Regeling vervallen per 01-01-2010

Beleidsregels wet inburgering

Geldend van 01-04-2007 t/m 31-12-2009

Intitulé

BELEIDSREGELS Wet Inburgering

Artikel 1

  • 1) Het college geeft bij het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet Inburgering, prioriteit aan de volgende groepen inburgeringsplichtigen:

    Inburgeringsplichtigen die:

    • A.

      een uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en aan wie arbeidsverplichtingen zijn opgelegd;

    • B.

      een half jaar of korter voor aanvang van het inburgeringstraject een WIN-, oudkomers- of educatietraject hebben gevolgd en na afloop niet over het niveau beschikken dat vrijstelling geeft voor het inburgeringsexamen;

    • C.

      een minderjarige opvoeden;

    • D.

      op 1 januari van het kalenderjaar jonger zijn dan 50 jaar;

    • E.

      zich op eigen initiatief hebben gemeld.

  • 2) Het college kan besluiten een inburgeringsplichtige die aan een van de in het vorige lid genoemde criteria voldoet, geen aanbod te doen. Het college kan besluiten een inburgeringsplichtige die niet aan een van de in het vorige lid genoemde criteria voldoet, een aanbod te doen.

Artikel 2

Het college bepaalt de hoogte van de boete, onverminderd de bevoegdheid van het college om de hoogte met toepassing van artikel 38, tweede lid van de Wet Inburgering, afwijkend vast te stellen, met inachtneming van de volgende leden.

1) De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 250 indien de inburgeringsplichtige geen gehoor geeft aan de oproep, bedoeld in artikel 25, eerste of tweede lid van de wet of geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. Bij deze bestuurlijke boete gelden de volgende schema´s voor opbouw boete:

Niet verschijnen op inburgeringsonderzoek

· Gedraging

· Bestuurlijke boete

· 1e keer niet verschijnen

· Waarschuwingsbrief + nieuwe

afspraak

· 2e keer niet verschijnen

· Bestuurlijke boete € 125, -

· 3e keer en vaker niet verschijnen

· Bestuurlijke boete: € 250, - per keer

Niet meewerken tijdens inburgeringsonderzoek

· Gedraging

· Handhaving

· 1e keer niet meewerken

· Waarschuwingsbrief

· 2e keer niet meewerken

· Bestuurlijke boete € 125, -

· 3e keer en vaker niet verschijnen

· Bestuurlijke boete: € 250, - per keer

2) De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 250, - indien de inburgeringsplichtige onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de bij verordening vastgestelde verplichtingen in het kader van deze voorziening, bedoeld in artikel 23, derde lid, van de wet. Bij deze bestuurlijke boete geldt het volgende schema bij opbouw boete:

· Gedraging

· Bestuurlijke boete

· 1e keer niet meewerken

· Gesprek + Waarschuwingsbrief

· 2e keer niet meewerken

· Bestuurlijke boete € 125, -

· 3e keer niet meewerken

· Bestuurlijke boete € 250, - +

stopzetten traject

3) De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 250, - indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

4) De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 500, - indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Bij de bestuurlijke boetes als bedoeld in het vierde en vijfde lid geldt het volgende schema bij opbouw boetes:

· Gedraging

· Handhaving

· 1e keer niet halen binnen termijn

· Waarschuwingsbrief + hersteltermijn

· 2e keer niet halen binnen termijn

· Bestuurlijke boete € 125, -

· 3e keer niet halen binnen termijn

· Bestuurlijke boete € 250, -

· 4e keer en vaker niet halen binnen

termijn

· Bestuurlijke boete € 500, - per keer

Ondertekening

Aldus besloten door het college van Zaanstad in zijn vergadering van: februari 2007

waarnemend burgemeester

A.G.M. van de Vondervoort

gemeentesecretaris

Drs. A.J. van den Berg

Bijlage Toelichting handhaving en boetes

De Wet Inburgering draagt het college op om een bestuurlijke boete op te leggen aan de inburgeringsplichtige als hij/zij zich niet houdt aan de wettelijke verplichtingen. In beleidsregels staat omschreven welke boete bij welke overtreding kan worden opgelegd. Voor de opbouw van boetes worden schema’s gehanteerd, met daarin de gedragingen en de hieraan gerelateerde boetes die opgelegd kunnen worden. In deze bijlage worden de plichten van de inburgeraar, de mogelijke overtredingen en het boetebeleid nader omschreven.

