Regeling vervallen per 01-01-2007

Verordening voorziening gehandicapten gemeente Zaanstad

Geldend van 13-04-2005 t/m 31-12-2006

Intitulé

Verordening voorzieningen gehandicapten

Afdeling 1 Algemeen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

gehandicapte:

een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare belemmeringen ondervindt op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen;

2.

voorziening:

een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel.

1. Woonvoorziening: een voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische belemmeringen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt en waarvan de kosten niet meer bedragen dan € 45.378,02.

2. Vervoersvoorziening: een voorziening die is gericht op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normaal gebruik van vervoer in de directe woonomgeving;

3.

inkomen:

a. het bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de gehandicapte, indien de gehandicapten 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 6 Wvg;

b. het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de ouders of pleegouders van de gehandicapte, indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 6 Wvg;

c. het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de gehandicapte en zijn echtgenoot, indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 6 Wvg, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering;

4.

norminkomen:

het netto-inkomen op het voor de gehandicapte relevante bijstandsniveau;

5.

hoofdverblijf:

de woonruimte waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en welke bestemd en geschikt is voor permanente bewoning en op welk adres de gehandicapte in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een postadres is, dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;

6.

gemeenschappelijke ruimte:

gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

7.

woningaanpassing:

ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte;

8.

wet:

de Wet voorzieningen gehandicapten;

9.

forfaitaire vergoeding:

een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens;

10.

gemaximeerde vergoeding:

een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens;

11.

financiële tegemoetkoming:

een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening. De tegemoetkoming kan bestaan uit een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding of uit een vergoeding van de subsidiabele kosten van een voorziening, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens:;

12.

voorzieningen in natura:

een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt;

13.

normbedrag:

een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding;

14.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad;

15.

financieel besluit:

Het besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten maakt onderdeel uit van deze verordening. Het besluit bevat tevens het kernassortiment Wvg Zaanstreek/Waterland. De bedragen en het kernassortiment worden jaarlijks geactualiseerd;

16.

verstrekkingenboek:

Het verstrekkingenboek/de beleidsnotitie behorende bij deze verordening. Hierin heeft de gemeente haar beleid ter uitvoering van de verordening toegelicht en uitgewerkt;

17.

RIO Zaanstreek:

Het Regionaal Indicatieorgaan Zaanstreek.

Artikel 1.2 Beperkingen en belemmeringen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om diens belemmeringen op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopste adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. In afwijking op hetgeen in het eerste lid onder sub a is gesteld, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1.1 a en b.

  • 3. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

Artikel 1 voorzover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak gemaakt kan worden op de voorziening.

Hoofdstuk 2 Woonvoorzieningen

Paragraaf 1 Algemene omschrijving

Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen

De door het college te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

  • 1.
    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      woningaanpassing, voorzover dit de volgende kosten betreft:

      • 1.

        de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening.

      • 2.

        de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991.

      • 3.

        het werkelijk overeengekomen en betaalde architectenhonorarium.

      • 4.

        het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is: een bedrag van € 255,-vermeerderd met 1 % van de aanneemsom.

      • 5.

        de leges voorzover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

      • 6.

        de verschuldigde en niet-verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

      • 7.

        renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voorzover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

      • 8.

        de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd aan hetgeen gesteld is in artikel 2.12.

      • 9.

        de meerkosten, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet waren te voorzien, tot een maximum van 2 % van de aanneemsom.

      • 10.

        de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

      • 11.

        de kosten van de heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

      • 12.

        de kosten die de verhuurder in de rol van opdrachtgever maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte; voorzover de kosten onder 1 tot en met 11 meer dan € 1000,- bedragen, 10 % van die kosten, met een maximum van € 400,-

      • 13.

        de kosten van een onderzoek naar de bodemgesteldheid, indien dit onderzoek noodzakelijk is;

    • c.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke dubbele woonlasten;

    • f.

      huurderving.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid onder c genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 2.2 Uitbetaling financiële tegemoetkoming
  • 1. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 lid 1 onder b, d en f, wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 2. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 lid 1 onder a, c en e, worden uitbetaald aan de leverancier of aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

Artikel 2.3 Woon- en verblijfsruimte waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en AWBZ-instellingen. Tevens zijn de bepalingen van hoofdstuk 2 niet van toepassing op specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen, die nieuwgebouwd of gerenoveerd zijn na 2001, voor wat betreft voorzieningen in de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Paragraaf 2 Het recht op een woonvoorziening

Artikel 2 Het primaat van de verhuizing
  • 1. Een gehandicapte kan voor een voorziening als bij artikel 2.1 lid 1 onder a genoemd in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen van ergonomische aard het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder b en c genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopste adequate oplossing is.

