Regeling vervallen per 26-01-2006

Algemene Subsidieverordening

Geldend van 06-04-2005 t/m 25-01-2006

Intitulé

Algemene Subsidieverordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

aanvrager:

een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een of meer natuurlijke personen, die een aanvraag heeft of hebben ingediend;

activiteit:

een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product of prestatie;

balans:

een overzicht per een bepaalde datum van de bezittingen (activa) en schulden (passiva);

begroting:

een overzicht van de geraamde baten en lasten voor een bepaalde periode en/of bepaalde activiteiten;

budgetsubsidie:

een subsidie aan een rechtspersoon in de vorm van een budget voor een periode van één en maximaal vier jaren, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een bepaald niveau van prestaties of activiteiten;

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad;

exploitatiesubsidie:

een subsidie in de exploitatiekosten van activiteiten van de aanvrager, niet zijnde investeringen;

financieel (jaar)verslag:

een jaarlijkse financiële verantwoording van de exploitatie (baten en lasten) van de subsidieontvanger over een kalenderjaar of over bepaalde activiteiten die correspondeert met de begroting voor dat betreffende kalenderjaar of voor de betreffende activiteiten;

incidentele subsidie:

subsidie voor activiteiten met een incidenteel of eenmalig karakter;

inhoudelijk(jaar)verslag:

een door de subsidieontvanger te maken overzicht van gerealiseerde activiteiten over een bepaald kalenderjaar;

jaar:

begrotingsjaar en/of boekjaar, gelijklopend aan het kalenderjaar;

periodieke subsidie:

subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak, voor activiteiten die van jaar tot jaar plaatsvinden of zich uitstrekken over meerdere jaren met een structurele karakter, te onderscheiden in exploitatiesubsidie, budgetsubsidie en waarderingssubsidie (ofwel waarderingsbijdrage);

raad:

de gemeenteraad van Zaanstad;

regionale subsidieontvanger

een subsidieontvanger gevestigd in de regio die activiteiten verricht voor dan wel ten behoeve van meer gemeenten;

subsidie:

de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten;

subsidieontvanger:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie krachtens deze verordening subsidie is verstrekt;

subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

subsidietijdvak:

de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt;

uitvoerings overeenkomst:

overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tussen gemeente en subsidieontvanger ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening;

voorschot:

de betaling van een deel van de subsidie voorafgaand aan de subsidievaststelling;

waarderingssubsidie:

een van de exploitatieresultaten onafhankelijke subsidie bedoeld voor het geven van waardering aan activiteiten of het aanmoedigen van activiteiten;

werkplan:

een beschrijving van het beleid voor de afzonderlijke jaren van een nieuw meerjarig subsidietijdvak waarin de activiteiten worden omschreven en het beoogd effect voor de inwoners van de gemeente.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op door het college te verstrekken incidentele en periodieke subsidies, alsmede de per boekjaar te verstrekken subsidies aan rechtspersonen als bedoeld in afdeling 4.2.8. Awb.

  • 2. Bij bijzondere verordening of afzonderlijk raadsbesluit kan door de Raad bepaald worden dat een of meer bepalingen van deze verordening niet van toepassing zijn.

Artikel 3 Bevoegdheden van het college

  • 1. Het college kan subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het technologiebeleid, het ruimtelijk economisch beleid, het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf, het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, het arbeidsverhoudingenbeleid, het emancipatiebeleid, het beleid met betrekking tot gezondheidsbevordering, het lokaal sociaal beleid, het beleid met betrekking tot energiebesparing en duurzame energie, het natuur- en landschapsbeleid en het beleid met betreking tot openluchtrecreatie.

  • 2. Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en het subsidieplafond, en – indien de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Het college besluit over voorschriften en voorwaarden, die aan de verlening verbonden kunnen worden, alsmede over het aangaan en ontbinden van een uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. Het college besluit omtrent het al dan niet verlenen van subsidies waarvoor een wettelijke grondslag, zoals bedoeld in artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht, ontbreekt.

Artikel 4 Evaluatie

Ten minste eenmaal in de vier jaren publiceert het college een evaluatieverslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Hoofdstuk 2 Subsidiebegroting en de aanvraag tot subsidieverlening

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. De raad maakt het subsidieplafond per beleidsterrein jaarlijks bekend door middel van de vaststelling van de begroting.

  • 2. Het college kan - met inachtneming van de door de raad vastgestelde subsidieplafonds en beleidskaders - subsidieplafonds vaststellen voor de verlening van subsidies voor activiteiten binnen bepaalde beleidsterreinen en/of werkvelden. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend gemaakt.

  • 3. Het college voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen voor subsidies als bedoeld in het tweede lid, op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van de subsidie.

  • 4. Indien met toepassing van het tweede lid geen voorrang kan worden bepaald, wordt het beschikbare subsidiebedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdeeld.

  • 5. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt eveneens uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheden van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen die verband houden met de verdeling van de beschikbare bedragen.

Artikel 6 Aanvraagformulier

  • 7. Aanvragen voor een subsidie krachtens deze verordening dienen schriftelijk te worden ingediend door middel van door het college vastgestelde formulieren en bijlagen.

  • 8. Een begroting, betrekking hebbende op de te subsidiëren activiteit dient hierbij overlegd te worden.

Artikel 7 Indieningstermijn

Het college stelt regels vast omtrent het tijdstip waarop een aanvraag voor subsidie ingediend dient te zijn, voor zover dit tijdstip niet reeds in een bijzondere verordening is geregeld.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. Op de aanvraag voor subsidie wordt door het college beslist binnen 13 weken na afloop van het tijdvak als bedoeld in artikel 7, tenzij in een bijzondere verordening anders is geregeld.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid gestelde termijn, met redenen omkleed, met ten hoogste 13 weken verlengen.