Inburgeringsonderzoek

Nadat de gemeente Zaanstad een potentieel inburgeringsplichtige heeft opgeroepen voor een inburgeringsonderzoek, wordt deze conform de wet verplicht te verschijnen. Indien de persoon ´geen gehoor´ (definitie: zowel niet komen opdagen op afgesproken tijd en locatie en de afspraak niet is verzet) geeft aan deze oproep, wordt eenmalig een waarschuwingsbrief gestuurd met een nieuwe afspraak (opnieuw inburgeringsonderzoek binnen maximaal 4 weken na datum oorspronkelijke afspraak). Indien de persoon vervolgens wederom geen gehoor geeft aan de oproep, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 125, -. Deze bedragen lopen vervolgens bij recidivegedrag op tot € 250, -, zonder dat daarvoor opnieuw een hersteltermijn wordt afgegeven.

Indien de persoon wel verschijnt op het inburgeringsonderzoek, maar niet of onvoldoende meewerkt, wordt eenmalig een nieuwe afspraak gemaakt door middel van het sturen van een waarschuwingsbrief met een voornemen tot het opleggen van een boete (nieuwe afspraak binnen maximaal 1 maand na oorspronkelijke afspraak). Indien de persoon vervolgens wederom geen of onvoldoende medewerking verleent tijdens het inburgeringsonderzoek, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 125, -. Bij recidivegedrag wordt dit bedrag € 250, -.

Meewerken aan inburgeringsvoorziening

Indien een inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een aanbod voor een inburgeringsvoorziening, biedt de gemeente deze inburgeringsvoorziening aan.

De inburgeringsplichtige kan dit aanbod aanvaarden of weigeren. De inburgeringsplichtige is niet verplicht een aanbod te accepteren. Hij kan er voor kiezen om zich op eigen wijze op het inburgeringsexamen voor te bereiden. Dit is geen beboetbare gedraging.

Deze inburgeringsplichtige ontvangt dan een handhavingsbeschikking, waarin de termijn wordt opgenomen waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Na een half jaar wordt gecontroleerd of en hoe deze inburgeringsplichtige zich voorbereidt op het inburgeringsexamen en of er voortgang is geboekt. Wanneer dit de inburgeringsplichtige zich onvoldoende inzet, kan een boete worden opgelegd.

Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod van een inburgeringsvoorziening accepteert, zal de gemeente in de beschikking horend bij de inburgeringvoorziening voorwaarden opleggen tot verlening van medewerking aan de uitvoering van de inburgeringvoorziening. Deze medewerking kan verschillende vormen aannemen, zoals het volgen van de lessen en het afleggen van het inburgeringexamen binnen een bepaalde termijn na afloop van de inburgeringvoorziening.

De Gemeente Zaanstad wil bij het doen van een aanbod onder andere de volgende voorwaarden opleggen:

  • Aanwezigheid tijdens traject

  • Actieve houding tijdens traject

  • Deelname aan inburgeringsexamen aan einde van traject

Indien de persoon evident niet voldoet aan één van bovenstaande voorwaarden, wordt eerst een gesprek gevoerd met de deelnemer en worden de daarin gemaakte afspraken vastgelegd in een brief. In deze brief wordt tevens het voornemen tot opleggen van een boete kenbaar gemaakt, wanneer de inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de gemaakte afspraken. Indien de persoon vervolgens wederom geen medewerking verleent, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 125, -. Bij recidivegedrag wordt vervolgens het traject onmiddellijk stopgezet en wordt een boete opgelegd van € 500, -.

Halen van examen

In de wet zijn termijnen opgenomen waarbinnen het examen moet zijn behaald:

  • Voor personen die op basis van de Vreemdelingenwet 2000 het basisexamen inburgering in het land van herkomst hebben behaald, geldt een termijn van 3,5 jaar. Van hen wordt immers verondersteld dat zij reeds over basiskennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving beschikken.;

  • Voor de nieuwkomers die geen basisexamen inburgering in het buitenland hebben gehaald (zoals asielgerechtigden) geldt een termijn van 5 jaar.

