Regeling vervallen per 14-02-2014

Algemene Subsidieverordening Zaanstad

Geldend van 01-01-2008 t/m 13-02-2014

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Zaanstad

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

aanvrager:

een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel één of meer natuurlijke personen, die een aanvraag heeft of hebben ingediend om subsidie te verkrijgen;

activiteit:

een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product of prestatie;

Awb:

de Algemene wet bestuursrecht;

balans:

een overzicht per een bepaalde datum van de bezittingen (activa) en schulden (passiva);

begroting:

een overzicht van de geraamde baten en lasten voor een bepaalde periode en/of bepaalde activiteiten;

budgetsubsidie:

een subsidie in de vorm van een budget voor een periode van één en maximaal vier jaren, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een bepaald niveau van activiteiten;

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad

exploitatiesubsidie:

een subsidie in de exploitatiekosten van activiteiten van de aanvrager, niet zijnde investeringen;

financieel (jaar)verslag:

een (jaarlijkse) financiële verantwoording van de exploitatie (inkomsten en uitgaven) over een subsidietijdvak of over bepaalde activiteiten, die correspondeert met de begroting voor dat betreffende subsidietijdvak of voor de betreffende activiteiten;

incidentele subsidie:

subsidie voor activiteiten met een incidenteel of eenmalig karakter;

inhoudelijk (jaar)verslag:

een overzicht van de geleverde prestaties over een bepaald subsidietijdvak of over bepaalde activiteiten, die correspondeert met de begroting voor dat betreffende subsidietijdvak of voor de betreffende activiteiten;

jaar:

begrotingsjaar en/of boekjaar, gelijklopend aan het subsidietijdvak;

periodieke subsidie:

subsidie voor activiteiten die van jaar tot jaar plaatsvinden of zich uitstrekken over meerdere jaren met een structureel karakter, te onderscheiden in exploitatiesubsidie, budgetsubsidie en waarderingssubsidie;

raad:

de raad van de gemeente Zaanstad, zoals bedoeld in artikel 6 van de Gemeentewet;

raamovereenkomst:

een overeenkomst tussen gemeente en subsidieontvanger waarin afspraken met betrekking tot (meerjarige) subsidietoekenning worden opgenomen.

regionale subsidieontvanger:

een subsidieontvanger gevestigd in de regio die activiteiten verricht voor, dan wel ten behoeve van, meerdere gemeenten;

subsidie:

subsidie als bedoeld in artikel 4:21 lid 1 van de Awb;

subsidieplafond:

het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

subsidietijdvak:

de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt;

subsidieverstrekking:

de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt;

Uitvoeringsovereenkomst:

overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tussen gemeente en subsidieontvanger ter uitvoering van de subsidiebeschikking;

Voorschot:

de betaling van een deel van de subsidie voorafgaand aan de subsidievaststelling;

waarderingssubsidie:

een van de exploitatieresultaten onafhankelijke subsidie bedoeld voor het geven van waardering aan activiteiten of het aanmoedigen van activiteiten;

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op door het college toe te kennen incidentele en periodieke subsidies, alsmede de per boekjaar toe te kennen subsidies aan rechtspersonen als bedoeld in afdeling 4.2.8. Awb.

  • 2. Bij bijzondere subsidieverordening of afzonderlijk raadsbesluit kan door de Raad bepaald worden dat één of meer bepalingen van deze verordening niet van toepassing zijn.

Artikel 3 Bevoegdheden van het college

  • 1. Het college kan subsidies toekennen voor activiteiten welke passen in het technologiebeleid, het ruimtelijk economisch beleid, het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf, het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, het arbeidsverhoudingenbeleid, het beleid met betrekking tot gezondheidsbevordering, het welzijns- en veiligheidsbeleid, het lokaal onderwijsbeleid, het sport- en cultuurbeleid, het beleid ter stimulering van sociale cohesie, het emancipatiebeleid, het beleid met betrekking tot energiebesparing en duurzame energie, het natuur- en landschapsbeleid en het beleid met betrekking tot openluchtrecreatie.

  • 2. Het college besluit over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies, met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en het subsidieplafond, en - indien de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Het college besluit over voorschriften en voorwaarden die aan de toekenning verbonden kunnen worden, alsmede over het aangaan en ontbinden van een raam- en uitvoeringsovereenkomst.

  • 4. Het college besluit omtrent het al dan niet verlenen van subsidies waarvoor een wettelijke grondslag, zoals bedoeld in artikel 4:23 van de Awb, ontbreekt.