Hoofdstuk 4 Weigeringsgronden voor subsidie-verlening

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • 2. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • 3. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 4. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 5. de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 6. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • 7. de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

  • 8. de activiteiten van de subsidieontvanger onvoldoende afgestemd zijn op die van relevantie instellingen en te weinig samenwerking beoogd wordt met die instellingen.

  • 9. Het college kan bij nadere regels weigeringsgronden vaststellen tenzij reeds in een bijzondere verordening aanvullende weigeringsgronden zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel 10 Doelgebonden verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten zoals deze zijn opgenomen in het besluit tot subsidieverlening.

  • 2. Het college kan – aanvullend op de verplichtingen die in deze verordening of een bijzondere verordening zijn opgenomen - bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 11 Financieel-administratieve verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger hanteert voor wat betreft haar subsidieaanvraag en haar verantwoording het kalenderjaar als boekjaar.

  • 2. De gegevens van een regionale subsidieontvanger hebben zowel betrekking op de prestaties van de subsidieontvanger als geheel als op de prestaties ten behoeve van Zaanstad.

  • 3. De subsidieontvanger levert gegevens over de prestaties waarvoor subsidie wordt verleend als wel over de prestaties van de subsidieontvanger als geheel.

  • 4. Het college kan nadere eisen stellen met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie.

Artikel 12 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1. De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht haar roerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van dagwaarde.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht haar onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat dezen voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 13 Meldplicht

De subsidieontvanger informeert het college terstond schriftelijk over:

  • a.

    besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

  • b.

    wijzigingen in de statuten, de stichtingsakte, het reglement en in de samenstelling van het bestuur van de subsidieontvanger;

  • c.

    aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

  • d.

    wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • e.

    ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt.

Artikel 14 Verantwoording

  • 1. De subsidieontvanger dient uiterlijk voor 1 mei na afloop van het jaar waarvoor de subsidie is verleend - voor zover niet in een bijzondere verordening anders is bepaald - de volgende bescheiden in bij het college:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop;

    • d.

      een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de jaarrekening.

  • 2. De subsidieontvanger waarmee een uitvoeringsovereenkomst is gesloten, dient de in het vorige lid genoemde bescheiden in afwijking van het in lid 1 gestelde, in concept in voor 1 mei na afloop van het jaar waarin de subsidie is ontvangen en voor 1 juli in de definitieve versie.

  • 3. De subsidieontvanger die subsidie heeft ontvangen voor een incidentele activiteit dient binnen 12 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteit de volgende bescheiden in bij het college:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;

  • 4. Het college kan bepalen – voor zover dit niet reeds in een bijzondere verordening is vastgelegd - dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 5. Het college kan nadere eisen stellen over de wijze waarop hij geïnformeerd wil worden over de in artikel 13 sub c genoemde aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten;

  • 6. Het college kan bepalen aanvullend onderzoek te (laten) verrichten om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en de rechtmatigheid van de bestede gelden. De subsidieontvanger verleent medewerking aan een dergelijk onderzoek, verschaft de toezichthouders als bedoeld in artikel 15 toegang tot de betreffende accommodatie en verleent hen inzage in de boekhouding.

  • 7. Het college kan besluiten dat de verplichtingen, zoals neergelegd in lid 1 onder d en lid 2 van dit artikel, voor zover het de accountantsverklaring betreft, voor een bepaalde categorie subsidieontvangers niet geldt.

Artikel 15 Controle

Het college kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Hoofdstuk 6 Subsidievaststelling

Artikel 16 De aanvraag

  • 1. Voor de beschikking tot subsidievaststelling wordt een aanvraag bij het college ingediend.

  • 2. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager tenminste de bescheiden die voor hem gelden, als genoemd in artikel 14.

  • 3. De termijn waarbinnen de aanvraag voor de beschikking tot subsidievaststelling dient te zijn gedaan, wordt bepaald in de bijzondere verordening of is anders gelijk aan de in artikel 14 genoemde termijnen.

  • 4. Het college kan in bijzonder omstandigheden – ter beoordeling van het college – afwijken van de in het derde lid genoemde termijnen.

Artikel 17 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld, tenzij in de uitvoeringsovereenkomst anders is overeengekomen of het subsidie voor een incidentele activiteit betreft.

  • 2. Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de in artikel 14 bedoelde verantwoording.

  • 3. In bijzondere verordeningen kan bepaald worden dat voor categorieën van subsidies of subsidieontvangers de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt.

  • 4. Voor zover een bijzondere verordening hierin niet voorziet, kan het college categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt.

Hoofdstuk 7 Financiële bepalingen

Artikel 18 Voorschotten

  • 1. Het college kan bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen.

  • 2. Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

Artikel 19 Vermogensvorming subsidieontvanger

  • 1. Indien de subsidieontvanger aan alle aan de subsidieverstrekking verbonden voorwaarden en verplichtingen heeft voldaan en indien de hoogte van de subsidie niet afhankelijk is gesteld van het exploitatieresultaat, mogen eventuele exploitatieoverschotten in enig jaar worden gereserveerd.

  • 2. De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

    • a.

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • b.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • c.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • d.

      de subsidieontvanger wordt ontbonden.

  • 3. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college, maar ingeval van ontbinding van de subsidieontvanger vervalt het batig saldo van de liquidatierekening – gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie, aan de gemeente en zal de raad het batig saldo een bestemming geven die gericht is op het belang/ welzijn van de inwoners van Zaanstad.

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is beslist het college.

Artikel 21 Hardheidclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, afwijken van het bepaalde in deze verordening, indien een strikte toepassing daarvan zal leiden tot een onevenredige benadeling van de aanvrager of subsidieontvanger

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene subsidieverordening.

Artikel 23 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2003.

