijf ontstaat.

Artikel 5. Beëindiging aanstelling

De aanstelling van de BBL-leerling eindigt van rechtswege op de laatste dag van de overeengekomen periode. Tussentijds ontslag uit de tijdelijke aanstelling kan plaatsvinden op grond van één van de in hoofdstuk 8 van de AGZ genoemde ontslaggronden. Daarnaast kan de aanstelling tussentijds worden beëindigd bij onvoldoende studieresultaten, bij beëindiging of voltooiing van de opleiding en bij onvoldoende inzet of functioneren op de leerwerkplek.

Bij een voortijdig ontslag uit de tijdelijke aanstelling dient een opzegtermijn conform artikel 8:12:2, eerste lid, AGZ in acht te worden genomen. De opzegtermijn bedraagt:

  • a.

    drie maanden, indien de aanstelling onafgebroken twaalf maanden of langer heeft geduurd;

  • b.

    twee maanden, indien de aanstelling onafgebroken zes maanden of langer, maar korter dan twaalf maanden, heeft geduurd;

  • c.

    één maand, indien de aanstelling korter dan zes maanden heeft geduurd.

Artikel 6. Aanspraken bij ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek

Hoofstuk 7 van de AGZ is niet van toepassing op de BBL-leerling. Enkele artikelen uit hoofdstuk 7 worden echter van overeenkomstige toepassing verklaard. In de betreffende artikelen is onder andere geregeld in welke gevallen aanspraak bestaat op doorbetaling van het salaris bij ziekte en welk percentage wordt doorbetaald.

Bij (langdurige) ongeschiktheid van de BBL-leerling is ook de Wet Verbetering Poortwachter van toepassing. Er geldt dus een verplichting voor de gemeente en de BBL-leerling om samen te werken aan re-integratie van de BBL-leerling. Per geval zal moeten worden bezien hoe met deze verplichting moet worden omgegaan, waarbij overleg met de onderwijsinstelling plaatsvindt.

Artikel 7. Verlof

De BBL-leerling maakt aanspraak op het wettelijk aantal verlofuren. Voorheen had de BBL-leerling ook recht op het bovenwettelijk verlof van 14,4 uren. Door de invoering van het IKB is het bovenwettelijk verlof niet meer geregeld in hoofdstuk 6, maar in hoofdstuk 3. Omdat hoofdstuk 3 niet van toepassing is op de BBL-leerling, kan hij geen aanspraak meer maken op het bovenwettelijk verlof en heeft hij daarmee recht op 144 uur per jaar op basis van een 36-urig dienstverband. Om te voorkomen dat de BBL-leerling erop achteruit gaat, is aan de BBL-leerling 0,8% van het in de maand van opbouw geldende salaris toegekend (zie artikel 3).

Opnemen van verlof gaat in overleg met de begeleider op de leerwerkplek. De BBL-leerling is niet automatisch vrij tijdens schoolvakanties. De BBL-leerling kan daamaast niet zonder toestemming van de onderwijsinstelling vakantie opnemen als dat ten koste gaat van het bijwonen van de verplichte opleidingsdagen.

In het geval dat een verplichte onderwijsbijeenkomst (zoals bijvoorbeeld een examen) plaatsvindt op een werkdag van de BBL-leerling, wordt de BBL-leerling in staat gesteld deze bijeenkomst bij te wonen zonder daarvoor verlof op te nemen. In overleg met de begeleider kan de BBL-leerling de gebruikelijke schooldag in die week omruilen met de betreffende werkdag ofwel wordt de BBL-leerling die dag vrijgesteld van werk

Artikel 8. Integriteit

De gemeente Zaanstad hecht veel belang aan de integriteit van haar medewerkers. Door alle nieuwe medewerkers dient daarom bij aanstelling een Verklaring Omtrent het Gedrag te worden overgelegd. Ook leggen nieuwe medewerkers een ambtseed af en ondertekenen ze de Gedragscode ambtenaren Zaanstad. Deze verklaringen zijn niet vrijblijvend, de medewerkers moeten zich hieraan houden. Deze regeling is op de BBL-leerling eveneen van toepassing.