Regels voor de administratie van het grondbedrijf

Geldend van 17-09-1996 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 17-09-1996

Intitulé

Regels voor de administratie van het grondbedrijf

Artikel 1

De eigendommen die in het bedrijf worden ingebracht, worden gewaardeerd tegen de waarde, ontleend aan de administratie van het concern.

Artikel 2

  • 1. De boekwaarde wordt vermeerderd met de bedragen sedert de inbreng besteed aan werken ten behoeve van het in gereedheid brengen van de gronden en wordt overigens van jaar tot jaar verhoogd of verlaagd op de voet als uit de toepassing van deze regels voortvloeit.

  • 2. Telkenjare wordt het nadelig saldo van de baten en lasten van het bedrijf op boekwaarde der gronden bijgeschreven dan wel het batig saldo op de boekwaarde in mindering gebracht.

Artikel 3

  • 1. Indien eigendommen bij verkoop meer of minder opbrengen dan de kostprijs als bedoeld in artikel 12, wordt het verschil beschouwd als winst of verlies. Indien er gedifferentieerde minimale verkoopprijzen in de zin van artikel 12, vierde lid, zijn vastgesteld, wordt voor de bepaling van de winst of het verlies uitgegaan van deze prijzen.

  • 2. De winsten of verliezen als bedoeld in het vorige lid worden tot zolang het complex nog niet geheel is uitgegeven, geadministreerd op een afzonderlijke rekening, die voor elk complex wordt aangehouden.

  • 3. Indien en voorzover het saldo van deze rekening niet toereikend is, wordt, indien te verwachten is dat de verliezen niet zullen worden gecompenseerd met winsten uit de verkoop van gronden van hetzelfde complex of andere complexen binnen een redelijk tijdsverloop behaald, een bijdrage verleend uit de reserves als bedoeld in het vierde lid van dit artikel en in artikel 5; indien en voorzover deze reserves daartoe niet toereikend zijn, wordt het verschil in de eerstvolgende boekjaren uit de algemene middelen, telkenjare voor ten minste een vijfde gedeelte, aangezuiverd.

  • 4. Zodra een complex geheel is uitgegeven, wordt een batig saldo van de rekening, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, toegevoegd aan de algemene reserve van het bedrijf.

  • 5. Indien blijkens een door het hoofd van de financiële administratie te verstrekken opgave een complex voor meer dan 95% is uitgegeven, kan ons college, met inachtneming van de bepalingen van deze regels, voorschrijven dat de nog resterende eigendommen van bedoeld complex worden overgebracht naar het complex 'verspreide eigendommen'.

  • 6. Indien daartoe aanleiding bestaat doet ons college de raad voorstellen te besluiten tot uitkering aan de gemeente van een deel der algemene reserve.

Artikel 4

  • 1. De voor de aanleg van straten en wegen, met inbegrip van plantsoenen, parken, speel- en sportterreinen, bestemde gronden worden, behoudens het bepaalde in het tweede lid, zonder verrekening met de gemeente uit het bedrijf genomen. De boekwaarde dier gronden wordt gevoegd bij die der aangrenzende terreinen.

  • 2. Indien plantsoenen, parken, speel- en sportterreinen niet worden aangelegd ten behoeve van het grondcomplex waarin zij komen te liggen, doch voor de behartiging van een algemeen plaatselijk belang, worden de daarvoor bestemde gronden uit het bedrijf genomen tegen een in de kostprijsberekening vast te leggen vergoeding.

  • 3. Gronden ten behoeve van de openbare dienst, zoals scholen en gemeentegebouwen, worden door de gemeente uit het bedrijf genomen tegen de vergoeding, zoals deze in de kostprijsberekening is vastgelegd.

  • 4. Indien op grond van enig wettelijk voorschrift de waarde van de grand dient te worden geschat, wordt deze tegen de geschatte waarde uit het bedrijf genomen.

Artikel 5

Door de gemeente kan jaarlijks uit haar gewone middelen een bij de begroting vast te stellen bedrag aan het bedrijf worden uitgekeerd, ter vorming van een reserve voor dekking van eventuele nadelige verschillen bij verkopen, alsmede voor dekking van bijzondere verliezen uit de grondexploitatie voortvloeiende.

Artikel 6

De door reservering beschikbaar gekomen gelden worden aangewend tot financiering van het bedrijf. Voorzover het de reserves als bedoeld in artikel 3, vierde lid, en in artikel 5 betreft, wordt daarvoor de exploitatierekening jaarlijks belast met rente, door ons college te bepalen, wegens het gebruik dier gelden. Deze rente wordt aan de desbetreffende reserves toegevoegd.

Artikel 7

  • 1. Indien eigendommen, die bij het bedrijf zijn ingebracht, in erfpacht worden uitgegeven, blijven deze in het bedrijf.

  • 2. Zij worden afzonderlijk geadministreerd en wel tegen een waarde die ten minste gelijk is aan die bedoeld in artikel 12, vierde lid.