Bijlage bij toelichting op de Algemene subsidieverordening

Model balans:

Activa

Passiva

jaar

vorig jaar

jaar

vorig jaar

Vaste activa

Eigen vermogen

Immateriële vaste Activa

Voorzieningen

Materiële vaste activa

Financiële vaste activa

Langlopende schulden

Vlottende activa

Kortlopende schulden en

Voorraden

overlopende passiva

Vorderingen en overlopende activa

Effecten

Liquide middelen

Totaal

Totaal

Model resultatenrekening:

Dit jaar Begroot

Dit jaar Werkelijk

Vorig jaar Begroot

Vorig jaar Werkelijk

Baten

Opbrengst diensten

Subsidies

Bijdragen

Contributies

Rente

Overige baten

Totaal baten

Lasten

Personeelskosten

Huisvestingskosten

Materiaalkosten

Bureau- en Administratiekosten

Algemene kosten

Totaal lasten

Exploitatieresultaat (baten-lasten)

Buitengewone baten

Buitengewone lasten

Saldo

Toelichting

Algemeen

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een aanbouwwet; dit wil zeggen dat de wet uitgebreid wordt met steeds nieuwe onderdelen. Met ingang van 1 januari 1998 is de Awb onder meer uitgebreid met het onderdeel “subsidie”. Dit hoofdstuk van de Awb geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die het Rijk en de lagere overheden toekennen. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal.

Voor de gemeente betekent dit dat verstrekking van subsidies vanaf 1 januari 1998 gebaseerd moeten zijn op een verordening. Gemeenten hadden al wel vaak regels voor toekenning van subsidie op bepaalde, specifieke beleidsterreinen; de gemeente Zaanstad had bijvoorbeeld een subsidieverordening voor welzijn. Gelet op de wijziging van de Awb per 1 januari 1998 dienen de gemeenten een algemene subsidieverordening vast te stellen. Naast deze algemene subsidieverordening blijft de mogelijkheid bestaan om voor bepaalde, specifieke beleidsterreinen aparte, deelverordeningen te maken.

De algemene subsidieverordening dient voornamelijk uitvoering te geven aan het wettelijk kader en heeft daarmee het karakter van een procedureverordening. De uitwerking van het subsidiebeleid op bepaalde beleidsterreinen zal gestalte moeten krijgen in de deelverordeningen en de hierop gebaseerde beleidsregels.

Systematiek van de wet

Het subsidiehoofdstuk van de Awb gaat uit van een onderscheid tussen twee beschikkingen: de subsidieverlening en de subsidievaststelling. De eerste beschikking vermeldt een omschrijving van de gesubsidieerde activiteiten, het bedrag, duur van de subsidie etc. Deze beschikking gaat vooraf aan de te subsidiëren activiteiten en geeft de subsidieontvanger een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen, waarvan de precieze omvang vaak nog niet vaststaat.

De vaststellingsbeschikking stelt – na afloop van de activiteit c.q. subsidietijdvak – vast in hoeverre aan de voorwaarden is voldaan. In de beschikking wordt tevens het bedrag vast gesteld en vindt uitbetaling c.q. nabetaling plaats of dient – indien met voorschotten is gewerkt – een bedrag terug betaald te worden.

De term “betaling” wordt gebruikt voor de feitelijke handeling, die bestaat uit het uitkeren van geld. De verlening, vaststelling en betaling zijn de drie belangrijkste rechtsmomenten in het proces van subsidiering en daarom ook terugkeren in de opbouw van de algemene subsidieverordening.

De Awb geeft tevens een aantal bepalingen op grond waarvan een subsidieverhouding beëindigd of gewijzigd kan worden.

De Awb kent een facultatieve regeling voor de per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze regeling is met name bedoeld voor exploitatie - en budgetsubsidies. Krachtens artikel 2, tweede lid van de verordening is deze regeling van toepassing verklaard.

Afwijkingsmogelijkheden (in deelverordeningen)

De wet geeft de gemeente de mogelijkheid om te volstaan met alleen de beschikking voor subsidievaststelling. Het voordeel is dat de aanvrager dus niet twee maal een beschikking behoeft aan te vragen.

Het ligt hierbij voor de hand dat deze keuze gemaakt wordt in de bijzondere subsidieverordeningen; immers in deze bijzondere verordeningen werk je het subsidiebeleid uit voor een specifieke doelgroep en kun je bepalen of het zinvol c.q. wenselijk is om met één of twee beschikkingen te werken.

In de algemene subsidieverordening wordt over het algemeen deze keuze niet gemaakt, omdat je als gemeente rekening moet houden met de mogelijkheid dat er subsidie-aanvragen gedaan worden, waarvoor geen bijzondere verordening geldt en je alsdan de mogelijkheid moet hebben om een keuze te doen.

Bezwaar en beroep

De verordening is gebaseerd op de Awb. De besluiten van het college – gebaseerd op de verordening(en) staan derhalve open voor bezwaar en beroep, e.e.a. zoals is geregeld in de Awb. Een bezwaar bij c.q. beroep op de Raad is derhalve niet aan de orde.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een alfabetische opsomming gegeven van de diverse termen die voor de subsidieverstrekking van belang zijn. De lijst is met het oog op de gewenste duidelijkheid zo compleet mogelijk. De meeste omschrijvingen spreken voor zich. Enkele begrippen worden hieronder toegelicht.

