Regeling vervallen per 01-08-2016

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en het Zaanstad Beraad van de gemeente Zaanstad

Geldend van 25-02-2016 t/m 31-07-2016

Intitulé

Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en het Zaanstad Beraad van de gemeente Zaanstad

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen en organen van de raad

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a.

raadsvergadering:

de besluitvormende vergadering van de gemeenteraad van Zaanstad

b.

Zaanstad Beraad:

een programma van de gemeenteraad van Zaanstad bestaande uit activiteiten en bijeenkomsten met een informerend en/of meningsvormend karakter

c.

voorzitter:

de voorzitter van de gemeenteraad of diens vervanger, respectievelijk de voorzitter van een bijeenkomst van het Zaanstad Beraad

d.

griffier:

de door de raad benoemde functionaris als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet

e.

commissiegriffier:

de griffiemedewerker die de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad en zijn voorzitter terzijde staat

f.

college:

het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 34 van de Gemeentewet

g.

secretaris:

de door burgemeester en wethouders benoemde functionaris als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet

h.

steunfractielid:

een door de raad op voordracht van een raadsfractie beedigd persoon, die voldoet aan voorwaarden die gesteld zijn in de verordening op de fractieondersteuning.

Artikel 2 De voorzitters

  • 1. De voorzitter van de raad, de plaatsvervangend voorzitter van de raad en de voorzitters van de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad zijn belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering

    • b.

      het handhaven van de orde

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De raad benoemt de vervanger van de voorzitter van de raad uit zijn midden en de voorzitters van de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad uit de zittende raadsleden en steunfractieleden.

  • 3. Het voorzitterschap van de plaatsvervangend voorzitter van de raad en de voorzitters van de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad eindigt:

    • a)

      door beëindiging van het lidmaatschap van de raad resp. het steunfractie lidmaatschap

    • b)

      door ontslag op eigen verzoek

    • c)

      door ontslag door de raad, wanneer hij naar het oordeel van de raad door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem te stellen vertrouwen.

Artikel 3 De griffier en de commissiegriffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3. De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen in de raad deelnemen.

  • 4. In elke bijeenkomst van het Zaanstad Beraad is een door of namens de griffier aangewezen griffiemedewerker als commissiegriffier aanwezig.

  • 5. De griffier kan in iedere bijeenkomst van het Zaanstad Beraad aanwezig zijn.

  • 6. De griffier en/of de commissiegriffier kunnen, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen in de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad deelnemen.

Artikel 4 Het college

Voor het college geldt, tenzij expliciet anders is aangegeven, een doorlopende uitnodiging voor alle raadsvergaderingen en bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad om daarin aanwezig te zijn, informatie te verstrekken en/of aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 5 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de raadsvergadering en/of de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen.

Artikel 6 Het presidium

  • 1. Het presidium heeft tot taak de werkwijze en de orde van de raad te bepalen, voor zover deze taak niet is opgedragen aan de agendacommissie.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters. De griffier is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 3. De voorzitter van de raad is tevens de voorzitter van het presidium.

  • 4. De voorzitter kan voorstellen de wethouder, de secretaris, en/of de leden van de agendacommissie uit te nodigen voor een in het presidium te bespreken onderwerp.

  • 5. Een fractievoorzitter kan zich bij zijn afwezigheid laten vervangen door een raadslid uit zijn fractie.

  • 6. Elke fractievoorzitter heeft een stem in het presidium. Indien bij een stemming het besluit niet overeenstemt met de mening van de getalsmatige meerderheid van de raad, dan heroverweegt het presidium zijn beslissing.

  • 7. Het presidium komt circa 5 maal per jaar bijeen. In spoedeisende kwesties kan een extra bijeenkomst plaatsvinden.

Artikel 7 De agendacommissie

  • 1. De agendacommissie draagt zorg voor de wekelijkse agendering van het Zaanstad Beraad en de raadsvergaderingen. Zij heeft tot taak de behandelprocedures, tijdstippen en vergaderduur vast te stellen, met inachtneming van dit reglement van orde.

  • 2. De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad, de griffier, en twee raadsleden. De twee raadsleden worden door de raad uit hun midden benoemd.

  • 3. De voorzitter van de raad is tevens de voorzitter van de agendacommissie.

  • 4. De agendacommissie werkt als een team en streeft naar consensus. Indien bij een stemming de stemmen staken beslissen de twee raadsleden. Als de stemmen staken en de twee raadsleden verschillen van mening beslist de voorzitter.

  • 5. De agendacommissie kan voorstellen de wethouder en/of de secretaris uit te nodigen voor een in de agendacommissie te bespreken onderwerp. De agendacommissie kan bij complexe en/of politiek gevoelige onderwerpen met het presidium overleggen.

Artikel 8 Commissies

De raad kan besluiten commissies in te stellen conform artikel 82 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden, fracties, steunfractieleden, en benoeming wethouders

Artikel 9 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging van nieuwe leden

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het (centraal) stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 10 Fractie

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als een fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts een lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Indien:

    - één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    - twee of meer fracties als een fractie gaan optreden;

    - één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Met de in het vorige lid beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Artikel 11 Toelating en ontslag steunfractieleden

  • 1. Elke fractie heeft het recht maximaal twee personen, niet zijnde raadsleden, voor te dragen als steunfractielid, ter ondersteuning van de fractie in het raadswerk.

  • 2. Voorgedragen steunfractieleden worden doorde raad toegelaten, en beëdigd als steunfractielid naar analogie van artikel 14 Gemeentewet, als men voldoet aan de artikelen 10,11,12,13 en 15 van de Gemeentewet en als men de gedragscode van de raad ondertekent.

  • 3. Bij de toelating van een steunfractielid wordt overeenkomstig artikel 9 eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat aan de gestelde eisen voldoet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid van artikel 9.

  • 4. het steunfractielidmaatschap eindigt:

    • a)

      wanneer het steunfractielid niet meer voldoet aan de vereisten zoals vermeld in het tweede lid;

    • b)

      bij opzegging door het steunfractielid;

    • c)

      bij opzegging door de voorzitter van de fractie die het steunfractielid heeft voorgedragen;

    • d)

      bij installatie van een nieuwe gemeenteraad na verkiezingen.

Artikel 12 Benoeming wethouder

Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig artikel 9, eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid van artikel 9.

De raad kan besluiten om nadere criteria en procedureregels vast te stellen met betrekking tot de benoeming van wethouders.

Hoofdstuk 3 Raadsvergadering

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 13 Vergadertijd en plaats

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats een keer in de drie weken op de donderdagavond, vangen aan om 19.30 en duren tot 23.00, en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag, aanvangsuur en sluitingsuur bepalen en/of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium of de agendacommissie.

Artikel 14 Oproep en vergaderstukken

  • 1. De voorzitter zendt tenminste zes dagen voor een raadsvergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De door de agendacommissie vastgestelde voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad gezonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 15 tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor aanvang van de raadsvergadering aan de leden van de raad ter beschikking gesteld.

  • 4. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd blijven deze stukken in afwijking van het tweede lid onder berusting van de griffier. De griffier zendt deze stukken in beginsel aan de leden van de raad toe, waarbij conform artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet melding wordt gemaakt van de plicht tot geheimhouding.

Artikel 15 Agenda

  • 1. De agendacommissie stelt de voorlopige agenda van de raadsvergadering vast en geeft daarbij aan over welke onderwerpen voorafgaand aan stemming gedebatteerd wordt en over welke onderwerpen stemming zonder beraadslaging plaatsvindt.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk de aanvang van een raadsvergadering een aanvullende agenda opstellen en ter beschikking van de leden stellen.

  • 3. Bij aanvang van de raadsvergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren, van de stemlijst naar de debatagenda verplaatsen of van de debatagenda naar de stemlijst.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare raadsvergadering voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen of terugverwijzen naar het Zaanstad Beraad of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier.

Artikel 17 Openbare kennisgeving

  • 1. De raadsvergadering wordt door aankondiging in op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • A.

      datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • B.

      wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

Artikel 18 Verslaglegging

  • 1. Van de raadsvergadering worden een besluitenlijst, een digitale video/audio opname, en een uitgebreid schriftelijk verslag gemaakt.

  • 2. De besluitenlijst van de raadsvergadering wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de griffier, zo snel mogelijk op de website gepubliceerd en ter beschikking gesteld aan raadsleden, steunfractieleden en het college.

  • 3. Een video/audio opname van de raadsvergadering wordt live uitgezonden via internet en zo spoedig mogelijk na de laatstgehouden vergadering op de website gepubliceerd.

  • 4. Een uitgebreid schriftelijk verslag van de raadsvergadering wordt zo snel mogelijk op de website gepubliceerd en ter beschikking gesteld aan raadsleden, steunfractieleden en het college.

  • 5. De leden van de raad, de raadsvoorzitter, het college en de griffier hebben het recht binnen tien dagen na publicatie van de besluitenlijst en het schriftelijke verslag een voorstel tot wijziging ervan bij de griffier in te dienen, indien de besluitenlijst en/of het schriftelijke verslag naar hun oordeel onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat besproken is.

  • 6. Indien er binnen tien dagen na publicatie van de besluitenlijst en het schriftelijke verslag voorstellen tot wijziging zijn ingediend, brengt de voorzitter van de raad een advies uit over de voorgestelde wijziging.

  • 7. De besluitenlijst en het schriftelijke verslag wordt met het advies van de voorzitter van de raad ter besluitvorming aangeboden en vastgesteld in de eerstkomende raadsvergadering. Deze besluitenlijst en dit verslag wordt als het definitief vastgestelde besluitenlijst en verslag op de website gepubliceerd.

  • 8. De griffier draagt zorg voor archivering van de verslaglegging.

Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering

Artikel 19 Debat en besluitvorming

De raadsvergadering bestaat uit een debat over de op de debatagenda geplaatste onderwerpen, en besluitvorming over de op de stemlijst geplaatste onderwerpen.

Artikel 20 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de raadsvoorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 21 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 22 Opening raadsvergadering en quorum

  • 1. De voorzitter opent de raadsvergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige raadsleden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 23 Spreekregels

  • 1. De leden van de raad en van het college spreken vanaf de spreekgestoelten. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en van het college vanaf een andere plaats spreken.

  • 2. De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers. Een lid van de raad of van het college voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Interrumperen is toegestaan maar uitsluitend via de voorzitter. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3. De woordvoerders van de fracties en het college sluiten in hun debatbijdrage aan bij wat al besproken is.

  • 4. In het debat worden geen informatieve of technische vragen meer gesteld.

  • 5. De fracties en het college zijn in het debat in de regel niet gebonden aan een spreektijd. De voorzitter kan een spreker verzoeken zijn betoog in te korten en af te ronden. De voorzitter sluit het debat over een onderwerp wanneer naar zijn mening de argumenten voldoende zijn gewisseld.

  • 6. De agendacommissie en/of de voorzitter kan aan de raad voorstellen om voor een vergadering of een gedeelte daarvan een spreektijdregeling toe te passen.

Artikel 24 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de raadsvergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de raadsvergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 25 Handhaving orde en schorsing

  • 1. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de raadsvergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 2. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de raadsvergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de raadsvergadering sluiten.

  • 3. Op verzoek van een lid van de raad, het college of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de raadsleden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de raadsvergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 27 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Hij kan de motivering namens de overige aanwezige fractieleden uitspreken.

Artikel 28 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt verlangd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. Indien stemming wordt verlangd geschiedt dit door handopsteking, tenzij hoofdelijke stemming wordt verlangd.

  • 3. In de raadsvergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd, alsmede dat zij zich op grond van de Gemeentewet van stemming moeten onthouden.

  • 4. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 5. Stemming door handopsteking geschiedt in twee rondes. In de eerste ronde worden de voorstemmers gevraagd hun hand op te steken. In de tweede ronde worden de tegenstemmers gevraagd hun hand op te steken. Of andersom. De voorzitter stelt na de stemming vast welke fracties voor of tegen hebben gestemd. Bij stemming door handopsteking zijn de leden 4 en 10 van toepassing.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming is ieder, op grond van de getekende presentielijst, ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7. Alvorens met hoofdelijke stemming wordt begonnen deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

  • 8. De griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het raadslid dat daarvoor overeenkomstig dit artikel lid 7 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 9. De leden brengen hun stem uit door het woord Voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 10. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 11. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 30 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende (sub)amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel. (Amendement 41 E)

Artikel 31 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op een briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat als gevolg van het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a)

      een blanco stembriefje;

    • b)

      een ondertekend stembriefje;

    • c)

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d)

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e)

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter van het stembureau.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 32 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 33 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Zaanstad Beraad

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 34 Vergadertijd en plaats

  • 1. Het Zaanstad Beraad vindt in de regel plaats twee keer in de drie weken op de donderdagavond, vangt aan om 19.00, duurt tot 23.00, en wordt gehouden in het gemeentehuis.

  • 2. De agendacommissie kan indien nodig een andere dag, aanvangsuur en sluitingsuur bepalen en/of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 3. De bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad die tot het nevenprogramma behoren vinden in de regel niet plaats op de donderdagavond. De agendacommissie bepaalt wat tot het nevenprogramma behoort en bepaalt het tijdstip en vergaderplaats.