Artikel 8

  • 1. Indien volgens de erfpachtvoorwaarden bij het beëindigen van de erfpacht een vergoeding voor de opstal is verschuldigd, wordt voor zo veel nodig jaarlijks een bedrag voor dit doel ten laste van de exploitatie der in erfpacht uitgegeven eigendommen gebracht

  • 2. Deze bedragen worden geadministreerd als een reserve, die afzonderlijk en met duidelijke omschrijving in de balans wordt opgenomen.

Artikel 9

  • 1. Een batig saldo van de exploitatie der in erfpacht uitgegeven eigendommen strekt niet tot dekking van een nadelig saldo van de exploitatie der andere eigendommen, doch wordt regels voor de administratie van het grondbedrijf gereserveerd; indien wij daar aanleiding toe zien zullen wij de raad voorstellen te besluiten tot uitkering aan de gemeente van een deel van de reserve.

  • 2. Een nadelig saldo dier exploitatie wordt voor zo veel mogelijk gedekt uit de in het eerste lid bedoelde reserve, indien en voorzover deze reserve niet toereikend is, kan het nadelig saldo worden gedekt uit de reserves bedoeld in artikel 3, vierde lid, en artikel 5. Indien en voorzover ook deze reserves niet toereikend zijn, vindt dekking plaats uit de algemene middelen der gemeente.

Artikel 10

  • 1. De eigendommen worden naar hun soort, ligging, bestemming of anderszins gesplitst in complexen.

  • 2. De complexen kunnen naar behoefte worden onderverdeeld.

Artikel 11

De aanwijzing van de complexen of de werken binnen die complexen waarop kapitaalsinkomsten en -uitgaven moeten worden geboekt of waaraan baten en lasten moeten worden toegerekend, geschiedt door het hoofd van de financiële administratie.

Artikel 12

  • 1. Alvorens een object in uitvoering wordt genomen, wordt voor het desbetreffende complex door de dagelijkse leiding van het bedrijf in samenwerking met het hoofd van de financiële administratie een gedetailleerde kostprijsberekening opgesteld.

  • 2. Regelmatig en tijdig worden door het hoofd van de financiële administratie de aan de kostprijsberekening ten grondslag liggende ramingen vergeleken met de werkelijk gemaakte kosten en worden de resultaten daarvan ter nadere beoordeling verstrekt aan de dagelijkse leiding.

  • 3. De kostprijsberekening wordt, indien de afwijkingen tussen raming en werkelijkheid dit noodzakelijk maken, herzien.

  • 4. De kostprijsberekening dient als grondslag voor het bepalen van het minimum van de (eventueel gedifferentieerde) verkoopprijzen van de gronden.

  • 5. De berekeningen, die ten grondslag liggen aan de ramingen van werken, genoemd in de in het eerste lid bedoelde kostprijsberekening, alsmede van de in de loop van het jaar op de begroting te brengen nieuwe werken, moeten zodanig zijn opgesteld dat:

    • a.

      een nauwkeurig en gedetailleerd inzicht wordt gegeven van de kostenopbouw van elk van de bedoelde werken;

    • b.

      de ramingen dienstbaar kunnen worden gemaakt aan de kredietbewaking;

    • c.

      waar mogelijk een kwantificering van de te verrichten werkzaamheden en de eenheidsprijzen worden gegeven.

  • 6. Regelmatig en tijdig, en overigens zo dikwijls als wij dit verlangen, dient het hoofd van de financiële administratie in samenwerking met de dagelijkse leiding van het bedrijf bij ons college een overzicht van de uitgevoerde en nog uit te voeren werken in, dat per werk of afzonderlijk geraamde onderdelen daarvan de navolgende gegevens bevat:

    • a.

      toegestaan krediet;

    • b.

      verbruikt krediet, waaronder lopende bestellingen;

    • c.

      nog beschikbaar krediet;

    • d.

      nog benodigde bedragen om het werk te voltooien;

    • e.

      te verwachten afwijkingen ten opzichte van de ramingen.

    Dit overzicht dient vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de te verwachten afwijkingen nader zijn geanalyseerd en gemotiveerd.

Artikel 13

Als bijlagen van de begroting worden ten minste overlegd:

  • 1.

    een staat, waaruit blijkt hoe en tot welke bedragen de geraamde baten en lasten aan de complexen zullen worden toegerekend;

  • 2.

    een overzicht van de geraamde kosten van de uit te voeren werken.

Artikel 14

Als bijlagen van de rekening worden overlegd:

  • 1.

    een staat met bijbehorende toelichting, waaruit blijkt in hoeverre en tot welke bedragen baten en lasten aan de boekwaarden der complexen zijn toegevoegd;

  • 2.

    een staat waaruit de samenstelling van de boekwaarden der complexen blijkt;

  • 3.

    een staat waaruit per verkoop de in artikel 3 bedoelde winsten of verliezen blijken.

Artikel 15

Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarrekening doet ons college aan de raad een voorstel tot dekking van eventueel geleden verliezen, en geven wij aan hoe wij deze in de toekomst denken te voorkomen.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad in zijn vergadering van 1 7 September 1996 (A besluit nr 4).

dit besluit in werking treedt onmiddellijk, nadat het is vastgesteld, en terugwerkt tot 13 September 1996,

waarnemend burgemeester

w.g. dr.ir. Th Quene

secretaris

w.g. drs. W. van der Molen