Aanvrager

Deze omschrijving is opgenomen om aan te geven dat subsidie kan worden verstrekt aan rechtspersonen of aan natuurlijke personen, al naar gelang de aard van de subsidie. Meestal zal subsidie worden verstrekt aan rechtspersonen, bijvoorbeeld subsidies op het gebied van lokaal sociaal beleid. In bepaalde gevallen verzet de aard van de subsidie zich daartegen. In die gevallen kan subsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen, bijvoorbeeld als het gaat om woningverbetering. In bijzondere verordeningen wordt vastgelegd of de aanvrager al dan niet een rechtspersoonlijkheid (met volledige rechtsbevoegdheid) dient te zijn. Art. 4:66 Awb legt vast dat alleen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid een per boekjaar verstrekte subsidie kunnen ontvangen. Artikel 2:30 BW geeft namelijk de mogelijkheid beperkte rechtspersoonlijkheid te verlenen aan verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Het betreft hier de zgn. informele vereniging.

Balans

De balans beschrijft de omvang en samenstelling van het vermogen. De balans – altijd per 31 december – kent een vaste opbouw (zie bijlage voor een model).

Begroting

De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien. Verder behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaande aan het lopende boekjaar, tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt. Bij structurele subsidies heeft de begroting in ieder geval betrekking op een periode (kalenderjaar). Wat betreft de opbouw van een begroting voor een kalenderjaar wordt dezelfde opbouw gehanteerd als voor de resultatenrekening (zie toelichting financieel jaarverslag).

Naast deze ‘traditionele’ opbouw kan de begroting als een ‘prestatiebegroting’ worden opgezet. Een prestatie is een product of activiteit. Een prestatiebegroting is vooral voor subsidies aan grote, professionele organisaties aan te bevelen (budgetsubsidies). De begroting is in dat geval de financiële vertaling van het werkplan waarover afspraken worden gemaakt (vastgelegd in de ‘uitvoeringsovereenkomst’). Zij heeft dus op hetzelfde tijdvak betrekking als het werkplan en is eveneens als het werkplan uitgesplitst naar de afzonderlijke jaren van dat tijdvak. Van iedere prestatie uit het werkplan geeft de aanvrager in de prestatiebegroting aan wat de kosten en de eventuele opbrengsten (bijv. eigen bijdragen) zijn. Om een dergelijke meerjaren prestatiebegroting te kunnen opstellen, moeten dus de kosten aan de prestaties worden toegerekend. Dit vraagt om:

  • -

    inzicht in de producten;

  • -

    inzicht in de kosten;

  • -

    een informatiesysteem om de kosten op een reële wijze aan de producten te kunnen toerekenen.

Werkplan en begroting zijn de stukken die vooraf worden aangeleverd. Jaarverslag en jaarrekening worden jaarlijks achteraf door de subsidieontvanger aangeleverd. De informatie van jaarverslag en -rekening wordt op dezelfde wijze gepresenteerd als in het werkplan en de (prestatie)begroting. Daarmee wordt vergelijking mogelijk.

Budgetsubsidie

Hiermee wordt de structurele subsidie bedoeld aan een grote, professionele organisatie, waarbij het veelal gaat om een substantieel subsidiebedrag dat idealiter afhankelijk is van het prestatieniveau van de subsidieontvanger.

Artikel 4:67 maakt het mogelijk dat subsidie voor bepaald aantal boekjaren wordt verleend. Indien hiervoor gekozen wordt, zal altijd sprake moeten zijn van twee beschikkingen: de beschikking voor de verlening behoeft dan niet jaarlijks genomen te worden: de beschikking voor vaststelling van de subsidie dient wel jaarlijks genomen te worden. De beschikking voor subsidieverlening bevat aantal verplichtingen waaraan subsidieontvanger dient te voldoen. Het subsidieplafond (art. 4:25 e.v. Awb) en het begrotingsvoorbehoud (artikel 4:34 Awb) zijn de belangrijkste instrumenten die Awb biedt om de overheidsuitgaven aan subsidies te beheersen.

Exploitatiesubsidie

Zie de toelichting op ‘subsidie’.

Financieel (jaar)verslag

Het financieel verslag geeft weer of het de subsidieontvanger in financieel opzicht zo is vergaan als was voorzien in de begroting. Het beschrijft in de ieder geval de exploitatie, ofwel de baten en de lasten, en de verandering van de vermogenspositie. Synoniemen zijn: resultatenrekening, staat van baten en lasten en winst- en verliesrekening. In de resultatenrekening wordt niet alleen een vergelijking gemaakt met de begroting, maar ook met de werkelijke cijfers over het voorgaande jaar. De resultatenrekening kan – net als de begroting – ook gerelateerd worden aan de prestaties. Als de begroting is opgezet als een prestatiebegroting, dan dient het jaarverslag zowel in de vorm van een ‘prestatieresultatenrekening’ als in traditionele vorm te bevatten. De prestatieresultatenrekening heeft dezelfde opbouw als de prestatiebegroting, met dien verstande dat niet de geraamde, maar de werkelijke kosten en baten van de onderscheiden prestaties worden weergegeven. In de bijlage is een model opgenomen van een ‘traditionele’ resultatenrekening.

Incidentele subsidie

Zie de toelichting op ‘subsidie’.

Inhoudelijk (jaar)verslag

Het belangrijkste doel van het inhoudelijk jaarverslag is het beschrijven van de mate waarin het werkplan – de voornemens voor het betreffende jaar – zijn gerealiseerd. Het inhoudelijk jaarverslag dient tenminste de volgende zaken te bevatten:

  • -

    de geleverde prestaties (wat is er gedaan?). Hierbij wordt beschreven wat gepland c.q. verwacht was en wat hiervan is gerealiseerd;

  • -

    de resultaten van de geleverde prestaties, dit kan bijvoorbeeld worden weergegeven in het aantal deelnemers. Hierbij wordt beschreven wat gepland c.q. verwacht was en wat hiervan is gerealiseerd;

  • -

    een verklaring voor afwijkingen tussen het werkplan en de werkelijke geleverde prestaties en de resultaten;

  • -

    (alleen bij budgetsubsidies:) een beschrijving van de maatschappelijke ontwikkeling en de wijze waarop de subsidieontvanger hierop anticipeert of reageert;