Artikel 4 Evaluatie

Tenminste eenmaal in de vier jaren publiceert het college een evaluatieverslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieverlening in de praktijk.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. De raad maakt het subsidieplafond per beleidsterrein jaarlijks bekend door middel van de vaststelling van de begroting.

  • 2. Het college kan - met inachtneming van de door de raad vastgestelde subsidieplafonds en beleidskaders - subsidieplafonds vaststellen voor de verlening van subsidies voor activiteiten binnen bepaalde beleidsterreinen en/of werkvelden. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend gemaakt.

  • 3. Indien bij het vaststellen van een subsidieplafond geen voorrang is bepaald, wordt het beschikbare subsidiebedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdeeld.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt eveneens uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheden van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen die verband houden met de verdeling van de beschikbare bedragen.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie dient schriftelijk te worden ingediend en in ieder geval te voldoen aan de eisen van artikel 4:2 Awb.

  • 2. Bij de aanvraag wordt een begroting ingediend, bestaande uit een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven met een onderbouwing daarvan, zowel voor de subsidieontvanger als geheel als voor het tijdvak en/of de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • 3. Het college kan voor het indienen van een aanvraag en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen.

Hoofdstuk 2 Aanvraag en verlening periodieke subsidie

Artikel 7 Aanvraag voor periodieke subsidie

  • 1. Een subsidieaanvraag dient in het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd te worden ingediend.

  • 2. Het college kan regels vaststellen over het tijdstip waarop een aanvraag voor subsidie ingediend dient te zijn.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. Op de aanvraag voor subsidie wordt door het college beslist voor 31 december van het jaar voorafgaande aan het subsidietijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • 2. Indien de aanvraag na 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het subsidietijdvak is ingediend beslist het college binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. De subsidietoekenning kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      de subsidietoekenning niet past binnen het beleid van de gemeente Zaanstad;

    • f.

      de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • g.

      de activiteiten van de subsidieontvanger onvoldoende afgestemd zijn op die van relevante instellingen en te weinig samenwerking beoogd wordt met die instellingen.

  • 2. Het college kan nadere weigeringsgronden vaststellen.

Artikel 10 Verplichtingen ontvanger periodieke subsidies

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

  • 2. Het college kan - aanvullend op de verplichtingen die in deze verordening of in een bijzondere verordening zijn opgenomen - verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. De subsidieontvanger hanteert voor wat betreft haar subsidieaanvraag en haar verantwoording het kalenderjaar als subsidietijdvak, tenzij het college hieromtrent nadere regels vaststelt.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing indien subsidie wordt verleend die wordt gefinancierd uit door derden verstrekte of doelgebonden middelen. In deze gevallen is het subsidietijdvak in overeenstemming met het subsidietijdvak van die derden.

  • 5. De gegevens van een regionale subsidieontvanger hebben zowel betrekking op de prestaties van de subsidieontvanger als geheel, als op de activiteiten ten behoeve van de gemeente Zaanstad.

  • 6. De subsidieontvanger levert zowel gegevens over de prestaties van de subsidieontvanger als geheel, als over de activiteiten waarvoor subsidie wordt toegekend.

  • 7. Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

  • 8. Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      de hoogte van de tarieven of bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

Artikel 11 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1. De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht haar roerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van dagwaarde.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht haar onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat deze voor haar werkzaam zijn, te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

Artikel 12 Meldplicht

  • 1. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger, dan wel op ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

    • c.

      wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • d.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2. Wijzigingen in de statuten, de stichtingsakte, het reglement en in de samenstelling van het bestuur van de subsidieontvanger worden uiterlijk aan het college gemeld bij de verantwoording.

Artikel 13A Verantwoording bij subsidie tot € 5.000

  • 1. Subsidie tot € 5.000 wordt verstrekt, tenzij in de beschikking of in door het college vastgestelde nadere regels anders wordt beslist.

  • 2. De verantwoording wordt geacht plaats te vinden bij de aanvraag van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. Het college kan binnen 5 jaar na de verstrekking als bedoeld in lid 1 bepalen dat de volgende gegevens en bescheiden worden overgelegd:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening).

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd.