  • Anders dan bij de nieuwkomers voorziet de wet voor oudkomers in een gefaseerde handhaving. Voor hen geldt een termijn van 5 jaar. Deze termijn gaat lopen vanaf de datum van de handhavingsbeschikking

Indien een inburgeringsplichtige verwijtbaar niet tijdig het inburgeringsexamen heeft gehaald, wordt eenmalig een waarschuwingsbrief gestuurd met het voornemen tot opleggen van een boete, waarbij aangegeven wordt dat binnen 2 maanden na het verstrijken van de oorspronkelijke maximale datum inburgeringsexamen het examen alsnog gehaald moet worden. Wanneer de persoon vervolgens wederom niet het examen haalt wordt een boete van € 125, - opgelegd. De boete wordt herhaald na in principe één jaar na het verstrijken tweede termijn halen inburgeringsexamen (termijn wordt afgestemd op persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, maar bedraagt nooit meer dan twee jaar). De boete bedraagt dan € 250, -. Bij recidivegedrag wordt vervolgens de boete verhoogd tot € 500, - en in principe elk jaar opgelegd (termijn wordt afgestemd op persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, maar bedraagt nooit meer dan twee jaar).

Toelichting

algemeen

Op 1 januari 2007 is de Wet Inburgering in werking getreden. De gemeente Zaanstad heeft ervoor gekozen de wet Inburgering te gaan uitvoeren vanaf 1 april 2007. Bij besluit van 21 december 2006 is de Verordening Wet Inburgering Zaanstad 2007vastgesteld. Dit betrof een raamverordening. Door middel van beleidsregels resulterend uit de WI en de Verordening Wet Inburgering Zaanstad 2007 moet het beleid worden aangescherpt.

De Wet Inburgering draagt de gemeente op nadere regels te stellen met betrekking tot:

  • 1.

    de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan de twee groepen inburgeringsplichtigen die het college een inburgeringsvoorziening kán aanbieden. (artikel 19, vijfde lid 5, onderdeel a, WI). Het college heeft ervoor gekozen, naast de verplichte groepen, ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan:

    • Inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

    • Oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

    Het college wordt opgedragen vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel 19, eerste lid, WI) bij voorrang een inburgeringsvooorziening kan worden aangeboden;

  • 2.

    de hoogte van de bestuurlijke boete. De Wet Inburgering kent de bestuurlijke boete als sanctiemogelijkheid bij het niet naleven van de in de wet neergelegde voorschriften. Artikel 35, WI, draagt de gemeente op de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

De bestuurlijke boete is een punitieve sanctie, waarbij het leedtoevoegend karakter voorop staat. Omdat een boete een strafkarakter heeft, bevat de Wet Inburgering bepaalde voorschriften die de gemeente in acht moet nemen bij het opleggen ervan. Het gaat om bepalingen die de rechten van de overtreder moeten waarborgen, zoals het in de gelegenheid stellen van de overtreder zienswijzen in te dienen. Bij de besluitvorming in het kader van de boeteoplegging spelen uiteraard de in artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht neergelegde beginselen van zorgvuldigheid bij de besluitvorming, van de belangenafweging en van de evenredigheid.

Voor het opleggen van een boete geldt een verjaringstermijn. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt twee jaar nadat de overtreding is begaan (artikel 43, vijfde lid Wet inburgering).

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Eerste lid:

Dit artikel regelt aan welke inburgeringsplichtigen prioriteit wordt verleend bij het doen van een aanbod. Gezien de omvang van de doelgroep moeten er prioriteiten worden gesteld bij het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen. Het gaat om inburgeringsplichtigen die:

  • A.

    een uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en aan wie arbeidsverplichtingen zijn opgelegd;

  • B.

    een half jaar of korter voor aanvang van het inburgeringstraject een WIN-, oudkomers- of educatietraject hebben gevolgd en na afloop niet over het niveau beschikken dat vrijstelling geeft voor het inburgeringsexamen;

  • C.

    een minderjarige opvoeden;

  • D.

    op 1 januari van het kalenderjaar jonger zijn dan 50 jaar;

  • E.

    zich op eigen initiatief hebben gemeld.