  • -

    (alleen bij budgetsubsidies:) een beschrijving van beleidsmatige ontwikkelingen van de subsidieontvanger. Hierbij kunnen bijvoorbeeld zaken aan de orde komen als:

  • -

    de productontwikkeling (welke nieuwe producten ontwikkelt de subsidie-ontvanger en waarom?);

  • -

    vraaggericht werken (op welke wijze probeert de subsidieontvanger vraaggerichter te werken?);

  • -

    kwaliteitsontwikkeling;

  • -

    schaalvergroting;

  • -

    accommodatiebeleid;

  • -

    vrijwilligersbeleid (bijv. of het lukt om voldoende vrijwilligers en bestuurders te vinden);

  • -

    (alleen bij waarderingsbijdragen:) het ledenaantal per 1 januari en 31 december, de hoogte van de contributie en het aantal donateurs;

  • -

    de bestuurssamenstelling en de wijzigingen hierin;

  • -

    evt. statutenwijzigingen.

Als het gaat om een verslag van een incidentele activiteit is het bovenstaande zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Jaar

De verordening gaat expliciet uit van kalenderjaren. Dit komt overeen met het boekjaar en de begrotingscyclus van de gemeente. Subsidie-ontvangers die een andere periode hanteren dan een kalender jaar, lopende van januari tot januari, dienen hun verantwoordingsperiode aan te passen aan het door de gemeente gehanteerde kalenderjaar. Als subsidie-ontvangers verschillende boekjaren hanteren, komt de inzichtelijkheid en de onderlinge vergelijkbaarheid (bijv. bij een evaluatie) in het geding. Zie verder artikel 19 lid 1.

Periodieke subsidie

Zie de toelichting op ‘subsidie’.

Subsidie

Bij de omschrijving van dit begrip is de definitie van artikel 4:21 lid 1 van de Awb overgenomen. In de Awb staat “door een bestuursorgaan verstrekt”. In de verordening is dit geconcretiseerd door duidelijk aan te geven dat het college voor de subsidieverstrekking het relevante bestuursorgaan is (zie ook artikel 4). De betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten is geen subsidie. Ook in de andere gevallen is er geen sprake van subsidie. Bijvoorbeeld:

  • -

    kindplaatsen via aanbesteding;

  • -

    verstrekkingen in natura;

  • -

    financiële middelen om te voorzien in de kosten van bestaan;

  • -

    schadevergoedingen;

  • -

    ontributies.

De verordening maakt een onderscheid tussen incidentele en periodieke subsidies. Incidentele subsidies zijn subsidies voor eenmalige ofwel incidentele activiteiten. Het kan overigens ook gaan om projecten (een project is per definitie eindig) die een bepaald aantal jaar lopen. Kenmerkend voor periodieke subsidies is het structurele karakter. Voorbeelden hiervan zijn: budgetsubsidies, exploitatiesubsidies en waarderingssubsidies. Waarderingssubsidies worden ook wel waarderingsbijdragen genoemd. Bij budgetsubsidies en exploitatiesubsidies wordt de hoogte van de subsidie gerelateerd aan resp. het activiteitenniveau of de exploitatie. Bij waarderingssubsidies staat de hoogte van de subsidie in principe los van het activiteitenniveau of het exploitatietekort.

Subsidieontvanger en regionale subsidieontvanger

Evenals het begrip ‘aanvrager’ kan dit - ook in de Awb gehanteerde - begrip, afhankelijk van de aard van de subsidiëring, van toepassing zijn op zowel natuurlijke personen als rechtspersonen. Van de subsidieontvanger wordt verlangd dat zij de inwoners van Zaanstad dient. Er moet in beginsel een directe relatie zijn tussen de activiteiten van de subsidie-ontvanger en het belang/welzijn van de inwoners. Het is in het algemeen geen noodzaak dat de subsidieontvanger ook in de gemeente zelf is gevestigd, maar voor enkele subsidiesoorten wordt wel de voorwaarde gesteld dat subsidieontvangers in Zaanstad zijn gevestigd (zie de Deelverordening Lokaal Sociaal Beleid). Specifiek voor organisaties die wel werken voor Zaanstad, maar die elders in de regio, dus in de Zaanstreek, Wormerland of het ROA-gebied, zijn gevestigd, is de term ‘regionale subsidieontvanger’ opgenomen.

Deze term is opgenomen om te kunnen bepalen dat het werk en de gegevens van regionale subsidieontvangers voor de gemeente inzichtelijk moeten zijn (zie artikel 11 lid 2).

Subsidietijdvak

Het subsidietijdvak is de periode waarvoor subsidie wordt verleend. De lengte ervan is onder andere afhankelijk van de subsidiesoort. Structurele subsidies kunnen voor één jaar of voor meerdere jaren worden verleend. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid. Bij incidentele subsidies wordt niet zozeer voor een bepaalde periode subsidie verleend, maar voor een bepaalde, eenmalige activiteit. Die activiteit heeft dus een duidelijk begin- en eindpunt. De duur hiervan deze prestatie kan variëren van een dag tot enkele jaren.

