Beleidsregels voor de aanwijzing van belastingplichtigen in een keuzesituatie

Geldend van 01-02-2008 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor de aanwijzing van belastingplichtigen in een keuzesituatie

VOORKEURSVOLGORDE: ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN, LOZINGSRECHT ENAFVALSTOFFENHEFFING

1

Met betrekking tot de gemeentelijke belasting die wordt geheven van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende- of één onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

1.1

de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

1.1.1

de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

1.1.2

de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

1.1.3

de erfpachter dan wel de beklemde meier;

1.2

de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

1.3

degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

2

Met betrekking tot de gemeentelijke belasting die wordt geheven van genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

2.1

indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Zaanstad wonen of gevestigd zijn:

2.1.1

degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt;

2.1.2

degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.1.3

een natuurlijke persoon boven een niet-natuurlijke persoon;

2.1.4

bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

2.1.5

degene die bij de afdeling belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is;

2.1.6

de eerst gerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

2.2

indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Zaanstad gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

2.2.1

degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

2.2.2

een natuurlijke persoon boven een niet-natuurlijke persoon;

2.2.3

bij gelijke aandelen de oudste in leeftijd;

2.2.4

degene die bij de afdeling belastingen als genothebbende of gebruiker bekend is;

2.2.5

de eerst gerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden;

3

Met betrekking tot de belasting die wordt geheven van degene die – naar de omstandigheden beoordeeld – één roerende- of één onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt of persoonlijk recht gebruikt:

3.1

degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt;

3.2

degene die het langst woonachtig is in het belastingobject;

3.3

de oudste in leeftijd;

3.4

degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

3.5

degenen die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

VOORKEURSVOLGORDE: HONDENBELASTING

4

Indien er meer personen houder van de hond zijn, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

4.1

de man bij echtgenoten met of zonder kinderen;

4.2

de ouder bij één-oudergezinnen;

4.3

de oudste in leeftijd;

4.4

degene die bij de afdeling belastingen reeds als belastingplichtige in de administratie voorkomt;

4.5

degene die naar (andere) omstandigheden beoordeeld daarvoor in aanmerking komt.

5

De onderdelen 1 tot en met 4 vinden geen toepassing indien:

5.1

de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

5.2

bij de afdeling belastingen bekend is dat één van de (andere) belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voorzover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

6

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

7

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

8

Wijzigingen kunnen – indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

9

Indien in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur.

INWERKINGTREDING:

10

De beleidsregels voor de aanwijzing van belastingplichtigen in een keuzesituatie, vastgesteld door het Sectorhoofd backoffice belastingen en burgerzaken op 14 december 2004, wordt ingetrokken met ingang van de in lid 10.1 genoemde datum van inwerkingtreding, met dien verstaande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voordgedaan;

10.1

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 februari 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 25 januari 2008.

Sectorhoofd belastingen

G. Hage