Regeling vervallen per 25-12-2001

Subsidieverordening Stads- en dorpsvernieuwing

Geldend van 23-03-1985 t/m 24-12-2001 met terugwerkende kracht vanaf 14-03-1985

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING STADS- EN DORPSVERNIEUWING

Hoofdstuk I Algemeen gedeelte

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder stads- en dorpsvernieuwing, verder te noemen stadsvernieuwing, de stelselmatige inspanning, zowel op stedenbouwkundig als op sociaal, economisch, cultuur- en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied.

Artikel 2

  • 1. De gemeenteraad neemt jaarlijks, tegelijk met de vaststelling van de begroting, een besluit waarin wordt aangegeven welk totaalbedrag ten behoeve van de verlening van geldelijke steun in het kader van de stadsvernieuwing voor het eerstkomende jaar aan natuurlijke of rechtspersonen beschikbaar wordt gesteld en welke bedragen in dat kader beschikbaar zijn voor de verschillende sectoren van de samenleving, waaronder in elk geval bewoners van huur- en eigen woningen, en in het bijzonder ten behoeve van de versterking van de positie van de bewoners, het bedrijfsleven en de sociale en culturele instellingen.

  • 2. Het besluit, als bedoeld in het eerste lid* kan ook beschikbaarstelling van een bedrag voor onderdelen van de sectoren inhouden. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De bedragen voor de sectoren worden bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 3

Naast hetgeen daaromtrent in dit hoofdstuk is vermeld, worden de in acht te nemen voorwaarden en vereisten en de te volgen procedure inzake de verkrijging van steun per sector in een afzonderlijk hoofdstuk geregeld.

Artikel 4

  • 1. De gemeenteraad is bevoegd een voor een bepaalde sector van de samenleving bestemd bedrag, als bedoeld in artikel 2 te verhogen met ten hoogste 10%, mits deze verhoging binnen de voor stadsvernieuwing beschikbaar gestelde fondsen budgettair neutraal plaatsvindt.

  • 2. De gemeenteraad is bevoegd een voor een bepaalde sector van de samenleving bestemd bedrag te verlagen wanneer, mede gelet op het totaal van de voor het betreffende jaar voor die bepaalde sector reeds ingediende aanvragen, redelijkerwijze kan worden aangenomen dat voor die bepaalde sector van de samenleving aan het einde van het desbetreffende jaar gelden zullen resteren.

  • 3. Bekendmaking geschiedt op dezelfde wijze als voorgeschreven in artikel 2.

Artikel 5

De gemeenteraad kan de werkingssfeer van deze verordening of onderdelen daarvan naar tijd en plaats beperken of uitbreiden. Een daartoe strekkend besluit wordt bekend gemaakt als voorgeschreven in artikel 2.

Artikel 6

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het belang Van de stadsvernieuwing en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening geldelijke steun toe te kennen.

  • 2. Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op grond van het eerste lid, rekening met steun die op grond van deze Verordening of enige andere regeling is of kan worden toegekend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan het toekennen van steun voorwaarden verbinden.

Artikel 7

  • 1. Burgemeester en wethouders kennen slechts steun tot voor zover de op grond van artikel 2 begrote financiële middelen voor de betreffende sector van de samenleving toereikend zijn.

  • 1. Alle aanvragen om steun op voet van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 2. Aanvragen om steun welke in verband met het bepaalde in het eerste lid niet kunnen worden toegekend, worden door burgermeester en wethouders afgewezen.

  • 3. De indiener van een aanvraag als bedoeld in het derde lid is bevoegd een dergelijke aanvraag in een volgend jaar opnieuw in te dienen.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd om aan aanvragen als bedoeld in het vierde lid extra prioriteit toe te kennen.

Artikel 8

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de bevoegdheid tot controle en niet-akkoordbevinding als bedoeld in artikel 24, lid 1, sub b en lid 2 bij openbaar bekend te maken besluit opdragen aan door hen aan te wijzen ambtenaren,

  • 2. Tegen beschikkingen genomen door ambtenaren krachtens aanwijzing door burgemeester en wethouders ingevolge artikel 8, lid 1, kan iedere belanghebbende schriftelijk bij burgemeester en wethouders in beroep gaan.

Artikel 9

  • 1. Indien burgemeester en wethouders, oordelend ingevolge een door de aanvrager ingestelde administratiefrechtelijke voorziening, tot de bevinding komen dat ten onrechte steun is geweigerd of tot een te laag bedrag is vastgesteld, wijzen zij, in zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 7, lid 3, de aanvraag niet af op grond van het feit dat, nadat de aanvankelijke beschikking is gegeven, de financiële middelen voor de betreffende sector van de samenleving in het jaar van aanvraag door het honoreren van andere aanvragen zijn uitgeput geraakt.

  • 2. Burgemeester en wethouders brengen het bedrag dat zij met toepassing van het bepaalde in het eerste lid hebben toegekend in mindering op het bedrag dat voor de betreffende sector voor het volgend kalenderjaar is vastgesteld.

Hoofdstuk II Woningverbetering

Artikel 10 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1.

een woning:

een woning, niet zijnde een monument of beeldbepalend pand, in de gemeente Zaanstad, bestemd of naar het oordeel van burgemeester en wethouders geschikt om het gehele jaar door te worden bewoond;

2.

de eigenaar-bewoner:

de eigenaar, tevens bewoner van de te verbeteren woning. Hieronder wordt mede verstaan:

a. de erfpachter;

b. de houder van het recht van opstal;

c. de gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

d. de toekomstige eigenaar, erfpachter, houder van een recht van opstal of gerechtigde tot een appartementsrecht;

3.

onderhoudsplan:

een overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van vijftien jaar na de vaststelling van het subsidie nodig worden geacht, teneinde het bouwtechnische kwaliteitsniveau dat met het treffen van de voorzieningen zal worden bereikt, te handhaven.

4.

de voorziening:

de verbetering van een bestaande situatie van het casco van een woning waarmee het belang van de volkshuisvesting is gediend;

5.

de kosten van voorzieningen:

de kosten van voorzieningen: de .geraamde kosten, zoals deze door of namens burgemeester en wethouders bij het verlenen van het subsidie zijn goedgekeurd;

6.

ouderdom van de woning;

bet aantal hele jaren dat ligt tussen het tijdstip van het voor bewoning gereed komen van de woning en de datum van indiening van de aanvraag om geldelijke steun;

7.

verlenen van subsidie:

het besluit van burgemeester en wethouders dat een opschortend voorwaardelijke aanspraak op subsidie verschaft aan de begunstigde;

8.

vaststellen van subsidie

het besluit van burgemeester en wethouders, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van het verleende subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 11 Subsidie

Burgemeester en wethouders verlenen aan de eigenaar-bewoner van een woning een subsidie voor het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken aan het casco van een woning.

Artikel 12 Actiegebieden

Burgemeester en wethouders wijzen bepaalde gebieden in de gemeente aan, waarop dit hoofdstuk van de subsidieverordening van toepassing is.

Artikel 13 De aanvraag

  • 1. De aanvraag om verlening van het subsidie wordt door of namens de eigenaar bij burgemeester en wethouders ingediend, door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier.

  • 2. Die aanvraag dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving c.q. bestek;

    • c.

      tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de nieuwe toestand van de woning (schaal 1:100);

    • d.

      een rapportage van de technische staat en de technische gebreken;

    • e.

      het onderhoudsplan;

    • f.

      de naam en het adres van de architect of bouwkundige en de aannemer(s);

    • g.

      schriftelijke verklaringen met betrekking tot het voldoen aan de verplichting als bedoeld in artikel 20, sub g.

