Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen

Geldend van 01-01-1998 t/m heden

Intitulé

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels in artikel 7 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.

Artikel 2 Aangifte

  • 1. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 4 Heffing

De belasting wordt geheven door middel van een mondelinge, dan wel een gedagtekende schriftelijke nota of kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 5 Termijnen van betaling

De belasting dient te worden betaald in twaalf gelijke maandelijkse termijnen en moet worden voldaan tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de voorschotnota's van het openbare nutsbedrijf moeten worden voldaan , met dien verstande dat de termijn van betaling tenminste 10 dagen na de dagtekening van de voorschotnota beloopt.

Artikel 6 Rente

  • 1. Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grand van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriele regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van fl 100,- niet te boven gaat.

Artikel 7 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende-zaakbelastingen vinden de artikelen 2, eerste lid, en 6 toepassing;

  • b.

    de parkeerbelastingen vindt artikel 6 toepassing;

  • c.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2 en 6 toepassing;

  • d.

    het lozingsrecht vinden de artikelen 2, eerste lid, en 6 toepassing als meer dan 300 m3 wordt geloosd;

  • e.

    het lozingsrecht vinden de artikelen 4, 5 en 6 toepassing als minder dan 300 m3 wordt geloosd;

  • f.

    de afvalstoffenheffing vinden de artikelen 4, 5 en 6 toepassing;

  • g.

    de grafrechten waarvoor een jaartarief geldt vindt artikel 6 toepassing;

  • h.

    de grafrechten waarvoor geen jaartarief geldt vinden de artikelen 4 en 6 toepassing;

  • i.

    de leges vinden de artikelen 4 en 6 toepassing;

  • j.

    het binnenhavengeld vindt artikel 6 toepassing;

  • k.

    het zeehavengeld vindt artikel 6 toepassing;

  • l.

    de brandweerrechten vinden de artikelen 4 en 6 toepassing;

  • m.

    het kadegeld vinden de artikelen 4 en 6 toepassing;

  • n.

    het liggeld woonschepen vinden de artikelen 4 en 6 toepassing;

  • o.

    het marktgeld vinden de artikelen 4 en 6 toepassing;

  • p.

    de jaarlijks doorlopende precariobelasting vindt artikel 6 toepassing;

  • q.

    de retributies zoals geregeld in de verordening precariobelasting en de niet jaarlijks doorlopende precariobelasting vinden de artikelen 4 en 6 toepassing;

  • r.

    het sluis- en bruggeld vinden de artikelen 4 en 6 toepassing

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op het moment dat de derde tranche Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1996, 333), de Aanpassingswet derde tranche AWB I (Kamerstukken 25280) en Aanpassingswet derde tranche AWB II (Kamerstukken 25464) in werking treden of, zo dit later is, met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gemeentelijke belastingen.

    Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 31 maart 1998

Ondertekening

de burgemeester
de secretaris