Artikel 35 Oproep en programma

  • 1. De agendacommissie stelt het programma vast van het Zaanstad Beraad en het nevenprogramma, evenals de agenda's van de bijeenkomsten die tot het programma behoren.

  • 2. De agendacommissie zendt tenminste zes dagen voor het Zaanstad Beraad de leden van de raad en de steunfractieleden een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van het programma.

  • 3. Het door de agendacommissie vastgestelde programma of agenda en de daarbij behorende raadsnotities worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verzonden.

  • 4. De agendacommissie kan tot uiterlijk de aanvang van het programma van het Zaanstad Beraad of de aanvang van een bijeenkomst uit het nevenprogramma, een aanvulling geven. Deze aanvulling op het programma of de agenda en de daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk aan de raadsleden, steunfractieleden en het college ter kennis gebracht, doch uiterlijk voor de aanvang van het Zaanstad Beraad.

Artikel 36 Vergaderstukken

  • 1. De aan de leden van de raad aangeboden vergaderstukken worden tenminste acht werkdagen voor agendering in het Zaanstad Beraad toegezonden.

  • 2. Indien over stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier. De griffier zendt deze stukken in beginsel toe aan de leden van de raad waarbij conform artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet melding wordt gemaakt van de plicht tot geheimhouding.

Artikel 37 Ter inzage leggen van stukken

Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op het programma of de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en de steunfractieleden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving

Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

Indien over stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier.

Artikel 38 Openbare kennisgeving

  • 1. Het programma van het Zaanstad Beraad wordt door aankondiging in op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    - datum, aanvangstijd en plaats van de vergaderingen;

    - wijze waarop en de plaats waar een ieder het programma en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    - de mogelijkheid tot bijwonen van en deelname aan het Zaanstad Beraad en het uitoefenen van spreekrecht.

  • 3. Het programma en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

Artikel 39 Verslaglegging

  • 1. Van de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad wordt een besluitenlijst gemaakt. Deze besluitenlijst bevat tenminste:

    • -

      de formele gegevens van de bijeenkomst zoals tijd, plaats, aanwezigen, vergaderstukken,

    • -

      doel van de vergadering

    • -

      een samenvatting van de meningen van de fracties en van het college

    • -

      de gedane toezeggingen en gemaakte afspraken

  • 2. De agendacommissie kan beslissen van een bepaalde bijeenkomst van het Zaanstad Beraad een video/audio opname, een digitale geluidsopname of een uitgebreid schriftelijk verslag te laten maken.

  • 3. De besluitenlijst van de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad worden opgesteld onder verantwoordelijkheid van de griffier, zo snel mogelijk op de website gepubliceerd en ter beschikking gesteld aan raadsleden, steunfractieleden en het college.

  • 4. De leden van de raad, de steunfractieleden, de raadsvoorzitter, het college en de griffier hebben het recht binnen tien dagen na publicatie van de besluitenlijst een voorstel tot wijziging ervan bij de griffier in te dienen, indien de besluitenlijst naar hun oordeel onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat besproken is.

  • 5. Indien er binnen tien dagen na publicatie van de besluitenlijst geen voorstel tot wijziging is ingediend, wordt de besluitenlijst geacht definitief te zijn vastgesteld.

  • 6. Indien er binnen tien dagen na publicatie van de besluitenlijst voorstellen tot wijziging zijn ingediend, beslist de voorzitter van de betreffende bijeenkomst over de voorgestelde wijziging, en stelt de besluitenlijst definitief vast. De besluitenlijst wordt met inachtneming van de beslissing over de voorgestelde wijziging op de website gepubliceerd en ter beschikking gesteld aan de raadsleden, steunfractieleden en het college.

Paragraaf 2 Orde van de bijeenkomsten

Artikel 40 Informatie en meningsvorming

  • 1. Het Zaanstad Beraad bestaat uit activiteiten en bijeenkomsten met een informerend en/of meningsvormend karakter.

  • 2. De informatieve bijeenkomsten zijn gericht op het verkrijgen en verhelderen van informatie, meningen en invalshoeken van belanghebbenden en belangstellenden ten behoeve van de fracties.

  • 3. De meningsvormende bijeenkomsten zijn gericht op het uitwisselen van politieke stellingnames en argumenten tussen fracties en college en tussen de fracties onderling.

Artikel 41 Deelname aan de bijeenkomst

  • 1. Deelnemers aan de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad zijn een woordvoerder per fractie, door de fractie aangewezen, alsmede de voorzitter en de commissiegriffier.

  • 2. Voorts kunnen, afhankelijk van het doel en de aard van de bijeenkomst, andere personen zoals insprekers, collegeleden, behandelend ambtenaren, als deelnemer worden aangewezen.

  • 3. In geval van twijfel beslist de voorzitter van de bijeenkomst.

Artikel 42 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter van de bijeenkomst, de commissiegriffier en één woordvoerder per fractie en door de fractie aangewezen, hebben een zitplaats aan de vergadertafel.

  • 2. Bij inspraakgesprekken geeft de voorzitter de insprekers een zitplaats aan de vergadertafel.

  • 3. Bij bijeenkomsten met het college geeft de voorzitter de betreffende portefeuillehouder uit het college en zonodig de behandelende ambtenaar een zitplaats aan de vergadertafel.

  • 4. In alle overige gevallen beslist de voorzitter van de bijeenkomst over de verdeling van zitplaatsen aan de vergadertafel.

Artikel 43 Spreekregels

  • 1. De woordvoerders van de fracties en de overige deelnemers aan de bijeenkomst spreken vanaf hun zitplaats aan de vergadertafel, tenzij de voorzitter anders beslist.

  • 2. De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers. Een woordvoerder van de fracties of een andere deelnemer aan de bijeenkomst voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Interrumperen is toegestaan maar uitsluitend via de voorzitter. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3. De woordvoerders van de fracties en de andere deelnemers aan de bijeenkomst sluiten in hun bijdrage aan bij wat al besproken is.

  • 4. In de meningsvormende bijeenkomsten worden geen informatieve of technische vragen meer gesteld.

  • 5. Voor insprekers geldt een richttijd van 5 minuten spreektijd. De fracties en het college zijn in de regel niet gebonden aan een spreektijd. De voorzitter kan een spreker verzoeken zijn betoog in te korten en af te ronden. De voorzitter sluit de beraadslaging over een onderwerp wanneer naar zijn mening de argumenten voldoende zijn gewisseld.

  • 6. De agendacommissie en/of de voorzitter kan besluiten om voor een vergadering of een gedeelte daarvan een spreektijdregeling toe te passen.

Artikel 44 Handhaving orde en schorsing

  • 1. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dat plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 2. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 45 Voortgangsbeslissingen

  • 1. De voorzitter en iedere deelnemer aan de bijeenkomst kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht. De voorzitter beslist terstond conform het gestelde in lid 6 van dit artikel.

  • 2. Als het onderwerp van bespreking in de daarvoor vastgestelde duur van de bijeenkomst onvoldoende kan worden afgerond wordt een vervolgvergadering belegd.

  • 3. Wanneer een meningsvormend debat is gevoerd over een raadsvoorstel wordt afgesproken of het voorstel op de debatagenda van de raad wordt geplaatst of alleen op de stemlijst.

  • 4. Wanneer een zienswijze is gevraagd geven alle fracties ieder voor zich hun zienswijze. Wanneer één of meerdere fracties een raadsuitspraak wensen zal die fractie of fracties een verzoek tot agendering op de debatagenda doen en/of een motie aankondigen voor de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 5. Wanneer een rondvraag of een agenda-initiatief is besproken geeft in eerste instantie de initiatiefnemende fractie aan of er een vervolg zal komen en in welke vorm.

  • 6. Alle voortgangsbeslissingen worden genomen door de voorzitter van de bijeenkomst, na consultatie van de deelnemers aan de bijeenkomst en strevend naar consensus. Bij verschil van mening weegt de voorzitter de diverse belangen af tegen de ingeschatte getalsmatige meerderheid van de raad.

Hoofdstuk 5 Instrumenten van de raad en rechten van de leden

Artikel 46 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voorte stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 47 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking door de indiener(s) van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 48 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De agendacommissie bepaalt de wijze en datum van behandeling. Indien het voorstel eerst in een bijeenkomst van het Zaanstad Beraad dient te worden besproken, wordt het voorstel op het programma van het Zaanstad Beraad geplaatst en tegelijk voor een preadvies aan het college gezonden.

  • 3. Indien het voorstel rechtstreeks door de raad kan worden behandeld, wordt het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor met de voorlopige agenda reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst, tenzij naar het oordeel van de agendacommissie sprake is van een spoedeisend voorstel als bedoeld in het tweede lid van artikel 15.

  • 4. Indien het voorstel rechtstreeks door de raad kan worden behandeld, vindt bespreking plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld.

  • 5. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 6. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 49 Raadsvoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 50 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd evenals de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

Artikel 51 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen aan de burgemeester en/of het college, worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2. De vragen worden ingediend bij een, door de griffier van de raad, aangegeven adres. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijke lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het college en/of de burgemeester worden aan de leden van de raad toegezonden.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 52 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 53 Onderzoek

De raad bepaalt het onderwerp van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 155a van de gemeentewet en formuleert de doelstelling. Tevens bepaalt de raad de wijze van onderzoek, de organisatie, de tijdsduur en het beschikbare budget.

Artikel 54 Agenda-initiatief

  • 1. Fracties kunnen bij de agendacommissie een verzoek indienen om een onderwerp te agenderen in een meningsvormende bijeenkomst van het Zaanstad Beraad, teneinde over dat onderwerp politieke meningen tussen fracties en met de wethouder uit te wisselen.

  • 2. Het verzoek dient 8 dagen voorafgaand aan het Zaanstad Beraad schriftelijk bij de agendacommissie ingediend te zijn, en omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp en een duidelijke formulering van de opvattingen of bedenkingen van de initiatiefnemende fractie als inzet van de vergadering.

Artikel 55 Rondvraag

  • 1. Fracties kunnen bij de agendacommissie een verzoek indienen om een rondvraag te agenderen in een bijeenkomst van het Zaanstad Beraad, teneinde van het college een antwoord te ontvangen en ter vergadering te bespreken.

  • 2. Het verzoek dient 8 dagen voorafgaand aan het Zaanstad Beraad schriftelijk bij de agendacommissie ingediend te zijn, en omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd evenals de te stellen vragen.

Artikel 56 Actualiteiten

Fracties en college hebben het recht om een korte, actuele en mondelinge vraag te stellen of mededeling te doen tijdens het Zaanstad Beraad. De agendacommissie bepaalt op welk moment daar in het programma van het Zaanstad Beraad ruimte voor wordt gemaakt.

Artikel 57 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden door de raadsgriffier op een lijst geplaatst met een voorstel tot wijze van afdoening. Deze lijst wordt eenmaal per week aan de leden van de raad toegezonden en op de website openbaar gemaakt.

  • 2. Binnen een week na toezending van de lijst van ingekomen stukken kan een raadslid aan de agendacommissie gemotiveerd een andere wijze van afdoening van een stuk voorstellen. De agendacommissie beslist over dit voorstel en maakt, indien besloten wordt tot een andere wijze van afdoening, dit kenbaar aan de raadsleden.

  • 3. Indien er binnen een week na publicatie van de lijst van ingekomen stukken geen ander voorstel tot afdoening is ingediend, wordt geacht te zijn ingestemd met het in het eerste lid genoemde voorstel tot wijze van afdoening.

  • 4. Het vorenstaande laat onverlet dat raadsleden en fracties gebruik kunnen maken van hun rechten naar aanleiding van ingekomen stukken.

Artikel 58 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het presidium in overleg met de agendacommissie vaststelt.

Artikel 59 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, evenals de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het presidium in overleg met de agendacommissie vaststelt.

Artikel 60 Lidmaatschap van andere organisaties

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester, de secretaris of een ander door de gemeenteraad aangewezen persoon, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het bestuurvan een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Indien een raadslid bespreking wenst van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de agendacommissie ten behoeve van agendering in het Zaanstad Beraad.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 51, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 52, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden of een ander door gemeenteraad aangewezen persoon, heeft benoemd.

Hoofdstuk 6 Burgers, belanghebbenden en pers

Artikel 61 Verstrekken van informatie door burgers

  • 1. Burgers kunnen bij de agendacommissie een verzoek indienen om tijdens het informatieve deel van het Zaanstad Beraad een marktkraam ten behoeve van het geven van informatie te betrekken, en/of om een informatieve bijeenkomst te agenderen ten behoeve van het geven van een presentatie aan de raadsfracties.

  • 2. Het verzoek dient 8 dagen voorafgaand aan het Zaanstad Beraad schriftelijk bij de agendacommissie ingediend te zijn en omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp en het doel van de gewenste informatieverstrekking.

Artikel 62 Rondvraag voor burgers

  • 1. Burgers kunnen bij de agendacommissie een verzoek indienen om een rondvraag te agenderen in een informatieve bijeenkomst van het Zaanstad Beraad, teneinde van de raadsfracties een antwoord te ontvangen en ter vergadering te bespreken.