Artikel 14 Beslissingstermijn

  • 1. Burgermeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag binnen 8 weken na de dag, waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 8 weken verdagen. Een afschrift van hun besluit tot verdaging zenden zij aan de aanvrager,

Artikel 15 Bedrag van het subsidie

Het subsidie bedraagt: 100% van de subsidiabele kosten, voor zover deze ten minste f 10.000,-en ten hoogste f 40.000,— bedragen.

Artikel 16 Bevoorschotting

Burgemeester en wethouders stellen uiterlijk op het moment van de vaststelling van het subsidie een voorschot betaalbaar van 20%.

Artikel 17 Betaalbaarstelling

  • 1. Het subsidie wordt verleend in de vorm van subsidie op termijn. Het subsidie als bedoeld in artikel 15, verminderd met het in artikel 16 genoemde voorschot, wordt betaalbaar gesteld aan het einde van het lopende kwartaal van het jaar waarin een termijn van vijftien jaar na de vaststelling van het subsidie is verstreken, reeds aan alle voorschriften is voldaan die bij of krachtens deze verordening zijn gesteld.

  • 2. In afwijking van lid 1, wordt bij vervreemding binnen 15 jaar het opnieuw vastgestelde subsidie als bedoeld in artikel 23 terstond betaalbaar gesteld.

Artikel 18 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt alleen verleend aan een eigenaar-bewoner voor de in dit lid onder a, b, c en d omschreven voorzieningen. De voorzieningen hebben alleen betrekking op het casco van de woning.

    • a.

      verbeteren van fundering op palen:

      • -

        het ontgraven tot paalkop

      • -

        het slaan of pulsen van nieuwe palen het maken van inkassingen

      • -

        het aanbrengen van beton/stalen balken

      • -

        het aanhelen van funderingsmetselwerk

    • b.

      herstel van gevels en muren

      • -

        het vervangen van steens of halfsteens metselwerk of spouwmuur

      • -

        het vervangen van buitenkozijnen met vulling

      • -

        het vervangen van lateien

      • -

        het vervangen van houten buitenwanden

    • c.

      herstel van vloerconstructies:

      • -

        het slopen van plinten en verrotte vloerdelen

      • -

        het slopen van verrotte balken of het waterpas stellen van bestaande balken

      • -

        het aanpassen van de oplegging en de nis voor balken

      • -

        het aanbrengen van (nieuwe) balken en/of vloeren of vloerdelen

      • -

        het aanbrengen van nieuwe plinten

      • -

        het vervangen van balkons

    • d.

      herstel van gordingen en spanten van kapconstructies

      • -

        het repareren en/of het vernieuwen van de kapconstructie, gordingen,

      • -

        muurplaat en spant(en), en in samenhang hiermee:

      • -

        het afhalen en het aanbrengen van pannen of bitumineuze dakbedekking

      • -

        het afhalen en het aanbrengen (zo nodig vernieuwen) van panlatten, tengels en dakbeschot;

      • -

        het vernieuwen van goten;

      • -

        het vernieuwen van de schoorsteen;

  • 2. Onder de kosten van voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde bedragen van:

    • a.

      de aanneemsom inclusief loon- en materiaal prijswijzigingen. Indien werkzaamheden verbonden aan het treffen van de voorzieningen worden verricht door de eigenaar - anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf - al dan niet met behulp van anderen, zonder dat er bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf, zijn 'loonkosten' niet subsidiabel;

    • b.

      het honorarium van de architect of bouwkundige en de constructeur, de kosten van dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

    • c.

      de leges voor de vergunningen;

    • d.

      de verschuldigde omzetbelasting;

    • e.

      de kosten verbonden aan het opstellen van een onderhoudsplan.

Artikel 19 Afwijzingsgronden

Het subsidie wordt in ieder geval niet verleend indien:

  • a.

    met het treffen van de voorzieningen het belang van de volkshuisvesting niet of niet in voldoende mate wordt gediend;

  • b.

    de woning jonger is dan 25 jaren;d

  • c.

    de voorzieningen blijkens de aanvraag anders dan sober en doelmatig zullen worden uitgevoerd;

  • d.

    de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden in redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • e.

    de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor subsidiering in de kosten van particuliere woningverbetering ontoereikend zijn om de aanvraag te honoreren

  • f.

    met het treffen van de voorzieningen een aanvang is gemaakt voordat de subsidieaanvraag is ingediend en de subsidiabele kosten zijn vastgesteld dan wel voordat alle vereiste vergunningen zijn verleend;

  • g.

    de noodzaak tot het treffen van de voorzieningen niet is vastgesteld;

  • h.

    de in artikel 21, lid 1b bedoelde goedkeuring niet is verleend;

  • i.

    de kosten van de voorzieningen minder bedragen dan f 10.000,—;

  • j.

    na het treffen van de voorzieningen de woning geheel (of gedeeltelijk) is verzakt;

  • k.

    bij funderingsherstel geen Voorzieningen worden getroffen waardoor de woning (of dat gedeelte van de woning) veer recht of nagenoeg recht komt te staan;

  • l.

    de voorziening aan de fundering, waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd, naar oordeel van burgemeester en wethouders gezien onder meer de samenstelling Van de bodem onvoldoende is;

  • m.

    de voorziening waarvoor het subsidie wordt aangevraagd, gerekend vanaf het moment dat de aanvraag wordt ingediend vijftien jaar of korter geleden met geldelijke steun van overheidswege is verbeterd;

  • n.

    de woning naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet geschikt of bestemd is om het gehele jaar door te worden bewoond;

  • o.

    de woning bestemd is om binnen 10 jaar te worden afgebroken;

  • p.

    de woning na het treffen van de voorzieningen, in baar geheel beschouwd, niet zal voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;

  • q.

    niet redelijkerwijs verwacht kan worden dat de woning veer 25 jaar meegaat..

Artikel 20 Voorschriften

Aan het verlenen van het subsidie worden de navolgende voorschriften verbonden:

  • a.

    binnen 6 maanden na een bij de toekenning te bepalen tijdstip dient met het treffen van de voorzieningen een aanvang te zijn gemaakt;

  • b.

    de voorzieningen dienen te zijn getroffen binnen twee jaar na de datum waarop met de werkzaamheden een begin is gemaakt;

  • c.

    aan door burgemeester en wethouders met controle belaste ambtenaren dient op de door die ambtenaren te bepalen tijdstippen:

    • -

      toegang te worden verleend tot het gebouwde onroerende goed;

    • -

      inzage te worden verleend van de op de te treffen voorzieningen betrekking hebbende bescheiden;

  • d.

    de bescheiden en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van dit hoofdstuk dienen te worden verstrekt;

  • e.

    bij het treffen van de voorzieningen mag niet worden gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidbedrijven 1958;

  • f.

    voorzieningen aan de fundering en het casco worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een erkend bouwbedrijf als bedoeld in het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidbedrijven 1958;

  • g.

    de eigenaar dient na het treffen van de voorzieningen de woning conform het onderhoudsplan te onderhouden.

Artikel 21 Vaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen het subsidie vast nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereed gemeld onderindiening van de daarop betrekking hebbende gegevens en bescheiden, waaronder begrepen de geldelijke eindverantwoording;

    • b.

      de uitvoering van de onder a bedoelde werkzaamheden en de geldelijke eindverantwoording door of vanwege bun college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. De werkzaamheden worden geacht te zijn akkoord bevonden indien de aanvrager niet binnen een termijn van 8 weken na de datum van de indiening van de gereed melding door burgemeester en wethouders van een beslissing van het tegendeel in kennis is gesteld.