Paragraaf 3 Voorwaarden bij verlening van voorzieningen

Artikel 2.5 Aard van de materialen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming ten behoeve van ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard voorzover de ondervonden ergonomische beperkingen niet voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de bouwkundige staat van de woning.

Artikel 2.6 Verzekering van de voorzieningen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming, indien de getroffen voorzieningen toereikend zijn verzekerd.

Artikel 2.7 Hoofdverblijf
  • 1. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten, indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4. De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de voorwaarde, dat de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt.

  • 5. De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte.

  • 6. Onder het in het vijfde lid genoemde bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan, dat de gehandicapte in ieder geval de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken.

Artikel 2.8 Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming, indien:

  • 1.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft is gemaakt zonder hun toestemming;

  • 2.

    de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

  • 3.

    aan de onder 2 genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • 4.

    de onder 2 genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 2.9 Gereedmelding
  • 1. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 3. De gereedmelding bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 4. Diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingswijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 2.10 Vaststellen van de financiële tegemoetkoming
  • 1. Indien het college instemment met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming, stellen zij de financiële tegemoetkoming vast. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de subsidiabele kosten van de voorziening.

  • 2. Het college doetn degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald hiervan mededeling onder vermelding van de wijze van uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

Artikel 2.11 Duidelijkheid over financiering van het niet-gesubsidieerde deel van de kosten

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b en c, indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

Artikel 2.11.a Frequentie van de woningaanpassing
  • 1. De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1. wordt geweigerd, indien: de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van ergonomische beperkingen geen aanleiding bestond.

  • 2. Het voorafgaande is niet van toepassing, indien:

    • a.

      een gehandicapte langer dan 7 jaar woont in een woning die bij of krachtens de Wvg of RGSHG is aangepast;

    • b.

      de verhuizing plaatsvindt als gevolg van het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente;

    • c.

      de verhuizing plaatsvindt als gevolg van zwaarwegende familieomstandigheden;

    • d.

      het een verhuizing naar een aanleunwoning of ADL-woning betreft.

Paragraaf 4 Beperking in de verlening van woonvoorzieningen

Artikel 2.12 Het verwerven van grond

Voorzover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b, betreft het uitbreiden van bestaande woningen dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals toegelicht in het verstrekkingenboek.

Artikel 2.13 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Het college kan, nadat een beroep is gedaan op de eigenaar van de woning, een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft:

  • 1.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • 2.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • 3.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

  • 4.

    drempelhulpen of vlonders;

  • 5.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • 6.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Paragraaf 5 Verhuis- en (her)inrichtingskosten

Artikel 2.14 Verhuis- en (her)inrichtingskosten
  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a verstrekken aan:

    • a.

      de gehandicapte;

    • b.

      een persoon die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte heeft ontruimd.

  • 2. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid onder a, indien:

    • a.

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat het college op de aanvraag heeft beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben verleend;

    • b.

      de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      de gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • d.

      de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-instelling of een verzorgingshuis;

    • e.

      in de te verlaten woning ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

  • 3. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid onder b, indien het een woonruimte betreft, waaraan met toepassing van deze verordening, dan wel de Beschikking geldelijke steun gehandicapten of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten een aanpassing is verricht waarvan de aanvaarde kosten ten minste € 7.500,- hebben bedragen.

  • 4. a. De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedoeld in lid 1 sub a bedraagt € 2.500,-.

    • b.

      De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedoeld in lid 1 sub a bedraagt € 3.775,- indien met de gehandicapte een kind of kinderen onder de 18 jaar gedwongen is/zijn om mee te verhuizen.

    • c.

      De hoogte van de financiële tegemoetkoming bedoeld in lid 1 sub b bedraagt € 3.775,-.

Paragraaf 6 Facultatieve woonvoorzieningen

Artikel 2.15 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
  • 1. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder d, indien:

    • a.

      de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel de Beschikking geldelijke steun huisvesting gehandicapten of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten is verleend;

    • b.

      de woonvoorziening voorkomt in hoofdstuk 2 van het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten;

    • c.

      de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en keuring zal het bedrag zoals genoemd in hoofdstuk 2 van het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten niet te boven gaan.

Artikel 2.16 Kosten in verband met tijdelijke dubbele woonlasten
  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke dubbele woonlasten verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      zijn huidige woonruimte;

    • b.

      de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte;

    • c.

      de financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a en b wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke dubbele woonlasten als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

  • 3. Het college verleent maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college verleent uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke dubbele woonlasten als bedoeld in het eerste lid, indien deze kosten gemaakt worden in verband met het:

    • a.

      tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte,

    • b.

      tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of

    • c.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 5. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gebaseerd op de kale huur en servicekosten, doch zal niet meer bedragen dan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van een bedrag gelijk aan de huurprijsgrens of het normbedrag dat geldt bij flankerend beleidopname, ter tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het vierde lid onder b.