  • 2. De rondvraag kan niet worden gebruikt voor het stellen van vragen aan het college, voor klachten en bezwaarschriftprocedures, voor benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3. Het verzoek dient 8 dagen voorafgaand aan het Zaanstad Beraad schriftelijk bij de agendacommissie ingediend te zijn, en omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd evenals de te stellen vragen.

  • 4. Indien de vraag voldoet aan de voorwaarden neemt de agendacommissie de rondvraagbijeenkomst op in het programma van het Zaanstad Beraad.

Artikel 63 Spreekrecht voor burgers

  • 1. Burgers kunnen bij de agendacommissie een verzoek indienen om in te spreken op een onderwerp dat geagendeerd is in het Zaanstad Beraad.

  • 2. Het verzoek kan ingediend worden vanaf publicatie van het programma van het Zaanstad Beraad tot de aanvang (19.00) van de avond van het Zaanstad Beraad waar het betreffende onderwerp geagendeerd is.

  • 3. Wanneer een inspreker zich gemeld heeft organiseert de agendacommissie een inspraakbijeenkomst over het aangemelde onderwerp op de avond van het Zaanstad Beraad waarop het onderwerp geagendeerd is. Een inspreker heeft een spreektijd van 5 minuten. Bij meerdere insprekers over hetzelfde onderwerp kan de voorzitter van de inspraakbijeenkomst de spreektijd aanpassen.

Artikel 64 Burgerinitiatief

Burgers hebben het recht van initiatief om een voorstel in het Zaanstad Beraad te brengen, conform de Verordening op het Burgerinitiatief.

Artikel 65 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 66 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan voor de aanvang van de vergadering mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 67 Regels voor gebruik communicatiemiddelen

In de vergaderzaal en op de publieke tribune is het alleen toegestaan gebruik te maken van communicatiemiddelen als een mobiele telefoon, indien alle geluidsfuncties die de orde van de vergadering kunnen verstoren uitgeschakeld staan. In uitzonderlijke gevallen kan door de voorzitter ontheffing verleend worden.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering en geheimhouding

Artikel 68 Besloten vergadering

  • 1. De deuren van de raadsvergadering worden gesloten conform de procedureregels van artikel 23 Gemeentewet.

  • 2. De deuren van een bijeenkomst in het Zaanstad Beraad worden gesloten als de agendacommissie of de voorzitter het nodig oordeelt. In beslotenheid kan diegene(n) die een verzoek voor een besloten bijeenkomst heeft gedaan dit toelichten. De voorzitter beslist, na het horen van de fractiewoordvoerders, of in beslotenheid wordt vergaderd.

  • 3. Op een besloten raadsvergadering of besloten bijeenkomst in het Zaanstad Beraad zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering of bijeenkomst.

Artikel 69 Verslag

  • 1. Aan het begin van een besloten raadsvergadering of een besloten bijeenkomst in het Zaanstad Beraad wordt besloten of er een verslag van de raadsvergadering respectievelijk een besluitenlijst van de bijeenkomst wordt gemaakt en zo ja of daar geheimhouding op wordt gelegd.

  • 2. De griffier zendt het verslag van een besloten vergadering respectievelijk de besluitenlijst van een besloten bijeenkomst in beginsel toe aan de raadsleden, de leden van het college en de overige bij de besloten vergadering aanwezige personen, waarbij wordt gewezen op het besloten karakter van de vergadering en/of de plicht tot geheimhouding.

  • 3. De raadsleden, leden van het college en de overige bij de besloten vergadering aanwezige personen hebben het recht binnen tien dagen na toezending of ter inzage legging van het verslag een voorstel tot wijziging ervan bij de griffier in te dienen, indien het verslag naar hun oordeel onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat besproken is.

  • 4. Indien er binnen tien dagen na toezending van het verslag van een besloten bijeenkomst van het Zaanstad Beraad geen voorstel tot wijziging is ingediend, wordt het verslag geacht definitief te zijn vastgesteld.

  • 5. Indien er binnen tien dagen na toezending van het verslag van een besloten bijeenkomst van het Zaanstad Beraad voorstellen tot wijziging zijn ingediend, beslist de voorzitter van de besloten vergadering over de voorgestelde wijziging, stelt het verslag definitief vast, en stelt alle betrokkenen daarvan op de hoogte.

  • 6. Indien er binnen tien dagen na toezending van het verslag van een besloten raadsvergadering voorstellen tot wijziging zijn ingediend, brengt de voorzitter een advies uit over de voorgestelde wijziging. Het schriftelijke verslag wordt met het advies van de voorzitter ter besluitvorming aangeboden en vastgesteld in de eerstkomende raadsvergadering. Wanneer beraadslaging wordt verlangd worden de deuren van de vergadering gesloten.

  • 7. Na definitieve vaststelling van verslagen of besluitenlijsten waarop geheimhouding is gelegd beslist in geval van een verslag van een raadsvergadering de raad over het openbaar maken van het verslag, en in geval van een besloten bijeenkomst in het Zaanstad Beraad de agendacommissie over openbaarmaking van het verslag, nadat het college, de burgemeester of het betrokken collegelid is gehoord.

Artikel 70 Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van een besloten raadsvergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

  • 2. Voor de afloop van een besloten bijeenkomst in het Zaanstad Beraad beslist de voorzitter van de besloten bijeenkomst of over het verhandelde geheimhouding zal gelden, en stelt de voorzitter vast of er op de stukken geheimhouding rust conform artikel 25 van de Gemeentewet.

Artikel 71 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding niet te bekrachtigen dan wel op te heffen, wordt indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 72 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter, en in het geval van een bijeenkomst in het Zaanstad Beraad de voorzitter van de bijeenkomst na consultatie van de deelnemers aan de bijeenkomst.

Artikel 73 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 1 september 2008.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad vastgesteld bij raadsbesluit van 8 september 2005, evenals de verordening op de raadscommissies vastgesteld bij raadsbesluit van 8 september 2005.

Artikel 74 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en het Zaanstad Beraad van de gemeente Zaanstad.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 28 augustus 2008.

Geheimhouding en beslotenheid

Spelregels, procedures, interpretaties en werkprocessen bij de Raadsvergadering en het Zaanstad Beraad

Behorend bij het Reglement van Orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de raad en het Zaanstad Beraad van de gemeente Zaanstad.

  • .

    Alles openbaar, tenzij

  • .

    De begrippen beslotenheid, geheimhouding en vertrouwelijkheid

  • .

    Voor wie geldt geheimhouding

  • .

    Schending geheimhouding

  • .

    Niet eens met geheimhouding

  • .

    Geheimhouding opleggen op stukken en bekrachtiging in de raad

  • .

    Verspreiding van geheime stukken

  • .

    Hoe wordt een vergadering besloten en wie zijn aanwezig

  • .

    Geheimhouding opleggen op de beraadslaging en op het verslag

  • .

    Opheffen van de geheimhouding

Alles openbaar, tenzij

In beginsel is elke vergadering van de raad en het Zaanstad Beraad openbaar. En in principe is gemeentelijke informatie voor ieder (dus ook voor raadsleden) toegankelijk.

Dit beginsel staat in de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB), die ook de uitzonderingsgronden aangeeft om onderwerpen niet in de openbaarheid te behandelen of om informatie niet te verstrekken. De informatie kan dan wel gegeven en/of besproken worden, maar onder oplegging van geheimhouding. Bijvoorbeeld vanwege financiële belangen van de gemeente.

Ook de Gemeentewet kent een weigeringsgrond in artikel 169 lid 3 en artikel 180 lid 3: het college resp. de burgemeester geeft de door een of meer raadsleden gevraagde inlichtingen tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

De Gemeentewet (artikel 24) noemt andersom ook een aantal onderwerpen waarover niet in beslotenheid mag worden beraadslaagd en besloten. Zoals bijvoorbeeld de begroting en

jaarrekening.

De begrippen beslotenheid, geheimhouding en vertrouwelijkheid

Geheimhouding kan worden opgelegd op stukken, op hetgeen besproken is in een besloten vergadering (de beraadslaging), en op het verslag/notulen/besluitenlijst van een besloten vergadering. Met geheimhouding ontstaat een zwijgplicht.

Beslotenheid heeft betrekking op een vergadering. Een besloten vergadering is niet openbaar, er wordt zogezegd achter gesloten deuren (of met de deuren dicht) vergaderd. Op wat in een besloten vergadering is besproken ligt niet automatisch ook geheimhouding. Geheimhouding op het besprokene moet expliciet worden opgelegd. Indien geen geheimhouding wordt opgelegd, kan na afloop van de vergadering mededeling worden gedaan van het in de vergadering behandelde. Het woord vertrouwelijk komt wel voor in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en ook in de WOB, maar de Gemeentewet kent alleen het begrip geheim en geheimhouding1. De strekking van de begrippen is vrijwel gelijk, maar 'geheim' is formeel beter geregeld. Voor de term 'geheim' zijn in de wet regels opgenomen over het opleggen en opheffen, alsmede over de schending van geheimhouding. Voor stukken met vertrouwelijk erop gelden die regels niet eenduidig voor altijd en iedereen (jurisprudentie). Dit is tevens het geval met de term 'niet openbaar'. Voor de eenduidigheid wordt daarom op de stukken waarop geheimhouding is opgelegd alleen nog de term "geheim" vermeld: dan weet iedereen waar hij aan toe is (formele procedures en de WOB toetsingscriteria gelden, strafrechtelijk vervolgbaar).

Voor wie geldt geheimhouding

De Gemeentewet geeft aan (artikel 25) dat de geheimhoudingsplicht geldt voor iedereen die bij de behandeling in een vergadering aanwezig waren, en voor diegenen die kennis dragen van het behandelde en/of voor iedereen die kennis draagt van de geheime stukken. De geheimhouding geldt dus niet alleen voor raadsleden, maar ook voor anderen, zoals steunfractieleden, wethouders of ambtenaren.

Schending geheimhouding

Het schenden van geheimhouding kan tot strafrechtelijke vervolging leiden. Een procedure kan bijvoorbeeld worden aangespannen door de raad. De rechter beoordeelt of er van schending van geheimhouding sprake is. Het Wetboek van Strafrecht (artikel 272) geeft aan welke straf er maximaal op staat. Ook hebben raadsleden en steunfractieleden de gedragscode ondertekend waarin regels staan over hoe om te gaan met geheimhouding. Overtreding van de regels kan sancties tot gevolg hebben.

De Algemene wet Bestuursrecht (artikel 2:5) bepaalt daarnaast dat iedereen die betrokken is bij de uitvoering van een taak van een bestuursorgaan, en over vertrouwelijke informatie beschikt, verplicht is tot geheimhouding2. Ook geven raadsleden en steunfractieleden met de eedaflegging in de raadsvergadering aan dat zij de wetten zullen nakomen.

Niet eens met geheimhouding

Indien een raadslid, steunfractielid of een ander persoon het niet eens is met de opgelegde geheimhouding op een stuk, staat de weg open van de administratieve rechter. Die rechter beoordeelt dan of de geheimhouding voldoet aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van geheimhouding. Dat kan betekenen dat het besluit tot oplegging van geheimhouding wordt vernietigd.

Geheimhouding opleggen op stukken en bekrachtiging in de raad

Met stukken wordt hier bedoeld de stukken die aan de raad ter besluitvorming worden voorgelegd, de stukken die voor een zienswijze aan de raad worden voorgelegd en de stukken die de raad ter kennisname ontvangt.

Geheimhouding op stukken kan worden opgelegd door de burgemeester, het college, de raad, een commissie en de commissievoorzitter. De geheimhouding (o.g.v. WOB) moet op het stuk worden gemotiveerd.

In de Gemeentewet (Art 25, derde lid) wordt m.b.t. het opleggen van geheimhouding gesteld dat de opgelegde geheimhouding vervalt indien de geheimhouding op stukken die aan de raad zijn overlegd, niet in de eerstvolgende raadsvergadering worden bekrachtigd. De Gemeentewet is niet duidelijk of dit voor alle aan raadsleden toegezonden stukken geldt of alleen voor de stukken waarover in de raadsvergadering besluitvorming plaatsvindt (raadsvoorstellen).

Op basis van jurisprudentie (rechtbank Assen) en uit praktische overwegingen hanteren we in de gemeente Zaanstad de procedure dat bekrachtiging van de geheimhouding door de raad plaatsvindt bij stukken die aan de raad ter besluitvorming zijn voorgelegd. Bij geheime stukken die aangeboden zijn ter kennisname of zienswijze (bespreking in het Zaanstad Beraad) volstaat de oplegging van de geheimhouding door het betreffende orgaan (veelal het college) en is geen bekrachtiging (in de raadsvergadering) door de raad vereist.

Indien een zienswijze na bespreking in het Zaanstad Beraad alsnog ter besluitvorming in de raadsvergadering wordt voorgelegd, is het betreffende stuk "van de raad" geworden en geldt alsnog de regel van bekrachtiging van de geheimhouding.