  • 3. De kosten van meerwerk als gevolg van funderingsherstel zijn alleen subsidiabel indien zij tevoren door burgemeester en wethouders schriftelijk zijn goedgekeurd. Een verzoek daartoe dient in ieder geval vergezeld te gaan van een gespecificeerde kostenbegroting. Burgemeester en wethouders verlenen alleen goedkeuring, indien zij het meerwerk onvermijdelijk en onvoorzienbaar achten en de subsidiabele kosten met inbegrip van het meerwerk het in artikel 15 genoemde maximum niet te boven gaan.

  • 4. Indien de werkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan de geraamde subsidiabele kosten, wordt het subsidie dien overeenkorastig verlaagd.

Artikel 22 Sancties

  • 1. Indien naar hun oordeel niet of niet volledig, aan het in artikel 20 onder g bepaalde is voldaan, zullen burgemeester en wethouders: a. geheel of gedeeltelijk niet tot uitbetaling van het subsidie overgaan, al naar gelang van de ernst van de overtreding, en/of b. reeds betaalde voorschotten op het subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. ..

  • 2. Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders aan de eigenaar in redelijkheid niet kan worden verweten, dat hij niet heeft voldaan aan de in lid 1 bedoelde verplichting, kunnen zij besluiten de in dat lid bedoelde sanctie niet of slechts gedeeltelijk toe te passen.

  • 3. Indien sneer dan de helft van de werkzaamheden, verbonden aan het treffen van de voorzieningen wordt verricht door de eigenaar-bewoner anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met behulp van anderen zonder dat bij deze hulp sprake is van een bedrijf, wordt het oorspronkelijk verleende bedrag verminderd met 55 %.

Artikel 23 vervreemding

  • 1. Indien de eigenaar het pand, waarvoor onder toepassing van dit hoofdstuk subsidie is verleend, binnen vijftien jaar na vaststelling van het subsidie vervreemdt, stellen burgemeester en wethouders het subsidie opnieuw vast zoals aangegeven in lid 2.

  • 2. In geval van toepassing van lid 1 bedraagt het subsidie bij vervreemding:

    binnen 1 jaar 10 %

    na 1 jaar 20 %

    na 2 jaar 30 %

    na 3 jaar 40 %

    na 4 jaar 45 %

    na 5 jaar 50 %

    na 6 jaar 55 %

    na 7 jaar 60 %

    na 8 jaar 65 %

    na 9 jaar 70 %

    na 10 jaar 75 %

    na 11 jaar 80 %

    na 12 jaar 85 %

    na 13 jaar 90 %

    na 14 jaar 95 % van het oorspronkelijk verleende bedrag

Artikel 24 Bevoegdheden van burgemeester en wethouders

Burgermeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a.

    in die gevallen waar de toepassing van een of meer bepalingen van dit hoofdstuk naar de mening van burgemeester en wethouders tot onbillijkheden zou leiden, deze in individuele gevallen niet van toepassing te verklaren;

  • b.

    nadere eisen te stellen met betrekking tot de in artikel 20 onder g bedoelde voorwaarde.

Artikel 25 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Dit hoofdstuk van de verordening treedt in werking op 1 april 1994, op voorwaarde van goedkeuring van het Ministerie van Financiën

  • 2. Op hetzelfde tijdstip wordt het hoofdstuk 2, laatstelijk gewijzigd in 1993, van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing Zaanstad 1991 ingetrokken.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening een aanvraag om subsidie op grond van de verordening als bedoeld in het tweede lid is ingediend en voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet Op die aanvraag is beslist, wordt daarop de voor belanghebbende gunstigste regeling toegepast.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordening Stadsvernieuwing Zaanstad 1994.

Hoofdstuk III Beeldbepalende pandenen

Artikel 26 Begripsbepalingen

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder panden: beeldbepalende panden en monumenten;

    • a.

      beeldbepalende panden: panden die niet zijn beschermd als monument, maar die als beeldbepalende panden in de beschermde of de te beschermen stads- of dorpsgezichten staan aangegeven op de zogenaamde Historische Kwaliteitskaart, weke in overleg met het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en Verkeer, het Ministerie van Ruimtelijke Ordening en Milieu en de gemeente is samengesteld bij de voorbereiding van en aanwijzing tot beschermd stads- of dorpsgezicht;

    • b.

      Monumenten:

  • 1. panden en objecten die zijn opgenomen in het monumentenregister, zoals bedoeld in artike1 6 van de Monumentenwet 1988, alsmede de panden waaromtrent de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ingevolge artikel 3 van deze wet, het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt en aan weIke panden en objecten wegens ontoereikendheid van de jaarlijks toe te wijzen rijksgelden in het kader van het Besluit Rijkssubsidiering Restauratie Monumenten (BRRM) geen rijkssubsidie kan worden toegekend;

  • 2. monumenten in de zin van de Monumentenverordening van de gemeente Zaanstad.

  • 2. In dit hoofdstuk wordt onder eigenaar mede verstaan:

    • a.

      de erfpachter;

    • b.

      de houder van het recht van opstal;

    • c.

      de gerechtigde tot een appartementsrecht, als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      de toekomstige eigenaar, erfpachter, houder van een recht van opstal of gerechtigde tot een appartamentsrecht.

  • 3. In dit hoofdstuk wordt onder onderhoudsplan verstaan: een overzicht van onderhoudswerkzaamheden die gedurende een periode van vijftien jaar na de vaststelling van het subsidie nodig worden geacht, teneinde het bouwtechnische en monumentwaardige kwaliteitsniveau dat met het treffen van de voorzieningen zal worden bereikt, te handhaven.

  • 4. Verlenen van subsidie: bet besluit van burgemeester en wethouders dat een opschortend voorwaardelijke aanspraak op subsidie verschaft aan de begunstigde.

  • 5. Vaststellen van subsidie: het besluit van burgemeester en wethouders, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van het verleende subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 27 De aanvraag

  • 1. De aanvraag om verlening van subsidie wordt door of namens de eigenaar bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. De aanvraag dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving c.q. bestek;

    • c.

      tekeningen, aangevend zowel de bestaande als de te maken nieuwe toestand van het pand (schaal 1:100);

    • d.

      het onderhoudsplan;

    • e.

      de naam en het adres van de architect en de aannemer(s);

    • f.

      schriftelijke verklaringen met betrekking tot het voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in artike1 33, sub g.

Artikel 28 Overwegingen van B en W

Bij bun beslissing op aanvragen om bijdragen ingevolge artikel 27 houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening net:

  • a.

    de waarde van het pand als beeldbepalend pand;

  • b.

    de bouwtechnische en uiterlijke staat van het pand in relatie tot zijn omgeving;

  • c.

    het huidige en het toekomstige gebruik van het pand;

  • d.

    de wijze van exploitatie van het pand.