Uitvoeringsovereenkomst

De Awb maakt het mogelijk om ter uitvoering van de subsidieverlening overeenkomsten te sluiten (art. 4:36 Awb). De subsidiëring is en blijft conform de Awb een publiekrechtelijke handeling waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. De overeenkomst zelf wordt beheerst door het privaatrecht. Het instrument van de overeenkomst maakt het mogelijk dat de subsidieverlening de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend op hoofdlijn beschrijft, waarbij die beschrijving nader wordt uitgewerkt in de uitvoeringsovereenkomst. Een overeenkomst geeft bovendien uitdrukking aan de onderhandelingsrelatie tussen de gemeente en subsidieontvangers; van het maken van in plaats van het eenzijdig opleggen van prestatie-eisen. Veelal wordt de uitvoeringsovereenkomst gehanteerd om prestatieafspraken met grote, professionele subsidieontvangers vast te leggen. Overigens is het sluiten van een overeenkomst geen juridische noodzaak: de gemeente kan volstaan met een beschikking tot subsidieverlening waarin meer of minder precies vastlegt wat van de subsidieontvanger wordt verwacht. Deze verordening gaat er echter van uit dat uitvoeringsovereenkomsten worden gesloten

Waarderingssubsidie

Zie de toelichting op ‘subsidie’.

Werkplan

Het werkplan hangt nauw samen met de begroting (zie bovenstaand). Bij budgetsubsidie zal de subsidie in de regel voor een tijdvak van meerdere jaren worden aangevraagd. In het werkplan geeft de aanvrager aan wat haar beleid is voor dat tijdvak. Dat doet zij door aan te geven welke prestaties zij denkt te leveren per jaar van dat tijdvak en welke maatschappelijke effecten zij hiermee beoogt te realiseren. De begroting is de financiële vertaling van het werkplan.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

De verordening is van toepassing op alle subsidies die door het college krachtens deze verordening worden verstrekt. In bijzondere verordeningen ofwel deelverordeningen of in afzonderlijke raadsbesluiten kunnen specifieke regels worden opgenomen voor bepaalde subsidiesoorten of bepaalde categorieën aanvragers dan wel subsidieontvangers. Doorgaans zullen zowel de (algemene) bepalingen van de algemene verordening gelden als de specifieke, aanvullende regels van de deelverordening. De algemene verordening is echter niet van toepassing als de bijzondere verordening of het afzonderlijke raadsbesluit afwijkt van de algemene verordening.

Artikel 3 Bevoegdheden college

Dit artikel wijst het college aan als het voor de subsidiëring relevante bestuursorgaan. Uiteraard is het college daarbij gehouden aan de financiële grenzen die de raad in de gemeentebegroting en het subsidieplafond heeft vastgesteld (lid 1). Het college is tevens bevoegd aan de subsidieverlening voorwaarden en voorschriften te verbinden en uitvoeringsovereenkomsten aan te gaan en te ontbinden (lid 2). Tenslotte is het college bevoegd om te besluiten over subsidies waarvoor een wettelijke grondslag zoals bedoeld in artikel 4:2 van de Awb ontbreekt (lid 3).

Artikel 4 Evaluatie

Het verdient aanbeveling om periodiek het subsidiebeleid en de praktijk tegen het licht te houden en zo nodig bij te stellen. Dit artikel legt hiertoe de verplichting bij het college om dit eenmaal in de vier jaar te doen, Uitgangspunt is dat dit parallel loopt aan de periode van de Raad. De evaluatie dient in principe gereed te zijn aan het einde van het tweede zittingsjaar van de raad.

Artikel 5 Subsidieplafond

Teneinde de subsidie-uitgaven te beheersen wordt gewerkt met het zogenaamde subsidieplafond (afdeling 4.2.2 van de Awb). Het subsidieplafond voorkomt een open-eindefinanciering. De raad stelt het financiële kader vast met het vaststellen van de gemeentebegroting. Binnen dit kader kan het college voor bepaalde beleidsterreinen en/of werkvelden subsidieplafonds vaststellen. Als een vastgesteld subsidieplafond dreigt te worden overschreden, treedt de regeling van lid 3 en lid 4 in werking. In eerste instantie zal getracht worden de aanvragen te ordenen op basis van een inhoudelijke, kwalitatieve beoordeling.

Als dit niet mogelijk blijkt, dan wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van de volgorde van de aanvragen tot het maximum van het subsidieplafond is bereikt. Uiteraard komen subsidieontvangers slechts voor subsidie aanmerking als zij voor het overige aan alle eisen en voorschriften voldoen.

Cruciaal is dat het subsidieplafond op correcte wijze bekend wordt gemaakt evenals de wijze van verdeling. Ook dient bij het bekend maken te worden gewezen op de mogelijke gevolgen van het subsidieplafond (lid 5).

Artikel 6 Aanvraagformulier

In artikel 4:2 van de Awb is een algemene bepaling over aanvragen opgenomen. Daarin staat bijvoorbeeld dat de aanvraag moet zijn ondertekend. Op grond van artikel 4:4 van de Awb is het college bevoegd om voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen. Zowel voor de aanvrager als voor de gemeente is het praktisch om te werken met formulieren. De aanvrager weet dan welke informatie zij moet leveren en de gemeente beschikt op overzichtelijke wijze over alle relevante informatie. Dit vergemakkelijkt de onderlinge vergelijking van instellingen, hetgeen van belang kan zijn voor een evaluatie van het beleid, en komt de efficiëntie van het subsidieverleningsproces ten goede.

Gegevens die voor de aanvraag nodig en die door middel van het formulier kunnen worden gevraagd zijn:

  • 8.

    naam en het adres van de aanvrager, de ondertekening, de dagtekening; de subsidie die wordt gevraagd;

  • 9.

    daarnaast:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten met vermelding van de aard en het doel ervan en de datum waarop of het tijdvak waarbinnen de activiteiten uitgevoerd worden en voorzover het een aanvraag voor een periodieke subsidie betreft eventuele afwijkingen ten opzichte van het voorgaande jaar dan wel tijdvak;

    • b.

      een toelichting op de begroting, met voor zover van toepassing inzicht in de kosten van de investeringen, de exploitatieopzet, de liquiditeitsprognose, of het financieringsplan;

    • c.

      een opgave van aanvragen bij andere instanties voor activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen, dan wel reeds ontvangen subsidies of bijdragen van andere instanties;

    • d.

      de samenhang van de te subsidiëren activiteiten met activiteiten van derden voorzover dit relevant is;

    • e.

      gegevens over eventuele organisatorische verbanden met andere (rechts)personen en van eventuele banden van financiële aard die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de kosten van subsidiabele activiteiten of op de inkomsten daaruit.