Indien bij een openbaar raadsvoorstel sprake is van een geheime bijlage, en die bijlage maakt onderdeel uit van de besluitvorming, dan dient de geheimhouding op die bijlage ook in de raadsvergadering bekrachtigd te worden.

Verspreiding van geheime stukken

De stukken waarop geheimhouding is gelegd worden duidelijk als "geheim" gemarkeerd (in rood gekopieerd met opdruk "geheim"), en in beginsel toegezonden in een gesloten envelop aan de raadsleden. Ook steunfractieleden hebben het recht om de beschikking te krijgen over stukken waarop geheimhouding is gelegd of om deze stukken in te zien.3 Wanneer het gaat om omvangrijke en complexe geheime stukken en het niet zinvol is om deze te reproduceren en toe te zenden, liggen de geheime stukken ter inzage liggen bij de griffier, en wordt na inzage door raads- en steunfractieleden getekend voorgezien. Geheime stukken liggen niet op de gebruikelijke plekken ter inzage en worden niet in BIS geplaatst.

Hoe wordt een vergadering besloten en wie zijn aanwezig

Alle besloten vergaderingen starten (formeel) in het openbaar, omdat het verzoek om een vergadering besloten te houden (in principe) in de openbaarheid gedaan moet worden. In de raadsvergadering worden Je deuren gesloten (besloten) als tenminste een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodigt oordeelt, en in het Zaanstad Beraad wanneer de agendacommissie of de voorzitter het nodig oordeelt. In beslotenheid kan diegene die een verzoek voor beslotenheid heeft gedaan dit toelichten. Vervolgens beslist de raad of er in beslotenheid wordt vergaderd. In het Zaanstad Beraad beslist de voorzitter na het horen van de fractiewoordvoerders.

In de praktijk zal de agendacommissie vooraf aangeven of de vergadering in beslotenheid gehouden wordt. Formeel geldt de bovengenoemde procedure, die bij meningsverschillen of onduidelijkheid over de noodzaak van beslotenheid letterlijk zo gevolgd zal worden. In een besloten raadsvergadering zijn aanwezig de voorzitter, raadsleden, de griffier en/of griffiemedewerker en het collegelid, wiens portefeuille het betreft. De raad beslist wie verder bij de vergadering aanwezig mogen zijn, bijvoorbeeld ambtenaren of steunfractieleden. In een besloten bijeenkomst van het Zaanstad Beraad geldt hetzelfde met dien verstande dat in de regel ook steunfractieleden aanwezig zijn en dat de voorzitter van de vergadering verder beslist na het horen van de fractiewoordvoerders.

Geheimhouding opleggen op de beraadslaging en op het verslag

De raad kan, op wat er in een besloten raadsvergadering is besproken (de zgn mondelinge beraadslaging), geheimhouding opleggen op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB). In het Zaanstad Beraad maakt de voorzitter van de bijeenkomst dat expliciet bekend nadat hij de fractiewoordvoerders gehoord heeft. De geheimhouding moet opgelegd worden in dezelfde vergadering als waar het besproken is. Dat kan niet achteraf.

Hoewel geheimhouding leggen op het besprokene in een besloten vergadering vanzelfsprekend lijkt of gelijk aan het besluit om die vergadering besloten te houden, is het dat niet. Het is immers denkbaar dat aan het einde van een besloten vergadering geconcludeerd wordt dat het besprokene bij nader inzien of ondanks de eerdere verwachting geenszins geheim is of zou moeten zijn. Daarom is het verstandig altijd aan het einde van de besloten vergadering de al dan niet geheimhouding op het besprokene te expliciteren.

Hetzelfde gaat op voor het opleggen van geheimhouding op het verslag van de vergadering. Het kan wenselijk zijn te besluiten om een openbaar verslag van de vergadering te maken met weglating van de onderdelen waarvan in de vergadering bepaald is dat deze geheim zijn. In het Reglement van Orde (artikel 69) is de procedure beschreven met betrekking tot de vaststelling van een geheim verslag van een besloten raadsvergadering respectievelijk een geheime besluitenlijst van een besloten bijeenkomst van het Zaanstad Beraad.

Opheffen van de geheimhouding

Algemene regel is dat het orgaan dat de geheimhouding oplegt, deze ook weer zelf moet opheffen.4 Dat impliceert dat de raad de geheimhouding kan opheffen van raadsvoorstellen/raadsbesluiten, van de verslagen en van het besprokene in raadsvergaderingen die besloten waren. In het Reglement van Orde is aangegeven dat de agendacommissie kan besluiten over openbaarmaking van verslagen van besloten bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad. In de praktijk kan het handig zijn deze opheffingsbesluiten allemaal in een pakket door de raad te laten nemen.

De geheimhouding op de stukken ter kennisname en voor zienswijze moet door het college worden opgeheven.

Dergelijk opheffingsbesluiten vergen voorbereiding, waaronder het voorgeschreven overleg met het college, de burgemeester of het betrokken collegelid, en vervolgens agendering in een vergadering van respectievelijk raad, agendacommissie of college ten behoeve van besluitvorming. Wanneer er beraadslaging wordt verlangd over het opheffingsvoorstel zullen de deuren van de (raads)vergadering opnieuw gesloten moeten worden en geheimhouding worden opgelegd. Het verdient aanbeveling om al bij de oplegging van de geheimhouding aan te geven voor hoe lang of onder welke voorwaarden de geheimhouding zal gelden en dat expliciet mee te nemen in het formele besluit van het betreffende orgaan. Daarmee is de opheffing van de geheimhouding gewaarborgd, en spaart dat later veel werk uit.

INHOUD

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen en organen van de raad

Artikel 1 begripsomschrijvingen

Artikel 2 de voorzitters

Artikel 3 de griffier en de commissiegriffier

Artikel 4 het college

Artikel 5 de secretaris

Artikel 6 het presidium

Artikel 7 de agendacommissie

Artikel 8 commissies

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden, fractles, steunfractieleden, en benoeming wethouders

Artikel 9 onderzoek geloofsbrieven en beëdiging nieuwe Ieden

Artikel 10 fractie

Artikel 11 toelating en ontslag steunfractieleden

Artikel 12 benoeming wethouder

Hoofdstuk 3 Raadsvergadering

Paragraaf 3.1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 13 vergadertijd en plaats

Artikel 14 oproep en vergaderstukken

Artikel 15 agenda

Artikel 16 ter inzage leggen van stukken

Artikel 17 openbare kennisgeving

Artikel 18 verslaglegging

Paragraaf 3.2 Orde van de raadsvergadering

Artikel 19 debat en besluitvorming

Artikel 20 presentielijst

Artikel 21 zitplaatsen

Artikel 22 opening vergadering en quorum

Artikel 23 spreekregels

Artikel 24 voorstellen van orde

Artikel 25 handhaving orde en schorsing

Artikel 26 deelname aan de beraadslaging door anderen

Artikel 27 stemverklaring

Artikel 28 beslissing

Paragraaf 3.3 Procedures bij stemmingen

Artikel 29 algemene bepalingen over stemming

Artikel 30 stemming over amendementen en moties

Artikel 31 stemming over personen

Artikel 32 herstemming over personen

Artikel 33 beslissing door het lot

Hoofdstuk 4 Zaanstad Beraad

Paragraaf 4.1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 34 vergadertijd en plaats

Artikel 35 oproep en programma

Artikel 36 vergaderstukken

Artikel 37 ter inzage leggen van stukken

Artikel 38 openbare kennisgeving

Artikel 39 verslaglegging

Paragraaf 4.2 Orde van de bijeenkomsten

Artikel 40 informatie en meningsvorming

Artikel 41 deelname aan de bijeenkomst

Artikel 42 zitplaatsen

Artikel 43 spreekregels

Artikel 44 handhaven van de orde en schorsing

Artikel 45 voortgangsbeslissingen

Hoofdstuk 5 Instrumenten van de raad en rechten van de leden

Artikel 46 amendementen

Artikel 47 moties

Artikel 48 initiatiefvoorstel

Artikel 49 raadsvoorstel

Artikel 50 interpellatie

Artikel 51 schriftelijke vragen

Artikel 52 inlichtingen

Artikel 53 onderzoek

Artikel 54 agenda-initiatief

Artikel 55 rondvraag

Artikel 56 actualiteiten

Artikel 57 ingekomen stukken

Artikel 58 procedure begroting

Artikel 59 procedure jaarrekening

Artikel 60 lidmaatschap van andere organisaties

Hoofdstuk 6 Burgers, belanghebbenden en pers

Artikel 61 verstrekken van informatie door burgers

Artikel 62 rondvraag voor burgers

Artikel 63 spreekrecht voor burgers

Artikel 64 burgerinitiatief

Artikel 65 toehoorders en pers

Artikel 66 geluid- en beeldregistraties

Artikel 67 regels voor gebruik communicatiemiddelen

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering en geheimhouding

Artikel 68 besloten vergadering

Artikel 69 verslag

Artikel 70 geheimhouding

Artikel 71 opheffing geheimhouding

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 72 uitleg reglement

Artikel 73 inwerkingtreding

Artikel 74 citeertitel

Toelichting ophet regelement van orde

Aanhangsel: Geheimhouding en beslotenheid

Toelichting op het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en het Zaanstad Beraad van de gemeente Zaanstad

Algemeen

Na bijna 1½ jaar werken met het Zaanstad Beraad, in februari 2007 ingevoerd en in juli 2007 en april 2008 op de hoofdlijnen positief geëvalueerd, is het tijd om deze werkwijze nu in een Reglement van Orde (RvO) vast te leggen, en het oude Reglement van Orde (RvO2005) en de verordening op de raadscommissies uit 2005 in te trekken.

Een belangrijke wijziging is dat de bijeenkomsten in het Zaanstad Beraad geen raadscommissies zijn in de zin van artikel 82 Gemeentewet. Daarmee is de verordening op de raadscommissies uit 2005 overbodig geworden. Wanneer de gemeenteraad om redenen een raadscommissie conform artikel 82 Gemeentewet instelt, bijvoorbeeld in geval van de auditcommissie of een burgemeestersvacature, stelt de raad ook de verordening specifiek ten behoeve van die raadscommissie vast. Dit betekent dat er nu een Reglement van Orde voor de gemeenteraad van Zaanstad is, waarin alle raadswerkzaamheden geregeld worden. Datgene wat geregeld moet worden over de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad is opgenomen in een apart hoofdstuk 4. Ook is er met het oog op het Zaanstad Beraad een aantal artikelen toegevoegd aan het hoofdstuk 5 over de instrumenten van de raad en de rechten van de leden, en aan hoofdstuk 6 over de rechten van burgers. Voor het overige is ons RvO2005 zoveel mogelijk gevolgd, en is het modelreglement van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2006 geraadpleegd (VNGmodel). Hier en daar zijn ten opzichte van deze twee voorbeelden aanpassingen gemaakt in indeling en benaming van hoofdstukken en artikelen, als dat logischer leek en het reglement daarmee toegankelijker werd. Waar inhoudelijke aanpassingen zijn gemaakt wordt dat hoofdstuksgewijs en/of artikelsgewijs gemotiveerd en toegelicht met verwijzing naar "RvO2005" respectievelijk "VNGmodel".

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen en organen van de raad

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De definitie van steunfractieleden is in overeenstemming met de definitie in de Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden en steunfractieleden van januari 2007 en de verordening op de fractieondersteuning van april 2007.

Artikel 2 De voorzitters

De Grondwet artikel 125 derde lid en de Gemeentewet artikel 9 schrijven (nog) dwingend voor dat de burgemeester de voorzitter van de raad is. De Gemeentewet artikel 77 eerste lid regelt ook de waarneming van het voorzitterschap van de raad, maar staat toe dat de raad zelf een lid van de raad met de waarneming kan belasten. Voor dit laatste is in dit reglement gekozen. Als de waarnemend voorzitter ook afwezig is wordt de wettelijke regeling gevolgd.

In dit artikel 2 wordt geregeld hoe de waarnemend voorzitter van de raad en de voorzitters van de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad worden benoemd, wanneer hun voorzitterschap eindigt, en wat hun formele taken zijn. Al jarenlang zijn er in Zaanstad raadsleden tot commissievoorzitter benoemd of aangewezen. Met de invoering van het Zaanstad Beraad is een relatief groot aantal voorzitters nodig om enigszins flexibel een programma met bijbehorende voorzitters te kunnen vaststellen. Ook steunfractieleden kunnen nu deze bijeenkomsten voorzitten. De benoeming doorde raad geeft aan dat de raad aan de voorzitters het gezag zal toekennen dat nodig is om de bijeenkomst te kunnen leiden.

Artikel 3 De griffier en de commissiegriffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid van dit artikel 3 is daarover een bepaling opgenomen.

Ten behoeve van de bijeenkomsten in het Zaanstad Beraad is in lid 4 van dit artikel 3 de bijstand van een griffiemedewerker geregeld. In de ambtsinstructie voor de griffier heeft de raad de taken van de griffier vastgesteld. In het mandaatbesluit heeft de raad de personele aangelegenheden van de raadsgriffie aan de griffier gemandateerd, waardoor de griffier de in het vierde lid van dit artikel 3 bedoelde commissiegriffiers kan aanwijzen.