Artikel 29 Afwijzingsgronden

Het subsidie wordt in ieder geval niet verleend indien:

  • a.

    met het treffen van de voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

  • b.

    de voorzieningen blijkens de aanvraag anders dan sober en doelmatig zullen worden uitgevoerd;

  • c.

    de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden in redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • d.

    de door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor subsidiëring in de kosten van restauratie van beeldbepalende panden en momenten ontoereikend zijn om de aanvraag te honoreren;

  • e.

    met het treffen van de voorzieningen een aanvang is gemaakt voordat de subsidieaanvraag is ingediend en de subsidiabele restauratiekosten zijn vastgesteld dan wel voordat alle vereiste vergunningen zijn verleend;

  • f.

    door of vanwege burgemeester en wethouders de noodzaak tot het treffen van de voorzieningen niet is vastgesteld;

  • g.

    de in artikel 34, lid 1b bedoelde goedkeuring niet is verleend;

  • h.

    de kosten van de voorzieningen minder bedragen dan f 1.500,—;

  • i.

    het pand, indien van een ingrijpende verbetering sprake is na het treffen van de voorzieningen, in zijn geheel beschouwd niet zal voldoen aan de eisen ingevolge het Bouwbesluit.

  • j.

    het pand voor zover gelegen in een beschermd of te beschermen stads- of dorpsgezicht na het treffen van de voorzieningen geen positieve bijdrage levert aan het uiterlijk van het stads- of dorpsgezicht;

  • k.

    het pand waarvoor het subsidie wordt gevraagd, niet is opgenomen in het jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen meerjarenprogramma voor restauratie van monumenten en beeldbepalende panden;

  • l.

    de voorziening waarvoor het subsidie wordt aangevraagd, gerekend vanaf het moment dat de aanvraag wordt ingediend vijftien jaar of korter geleden met geldelijke steun van overheidswege is verbeterd.

Artikel 30 Beslissingtermijn

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag als bedoeld in artikel 27 binnen 8 weken na de dag, waarop de aanvraag is ontvangen. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een pand, dat opgenomen is in de lijst als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder b.1, waarvoor door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een restauratievergunning moet warden afgegeven, gaat de periode van 8 weken in op de dag nadat deze vergunning is verleend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen faun beslissing eenmaal voor ten hoogste 8 weken verdagen. Een afschrift van hun besluit tot verdaging zenden zij aan de aanvrager.

Artikel 31 Bedrag van het subsidie

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen aan de eigenaar van een pand een subsidie voor het treffen van:

    • a.

      voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

    • b.

      overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het pand noodzakelijk zijn.

  • 2. Het subsidie bedraagt:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten, voor zover deze ten minste f 10.000,— en ten hoogste f 200.000,— bedragen;

    • b.

      30% van de subsidiabele kosten indien deze minder dan f 10.000,— bedragen.

Artikel 32 Subsidiabele kosten

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 31, lid 2, vast onder toepassing van de "Richtlijnen subsidiabele kosten bij restauratie" van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De kosten verbonden aan het opstellen van een onderhoudsplan worden mede tot de subsidiabele kosten gerekend.

  • 2. Indien werkzaamheden verbonden aan het treffen van de voorzieningen worden verricht door de eigenaar - anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf - al dan niet met behulp van anderen, zonder dat er bij de hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf, zijn "loonkosten" niet subsidiabel.

  • 3. Op de subsidiabele kosten van voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van een ander hoofdstuk van deze verordening of enig andere regeling geldelijke steun is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een andere regeling zijn of kunnen warden gefinancierd.

Artikel 33 Voorschriften

Aan het verlenen van het subsidie worden de navolgende voorschriften verbonden:

  • a.

    binnen 3 maanden na een bij de toekenning te bepalen tijdstip dient met het treffen van de voorzieningen een aanvang te zijn gemaakt;

  • b.

    de voorzieningen dienen te zijn getroffen binnen twee jaar na de datum waarop met de werkzaamheden een begin is gemaakt;

  • c.

    aan door burgemeester en wethouders met controle belaste ambtenaren dient op de door die ambtenaren te bepalen tijdstippen:

    • -

      toegang te worden verleend tot het gebouwde onroerende goed;

    • -

      inzage te worden verleend van de op de te treffen voorzieningen betrekking hebbende bescheiden;

  • d.

    de bescheiden en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van dit hoofdstuk dienen te worden verstrekt;

  • e.

    bij het treffen van de voorzieningen mag niet worden gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit bouwnijverheidbedrijven 1958;

  • f.

    voorzieningen aan de fundering en het casco worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een erkend bouwbedrijf als bedoeld in het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidbedrijven 1958;

  • g.

    de eigenaar zal na het treffen van de voorzieningen als bedoeld in artikel 31, lid 1b:

    • 1

      het pand conform het onderhoudsplan onderhouden;

    • 2

      voor het pand een abonnement nemen bij de Stichting Monumentenwacht Noord-Holland en afschriften van de inspectierapporten van deze stichting aan burgemeester en wethouders overleggen.

Artikel 34 Vaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen het subsidie vast nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereed gemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens en bescheiden, waaronder begrepen de geldelijke eindverantwoording;

    • b.

      de uitvoering van de onder a. bedoelde werkzaamheden en de geldelijke eindverantwoording door of vanwege hun college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. De werkzaamheden worden geacht te zijn akkoord bevonden indien de aanvrager niet binnen een termijn van 8 weken na de datum van de indiening van de gereedmelding door burgemeester en wethouders van een beslissing van het tegendeel in kennis is gesteld.

  • 3. De kosten van meerwerk zijn alleen subsidiabel indien zij tevoren door burgemeester en wethouders schriftelijk zijn goedgekeurd. Een verzoek daartoe dient in ieder geval vergezeld te gaan van een gespecificeerde kostenbegroting. Burgemeester en wethouders verlenen alleen goedkeuring, indien zij het meerwerk onvermijdelijk en onvoorzienbaar achten en de subsidiabele kosten met inbegrip van het meerwerk het in artikel 31, lid 2 onder a. genoemde maximum niet te boven gaan.

  • 4. Indien de werkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan de geraamde subsidiabele kosten, wordt het subsidie dienovereenkomstig verlaagd.

Artikel 34a Betaalbaarstelling

  • 1. Het subsidie als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder a, verminderd met een eventueel voorschot, wordt betaalbaar gesteld aan het einde van het lopende kwartaal van het jaar waarin een termijn van vijftien jaar na de vaststelling van het subsidie is verstreken mits aan alle voorschriften is voldaan die bij of krachtens deze verordening zijn gesteld.

  • 2. In afwijking van lid 1, wordt bij vervreemding binnen 15 jaar het opnieuw vastgestelde subsidie als bedoeld in artikel 34d terstond betaalbaar gesteld.

  • 3. Het subsidie als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder b wordt uitbetaald in het jaar waarin het pand is opgenomen in het meerjarenprogramma restauratie en beeldbepalende panden en wel uitsluitend op een bij de gereedmelding door de eigenaar op te geven bankrekening. Op deze subsidie is artikel 33, sub g.1 niet van toepassing. In plaats daarvan dient de eigenaar schriftelijk aan burgemeester en wethouders te verklaren dat hij het pand na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal onderhouden.

Artikel 34b Bevoorschotting

Indien de eigenaar van een pand waarvoor een subsidie is gevraagd een instelling zonder winstoogmerk is, kunnen burgemeester en wethouders op diens verzoek uiterlijk op het moment van de vaststelling van het subsidie een voorschot daarop betaalbaar stellen ter hoogte van maximaal 40% van dat subsidie.

Artikel 34c Sancties

  • 1. Indien naar bun oordeel niet, of niet volledig, aan het in artikel 33, sub g lid 1 bepaalde is voldaan, zullen burgemeester en wethouders:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk niet tot uitbetaling van de subsidie overgaan, al naar gelang van de ernst van de overtreding, en/of

    • b.

      reeds betaalde voorschotten op de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2. Indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders aan de eigenaar in redelijkheid niet kan worden verweten, dat hij niet heeft voldaan aan de in lid 1 bedoelde verplichtingen, kunnen zij besluiten de in dat lid bedoelde sanctie niet of slechts gedeeltelijk toe te passen.