Artikel 2.17 Kosten in verband met huurderving
  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 7.500,- is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van woning in verband met derving van huurinkomsten van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid is de kale huur van de woonruimte met een maximum van een bedrag gelijk aan de huurprijsgrens van de sociale sector.

Paragraaf 7 Meerwaarde woning

Artikel 2.18 Restitutie meerwaarde bij verkoop
  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten voor het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort. Voor de toepassing van deze verordening staat de meerwaarde gelijk aan 80 % van de verleende subsidie.

  • 2. In afwijking van het in lid 1 gestelde, behoeft de meerwaarde niet te worden teruggestort indien de verleende subsidie niet meer dan € 7.500,- heeft bedragen.

  • 3. De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt: voor het eerste jaar 100 % van de meerwaarde, voor het tweede jaar 80 % van de meerwaarde, voor het derde jaar 60 % van de meerwaarde, voor het vierde jaar 40 % van de meerwaarde en voor het vijfde jaar 20 % van de meerwaarde, in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

  • 4. Het college kan afwijken van het in lid 3 gestelde, indien de eigenaar-bewoner aantoont dat de meerwaarde niet kon worden gehaald bij de verkoop van de woning.

Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

De door het college te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • 1.

    een collectief vervoerssysteem (Wvg-vervoer) tegen een klanttarief;

  • 2.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • a.

      een open elektrische buitenwagen;

    • b.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • c.

      een ander verplaatsingsmiddel;

    • d.

      een al dan niet aangepaste bruikleenauto.

  • 3.

    een tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van:

    • a.

      aanpassing van een eigen auto;

    • b.

      gebruik van een bruikleenauto;

    • c.

      gebruik van eigen auto;

    • d.

      gebruik van een taxi;

    • e.

      gebruik van een rolstoeltaxi;

    • f.

      aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

    • g.

      Wvg-vervoersritten buiten de regio Zaanstreek-Waterland tot en met 5 vervoerszones vanaf het woonadres van de gehandicapte.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1.1 vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek:

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een begeleiderindicatie ten behoeve van een vervoersvoorziening als in artikel 3.1.1 in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het zelfstandig gebruik van het Wvg-vervoer niet mogelijk maken.

  • 3. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1.2 en 3.1.3 vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem, als bedoeld in artikel 3.1.1 onmogelijk maken.

  • 4. Voor de bij artikel 3.1.2 sub a, b en c en artikel 3.1.3 sub d tot en met g genoemde voorzieningen geldt, in uitzondering op het gestelde in het vorige lid, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1.1. verstrekt kunnen worden, indien er door toekenning een substantiële vervoersbehoefte mee gedekt wordt.

  • 5. Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1.3 sub b, c, d en e kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1.1 in die vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 6. Voorzover de behoeften van partners niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend indien deze voorziening verstrekt wordt middels een financiële tegemoetkoming.

  • 7.

    • a.

      In aanvulling op het Wvg-vervoer kan op declaratiebasis ook een bijdrage in de kosten van de ritten van het Wvg-vervoer buiten de regio Zaanstreek-Waterland worden verstrekt voor zover deze ritten vallen onder de zorgplicht van de gemeente.

    • b.

      Voor de ritten buiten de regio Zaanstreek-Waterland die onder de zorgplicht van de gemeente vallen geldt dat het commerciele tarief van een Wvg-ritzone wordt verminderd met het bedrag van de Wvg-ritzone binnen de regio.

    • c.

      Deze financiele tegemoetkoming is een gemaximeerde vergoeding.

    • d.

      De hoogte van de gemaximeerde vergoeding wordt door het college vastgesteld in het Besluit financiele tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

Artikel 3.3 Bruikleen eigendom of financiële tegemoetkoming

  • 1. Een voorziening als bedoeld in artikel 3.1.2 wordt in principe in natura in bruikleen verstrekt met uitzondering van een aangepaste fiets ten behoeve van gehandicapten van 16 jaar en ouder. Deze laatstgenoemde voorziening wordt in natura in eigendom verstrekt tenzij door de individuele situatie van de aanvrager verstrekking in bruikleen een geschiktere oplossing geacht wordt.

  • 2. Voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1.3 onder f wordt een financiële vergoeding verstrekt. Na indiening van het betalingsbewijs, gebaseerd op een vooraf goedgekeurde offerte, wordt (indien relevant na aftrek van de eigen inbreng) tot uitbetaling overgegaan.

Hoofdstuk 4 Rolstoelen

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • 1.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • 2.

    een sportrolstoel;

  • 3.

    onderhoud, gebruik en reparatie;

  • 4.

    accessoires.