In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde en zesde lid van dit artikel 3 een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier resp. de commissiegriffier aan de beraadslaging.

Artikel 4 Het college

In VNGmodel staat dat de collegeleden uitgenodigd kunnen worden, en in ons RvO2005 is een uitnodiging afhankelijk van de te behandelen agendapunten. Een doorlopende uitnodiging zoals nu opgenomen is attenter, gemakkelijker, en past beter in de Zaanse praktijk.

Artikel 5 De secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie. In de Verordening op de fractieondersteuning (april 2007) is de ambtelijke bijstand voor de raad door de gemeentesecretaris en/of zijn ambtenaren nader geregeld.

Artikel 6 Het presidium

Het presidium heeft een procedurele rol. Omdat het presidium is samengesteld uit fractievoorzitters kunnen er in de vergaderingen zonodig ook andere overlegonderwerpen, relevant voor fractievoorzitters, geagendeerd worden. Wat betreft de inhoudelijke aspecten dient het presidium niet meer dan een ondergeschikte rol te vervullen, omdat anders het gevaar bestaat dat er binnen de raad een nieuw bestuursorgaan wordt gecreëerd, wat in strijd is met de Grondwet die het primaat expliciet bij de raad legt (artikel 125, eerste lid Grondwet).

Vanwege zijn ondersteunende rol voor de raad is de griffier bij het presidium aanwezig.

Vanwege de relatie met werkzaamheden van de agendacommissie kan gezamenlijk overleg gewenstzijn. Voor de onderwerpen "agendering begroting" en "agendering jaarrekening" is dat in artikel 58en 59 van dit reglement ook vastgelegd.

Vanwege de aard van de werkzaamheden (raadsaangelegenheden) is geregeld dat vervanging vaneen fractievoorzitter alleen kan door een raadslid, en niet door een steunfractielid.

Om de positie van minderheden te beschermen en om de betrokkenheid van elke fractie bij raadsaangelegenheden te ondersteunen heeft in het presidium elke fractie een stem die even zwaar weegt. Bovendien heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een brief (april 2008) laten weten dat een zogenoemde gewogen stemming slechts mogelijk is als de wetgever dat uitdrukkelijk zou hebben geregeld, en dat is niet het geval. De toegevoegde regel betreffende heroverweging van het besluit wanneer dit niet overeenkomt met de mening van de getalsmatige meerderheid van de raad wordt al enige jaren in praktijk gebracht in het presidium van Zaanstad.

Deze regel verwijst er naar dat beslissingen van het presidium, bijvoorbeeld over de agenda of orde van raadsvergaderingen, bij ordevoorstel of motie in de vergadering van de gemeenteraad ter stemming gebracht en uiteindelijk door de getalsmatige meerderheid beslist kunnen worden. Het kan van wijsheid getuigen dat de leden van het presidium daar op anticiperen.

Hoe de verslaglegging van de vergaderingen van het presidium plaatsvindt, is in het reglement niet geregeld. Het presidium is een functioneel, intern beraad waarvan de vergaderingen niet voor publiek zijn opengesteld. De procedurele en procesmatige afspraken die in de vergaderingen gemaakt worden, worden direct gecommuniceerd naar de betrokkenen, veelal richting de raadsleden maar zonodig ook in de openbaarheid.

Artikel 7 De agendacommissie

Beoogd wordt een kleine en snelwerkende agendacommissie, die met inhoudelijke kennis van zaken kan anticiperen op de politieke zwaarte die fracties aan de te agenderen onderwerpen zullen toekennen. Het is belangrijk dat de agendacommissie die inschatting goed maakt en omzet in behandelprocedures, tijdstippen en vergaderduur. Maar anderzijds zijn er ook vangnetten wanneer de raadsleden (in meerderheid) de agendering toch anders willen, zoals ordevoorstellen in de raad en opnieuw agenderen in Zaanstad Beraad.

De samenstelling van de agendacommissie is zo klein mogelijk gehouden, waarbij er van uit gegaan wordt dat een raadslid deel uitmaakt van de coalitiefracties en een raadslid van de fracties van de oppositie.

Er is bewust niet geregeld dat er plaatsvervangers worden aangewezen. Het gaat immers niet om de verdediging van belangen of posities maar om inzicht en wijsheid. Bij incidentele afwezigheid van een lid van de agendacommissie is vervanging door een persoon die niet ingewerkt is niet zinvol. Bij structurele afwezigheid kan de raad de situatie op dat moment oplossen met de benoeming van een nieuw lid.

Wat betreft de verslaglegging van de vergaderingen van de agendacommissie geldt hetzelfde als bij het presidium.

Artikel 8 Commissies

Dit artikel is opgenomen om aan te geven dat de raad altijd "officiële" raadscommissies kan instellen wanneer informele overleggen of de bijeenkomsten in het Zaanstad Beraad niet voldoen. Bijvoorbeeld bij bijzondere opdrachten, zoals de vertrouwenscommissie bij een burgemeestersvacature, of de auditcommissie. Wanneer de raad een dergelijke commissie instelt wordt bij verordening tevens de opdracht, de samenstelling en de werkwijze vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden, fracties, steunfractieleden, en benoeming wethouders

Artikel 9 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging nieuwe leden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel V1 Kieswet). Voor dit benoemingsbesluit is bij ministeriële regeling een model vastgesteld. De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel V2 Kieswet). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overgelegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittrekstel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet-Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10, tweede lid Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15, derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenoemde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen in de eerste samenkomst van de nieuwe raad na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Artikel 10 Fractie

In dit artikel wordt geregeld wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33 tweede lid uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen.

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als een fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen. De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.

Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie. Gevolgen van fractieafsplitsing en ontstaan nieuwe fractie zijn onder meer wijzigingen in de fractievergoeding, nieuwe steunfractieleden inclusief vergoeding, en de toetreding van een nieuwe fractievoorzitter in het presidium, een en ander conform dit reglement van orde en de verordening op de fractieondersteuning.

Artikel 11 Toelating en ontslag steunfractieleden

Met de invoering van het Zaanstad Beraad is beoogd veel van het raadswerk te concentreren op een avond in de week. Dat kan betekenen dat fracties zich willen of moeten laten bijstaan door zogenoemde steunfractieleden voorzover het gaat om informatieverwerving en meningsvorming. De positie en de rechten van steunfractieleden zijn ook vastgelegd in de Verordening op de fractieondersteuning. In dit Reglement van Orde wordt de toelating en ontslag van steunfractieleden geregeld.

Artikel 12 Benoeming wethouder

Dit artikel geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadslidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41 b en 41 c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

Het tweede lid opent de mogelijkheid dat de raad nadere criteria vaststelt voor de benoeming van een wethouder, wanneer daar bij de vervulling van een incidentele vacature of na raadsverkiezingen behoefte aan is.

Hoofdstuk 3 Raadsvergaderingen

In dit hoofdstuk wordt de gang van zaken met betrekking tot de raadsvergaderingen geregeld, ingedeeld in drie paragrafen:

  • 1.

    tijdstip van vergaderen, en de te treffen voorbereidingen zoals het verzenden van de agendastukken en de verslaglegging van de vergaderingen

  • 2.

    de orde van de raadsvergadering zoals het quorum en de wijze van vergaderen

  • 3.

    de procedures bij stemmingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 13 vergadertijd en plaats

Als gevolg van artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt met de agendacommissie. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie.

Artikel 14 Oproep en vergaderstukken

In artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering.

Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter tenminste zes dagen voor een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Deze termijn is t.o.v. VNGmodel aangepast aan de praktijk in Zaanstad. Omdat er de donderdag voorafgaand aan de raadsvergadering nog een Zaanstad Beraad is waarvan de resultaten doorwerken naar de raadsvergadering, kan de agenda met vergaderstukken voor de raadsvergadering niet eerder dan op vrijdag, dus zes dagen van te voren verstuurd worden.

Lid 3 van dit artikel sluit aan op de Zaanse praktijk waarin toegevoegde of gewijzigde agendapunten en stukken naar de raadsleden worden gemaild en tegelijkertijd in de postbakjes wordt verspreid en/of op de vergadertafel in de raadzaal worden neergelegd.

Onder vergaderstukken wordt verstaan het "inhoud voorstel aan Raad" en het bijbehorende "Raadsbesluit".

De eerste zin van lid 4 over geheime stukken is conform het VNGmodel. Maar in Zaanstad is afgesproken en in het RvO2005 ook vastgelegd dat in principe de griffier geheime stukken aan de leden toestuurt i.e. via de postbakjes verspreidt. In voorkomende gevallen, bijvoorbeeld wanneer het gaat om omvangrijke stukken met veel cijfermatige informatie, kan de griffier besluiten om de stukken niet te vermenigvuldigen en toe te zenden maar op de griffie ter inzage te leggen.

Artikel 15 Agenda

In het VNGmodel wordt de mogelijkheid geopend om na de verzending van de agenda nog een aanvullende agenda op te stellen "die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag", tot twee dagen voor aanvang van de vergadering. In het reglement van Zaanstad wordt die beperking van twee dagen niet gemaakt. Immers conform lid 3 en 4 van dit artikel kan de gemeenteraad zelf in de raadsvergadering beslissen hoe de agenda er uit komt te zien, en kan een onderwerp dat onvoldoende voorbereid is worden terugverwezen naar het Zaanstad Beraad of naar het college. Deze "agenda- en orderechten" van raadsleden zijn het vangnet voor alle beslissingen van de agendacommissie en/of de voorzitter van de raad: uiteindelijk bepaalt de raad zijn eigen agenda.

Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het om de zogenoemde "achterliggende" stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Een stuk is een 'document' in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB. Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.

In de Zaanse praktijk worden de "inhoud voorstel aan Raad" inclusief de achterliggende stukken door het college aan de raad aangeboden, en door de griffie meteen aan de raadsleden doorgestuurd. De raadsleden hebben daardoor de achterliggende stukken in bezit, ruim voordat de agendacommissie de agenda heeft vastgesteld en toegezonden. Veelal vindt ook eerst bespreking plaats in een bijeenkomst van het Zaanstad Beraad (zie hoofdstuk 4 van dit reglement). De achterliggende stukken zijn in toenemende mate ook digitaal te raadplegen. Deze stukken staan op BIS (Bestuursinformatiesysteem) dat via Internet openbaar is, of kunnen daar in worden geplaatst opdat de stukken digitaal openbaar worden.

Dit artikel over ter inzage leggen van stukken "voor een ieder op het gemeentehuis" komt in de praktijk neer op het verlenen van toegang "voor een ieder" tot alle vergaderstukken en achterliggende stukken.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering waaronder ook de stukken die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek kan de griffier inzage verlenen aan de leden van de raad en, indien de wet zich daar niet tegen verzet, aan de steunfractieleden,. Zoals ook bij artikel 14 is toegelicht is in Zaanstad de afspraak dat wanneer het gaat om geheime vergaderstukken de griffier de stukken in beginsel toezendt, maar wel kan besluiten, bijvoorbeeld bij (omvangrijke) geheime achterliggende stukken de geheime stukken alleen ter inzage te leggen.

Artikel 17 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De verplichting om de agenda en stukken ook op het internet te plaatsen stond al in het RvO2005, maar is niet verplicht op grond van de gemeentewet. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit echter wel gewenst.

Artikel 18 Verslaglegging

Dit artikel regelt de verslaglegging van de raadsvergadering en de wijze waarop de verslaglegging wordt vastgesteld. Het maken van een "verslag" is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt in artikel 23, vijfde lid alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken. In de Zaanse praktijk wordt naast een schriftelijk verslag (voorheen "notulen") nu ook een besluitenlijst opgesteld en een video/audio opname van de raadsvergadering gemaakt. De besluitenlijst wordt zo snel mogelijk, veelal de eerstvolgende werkdag op de website gepubliceerd, en de video/audio opname wordt live (op internet) uitgezonden. Vertrouwend op de kwaliteit van de besluitenlijst (griffier) en van het schriftelijk verslag (notuleerbureau plus technische correctie van de griffier) kunnen besluitenlijst en schriftelijk verslag gepubliceerd worden voorafgaand aan de definitieve vaststelling in de eerstvolgende raadsvergadering. Dat is in het belang van een snelle en openbare informatievoorziening over het debat en de besluitvorming in de gemeenteraad. Het artikel regelt langs welke weg de "bezwaarmaking" en definitieve vaststelling vervolgens plaatsvindt. Lid 8 van dit artikel maakt nog melding van de noodzaak van archivering. Uitgangspunt blijft het opbergen van het door de raad vastgestelde schriftelijke verslag, ondertekend door voorzitter en griffier, in het fysieke archief van de gemeente Zaanstad. Daarnaast zijn er meerdere mogelijkheden om raadsvergaderingen uit het verleden snel toegankelijk te maken voor alle belangstellenden. De video/audio opname van de raadsvergadering wordt per agendapunt en per spreker doorzoekbaar gemaakt, wordt gekoppeld aan het schriftelijke verslag en (tegen betaling) door een leverancier in een online archief beschikbaar gehouden. Het schriftelijke getekende verslag wordt in het BIS (bestuursinformatiesysteem) van Zaanstad digitaal opgeslagen en eveneens online beschikbaar gehouden. En de schriftelijke verslagen zullen, per jaargang ingebonden,, raadpleegbaar zijn in de leeskamer van de raadsleden.

Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering

Artikel 19 Debat en besluitvorming

Dit artikel is afkomstig uit het raadsbesluit van januari 2007 over de werkwijze van het Zaanstad Beraad. Er wordt een onderscheid gemaakt in informatieverwerving (zoals vragen stellen), meningsvorming, en besluitvorming. Met dit artikel wordt aangegeven dat in de raadsvergadering besluitvorming aan de orde is, alsmede (afrondend) debat over onderwerpen die daartoe aangewezen zijn.

In de Zaanse praktijk wordt eerst over alle daartoe aangewezen onderwerpen gedebatteerd, en daarna over alle op de stemlijst geplaatste onderwerpen gestemd in volgorde van nummering van het raadsbesluit. In een blok stemmen over alle onderwerpen aan het einde van de vergadering is efficiënt en geeft duidelijkheid over tijdstip en aanwezigheid van raadsleden. Ook geeft het de (woordvoerders van de) fracties nog tijd en gelegenheid om in de loop van de avond het stemgedrag te overwegen, een stemverklaring op te stellen, een motie of amendement in te trekken, of anderszins zich voor te bereiden op de stemmingen. Het nadeel kan zijn dat het aanwezige publiek bij de beraadslagingen (het debat) tot het einde van de avond moet wachten om de stemuitslag te vernemen. In voorkomende gevallen kan de raad dit "publieks"belang afwegen tegen de afgesproken werkwijze, en bij ordevoorstel besluiten een uitzondering te maken en meteen na afronding van het debat over een onderwerp over dat onderwerp te besluiten.

Artikel 20 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vastte stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was. De getekende presentielijst wordt bij het te archiveren exemplaar van het vastgestelde schriftelijke verslag gevoegd.

Artikel 21 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 22 Opening vergadering en quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 ven de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 23 Spreekregels

Voorheen was het gebruikelijk om in het reglement van orde een tweetal spreektermijnen te regelen, te bepalen dat er in de eerste termijn niet werd geïnterrumpeerd, en te bepalen dat het college na de eerste termijn en na de tweede termijn een reactie geeft. Deze wijze van beraadslaging via "fractierondjes in twee termijnen" is in enkele gemeenten, waaronder ook Zaanstad losgelaten om een effectiever en levendiger politiek debat te kunnen voeren waarin fracties zich niet beperken tot vragen stellen aan het college maar ook onderling in politiek debat gaan en zo vaak het woord kunnen nemen als het debat vraagt en de voorzitter met het oog op herhalingen nog toestaat.

Dit artikel over spreekregels is een samentrekking van diverse artikelen uit VNG-model, RvO2005, het raadsbesluit van januari 2007 over de werkwijze van het Zaanstad Beraad, en voorbeelden van andere gemeenten. Bij elkaar geeft het artikel de Zaanse praktijk weer. Met dit nieuwe artikel over spreekregels wordt beoogd dat er een levendig en interactief debat kan plaatsvinden, aantrekkelijk en goed te volgen voor het publiek, zonder al te veel herhalingen of lange beschouwingen, maar voortbordurend op de eerdere besprekingen in het Zaanstad Beraad en toegespitst op de te nemen besluiten (lid 3). En waarbij niet meer naar informatie wordt gevraagd maar gesproken wordt aan de hand van informatie die verkregen is in de stukken en in de fase van informatieverwerving (lid 4) De raadsleden en de collegeleden kunnen gelijkelijk het woord vragen aan de voorzitter en aan het debat deelnemen (lid 2), in de regel door achter een van de spreekgestoeltes te gaan staan (lid 1). Om het debat gedisciplineerd te laten verlopen heeft de voorzitter bevoegdheden om in te grijpen, zoals het tijdelijk niet langer toestaan van interrupties, het verzoek om een bijdrage af te ronden en de mogelijkheid het debat te sluiten als de argumenten voldoende zijn gewisseld en er herhalingen dreigen (lid 2 en 5).

Deze werkwijze staat toe dat er zonder spreektijd gedebatteerd kan worden. Alleen bij uitzondering, bijvoorbeeld bij het debat over de kadernota of de begroting, kan een spreektijdregeling ingesteld worden om te waarborgen dat het debat aan het einde van de vergadertijd ook afgerond is.

Artikel 24 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing).

Artikel 25 Handhaving orde en schorsing

De bevoegdheid die in het eerste lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Dit artikel is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 65 van dit reglement.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslagingen door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht voor "de leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging". De deelname van de burgemeester is geregeld in artikel 21, eerste lid van de Gemeentewet, en de deelname van de wethouder in artikel 4, van de secretaris in artikel 5 en van de griffier in artikel 3 van dit reglement van orde.

Artikel 27 Stemverklaring

Een Stemverklaring dient kort te zijn en mag niet het karakter krijgen van een heropening van het debat als reactie op voorgaande sprekers. De Stemverklaring wordt gegeven voor de handopsteking, of de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming over dat onderwerp begint.

Artikel 28 Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht en de argumenten voldoende zijn gewisseld, tenzij de raad anders beslist. Dit artikel legt vast dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen. De volgende paragraaf van dit hoofdstuk regelt vervolgens in detail de wijze waarop.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

Het stemmen in de gemeenteraad is geregeld in de artikelen 27 t/m 32 van de Gemeentewet. Deze paragraaf in het reglement van orde geeft aan hoe de stemming in de Zaanse praktijk verloopt. In voorgaande jaren was een Zaanse praktijk ontwikkeld die op onderdelen niet meer in overeenstemming bleek te zijn met de Gemeentewet, bijvoorbeeld dat raadsleden en fracties zich om politiekinhoudelijke redenen onthielden van stemming. Als resultaat van discussie in het toenmalige presidium is de wijze van stemmen in het RvO2005 in detail beschreven en in dit reglement grotendeels overgenomen.

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Wel kan men aantekening vragen dat men geacht wordt te hebben tegengestemd (derde lid), uiteraard alleen indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Als die uitkomst niet duidelijk is zal de voorzitter stemming verlangen (lid 1). In de Zaanse praktijk geschiedt stemming door handopsteking. En omdat in lid 2 geregeld is "tenzij hoofdelijke stemming wordt verlangd" wordt nog steeds voldaan aan de vereisten van de Gemeentewet. Beide vormen van stemming worden beschreven in lid 5 t/m 10. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet (de schijn van belangenverstrengeling), en deze beslissing is voorbehouden aan het individuele raadslid. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 30 Stemmingen over amendementen en moties

In dit artikel wordt een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. In Zaanstad is het gebruikelijk om ook de moties eerst in stemming te brengen, en daarna te stemmen over het gehele raadsbesluit (al dan niet geamendeerd). Dit is in afwijking van het VNG-model waarin, omdat een motie niet strekt tot wijziging van het besluit maar alleen nog iets meegeeft wat niet (juridisch) nageleefd behoeft te worden, over zo een motie een apart besluit wordt genomen nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. In Zaanstad prevaleert de gedachte dat pas na de beslissing over de moties de gehele context van het te nemen raadsbesluit bekend is. Deze context wordt van belang geacht om het uiteindelijke stemgedrag inzake het aanhangige voorstel te bepalen, en dientengevolge wordt er over de bij het raadsvoorstel behorende moties eerst gestemd.

Artikel 31 Stemming over personen

Eind 2005 is de Gemeentewet gewijzigd wat betreft het stemmen over personen. Voorheen was bepaald dat dit schriftelijk dient te geschieden middels stembriefjes, nu vermeldt artikel 31, eerste lid alleen dat stemming over personen geheim is. Gemeenten kunnen dus ook middels een middels een elektronisch stemsysteem stemmen over personen, mits de geheimhouding gewaarborgd is. Dit reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming door middel van een behoorlijk ingevuld stembriefje. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan is niet in de wet geregeld. In lid 5 van dit reglement wordt dit nader uitgewerkt. Daarbij is van belang dat een voordracht voor de raad bindend is: de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling daarentegen is een voorstel waarvan de raad mag afwijken, een zogeheten vrije stemming. Is er twijfel over het stembriefje, dan heeft de raad het laatste woord (lid 6).

Artikel 32 Herstemming over personen

Artikel 33 Beslissing door het lot

Deze artikelen behoeven geen toelichting en zijn conform het VNGmodel en RvO2005

Hoofdstuk 4 Zaanstad Beraad

In dit hoofdstuk wordt het Zaanstad Beraad vastgelegd, zoveel mogelijk naar analogie van het hoofdstuk 3 over de raadsvergaderingen, in twee paragrafen:

  • 1.

    tijdstip van vergaderen en de te treffen voorbereidingen, zoals het verzenden van de agendastukken en de verslaglegging van de vergaderingen

  • 2.

    de orde van de bijeenkomsten

De avonden van het Zaanstad Beraad zijn mede ingesteld om het contact met burgers en instellingen te vergroten. De avonden moeten gemakkelijk toegankelijk te zijn voor derden, en zijn daarom informeel, open en laagdrempelig georganiseerd.

Artikel 34 Vergadertijd en plaats

In tegenstelling tot de raadsvergadering (artikel 13) is het niet de voorzitter van de raad die in bijzondere gevallen een andere dag, aanvangsuur of vergaderlocatie kan vaststellen, maar de agendacommissie die indien nodig een andere tijd en plaats vaststelt. Dat zit in het verschil in status van de raadsvergadering (besluitvormend) en het Zaanstad Beraad (informatief en meningsvormend). Naast het reguliere Zaanstad Beraad of een extra Zaanstad Beraad op een ander tijdstip (meestal dinsdagavond) wordt in lid 3 ook de mogelijkheid genoemd van een "nevenprogramma" wanneer het bijvoorbeeld gaat om bijeenkomsten ter verdieping of nadere oriëntatie op een onderwerp, die ook qua tijdsduur niet zouden passen in een regulier Zaanstad Beraad op de donderdagavond.

Artikel 35 Oproep en programma

Artikel 36 Vergaderstukken

Artikel 37 Ter inzage leggen van stukken

Deze artikelen zijn voor zoveel als mogelijk is analoog aan artikel 14 "oproep en vergaderstukken", artikel 15 "agenda" en 16 "ter inzage leggen van stukken", zodat grotendeels kan worden verwezen naar de toelichting bij die artikelen. Een belangrijk verschil is de betekenis van het begrip "vergaderstukken", dat in de context van het Zaanstad Beraad betrekking heeft op de zogenoemde "lichtgroene stukken". Dat zijn de voorstellen die ter besluitvorming of zienswijze worden aangeboden, in de regel door het college, maar ook fractie(s), burgemeester en griffier, presidium, voorzitter & secretaris van een raadscommissie kunnen vergaderstukken toesturen. Dat betreft een "inhoud voorstel aan de raad" of een "inhoud voorstel aan B&W" als het gaat om een zienswijze, en in veel gevallen nog geen toelichtende notitie, een beleidsnota, een bestemmingsplan o.i.d. In de Zaanse praktijk worden deze stukken meteen na ontvangst door de griffie doorgestuurd aan de raadsleden en steunfractieleden, en op het BIS geplaatst. Artikel 36 regelt nu dat agendering van een dergelijk vergaderstuk in het Zaanstad Beraad plaatsvindt tenminste 8 werkdagen (twee weekends) nadat het vergaderstuk verzonden is. Het programma van het Zaanstad Beraad, en de agenda met de bijbehorende raadsnotitie ter toelichting op de bijeenkomst waarin het betreffende vergaderstuk wordt behandeld kan niet eerder dan zes dagen voorafgaand aan het Zaanstad Beraad worden verzonden (artikel 35). Het betreffende vergaderstuk is dan evenwel al langer in bezit. De vergaderstukken kunnen na behandeling in het Zaanstad Beraad op de raadsagenda worden geplaatst. In de context van de raadsvergadering wordt onder vergaderstukken verstaan het "inhoud voorstel aan raad" en het bijbehorende "raadsbesluit". De overige stukken zijn dan de "achterliggende stukken" geworden. Deze zijn dan feitelijk al veel eerder in het bezit van de raadsleden en digitaal beschikbaar via BIS, dan de toezending van de "raadsagenda met vergaderstukken" zes dagen voorafgaand aan de raadsvergadering.

Artikel 38 Openbare kennisgeving

Dit artikel is analoog aan artikel 17 "openbare kennisgeving" uit hoofdstuk 3 voor de raadsvergadering, maar met de belangrijke toevoeging dat belangstellenden kunnen deelnemen aan het Zaanstad Beraad en spreekrecht hebben.