Artikel 34d Vervreemding

  • 1. Indien de eigenaar het pand waarvoor onder toepassing van dit hoofdstuk subsidie is toegekend, binnen vijftien jaar na vaststelling van het subsidie vervreemdt, stellen burgemeester en wethouders het subsidie opnieuw vast zoals aangegeven in lid 2.

  • 2. In geval van toepassing van lid 1 bedraagt het subsidie bij vervreemding: binnen 1 jaar 10% na 1 jaar 20% na 2 jaar 30% na 3 jaar 40% na 4 jaar 45% na 5 jaar 50% na 6 jaar 55% na 7 jaar 60% na 8 jaar 65% na 9 jaar 70% na 10 jaar 75% na 11 jaar 80% na 12 jaar 85% na 13 jaar 90% na 14 jaar 95% van het oorspronkelijk verleende bedrag.

Artikel 34e Bevoegdheden van B & W

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a.

    in die gevallen waar de toepassing van een of meer bepalingen van dit hoofdstuk naar de mening van burgemeester en wethouders tot onbillijkheden zou leiden, deze in individuele gevallen niet van toepassing te verklaren;

  • b.

    naast de bepalingen van dit hoofdstuk bijzondere voorschriften aan het verlenen van subsidie te verbinden.

Overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening is eveneens van kracht voor afgegeven subsidiebeschikkingen met betaalbaarstelling vanaf 1994 krachtens de Subsidieverordening Stadsvemieuwing - onderdeel monumenten en beeldbepalende panden - 1991, tenzij de aanvrager kan aantonen dat deze toepassing op korte termijn een verslechtering is in vergelijking met de hiervoor genoemde verordening.

  • 2.

    Op de in lid 1 bedoelde subsidiebeschikkingen is niet van toepassing:

    • a.

      het maximumbedrag van f 200.000,—, als bedoeld in artike1 31, lid 2 onder a;

    • b.

      de indiening van een onderhoudsplan;

    • c.

      het voorschrift als genoemd in artikel 33 onder g.2.

  • 3.

    Aan de houder Van een subsidiebeschikking, als bedoeld in lid 1 wordt het subsidie volledig uitbetaald, of indien het pand op het tijdstip van uitbetalen niet meer in zijn bezit is.

Slotbepalingen

  • 1.

    Dit hoofdstuk van de verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 1994, op voorwaarde van goedkeuring van het Ministerie van Financiën

  • 2.

    Per gelijke datum wordt dit hoofdstuk van de Subsidieverordening Stadsvemieuwing Zaanstad 1991 ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Subsidieverordening Stadsvemieuwing Zaanstad 1994.

Artikel 35

In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de aanvrager, indien 50% of meer van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden zijn verricht en akkoord bevonden, voorzieningen voor bouwtechnische gebreken daaronder begrepen, een voorschot op de bijdrage ineens worden verstrekt van maximaal 50% van de toegekende bijdrage.

Hoofdstuk IV Midden- en kleinbedrijf

I Algemene bepalingen

Artikel 36

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    a.

    stadsvernieuwingsgebied :

    een gebied bij besluit van de gemeenteraad aangewezen voor toepassing van deze paragraaf;

    b.

    ondernemer:

    een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die daadwerkelijk en rechtmatig een bedrijf uitoefent;

    c.

    ondernemer betrokken bij een sloopproject:

    een ondernemer wiens bedrijfsruimte is gelegen in een pand waarvoor een sloopbesluit is afgegeven en dat is gelegen in een sloopcomplex in een stadsvernieuwingsgebied.

    d.

    Renovatieproject:

    een bouwkundig plan dat strekt tot behoud, herstel, verbetering of herindeling van een pand of van een blok van panden;

    e.

    winst:

    de winst die dient als grondslag voor de berekening van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting, met dien verstande dat indien de ondernemer een rechtspersoon is, daaronder mede wordt verstaan de beloning van de bestuurder(s) en de daaraan verbonden ten laste van de rechtspersoon komende sociale lasten;

    f.

    detailhandel:

    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;

    g.

    milieuhinderlijk bedrijf:

    bedrijf dat in ontoelaatbare mate gevaar, schade of hinder veroorzaakt;

    h.

    sanering:

    het treffen van maatregelen ter vermindering van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Indien een onderneming wordt bestuurd door meer dan een ondernemer, worden deze voor de toepassing van dit hoofdstuk als een ondernemer aangemerkt.

  • 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt met een ondernemer gelijkgesteld zijn rechtsvoorganger of rechtsopvolger, indien deze zijn echtgenote of een eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant is.

Artikel 37

  • 1. Geldelijke steun aan een ondernemer kan worden verleend ten behoeve van:

    • a.

      voortzetting ter plaatse van een in het stadsvernieuwingsgebied gevestigd bedrijf;

    • b.

      verplaatsing van een in het stadsvernieuwingsgebied gevestigd bedrijf, of

    • c.

      beëindiging van een in een stadsvernieuwingsgebied gevestigd bedrijf.

  • 2. Gelijkgesteld met een ondernemer als bedoeld in lid 1 wordt een ondernemer wiens bedrijf gevestigd is buiten een stadsvernieuwingsgebied en die zijn omzet geheel of grotendeels binnen dat gebied verwerft.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen - de Commissie Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting geboord - bepalen dat een ondernemer wiens bedrijf gevestigd is buiten een stadsvernieuwingsgebied en die zijn omzet niet geheel of grotendeels verwerft in een stadsvernieuwingsgebied gelijkgesteld wordt met een ondernemer als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen geldelijke steun toekennen ten behoeve van een sanering van een door hen als zodanig aangewezen milieuhinderlijk bedrijf. De sanering kan betrekking hebben op sanering ter plaatse, sanering door verplaatsing of sanering door beëindiging van het bedrijf. In het algemeen zal steun voor sanering door verplaatsing slechts worden verleend, indien die vorm van sanering als de meest doelmatige kan worden beschouwd. Indien sanering' ter plaatse het meest doelmatige is, zal eventuele steun ten behoeve van de verplaatsing van het bedrijf niet meer bedragen dan de steun die bij sanering ter plaatse zal worden toegekend.

Artikel 38

  • 1. Geldelijke steun aan een ondernemer als bedoeld in artikel 37, lid 1 en 2 wordt slechts toegekend:

    • a.

      indien dat de verwezenlijking van de voor het betrokken stadsvernieuwingsgebied vastgestelde ruimtelijke economische structuur ten goede komt;

    • b.

      voor zover de financiële middelen die de gemeenteraad ter beschikking heeft gesteld voor de steunverlening als bedoeld in artikel 37, lid 1 toereikend zijn;

    • c.

      indien het bedrijf dat voortgezet dan wel verplaatst wordt levensvatbaar is;

    • d.

      indien het bedrijf een redelijke termijn onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de steunaanvraag in hetzelfde pand is uitgeoefend.

  • 2. Geldelijke steun aan een ondernemer als bedoeld in artikel 37, lid 3 wordt slechts toegekend:

    • a.

      Voor zover de financiële middelen die de gemeenteraad ter beschikking heeft gesteld voor de steunverlening als bedoeld in artikel 37, lid 1 toereikend zijn;

    • b.

      indien het bedrijf dat voortgezet dan wel verplaatst wordt levensvatbaar is;

    • c.

      indien het bedrijf een redelijke termijn onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van het indienen van de steunaanvraag in hetzelfde pand is uitgeoefend.