  • 10.

    Indien de aanvrager een rechtspersoon is en voor de eerste maal subsidie aanvraagt, kan tevens worden gevraagd:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      een bewijs van inschrijving uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • c.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

Artikel 7 Indieningstermijn

Het college stelt regels vast omtrent het tijdstip waarop aanvragen voor subsidies ingediend dienen te zijn. Indien er bijzondere verordeningen vastgesteld worden door de raad, dient hierin het tijdstip bepaald te worden, waarop aanvragen voor subsidies ingediend dienen te zijn.

Artikel 8 Beslistermijn

Indien een bijzondere subsidieverordening niet van toepassing is, dient het college binnen 13 weken te beslissen op een aanvraag. Het college, kan, met redenen omkleed, deze termijn met ten hoogste 13 weken verlengen.

Artikel 9 Weigeringsgronden

Artikel 4:25 en 4:35 van de Awb noemen een aantal weigeringsgronden. Artikel 4:25 geeft als grond het overschrijden van het subsidieplafond. Volgens artikel 4:35 kan de subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • d.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • e.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • f.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Verder kan volgens artikel 4:35 Awb worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

In aanvulling op deze gronden bevat artikel 9 van de verordening enkele weigeringsgronden (lid 1). Bovendien kan het college in beleidsregels nog aanvullende weigeringsgronden opnemen (lid 2). Deze aanvullende gronden zullen betrekking hebben op een specifieke subsidiesoort. Een specifieke subsidiesoort wordt in principe in een bijzondere verordening geregeld. Daarom is aan lid 2 het voorbehoud toegevoegd dat alleen aanvullende weigeringsgronden in beleidsregels kunnen worden opgenomen als er (voor de betreffende subsidiesoort) nog geen aanvullende weigeringsgronden in een bijzondere verordening zijn vastgelegd. Als dat namelijk wel het geval is, dan wordt met het oog op de rechtszekerheid de bijzondere verordening geacht uitputtend te zijn.

De weigeringsgronden van artikel 9 kunnen worden gebruikt indien er voldoende geld beschikbaar is gesteld door de raad. Indien er geen of onvoldoende geld beschikbaar is, dan kan de subsidie namelijk worden geweigerd op grond van artikel 5 (subsidieplafond).

Artikel 9, lid 1 sub g. is als weigeringgrond opgenomen omdat versnippering van het subsidiebudget zo veel mogelijk voorkomen dient te worden. Indien subsidie voor bepaalde activiteiten reeds toegekend wordt aan bepaalde organisaties, wil de gemeente de mogelijkheid hebben om een aanvraag te weigeren van een nieuwe aanvrager die voor gelijke activiteiten subsidie aanvraagt.

Artikel 10 Doelgebonden verplichtingen

Artikel 4:37 van de Awb bevat een overzicht van verplichtingen die het bestuursorgaan kan opleggen. Diverse verplichtingen zijn hiertoe in de verordening opgenomen. Op grond van artikel 4:38 van de Awb kan het bestuursorgaan ook andere verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen dienen volgens de Awb bij of krachtens de (deel)verordening te worden opgelegd bij de subsidieverlening. Om dit te kunnen doen is artikel 10 lid 2 opgenomen.

Artikel 11 Financieel-administratieve verplichtingen

In dit artikel staat een aantal algemene financieel-administratieve verplichtingen. In het eerste lid is bepaald dat het boekjaar van een subsidieontvanger voor wat betreft de subsidieaanvraag en verantwoording gelijk moet zijn aan het kalenderjaar. Sommige subsidieontvangers bijvoorbeeld sommige sportverenigingen hanteren een ander boekjaar dan het kalenderjaar. Het is voor deze subsidieontvangers hierdoor moeilijk om op tijd de jaarstukken in te dienen. Dit kan nodeloze discussie met de gemeente opleveren als niet expliciet is bepaald dat het boekjaar gelijk moet zijn aan het kalenderjaar. De subsidie-ontvanger vraagt of ontvangt subsidie en het is dan ook redelijk dat de gemeente verlangt dat de aanvrager/ subsidieontvanger zich aanpast aan de regels en termijnen van de gemeente en niet omgekeerd. Daarmee kan de subsidieontvanger bovendien voorkomen dat zij geconfronteerd wordt met een subsidieverlaging als gevolg van het niet tijdig voldoen aan de verplichtingen.

Artikel 12 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

Gesteld kan worden dat het vooral een zaak van de subsidieontvanger zelf is om de haar toevertrouwde middelen goed te beheren. Dit pas immers in het idee van budgetsubsidiëring. De eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger dient voorop te staan, maar het is niettemin raadzaam om in de verordening enkele elementaire waarborgen op te nemen, zoals verwoord in dit artikel, waarmee voorkomen kan worden dat een subsidieontvanger onverantwoorde risico’s neemt.

Artikel 13 Meldplicht

Om tijdig te kunnen bijsturen dan wel maatregelen te nemen mocht dat nodig zijn, dient de gemeente tijdig te worden geïnformeerd. Op grond van dit artikel is de subsidieontvanger met het oog hierop verplicht een aantal zaken terstond schriftelijk aan het college te melden.