Ad A. Versnelde inburgering draagt bij aan vergroting van kansen op de arbeidsmarkt en uitstroom uit de uitkering;

Ad B. Bij inburgeringsplichtigen die recent een inburgeringstraject hebben gevolgd, ligt de lesstof nog vers in het geheugen. Voorkomen moet worden dat de Nederlandse taalvaardigheid minder wordt. Verwacht wordt dat deze groep inburgeringsplichtigen met een relatief kort inburgeringstraject in staat zal zijn het inburgeringsexamken te behalen;

Ad C. Versnelde inburgering van opvoeders draagt bij aan de onderwijskansen van hun kinderen. Bovendien gaat het vaak om vrouwen die extra gestimuleerd moeten worden deel te nemen aan de Nederlandse samenleving;

Ad D. In het algemeen zijn inburgeringsplichtigen ouder dan 50 jaar moeilijker leerbaar. Zij hebben veelal een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt en Nederlandse samenleving en zijn doorgaans minder gemotiveerd een inburgeringstraject te volgen;

Ad E. Zelfmelders zijn doorgaans gemotiveerd. Eigen initiatief moet beloond worden.

Wanneer een inburgeringsplichtige aan meerdere criteria voldoet, geldt dat criterium A prioriteit heeft boven criterium B, criterium B boven criterium C, etc. De inburgeringsplichtige vrouw die weliswaar 51 jaar oud is, maar een kind verzorgt dat jonger is dan 18 jaar, komt op basis van deze prioriteitstelling toch met voorrang in aanmerking voor een aanbod van een inburgeringstraject door de gemeente. Het feit dat zij een kind verzorgt dat jonger is dan 18 jaar (criterium C), heeft meer prioriteit dan het gegeven dat zij ouder is dan 50 jaar (criterium D).

Tweede lid:

Het college heeft de vrijheid om af te wijken van genoemde criteria. In individuele gevallen kan een inburgeringsplichtige die niet voldoet aan een van bovenstaande criteria, toch een inburgeringsvoorziening aangeboden krijgen. In individuele gevallen kan een inburgeringsplichtige die wel voldoet aan een van bovenstaande criteria, niet in aanmerking komen voor een inburgeringsvoorziening.

Artikel 2

De Wet Inburgering voorziet in een stelsel van sanctiemogelijkheden voor het geval de inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de wettelijke verplichtingen. De wet draagt het college op om in die gevallen een bestuurlijke boete op te leggen aan de inburgeringsplichtige. De maximale hoogte en (in voorkomende gevallen) de frequentie van de bestuurlijke boete zijn in de WI vastgelegd:

Overtreding

Handelen in strijd met WI:

Maximale boete

geen gehoor geven aan de oproep of niet meewerken aan het onderzoek (intake)

Artikel 25

250 euro

Onvoldoende meewerken aan de inburgeringvoorziening

Artikel 23, eerste lid of de krachtens art. 23, derde lid, gestelde regels

500 euro

niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de gestelde termijn

Artikel 7, eerste lid

500 euro

Herhaald  niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de gestelde termijn

Artikel 32 en 33

1000 euro

Het college kan lagere bedragen vaststellen.

In Zaanstad gelden de volgende maximale boetes:

Overtreding

Handelen in strijd met WI:

Maximale boete

geen gehoor geven aan de oproep of niet meewerken aan het onderzoek (intake)

Artikel 25

250 euro

Onvoldoende meewerken aan de inburgeringvoorziening

Artikel 23, eerste lid of de krachtens art. 23, derde lid, gestelde regels

250 euro

niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de gestelde termijn

Artikel 7, eerste lid

250 euro

Herhaald niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de gestelde termijn

Artikel 32 en 33

500 euro

Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Individuele toetsing is mede mogelijk door de opbouw van boetes, zoals vastgelegd in artikel 2 van deze beleidsregels.