  • 3. Geldelijke steun aan een ondernemer als bedoeld in artike1 37, lid 4 wordt slechts toegekend:

    • a.

      voor zover de financiële middelen die de gemeenteraad ter beschikking heeft gesteld voor de steunverlening als bedoeld in artikel 37, lid 1 toereikend zijn;

    • b.

      indien de sanering noodzakelijk en voldoende is om gevaar, schade of hinder tot een aanvaardbaar peil terug te brengen;

    • c.

      indien het bedrijf dat voortgezet dan wel verplaatst wordt levensvatbaar is.

Artikel 39

  • 1. Geldelijke steun aan een ondernemer wordt niet toegekend: indien de ondernemer een bedrijf uitoefent dat ook als vrij beroep uitgeoefend kan worden of indien de ondernemer een of meer van de volgende bedrijven uitoefent:

    • a.

      bemiddeling op het gebied van de handel in roerende en onroerende goederen, dienstverlening en arbeidsbemiddeling, met uitzondering van reisbureaus;

    • b.

      dienstverlening op het gebied van accountancy, boekhouden of administratie

    • c.

      advisering en dienstverlening, anders dan door aanneming van werk, op het gebied van techniek, bouwkunde, industrieel eigendom, reclame, informatie, incasso, taxatie, alsmede op juridisch, economisch of fiscaal gebied;

    • d.

      exploitatie van schoonheidsinstituten of pedicure-, bad-, heilgymnastiek- of massage-inrichtingen;

    • e.

      dienstverlening op het gebied van onderwijs, opleiding, vertaling of rij instructie.

  • 2. Geldelijke steun aan een ondernemer wordt niet toegekend indien een bij een renovatieproject betrokken ondernemer niet overgaat tot ondertekening van een contract met de gemeente waarin hij zijn medewerking toezegt voor de realisering van dat project.

  • 3. Geldelijke steun aan een ondernemer wordt niet toegekend binnen een periode van vijf jaar nadat hem steun ingevolge dit hoofdstuk is toegekend, tenzij:

    • a.

      de ondernemer binnen de gestelde vijf jaren verschillende verbouwingen uitvoert die zijn te beschouwen als een verbouwing;

    • b.

      de ondernemer op verschillende locaties bedrijfsactiviteiten uitvoert en binnen vijf jaar steun aanvraagt voor een van de andere locaties dan waarvoor reeds steun is toegekend;

    • c.

      de ondernemer op grond van artikel 42 van deze verordening inkomenssteun aanvraagt vanwege de door hem geleden winstdaling, die een rechtstreeks gevolg is van de concrete uitvoering van de stadsvernieuwingsmaatregelen ter plaatse.

  • 4. Geldelijke steun aan een ondernemer wordt niet toegekend voor zover hij geldelijke aanspraken ter zake heeft ontleend of kan ontlenen aan andere regelingen, van weIke aard ook, met uitzondering van de Algemene Bijstandswet (Stbl. 1963, 284), de Wet Investeringsregeling (Stbl. 178, 368) en Hoofdlijnen bedrijfsbeëindiginghulp 1984 (Stct. 1983, nr. 216).

  • 5. Het bepaalde in net vierde lid geldt niet ter zake van bedrijfsbeeindigingssteun, voor zover de geldelijke aanspraken die de betrokkene aan andere regelingen heeft ontleend of kan ontlenen, in mindering zijn of kunnen worden gebracht op uitkeringen ingevolge de Hoofdlijnen bedrijfsbeëindiginghulp 1984.

Artikel 40

In geval van sanering ter plaatse dan wel sanering door verplaatsing wordt de steun in ieder geval toegekend onder de voorwaarde dat ten behoeve van het bedrijf de met het oog op de daarin of daardoor verrichte activiteiten vereiste vergunningen krachtens de in artike!6 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne genoemde wetten worden verleend.

Artikel 41

  • 1. De per ondernemer te verlenen steun bedraagt maximaal f 250.000,- waarbij de in artikel 42 genoemde inkomenssteun niet is meegerekend.

  • 2. De steun wordt rechtstreeks aan de ondernemer verleend.

  • 3. Burgermeester en wethouders kunnen, wanneer het een sanering van een overeenkomstig artikel 37, lid 4 aangewezen milieuhinderlijk bedrijf betreft, of in andere bijzondere gevallen, afwijken van de in dit artikel en de andere in dit hoofdstuk genoemde maximale steunbedragen.

Paragraaf verwijderen!! II - Voortzetting ter plaatse

Artikel 42

  • 1. Indien de winst van de ondernemer in het boekjaar waarin hij zijn aanvraag indient naar schatting lager is dan de gemiddelde winst over de laatste drie jaren, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag en tevens lager is dan f 32.200,—, kan hem gedurende een jaar inkomenssteun voor deze winstdaling worden toegekend.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, na belangenafweging in het kader van het stadsvernieuwingsproces, bepalen dat de in lid 1 genoemde termijn wordt verlengd tot maximaal 4 jaar.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen het in lid 1 genoemde bedrag verhogen tot maximaal f 50.000,—.Het bepaalde in lid 5 is alsdan van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van f 32.200,— f 50.000,— dient te worden gelezen.

  • 4. De ondernemer dient aannemelijk te maken dat de winstdaling een rechtstreeks gevolg is van de concrete uitvoering van stadsvernieuwing.

  • 5. De steun bedraagt het verschil tussen enerzijds de winst van de ondernemer in het boekjaar van zijn aanvraag dan wel het daaropvolgende boekjaar en anderzijds zijn in het eerste lid bedoelde gemiddelde winst, met dien verstande dat:

    • a.

      de steun te samen met de winst in net boekjaar van zijn aanvraag niet meer bedraagt dan f 32.200,—;

    • b.

      de steun niet meer dan f 32.200,— bedraagt.

  • 6. Inkomenssteun wordt niet verleend aan ondernemers, die ingevolge het bepaalde in artikel 53 uitgesloten zijn van beeindigingssteun.

  • 7. Burgereester en wethouders zijn bevoegd, indien in een bepaald geval naar bun mening bijzondere redenen aanwezig zijn, ontheffing te verlenen van het gestelde in het eerste lid wat betreft het tijdstip van aanvraag.

Artikel 43

  • 1. Indien de ondernemer, tevens eigenaar, in zijn bedrijfsruimte verbouwingen wil verrichten die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van zijn bedrijf ter plaatse, kan hem hiervoor steun in de vorm van een verbouwingsbijdrage worden toegekend. Indien het een sanering ter plaatse betreft, kan hiervoor een saneringsbijdrage worden toegekend.

  • 2. De steun wordt toegekend onder de voorwaarde dat bij het treffen van de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet geheel of gedeeltelijk wordt gehandeld in strijd met artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958.

  • 3. De steun zal een redelijke bijdrage in de kosten van de bedoelde verbouwingen c.q. gedeeltelijke sanering ter plaatse zijn.

Artikel 44

  • 1. Indien de ondernemer, tevens huurder, ten gevolge van verbouwingen c.q. saneringsmaatregelen als bedoeld in artikel 43 een hogere huur moet gaan betalen, kan hem hiervoor een eenmalige bijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere huur geen gevolg is van wezenlijke veranderingen in de aard en omvang van zijn bedrijfsactiviteiten.

  • 2. De steun zal een redelijke bijdrage zijn, gebaseerd op het verschil tussen de oude en de nieuwe huur.