Artikel 14 Verantwoording

Uiteraard dient de subsidieontvanger een verantwoording in te dienen. Dit gaat vooral om de vraag: hebben de activiteiten plaatsgevonden en wat waren de baten en lasten? In dit artikel is vastgelegd welke gegevens de subsidieontvanger moet indienen en wanneer (zie ook de toelichting op artikel 1). De hoofdregel is dat de in het eerste lid genoemde gegevens voor 1 maart moeten worden ingediend. Voor de subsidieontvangers waarmee een uitvoeringsovereenkomst is gesloten (budgetsubsidies), dient voor 1 maart de conceptverantwoording te worden ingediend en voor 1 mei de definitieve versie (lid 2). Voor incidentele subsidies dient de verantwoording binnen 12 weken na de gesubsidieerde activiteit te worden ingediend (lid 3). Het college heeft ten slotte nog een aantal bevoegdheden met betrekking tot de verantwoording (lid 4 en lid 5). Het college kan op grond van artikel 15 toezichthouders aanwijzen. Deze kunnen in opdracht van het college aanvullend onderzoek doen naar de effectiviteit en efficiëntie (lid 6). De subsidieontvanger is verplicht aan een dergelijk onderzoek mee te werken.

Artikel 15 Controle

Het college heeft de mogelijkheid om toezichthouders aan te wijzen die de naleving van de verordening kunnen controleren. ‘Toezichthouder’ is een juridische term hetgeen betekent dat voor de aanwijzing, de rechten en plichten van toezichthouders specifieke regels gelden. Deze zijn opgenomen in afdeling 5.2 van de Awb.

Artikel 16 Aanvraag

De aanspraak op financiële middelen, ofwel de subsidie, wordt definitief door middel van de subsidievaststelling. De Awb biedt de mogelijkheid om subsidies ambtshalve vast te stellen of op basis van een aanvraag. In deze verordening is vastgelegd dat de subsidieontvanger een aanvraag moet indienen. Hoofdbestanddeel van de aanvraag is de verantwoording die op grond van artikel 14 wordt ingediend.

Echter de mogelijkheid bestaat dat de gemeenteraad voor bepaalde groepen c.q. beleidsterreinen wil volstaan met één beschikking. Dit kan in de bijzondere verordeningen aangegeven worden.

Artikel 17 Subsidievaststelling

Subsidie kan voor een tijdvak van één of meerdere jaren worden verleend, maar de vaststelling geschiedt per boekjaar. Bij een meerjarige subsidie wordt dus in principe na afloop van ieder afzonderlijk jaar van het subsidietijdvak de subsidie voor het betreffende jaar vastgesteld (lid 1). In lid 2 wordt de termijn van de subsidievaststelling vastgelegd. In lid 3 en 4 is de mogelijkheid opgenomen om voor bepaalde categorieën de subsidieverlening en –vaststelling samen te laten vallen. Dat kan omwille van een efficiënt subsidieproces aan te bevelen zijn.

Artikel 18 Voorschotten

In artikel 4:54 van de Awb is bepaald dat voorschotten kunnen worden verleend, mits dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Artikel 18 legt de mogelijkheid in de verordening vast en geeft de bevoegdheid tot bevoorschotting aan het college. Voorschotverlening is naast subsidieverlening en subsidievaststelling één van de drie beschikkingen die de Awb noemt. De beschikking dient het bedrag van het voorschot te vermelden, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald (artikel 4:54 lid 2). Tegen deze beschikking kan de subsidieontvanger in bezwaar gaan.

Om de last van eventuele bezwaarschriftprocedures te beperken, is het zinvol de beschikking tot voorschotverlening te combineren met de beschikking tot subsidieverlening. In deze zin is ook lid 1 van artikel 18 verwoord. Lid 2 bevat de praktische regel dat de voorschotten kunnen worden verrekend met vorderingen op de betreffende subsidieontvanger.

Artikel 19 Vermogensvorming subsidieontvanger

Een subsidieontvanger met structurele subsidie mag in principe reserveren (lid 1). Dit artikel geldt dus niet voor subsidieontvangers met incidentele subsidie. Daarvoor wordt de hoogte namelijk afhankelijk gesteld van het exploitatieresultaat. Aan de hoogte van de reserve is geen maximum gebonden. Dit betekent dat de subsidieontvanger mede met de subsidie een vermogen kan opbouwen. Dit kan zij gebruiken om toekomstige tegenvallers op te vangen en om haar afhankelijkheid van de gemeente te verminderen. Zo wordt zij immers ook gestimuleerd om inkomsten uit andere bronnen te verwerven. Bij een systematiek van budgetsubsidie waarbij de subsidieontvanger zelf verantwoordelijk is voor het resultaat, moet zij ook in staat worden gesteld deze verantwoordelijkheid daadwerkelijk te kunnen dragen. Daarbij hoort de mogelijkheid een financiële buffer te kunnen vormen. In bepaalde gevallen is de subsidieontvanger niettemin een vergoeding verschuldigd voor de vermogensopbouw (lid 2). Volgens artikel 4:41 van de Awb is een vergoeding slechts verschuldigd in bepaalde, in de wet genoemde gevallen en indien de verordening hiertoe de mogelijkheid biedt. De gevallen die in de verordening worden genoemd, zijn toegestaan volgens artikel 4:41 van de Awb. De Awb stelt verder als voorwaarde dat aangegeven moet zijn hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald. De hoogte wordt in principe door het college bepaald (lid 3). Hierin heeft hij beleidsvrijheid. In het geval van ontbinding van de rechtspersoon die de subsidie ontving is er echter geen beleidsvrijheid. In dat geval is de vergoeding namelijk gelijk aan dat deel van het vermogen dat gerelateerd is aan de verstrekte subsidie. Dit houdt in dat – indien sprake is van vermogensvorming over een periode van meerdere jaren, bij de jaarlijkse vaststelling aangegeven wordt, welk deel van het opgebouwd vermogen gerelateerd kan worden aan de verstrekte subsidie.

Artikel 20 Onvoorziene situaties

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 21 Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nader toelichting.

Artikel 22 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.