Artikel 39 Verslaglegging

Dit artikel regelt de verslaglegging van de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad en de wijze waarop de verslaglegging wordt vastgesteld. Omdat de meeste bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad een voorbereiding vormen op de besluitvorming in de gemeenteraad heeft de verslaglegging een ander doel dan de verslaglegging van de raadsvergaderingen. Om als geheugensteuntje te kunnen dienen waar het gaat om de meningen van fracties en college die in eerste instantie geuit zijn, moet de verslaglegging van het Zaanstad Beraad vooral snel zijn. In de praktijk zijn de besluitenlijsten gereed binnen 2 à 3 werkdagen na de Zaanstad Beraad bijeenkomsten, en daarmee minimaal 2 à 3 werkdagen voorafgaand aan de raadsvergadering waar de fracties middels hun stemgedrag een definitief standpunt innemen. De verslaglegging moet accuraat en correct zijn waar het gaat om zaken die voor raadpleging ook in de verdergelegen toekomst van belang zijn, zoals de gemaakte afspraken en gedane toezeggingen, en de formele gegevens van de bijeenkomst. In lid 1, basisvereisten van de besluitenlijst, en lid 3 van dit artikel is dat geregeld, alsmede in lid 4 t/m 6 over de wijze van vaststelling van de besluitenlijst. In lid 2 van het artikel wordt geregeld dat de agendacommissie kan besluiten een zwaardere vorm van verslaglegging te laten maken van een bepaalde bijeenkomst. De praktijk zal moeten gaan uitwijzen onder welke omstandigheden dat gewenst wordt geacht.

Paragraaf 2: Orde van de bijeenkomsten

Artikel 40 Informatie en meningsvorming

Dit artikel is afkomstig uit het raadsbesluit van januari 2007 over het Zaanstad Beraad. Met dit artikel wordt aangegeven en uitgewerkt dat in het Zaanstad Beraad geen besluitvorming plaatsvindt -daartoe zou een raadsvergadering uitgeschreven moeten worden - maar bijeenkomsten ten behoeve van informatieverwerving en meningsvorming.

In het Zaanstad Beraad vinden meer activiteiten plaats dan de bijeenkomsten want er is ruimte voor marktkraampjes, presentaties, en informele gesprekken van de raadsleden met burgers, instellingen, ambtenaren en wethouders. De rechten en middelen van burgers zijn apart geregeld in hoofdstuk 6 van dit reglement. De aanwezigheid van ambtenaren vloeit voort uit het recht van raadsleden op ambtelijke bijstand, geregeld in de Verordening op de fractieondersteuning.

Artikel 41 Deelname aan de bijeenkomst

Artikel 42 Zitplaatsen

Deze artikelen zijn een weergave van de Zaanse praktijk en behoeven geen verdere toelichting.

Artikel 43 Spreekregels

Het spreken vanaf de zitplaats aan een gangbare vergadertafel (lid 1) is bedoeld om het minder formele en open karakter van de bijeenkomsten vorm te geven. Als de bijeenkomst plaatsvindt in de raadzaal of op een andere locatie wordt naar bevind van zaken gehandeld, en beslist de voorzitter. Lid 2, 3 en 4 zijn gelijk aan de debatregels voor de raadsvergadering. Ook in het Zaanstad Beraad zijn deze regels niet bedoeld om de vrijheid van meningsuiting van de woordvoerders in te perken, maar om de voorwaarden te scheppen voor een levendig en interactief debat. De voorzitters in het Zaanstad Beraad hebben eveneens de bevoegdheden om het debat geordend te laten verlopen. Zie ook de toelichting bij artikel 23 over de spreekregels van de raadsvergadering. Voor insprekers is een spreektijd van 5 minuten opgenomen. In de praktijk wordt er, gezien de bedoelingen van het Zaanstad Beraad, naar gestreefd dat insprekers maximaal aan bod kunnen komen; niet alleen in de bijeenkomst zelf (het inspraakgesprek) maar juist ook in het informele gesprek met de raadsleden in de foyer en in de mogelijkheid van informatiekraampjes en presentaties. Ook zal de agendacommissie bij veel insprekers extra ruimte in het programma vrij kunnen maken. Desondanks is het met het oog op het beheersen van de vergaderduur van inspraakgesprekken bij meerdere insprekers nodig een regel te hebben over de inspreektijd, zie ook artikel 63 over het spreekrecht voor burgers.

Artikel 44 Handhaving orde en schorsing

De voorzitter van de bijeenkomsten heeft in dit artikel dezelfde bevoegdheden gekregen als de voorzitter van de raad in artikel 25 over handhaving en schorsing. Lid 3 van artikel 25 (schorsing tijdens de beraadslaging) is in de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad niet aan de orde.

Artikel 45 Voortgangsbeslissingen

In de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad kan de raad geen besluiten nemen, daarvoor is een raadsvergadering noodzakelijk. Maar in de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad moeten wel besluiten genomen worden over de voortgang van een onderwerp, over de afronding van een discussie over een zienswijze, en dergelijke. In dit artikel is aangegeven wat de vervolgstappen zijn en wie daarvoor het initiatief kunnen nemen.

Om een heldere conclusie zeker te stellen krijgt de voorzitter in lid 6 van dit artikel de verantwoordelijkheid om de Voortgangsbeslissingen te nemen. In de Zaanse praktijk wordt er naar gestreefd een onderwerp pas dan in het Zaanstad Beraad af te ronden en naar de raadsvergadering te brengen wanneer alle fracties van mening zijn dat zij het onderwerp voldoende hebben kunnen voorbereiden en behandelen (lid 2), en een onderwerp ook op de debatagenda te plaatsen wanneer slechts 1 fractie dat zou wensen (lid 3). Er kunnen echter ook andere belangen en overwegingen zijn, bijvoorbeeld een tijdslimiet die niet gepasseerd kan worden. In deze gevallen zal de voorzitter er voor moeten zorgen dat elke fractie zijn belang of mening kan uiten en vervolgens een afweging maken. De zinsnede in lid 6 over de ingeschatte getalsmatige meerderheid van de raad verwijst er naar dat dergelijke beslissingen vaak bij ordevoorstel of motie in de vergadering van de gemeenteraad ter stemming gebracht en doorde getalsmatige meerderheid beslist kunnen worden. Het getuigt van wijsheid dat de voorzitter daar op anticipeert.

Hoofdstuk 5 Instrumenten van de raad en rechten van de leden

In dit hoofdstuk komen eerst de rechten van de raadsleden en instrumenten met betrekking tot de raadsvergadering aan de orde in artikel 46 t/m 53. Daarna volgen aanvullende rechten/instrumenten speciaal voor het Zaanstad Beraad (artikel 54 t/m 56). Tot slot worden in dit hoofdstuk nog een viertal onderwerpen geregeld (ingekomen stukken, procedure begroting, procedure jaarrekening, lidmaatschap van andere organisaties) die op een andere plaats staan in VNGmodel en RvO2005 maar ook goed onder deze (nieuwe) hoofdstuktitel vallen.

In afwijking van VNGmodel en RvO2005 zijn de voorstellen van orde niet in dit hoofdstuk 5 opgenomen. Deze staan nu in de paragrafen over de orde van respectievelijk de raadsvergadering (hoofdstuk 3 artikel 25) en van het Zaanstad Beraad (hoofdstuk 4 artikel 45).

Artikel 46 Amendementen

Dit artikel is conform VNGmodel en RvO2005.

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad een amendement te behandelen, en daarvoor nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid.

Met een amendement kunnen leden van de raad aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen. Met het amendement wordt een voorgestelde besluitregel gewijzigd, geschrapt, of kan een nieuwe besluitregel toegevoegd. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 30. Een amendement inhoudende een voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing waarover dan afzonderlijke stemming zal plaatsvinden (lid 1 van dit artikel) kan in de Zaanse praktijk mondeling worden voorgelegd aan de raad en kan, indien aangenomen door de raad, meebrengen dat een onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Om alle individuele raadsleden en kleine fracties in staat te stellen actief deel te nemen aan de beïnvloeding van de besluitvorming is er geen zogenaamde drempelsteun opgenomen (aantal raadsleden of fracties dat amendement moet steunen om ingediend te kunnen worden).

In de Zaanse praktijk kan een voorgenomen amendement voorafgaand aan de vergadering bij de raadsgriffie worden bekend gemaakt, die het amendement verspreidt en op de stemlijst plaatst. Het amendement wordt geacht te zijn ingediend mits de indiener, zoals lid 1 van dit artikel vraagt, ter vergadering aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. In de praktijk zal de indiener in het debat zijn amendement noemen en zo nodig toelichten. Het is niet nodig dat het amendement in zijn geheel wordt voorgelezen.

Artikel 47 Motie

Ook dit artikel is conform VNG-model en RvO2005

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de stemming over moties wordt verwezen naar artikel 30: over een motie wordt een apart besluit genomen. De beraadslaging vindt plaats gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp. Wat betreft de drempelsteun en de praktische wijze van indienen van een motie geldt dezelfde praktijk als boven beschreven bij het amendement.

Artikel 48 Initiatiefvoorstel

Dit artikel is conform RvO2005 en wijkt vanwege de rol van de agendacommissie qua redactie enigszins af van VNGmodel.

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend en uitgewerkt in artikel 147a van de Gemeentewet. Dit wetsartikel maakt een onderscheid tussen initiatiefvoorstellen die een verordening zijn en initiatiefvoorstellen niet zijnde een verordening.

Het tweede lid van artikel 147a van de Gemeentewet bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het vierde lid van artikel 47 voorzien hierin.

Artikel 147a derde lid van de Gemeentewet bepaalt dat de raad voorwaarden kan stellen aan de indiening en behandeling van andere initiatiefvoorstellen (dan verordeningen). Dit is opgenomen in het vijfde lid van het artikel in dit reglement. Bij (aanvullende) voorwaarden kan gedacht worden aan strijd met de wet, het algemeen belang, het belang van de gemeente of het gemeentelijk beleid. De raad zelf bepaalt of een voorstel in strijd is met de wet (bijvoorbeeld de Wet op de ruimtelijke ordening), het algemeen belang (bijvoorbeeld de volksgezondheid), het belang van de gemeente (bijvoorbeeld het terugtrekken uit een publiekprivate samenwerking die gericht is op het renoveren van achtergestelde woonwijken) of het gemeentelijk beleid (het bouwen van een parkeergarage in het centrum als enkele maanden geleden de binnenstad autoluw is gemaakt). Een gewone raadsmeerderheid kan aldus op basis van bovenstaande aanvullende voorwaarden besluiten een initiatiefvoorstel (niet zijnde een verordening) niet in behandeling te nemen. De minister heeft daar desgevraagd over aangegeven (uit toelichting VNG-model): "Het recht op initiatief houdt niet in dat individuele raadsleden en raadsminderheden het recht moeten hebben om onderwerpen op de agenda van de raad te plaatsen maar het houdt in dat zij in beginsel invloed moeten kunnen hebben op de agenda. Het is immers aan de raad om, aan het begin van de raadsvergadering, met meerderheid van stemmen, de agenda vast te stellen. Het is dan ook de raad die beslist welke onderwerpen worden behandeld. Zou elk individueel raadslid het recht toekomen om agendapunten voor de vergadering aan te dragen dan zou het effectief functioneren van de raad in gevaar kunnen komen. Een raadsminderheid die bij herhaling onderwerpen op de agenda plaatst, waarover de raadmeerderheid niet wenst te beraadslagen, kan de besluitvorming van de raad ernstig belemmeren".

Een initiatiefvoorstel hoeft formeel niet langs het college, maar het kan raadzaam zijn het initiatiefvoorstel ook aan het college voor te leggen voor advies, bijvoorbeeld bij personele en financiële consequenties (lid 2).

Het zesde lid is toegevoegd omdat de gedualiseerde Gemeentewet de mogelijkheid geeft een wethouder na een motie van wantrouwen te ontslaan (artikel 49 Gemeentewet). In de oude Gemeentewet was een afkoelingstermijn van 30 dagen opgenomen. Zonder de bepaling in het zesde lid is deze ontslagmogelijkheid niet mogelijk door de procedure regels van het reglement van orde.

Artikel 49 Raadsvoorstel

In het VNGmodel heeft dit artikel de titel "collegevoorstel". In de Zaanse praktijk verschijnen deze voorstellen van het college aan de raad sinds jaar en dag als raadsvoorstellen op de agenda. Het is ook mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld het presidium, of voorzitter en griffier, een voorstel doen aan de raad. Als niet het college maar anderen de indiener zijn van een raadsvoorstel geldt naar analogie hetzelfde als nu in dit artikel geregeld is voor het college.

Waar het in dit artikel om gaat is het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel kan agenderen, en zal daarom toestemming moeten geven wanneer het college (of een andere indiener) verdere behandeling niet wenselijk vindt en het voorstel wil intrekken.

Indien de raad van oordeel is dat het voorstel niet voldoende is voorbereid of onderbouwd kan de raad het voorstel terugzenden en bepalen wanneer het voorstel opnieuw wordt behandeld. De raad kan dat in dezelfde vergadering regelen, maar uiteraard ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 50 Interpellatie

In artikel 155 van de Gemeentewet is neergelegd dat een lid van de raad aan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen kan stellen (lid 1) en dat een lid van de raad aan de raad verlof kan vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda (lid 2).

Het schriftelijke en mondelinge vragenrecht dat uit dit wetsartikel voortvloeit is geregeld in artikel 51 (schriftelijke vragen) en 55 (rondvraag) en 56 (actualiteiten) van dit reglement. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht.