Artikel 45

  • 1. Aan de ondernemer in wiens bedrijfsruimte verbouwingen worden uitgevoerd c.q. saneringsmaatregelen worden getroffen als bedoeld in artikel 43, kan voor de noodzakelijke herinrichting een bijdrage worden toegekend.

  • 2. Artikel 43, lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De steun zal een redelijke bijdrage zijn in de genoemde herinrichtingskosten.

Artikel 46

  • 1. Wanneer vanwege de verbouwingswerkzaamheden c.q. saneringsmaatregelen als bedoeld in artikel 43 stagnatieschade optreedt, kan hiervoor steun worden toegekend.

  • 2. De in lid 1 genoemde steun zal een redelijke bijdrage per week bedragen over de periode dat het bedrijf stil ligt tot ten hoogste zes weken in totaal.

Artikel 47

Burgemeester en wethouders kunnen aan ondernemers die betrokken zijn bij renovatie- of sloop-/nieuwbouwprojecten steun verlenen ter zake van een tijdelijke huisvesting gedurende de uitvoering van de bouwwerkzaamheden aan het betreffende complex. De steun kan de volgende vormen omvatten:

  • a.

    100% van de verhuiskosten naar en van de tijdelijke vestiging;

  • b.

    100% Van de noodzakelijke inrichtingskosten van tijdelijke huisvesting bij terugkeer, die van huisvesting op de nieuwe vestigingsplaats;

  • c.

    100% van de hogere huisvestingslasten van de tijdelijke huisvesting;

  • d.

    100% van de stagnatieschade.

Ill - Verplaatsing

Artikel 48

  • 1. Indien de ondernemer, tevens huurder, in verband met de verplaatsing van zijn bedrijf een hogere huur moet gaan betalen op de nieuwe vestigingsplaats, kan hem hiervoor een eenmalige huurgewenningsbijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere huur geen gevolg is van niet noodzakelijke veranderingen in de aard en omvang van zijn bedrijfsactiviteiten.

  • 2. De steun zal een redelijke bijdrage zijn, gebaseerd op net verschil tussen de oude en de nieuwe huur.

Artikel 49

  • 1. Indien de ondernemer, tevens eigenaar, in verband met de verplaatsing van zijn bedrijf huisvestingskosten heeft op de nieuwe vestigingsplaats, kan hem hiervoor een bijdrage worden toegekend, voor zover deze hogere kosten geen gevolg zijn van wezenlijke veranderingen in de aard en omvang van zijn bedrijfsactiviteiten.

  • 2. De steun zal een redelijke bijdrage zijn in het verschil tussen de waarde van de oude en nieuwe bedrijfsruimte.

Artikel 50

  • 1. Aan de ondernemer die zijn bedrijf verplaatst, kan worden toegekend:

    • a.

      een verhuiskostenbijdrage;

    • b.

      een bijdrage in de geraamde verbouwings- c.q. saneringskosten, bedoeld in artikel 43

    • c.

      een bijdrage in de geraamde herinrichtingskosten, bedoeld in artikel 45;

    • d.

      een bijdrage in de winstdaling ten gevolge van bedrijfsstagnatie.

  • 2. De steun zal bedragen:

    • a.

      100% van de geraamde verhuiskosten;

    • b.

      50% in de verbouwings- e.g. saneringskosten;

    • c.

      50% in de herinrichtingskosten;

    • d.

      een redelijke bijdrage per week over de periode dat het bedrijf stil ligt tot ten hoogste zes weken in totaal.

Artikel 51

  • 1. De uitkering op grond van de artikelen 48, 49 en 50 wordt verstrekt op voorwaarde dat de ondernemer, voor zover hij op het toekomstige gebruik van het bedrijfspand invloed kan uitoefenen, ervoor zorg draagt dat in het betrokken bedrijfspand niet een onderneming wordt gevestigd die, gelet op de ruimtelijk-economische structuur en de milieuhygiënische kwaliteit van de betreffende wijk als ongewenst moet worden beschouwd

  • 2. De ondernemer moet zich verbinden de ontvangen steun dan wel een deel van deze steun, terstond als onverschuldigd betaald te restitueren indien hij de onder lid 1 genoemde voorwaarde niet is nagekomen.

IV Beëindiging

Artikel 52

  • 1. Aan de ondernemer die zijn bedrijf beëindigt anders dan door middel van overdracht, kan een eenmalige bedrijfsbeëindiginguitkering worden toegekend.

  • 2. Om voor de uitkering als bedoeld in lid 1 in aanmerking te komen, moet de ondernemer zijn bedrijf minimaal drie jaren in hetzelfde pand hebben uitgeoefend.

  • 3. De beëindiginguitkering bedraagt 20% van de totale winst over de drie aan het boekjaar waarin de aanvraag om steun wordt ingediend, voorafgaande boekjaren. Zij is ten minste f 10.000,— en ten hoogste f 50.000,—.

  • 4. De uitkering wordt verstrekt op voorwaarde dat de ondernemer na de bedrijfsbeëindiging niet binnen een termijn van 3 jaar opnieuw binnen de gemeente een soortgelijk bedrijf gaat uitoefenen.

  • 5. De uitkering wordt verstrekt op voorwaarde dat gedurende een periode van 10 jaar na de bedrijfsbeëindiging in het betrokken bedrijfspand niet een onderneming wordt gevestigd die, gelet op de ruimtelijk-economische structuur en de milieuhygiënische kwaliteit van de betreffende wijk als ongewenst moet worden beschouwd.

  • 6. De ondernemer is verplicht de ontvangen uitkering, dan wel indien burgemeester en wethouders in die zin beslissen, een deel van deze steun terstond als onverschuldigd betaald te restitueren indien hij de onder lid 4 genoemde voorwaarde niet is nagekomen of, in het geval dat hij eigenaar is van het betrokken bedrijfspand, hij er niet voor zorg draagt dat aan de voorwaarde genoemd in lid 5 wordt voldaan.

  • 7. De uitkering wordt uitbetaald zo spoedig mogelijk nadat bedrijfsbeëindiging heeft plaatsgevonden,

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling van de in lid 4 genoemde voorwaarde verlenen.

Artikel 53

Geen beëindiginguitkering als bedoeld in artikel 52 wordt toegekend indien de ondernemer een bedrijf uitoefent dat geen investeringen in bedrijfsmiddelen vereist en niet buurtgebonden is.

V – Procedure

Artikel 54

  • 1. Een aanvraag om steun als bedoeld in dit hoofdstuk dient schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Een aanvraag dient te worden ingediend voordat de ondernemer overgaat tot uitvoering van activiteiten die tot steuntoekenning kunnen leiden.

Artikel 55

  • 1. Een aanvraag dient vergezeld te gaan van een advies uitgebracht door een of meerdere door burgemeester en wethouders toegelaten onafhankelijke instantie(s). De kosten van dit advies kunnen worden vergoed.

  • 2. Bij de aanvraag dienen de gegevens te zijn gevoegd die nodig Zijn voor de beoordeling.

  • 3. Alvorens op de aanvraag te beslissen, kunnen burgemeester en wethouders binnen een maand nadat de aanvraag is ingediend nadere gegevens van de ondernemer verlangen.

  • 4. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanvraag binnen twee maanden na de dag waarop de aanvraag ontvangen is of binnen twee maanden nadat de in het derde lid bedoelde gegevens zijn ontvangen* Zij kunnen bun beslissing eenmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen. Een afschrift van hun besluit tot verdaging zenden zij toe aan de aanvrager van de steun.