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2. Onverkort het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht, indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom

  • 1. Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt en kan na afloop van de bruikleenperiode op basis van een afgesloten bruikleenovereenkomst in eigendom worden overgedragen.

  • 1. in tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid wordt een sportrolstoel verstrekt in de vorm van een forfaitaire vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

Hoofdstuk 5 Financiële tegemoetkomingen

Artikel 5.1 Gemaximeerde vervoerskostenvergoedingen

Met inachtneming van hetgeen hiertoe in artikel 3.2 lid 4 is bepaald, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding voor auto- en taxikosten als bedoeld in artikel 3.1.3 sub b t/m d uitgegaan van de normbedragen zoals vermeld in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten, waarbij:

  • 1.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto geldt een normbedrag gebaseerd op 3000 km per jaar;

  • 2.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van 3.000 maal y-euro, waarbij y staat voor het kilometerbedrag;

  • 3.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een (rolstoel)taxi geldt een normbedrag;

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming voor autoaanpassing als bedoeld in artikel 3.1.3 onder a is een gemaximeerde vergoeding indien de voorziening verstrekt wordt in plaats van het gebruik van een collectief vervoersysteem aanvullend vervoer (Wvg-vervoer) tegen klanttarief. Deze vergoeding wordt niet vaker dan eens per 5 jaar verstrekt en dient tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de voorziening. In aanvulling op deze voorziening kan geen financiële tegemoetkoming worden verstrekt in de kosten van gebruik van eigen auto of (rolstoel)taxi als bedoeld in artikel 3.1.3 onder c, d en e.

Artikel 5.2 Collectief vervoerssysteem

  • 1. Een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1.1. bestaat uit het recht om tegen betaling van openbaar vervoertarief gebruik te maken van deze voorziening.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde bedragen is bepaald in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten.

Artikel 5.3 Inkomensgrens vervoerskostenvergoedingen en het verstrekken van een bruikleenauto

  • 1. Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1.3 hoger is dan 1,5 x het norminkomen voor een echtpaar, wordt geen financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1.3 sub b t/m d verstrekt.

  • 2. Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1.3 hoger is dan 1,5 x norminkomen, wordt geen vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1.3 sub a en b verstrekt.

Artikel 5.4 Forfaitaire vergoeding voor de sportrolstoel

  • 1. De hoogte van de forfaitaire vergoeding voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 4.3 lid 2 is vermeld in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten.

  • 2. Deze vergoeding wordt niet vaker dan eens in de drie jaar verstrekt.

Afdeling 2 Procedures

Hoofdstuk 6 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 6.1 Aanvraagprocedure

  • 1. De uitvoering van de verordening is door de gemeente Zaanstad opgedragen aan het RIO Zaanstreek.

  • 2. Een aanvraag voor een voorziening dient schriftelijk te worden gedaan op een door het RIO Zaanstreek beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 6.2 Gronden voor weigering

Het college kan de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • 1.

    voorzover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager voor de aanvraagdatum heeft gemaakt;

  • 2.

    indien reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft zonder hun toestemming;

  • 3.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Artikel 6.3 Bijzondere bepalingen betreffende financiële tegemoetkomingen

  • 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikkingen tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

Hoofdstuk 7 Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van burgemeester en wethouders

Artikel 7.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voorzover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend op te roepen in persoon te verschijnen op een nader te bepalen plaats en tijdstip en deze persoon te laten ondervragen of onderzoeken;

  • 2. Het college heeft de uitvoering hiervan opgedragen aan het RIO Zaanstreek.

  • 3. De indicatieadviseur van het RIO Zaanstreek dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis

    • b.

      sociale kennis

    • c.

      ergonomische kennis

    • d.

      technische kennis.

  • 4. De medische rapportages worden opgesteld door een arts.

  • 5. De gehandicapte is verplicht aan het RIO Zaanstreek die gegevens te (doen) verschaffen:

    • a.

      die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag

    • b.

      die noodzakelijk zijn bij de financiële afwikkeling van een voorziening.

Artikel 7.2 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het RIO Zaanstreek mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, dan wel een gemaximeerde vergoeding, kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

Afdeling 3 Slot

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen, hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.2 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening, het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten en het verstrekkingenboek/de beleidsnotitie.

Artikel 8.3 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen en de bedragen vermeld in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke Wvg-normen.

Artikel 8.4 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening

Het door de gemeente gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft, wordt de verordening aangepast.

Het college zendt hiertoe binnen een jaar en vervolgens telkens na 6 maanden na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 8.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Zaanstad.

Artikel 8.6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na de datum van het Gemeenteblad waaarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8.7 Bekendmaking

Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het Gemeenteblad. Tevens zal de geconsolideerde tekst van de verordening worden geplaatst opde website van de gemeente.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 24 maart 2005

voorzitter
raadsgriffier