De minister heeft m.b.t. het verlof vragen aan de raad desgevraagd aangegeven (uit toelichting VNG-model) dat de raad de ruimte heeft eigen beleid te ontwikkelen, waardoor de raad dus de vrijheid heeft om te bepalen dat een raadsmeerderheid nodig is om een interpellatiedebat te houden. De minister juicht dit echter niet toe. Voor de democratie lijkt het hem goed om de regels van de Tweede Kamer te volgen. Dit houdt in dat de toestemming van een betekenende minderheid (ondersteuning door 30 van de 150 leden) volstaat. In de Zaanse praktijk komt dit middel van een "gekwalificeerde minderheid" wat geforceerd over, omdat de gemeenteraad in de regel zonder stemming het houden van een interpellatie toestaat. Wel komt het voor dat er discussie is of het instrument interpellatie goed gebruikt wordt ten opzichte van de andere instrumenten zoals rondvraag in het Zaanstad Beraad en schriftelijke vragen. Een interpellatie heeft het karakter van het ondervragen en ter verantwoording roepen van het college (of de burgemeester) op een belangrijk en politiek gevoelig onderwerp dat actueel is, met de mogelijkheid om de interpellatie af te ronden met een uitspraak van de raad (motie). In allerlei andere gevallen is agendering in het Zaanstad Beraad als een aparte "rondvraag" bijeenkomst een instrument dat beter past bij de aard van de gevraagde informatie, en ook meer gericht is op het voeren van een discussie tussen fracties en wethouder dan op het uitspreken van een oordeel. Zie artikel 55.

Voorheen werd in dit artikel een voor de interpellatie specifieke spreekregel neergelegd. In de huidige werkwijze is dat niet meer nodig en gelden de spreekregels voor het debat van artikel 23.

Artikel 51 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijn van dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen kan plaatsvinden.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Dit artikel is conform RvO2005 en stond in de Zaanse praktijk bekend als "het stellen van artikel 40 vragen". Van de mogelijkheid om de schriftelijke vragen mondeling te beantwoorden in de eerstvolgende raadsvergadering wordt in de Zaanse praktijk geen gebruik gemaakt. Daarvoor leent zich nu artikel 55 over de rondvraag beter, omdat in de bijeenkomst van het Zaanstad Beraad discussie over de beantwoording mogelijk is.

Artikel 52 Inlichtingen

In dit artikel, conform VNG-model en RvO2005, wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad, zoals vastgelegd in artikel 169 (college) en artikel 180 (burgemeester) van de gemeentewet. In het tweede lid van beide wetsartikelen is neergelegd dat college respectievelijk burgemeester de raad alle inlichtingen geeft die voor de uitoefening van zijn taak nodig zijn. In het derde lid van deze wetsartikelen wordt geregeld dat zij de door een of meer leden van de raad gevraagde inlichtingen schriftelijk of mondeling verstrekken, tenzij dit in strijd is met het openbaar belang. De procedurele uitwerking van deze wetsartikelen 169 en 180 in artikel 52 van dit reglement verschilt feitelijk niet zo veel van de schriftelijke vragen in artikel 51 die een procedurele uitwerking zijn van artikel 155 van de Gemeentewet.

Artikel 53 Onderzoek

Dit artikel is conform RvO2005 en verwijst naar het recht van de gemeenteraad om een onderzoek in te stellen naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur, zoals is neergelegd in artikel 155a en verder van de Gemeentewet.

Artikel 54 Agenda-initiatief

Artikel 55 Rondvraag

Artikel 56 Actualiteiten

Deze artikelen zijn nieuw en reglementeren de gegroeide werkwijze in het Zaanstad Beraad. Het betreffen varianten op de instrumenten van de raad en de rechten van raadsleden om onderwerpen en voorstellen te agenderen en vragen te stellen aan het college en burgemeester. Het agenda-initiatief, de rondvraag en de actualiteiten zijn bedoeld als instrumenten voor de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad en kunnen niet in de raadsvergadering gebruikt worden. Het gaat in deze artikelen niet om informatieve vragen die ook via ambtelijke bijstand opgelost kunnen worden of die informeel aan de wethouder gesteld kunnen worden.

Wanneer een fractie een vraag om politieke redenen in het openbaar wil stellen aan het college of de burgemeester kan dat door de vragen bij de agendacommissie in te dienen met het verzoek om een bijeenkomst die in de regel een half uur zal duren. In die bijeenkomst is er tevens gelegenheid om over de verstrekte informatie een discussie met de wethouder en tussen de fracties aan te gaan. Wanneer de vragen en de discussie het karakter hebben van een ter verantwoording roepen en gekoppeld zijn aan het uitspreken van een raadsoordeel is een interpellatie in de raadsvergadering het geëigende middel, zie artikel 50. Maar het is ook mogelijk dat een rondvraag in het Zaanstad Beraad leidt tot een zelfstandige motie of een initiatiefvoorstel voor de raadsvergadering, zie artikel 47 en 48. Als het gaat om een concrete vraag die actueel is en die kort gesteld en beantwoord kan worden, zal de agendacommissie daar ruimte voor maken in het programma van het Zaanstad Beraad, meestal in een apart blokje "actualiteiten".

Een agenda-initiatief geeft raadsleden het recht om zelf een onderwerp voor het Zaanstad Beraad voor te bereiden en te agenderen. Bijvoorbeeld om informatie die door het college aan de raad ter kennis is gebracht toch te bespreken. Bij een agenda-initiatief beperkt de aanvrager zich niet tot het stellen van vragen aan het college (dan is het een rondvraag conform artikel 55) maar geeft de indiener een mening over het onderwerp waarover ook de opvatting of instemming van de andere fracties wordt gevraagd.

Artikel 57 Ingekomen stukken

In VNGmodel en RvO2005 staat het artikel over ingekomen stukken onder het hoofdstuk Raadsvergadering. In de Zaanse praktijk wordt de lijst van ingekomen stukken gericht aan de raad niet meer in de raadsvergadering behandeld maar opgesteld, vastgesteld en afgedaan volgens de in dit artikel beschreven procedure. De lijst van ingekomen stukken functioneert als een instrument van de raad. Lid 4 van dit artikel geeft de aansluiting met de rechten van de raadsleden naar aanleiding van de ingekomen stukken, zoals het recht tot agenderen en vragen stellen.

Artikel 58 Procedure begroting

Artikel 59 Procedure jaarrekening

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting. In de Zaanse praktijk wordt ook de procedure van behandeling van de Kadernota op deze wijze vastgesteld.

Artikel 60 Lidmaatschap van andere organisaties

In dit artikel wordt geregeld, conform VNG-model en RvO2005, dat en hoe verslag wordt gedaan en verantwoording wordt gegeven aan de raad door degenen die door de raad zijn benoemd in (het bestuur van) een organisatie of institutie.

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging, en wordt aangegeven dat bespreking in het Zaanstad Beraad kan plaatsvinden.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 51.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 6 Burgers, belanghebbenden en pers

Artikel 61 Verstrekken van informatie door burgers

Artikel 62 Rondvraag voor burgers

Artikel 63 Spreekrecht voor burgers

Artikel 64 Burgerinitiatief

Deze vier artikelen regelen de rechten van burgers en belanghebbenden zoals dat in de Zaanse praktijk van het Zaanstad Beraad nu vorm gekregen heeft. Tijdens de donderdagavonden van het Zaanstad Beraad is er ruim gelegenheid voor alle burgers en instellingen die dat wensen om de raadsleden te ontmoeten en om hen van informatie te voorzien, om in te spreken op geagendeerde onderwerpen, om een onderwerp te bespreken dat niet geagendeerd is (rondvraag) en om zelf een raadsvoorstel in te dienen (burgerinitiatief). Artikel 64 over het burgerinitiatief verwijst naar de vigerende verordening van maart 2002 over het burgerinitiatief.

Voor de invoering van het Zaanstad Beraad kende Zaanstad korte tijd de driewekelijkse "burgeravond" op donderdagavond, waar insprekers konden inspreken op de onderwerpen die geagendeerd waren voor de eerstkomende raadsvergadering, maar waarover dan al overleg tussen fracties en wethouder in commissieverband had plaatsgevonden. In de werkwijze van het Zaanstad Beraad is het juist de bedoeling dat het inspraakgesprek en de behandeling tussen fracties en wethouder op dezelfde avond plaatsvindt. Dat geeft de betrokken insprekers en het publiek de mogelijkheid om te volgen hoe de fracties met de inspraakbijdrage omgaan in de bijeenkomst met de wethouder, en om de raadsleden ook nog informeel voor en na de bijeenkomst aan te spreken. De spreektijd voor burgers van 5 minuten in lid 3 van dit artikel is als richttijd genoemd in artikel 43, vijfde lid over de spreekregels in de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad. In de toelichting op dat artikel is al aangegeven dat in de Zaanse praktijk er naar gestreefd wordt dat insprekers maximaal aan bod kunnen komen. De agendacommissie zal bij veel insprekers eerst extra ruimte in het programma vrij maken. Desondanks kan het in voorkomende gevallen noodzakelijk zijn om de spreektijd in te korten, bijvoorbeeld bij uitzonderlijk veel insprekers over hetzelfde onderwerp met dezelfde boodschap. De laatste zin in lid 3 van artikel 63 voorziet hierin.

Artikel 65 Toehoorders en pers

Dit artikel is conform VNGmodel en RvO2005. De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging te ontzeggen. Onder "pers" wordt begrepen alle vertegenwoordigers van publieke media.

Artikel 66 Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel is conform het VNGmodel. Aangezien de vergaderingen van de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft

Artikel 67 Regels voor gebruik communicatiemiddelen

Dit artikel is conform het artikel "regels voor gebruik mobiele telefoons" van RvO2005, in een soepeler formulering dan in VNGmodel waarin sprake is van een verbod van het gebruik van mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen zonder toestemming van de voorzitter. Omdat er in de tekst van het artikel sprake is van andere communicatiemiddelen dan de mobiele telefoon, waarbij bijvoorbeeld gedacht kan worden aan een laptop, is dit tot uitdrukking gebracht in de titel van het artikel.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering en geheimhouding

Artikel 68 Besloten vergadering

Artikel 69 Verslag

Artikel 70 Geheimhouding

Artikel 71 Opheffing geheimhouding

De artikelen in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op VNG-model en RvO2005, maar zijn aangepast aan de werkwijze van het Zaanstad Beraad. Omdat de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad geen raadscommissies zijn in de zin van artikel 82 van de Gemeentewet kan niet naar dit wetsartikel verwezen worden. In de artikelen 68 over besloten vergadering en artikel 69 over het verslag van een besloten vergadering wordt telkens een onderscheid gemaakt naar raadsvergadering en naar bijeenkomst van het Zaanstad Beraad, waarbij voor de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad gezocht is naar regelingen die in het verlengde liggen van die voor de raadsvergadering en die aansluiten bij de wijze waarop het Zaanstad Beraad in hoofdstuk 4 geregeld is. Artikel 68 lid 3 geeft aan dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op besloten vergaderingen. Gedacht kan worden aan het tijdig verzenden van de stukken, het recht van amendement en motie e.d. Strijdig met het besloten karakter zijn bijvoorbeeld het maken van beeld- en geluidregistraties.

Artikel 69 regelt uitvoerig de wijze waarop omgegaan wordt met het verslag van een besloten vergadering. Omdat hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering niet van rechtswege valt onder de geheimhoudingsplicht, is toepassing van de procedure volgens artikel 25 Gemeentewet noodzakelijk. Dit is vastgelegd in artikel! 70 lid 1 voor de raadsvergadering, en in lid 2 van dit artikel voor de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad.

In voorgaande jaren vormden de procedures rondom de geheimhouding (toen vaak "vertrouwelijkheid" genoemd) een lastig leerstuk. Dit heeft er toe geleid dat het presidium een uitgebreide "procedure en werkwijze voor geheimhouding en besloten vergaderingen van de raad en voorbereidende commissies" heeft vastgesteld. Deze procedure is aangepast aan de bijeenkomsten van het Zaanstad Beraad, en als aanhangsel bij dit reglement van orde opgenomen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 72 t/m 74

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.


Noot
1

De WOB hanteert het begrip "geheime stukken": dat zijn volgens de WOB stukken die vertrouwelijk zijn!

Noot
2

Dit is het voorbeeld van de onduidelijkheid over de norm van vertrouwelijk en geheim. Er is geen wet die "vertrouwelijkheid" afspreken of opleggen verbiedt. Dan is het openbaar maken van vertrouwelijke informatie misschien niet netjes gelet op de cultuur en onderlinge verhoudingen, maar is het strafbaar? In dat geval is het beter te spreken van "geheim".

Noot
3

voor zover de wet zich daar niet tegen verzet, zoals bijvoorbeeld in het geval van een Vertrouwenscommissie bij een burgemeestervacature.

Noot
4

Uitzondering is wanneer de raad een raadsvoorstel waarop (veelal door het college) geheimhouding is gelegd niet bekrachtigt, want in dat geval vervalt de geheimhouding op die stukken van rechtswege. Wanneer de raad de geheimhouding op deze stukken wel bekrachtigt is het vervolgens ook aan de raad om de geheimhouding weer op te heffen.