Artikel 56

De ondernemer dient, voor zover dat redelijkerwijs voor de uitvoering van deze verordening nodig is, desgevraagd aan door burgemeester en wethouders respectievelijk door de in artikel 55, eerste lid, bedoelde onafhankelijke instantie(s) aangewezen personen gegevens te verstrekken, inzage te geven in zijn boeken en bescheiden en toegang te verlenen tot zijn bedrijfsruimten.

Artikel 57

  • 1. Burgemeester en wethouders bepalen bij hun besluit tot toekennen van steun het definitieve steunbedrag tenzij het betreft steun ingevolge artikel 42 van deze verordening.

  • 2. De gegevens voor de vaststelling van de definitieve uitkering als bedoeld in artikel 42 dient de aanvrager binnen drie maanden na afloop van het boekjaar waarop de uitkering betrekking beeft aan burgemeester en wethouders te verstrekken. Burgemeester en wethouders bepalen binnen twee maanden nadat deze gegevens zijn ontvangen het definitieve steunbedrag.

  • 3. Indien gunstig wordt beslist op de aanvraag om geldelijke steun, kan aan de aanvrager in daartoe aanleiding gevende gevallen een voorschot worden Verstrekt.

  • 4. Het voorschot wordt verrekend bij de definitieve uitbetaling. Deze uitbetaling vindt plaats zodra de ondernemer beeft aangetoond dat de activiteiten waarvoor de steun is toegekend conform de overgelegde bescheiden zijn verricht..

  • 5. De ondernemer moet zich verbinden de als voorschot ontvangen steun terstond als onverschuldigd betaald te restitueren, indien en voor zover de activiteiten, waarvoor de steun is toegekend, niet binnen een redelijke termijn en conform de overgelegde bescheiden zijn verricht.

VI – Slotbepaling

Artikel 58

De bepalingen van dit hoofdstuk missen werkingskracht zolang nog subsidie verstrekking mogelijk is op basis van de Beschikking Sanering milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving.

Hoofdstuk V Geldelijke steun aan woningcorporaties

I Voorlichting en begeleiding

Artikel 59

Ten behoeve van de stadsvernieuwing kan steun worden toegekend aan woningcorporaties .

Artikel 60

Deze steun bestaat uit een bijdrage die kan worden verleend in de kosten die voor de woningcorporaties voortvloeien uit voorlichting en begeleiding van bewoners bij verbeterings- en grootonderhoudsplannen van bij de corporatie in eigendom zijnde woningen waarvoor financiële steun van het Rijk wordt gevraagd en toegekend.

Artikel 61

De bijdrage bedraagt f 150,- per te verbeteren woning. Indien er sprake is van verbetering van woningen met uitplaatsing is de bijdrage f 250,—.

Artikel 62

De bijdrage wordt niet verleend indien:

  • 1.

    de daarvoor bestemde middelen zijn uitgeput;

  • 2.

    het verbeteringsplan niet is opgenomen in het toegewezen contingent van het jaar waarin de aanvraag om rijkssteun is gedaan;

  • 3.

    de investering per woning gemiddeld lager is dan f 10.000,—.

Artikel 63

De bijdrage wordt aangevraagd tegelijk met de aanvraag om rijkssteun voor het verbeteringsplan door middel van een daartoe beschikbaar te stellen formulier.

Artikel 64

Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om een bijdrage binnen 3 maanden nadat deze is ontvangen. Deze termijn kan met 3 maanden worden verlengd.

Artikel 65

Per bijdrage wordt uitbetaald nadat met de uitvoering van de werkzaamheden van het verbeteringsplan is begonnen en uiterlijk nadat de werkzaamheden zijn voltooid.

Artikel 66

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in afwijking van het onder artikel 65 gestelde de helft van de toegekende bijdrage betaalbaar te stellen op het moment dat met de uitvoering van het verbeteringsplan is begonnen.

II - Tijdelijke huisvesting

Artikel 67

  • 1. Indien in verband met de uitvoering van ingrijpende verbetering van huurwoningen of ten gevolge van technische noodzaak de bewoner tijdelijk in een andere woonruimte moet worden gehuisvest, kan in daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende gevallen een bijdrage worden verstrekt ter tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting.

  • 2. Voorts kan een bijdrage worden verleend in de kosten van tijdelijke huisvesting bij vervangende nieuwbouw van huurwoningen indien de zittende bewoner terugkeert naar de oorspronkelijke plek.

Artikel 68

De bijdrage op grond van artikel 67, lid 1 bedraagt een bedrag gelijk aan het huurverschil tussen de te verbeteren woning en de tijdelijke woonruimte tot een maximum van f 100,-- per woning per maand gedurende maximaal drie De bijdrage op grond van artikel 67, lid 2 bedraagt een bedrag gelijk aan het huurverschil tussen die te verlaten woning en de tijdelijke woonruimte tot een maximum van f 300, — per woning per maand gedurende maximaal 12 maanden .

Artikel 69

Bij wisselwoningen dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van woningen met nagenoeg gelijke huur als die van de te verbeteren woning of te vervangen woning.

Artikel 70

Voorts kan een bijdrage worden verleend in de kosten van het stofferen van een wisselwoning bij verbetering van een huurwoning waarbij uitplaatsing noodzakelijk is of bij vervangende nieuwbouw van een huurwoning waarbij de zittende bewoner terugkeert naar de oorspronkelijke plek.

Artikel 71

De bijdrage ten behoeve van de stoffering van een wisselwoning bedraagt:

  • a.

    in geval van verbetering van huurwoningen: per 4 te verbeteren woningen de werkelijk gemaakte stofferingkosten van een wisselwoning met een maximum van -f 2.000, — ;

  • b.

    in geval van vervangende nieuwbouw waarbij de zittende bewoner ter plaatse terugkeert per nieuwbouwwoning de werkelijk gemaakte stofferingkosten van de wisselwoning tot een maximum van f 2.000, — .

Artikel 72

De bijdragen worden niet verleend als de daartoe bestemde middelen zijn uitgeput.

Artikel 73

De bijdragen worden aangevraagd door middel van een daartoe beschikbaar te stellen formulier en uiterlijk binnen een termijn van 3 maanden nadat de verbeteringswerkzaamheden van het gehele plan zijn voltooid.

Artikel 74

Burgemeester en wethouders beslissen binnen 3 maanden na ontvangst van de onder artikel 73 genoemde aanvraag; deze termijn kan met 3 maanden worden verlengd.

Hoofdstuk VI Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 75

De bepalingen van hoofdstuk 2 van deze verordening missen werkingskracht zolang nog subsidieverstrekking mogelijk is op basis van de "Beschikking geldelijke steun verbetering woningen 1979/11".

De bepalingen van hoofdstuk 3 van deze verordening missen werkingskracht zolang nog subsidieverstrekking mogelijk is op basis van de samenwerkingsregeling van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en die van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne.

Artikel 76

In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de stadsvernieuwing afwijken van de bepalingen van deze verordening. Burgemeester en wethouders zullen hiertoe niet overgaan dan nadat de betreffende raadscommissie gehoord is.

Artikel 77

  • 1. Deze verordening wordt, voor zover dat niet per hoofdstuk anders wordt bepaald, geacht in werking te zijn getreden met ingang van 1 januari 1985.

  • 2. Zij kan worden aangehaald onder de titel "Subsidieverordening Stadsvernieuwing" .

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zaanstad in zijn vergadering van 14 maart 1985. Gewijzigd 12 december 1985. Gewijzigd 20 november 1986. Gewijzigd 11 februari 1988, Gewijzigd 30 mei 1994.