Dit kan in individuele gevallen tot verlaging en verhoging van de boete leiden, afhankelijk van de individuele omstandigheden.

Uiteraard kan de verhoogde boete nooit hoger zijn dan de in de wet genoemde maxima.

Voor het handhavingsbeleid Wet Inburgering wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de opzet van het hoogwaardig handhaven in het kader van de WWB.

Dit betekent kort samengevat dat er een samenhangend pakket van maatregelen en acties nodig is op het terrein van:

  • a.

    Voorlichting. Wil de gemeente kunnen handhaven dan moet de burger van meet af aan volledig op de hoogte zijn van wat van hem/haar wordt verwacht, van zijn rechten en plichten en van de sancties die mogelijk zijn;

  • b.

    Dienstverlening. Handhaven moet op een algemeen geaccepteerde manier plaatsvinden. De handhavingsactiviteiten moeten zakelijk maar klantvriendelijk zijn en moeten niet onnodig belastend zijn;

  • c.

    Controle en opsporing. Handhaven van regels kan alleen effectief plaatsvinden als er op de naleving ervan wordt toegezien. De kans op controle op de naleving van de regels moet als groot worden beleefd;

  • d.

    Sanctioneren. Het niet handelen volgens de gestelde regels moet snel maar zorgvuldig en proportioneel worden gesanctioneerd.

Bij het beoordelen of een boete moet worden opgelegd, en zo ja welke, worden telkens de volgende drie stappen doorlopen:

  • -

    Stap 1: vaststellen van de ernst van de gedraging.

  • -

    Stap 2: vaststellen van de verwijtbaarheid.

  • -

    Stap 3: vaststellen van de omstandigheden van persoon/gezin.

1) De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in de standaardisering van de hoogte van de boetes conform de indeling uit de verordening. Dit leidt tot het bovenstaand schema, waarin de gedragingen en de bijbehorende boetes staan, zoals vastgesteld voor de Zaanse inburgeraars;

2) Wat betreft de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid is van belang in hoeverre dit aan betrokkene verweten kan worden en of er sprake is van recidive. Bij het ontbreken van het element verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd. Verder speelt de motivatie zoals blijkend uit de voortgangsrapportages een rol bij het vaststellen van de mate van verwijtbaarheid;

3) Matiging van de opgelegde maatregel wegens persoonlijke omstandigheden kan bijvoorbeeld in de volgende gevallen aan de orde zijn:

  • -

    bijzondere financiële omstandigheden van de belanghebbende, zoals bijvoorbeeld hoge woonlasten of andere vaste lasten of uitgaven van bijzondere aard waarvoor geen financiële tegemoetkoming mogelijk is, dit kan aan de orde zijn bij een stapeling van kosten als gevolg van het opnieuw moeten beginnen met lessen;

  • -

    sociale omstandigheden, gezinnen met kinderen bijvoorbeeld;

  • -

    bij een opeenstapeling van boetes: de zwaarte van het geheel van boetes is niet evenredig aan de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid.

Wanneer een inburgeringsplichtige Zaankanter stelselmatig niet voldoet aan zijn inburgeringsplicht en zijn verplichtingen in het kader van de Wet Inburgering, zonder dat hiervoor een goede reden is, kunnen er meerdere boetes worden opgelegd. Iedere inburgeringsplichtige Zaankanter wordt echter steeds weer in de gelegenheid gesteld alsnog mee te werken of duidelijk te maken waarom hij niet aan deze verplichtingen kan voldoen. Per individu wordt gekeken naar de ernst van de overtreding, de mate van de verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de inburgeringsplichtige.

Afgaande op de praktijk van de uitvoering van de WWB en de maatregelenverordening, waarbij het Zaanse boetebeleid Wet Inburgering aansluit, kan gesteld worden dat er alleen maatregelen worden opgelegd bij verwijtbare ernstige overtredingen. Dikwijls maken persoonlijke omstandigheden dat een cliënt niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. In dat geval wordt geen maatregel opgelegd en zal ook worden afgezien van het opleggen van een boete in het kader van de Wet Inburgering.