Artikel 13B Verantwoording bij een subsidie vanaf € 5.000 tot € 50.000

  • 1. Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

  • 2. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 3. Het college kan nadere eisen stellen over de wijze waarop zij geïnformeerd wil worden over de in artikel 12, eerste lid, onder b genoemde aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten;

  • 4. Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

  • 5. De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 13C Verantwoording bij een subsidie vanaf € 50.000

  • 1. Tenzij in de subsidiebeschikking een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger in het jaar na afloop van het subsidietijdvak waarvoor de subsidie is verleend de volgende bescheiden in bij het college:

    • a.

      een inhoudelijk jaarverslag waaruit blijkt of het doel is gerealiseerd en de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht een controleopdracht te verstrekken aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, resulterend in een accountantsverklaring. De controle richt zich op de getrouwheid en rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4. Het college kan nadere eisen stellen over de wijze waarop zij geïnformeerd wil worden over de in artikel 12, eerste lid, onder b genoemde aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten.

  • 5. Indien de subsidieontvanger de in het eerste of tweede lid bedoelde bescheiden niet tijdig bij het college indient, kan het college besluiten om de subsidie lager vast te stellen.

  • 6. Het college kan besluiten dat de verplichtingen zoals neergelegd in het eerste lid, onder d van dit artikel, voor een bepaalde categorie subsidieontvangers niet gelden.

  • 7. De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb.

Artikel 14 Controle

  • 1. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in artikel 13A, 13B of 13C bedoelde gegevens en kan bepalen aanvullend onderzoek te (laten) verrichten om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan de controle respectievelijk een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel en verschaft daartoe de toezichthouders als bedoeld in het derde lid van dit artikel toegang tot de betreffende accommodatie en verleent hen inzage in de boekhouding.

  • 3. Het college kan één of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Hoofdstuk 3 Vaststellen periodieke subsidie

Artikel 15 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de in artikel 13B of 13C bedoelde verantwoording.

  • 3. Het college kan deze termijn met maximaal 13 weken verlengen. Zij doet hiervan vóór afloop van de in het tweede lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

  • 4. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt.

Hoofdstuk 4 Aanvraag en verlening incidentele subsidie

Artikel 16 De aanvraag van incidentele subsidie

  • 1. Een aanvraag voor incidentele subsidie dient tenminste zeventien weken voor het begin van de te subsidiëren activiteit te worden ingediend.

  • 2. Het college kan een kortere termijn toestaan dan de termijn zoals genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 3. Bij een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt, naast het in artikel 6, tweede lid genoemde, in ieder geval de volgende informatie overgelegd:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met vermelding van de met de activiteiten nagestreefde doelstellingen, waarbij voorts het belang wordt aangegeven van de activiteiten voor de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      een opgave van bij andere bestuursorganen of organisaties ingediende aanvragen voor subsidie of vergoeding ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen.

Artikel 17 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot incidentele subsidieverlening binnen dertien weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Het college kan deze termijn met maximaal 13 weken verlengen. Zij doet hiervan vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

  • 3. Indien het college een tijdstip heeft bepaald waarop aanvragen uiterlijk moeten zijn ingediend, gaat de in het eerste lid vermelde termijn in op de dag na die waarop dit tijdstip is verstreken.

Artikel 18 Weigeringsgronden

De incidentele subsidie kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, geweigerd worden op de gronden zoals omschreven in artikel 9 van deze verordening.

Artikel 19 Verplichtingen ontvanger incidentele subsidie

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend.

  • 2. Het college kan - aanvullend op de verplichtingen die in deze verordening of in een bijzondere verordening zijn opgenomen - verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. De gegevens van een regionale subsidieontvanger hebben zowel betrekking op de prestaties van de subsidieontvanger als geheel, als op de activiteiten ten behoeve van de gemeente Zaanstad.

  • 4. De subsidieontvanger levert zowel gegevens over de prestaties van de subsidieontvanger als geheel, als over de activiteiten waarvoor subsidie wordt toegekend.

  • 5. Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

  • 6. Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      de hoogte van de tarieven of bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

  • 7. De subsidieontvanger beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 8. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten van de subsidieontvanger, dan wel op ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

    • c.

      wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • d.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt.

Artikel 20 Verantwoording

Het bepaalde in de artikelen 13A, 13B en 13C is van toepassing op de verantwoording.

Hoofdstuk 5 Vaststelling incidentele subsidie

Artikel 21 Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen dertien weken na ontvangst van de in artikelen, 13B of 13C bedoelde verantwoording.

  • 2. Het college kan deze termijn met maximaal 13 weken verlengen. Zij doet hiervan vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidieverlening en subsidievaststelling tegelijkertijd bepaald wordt.

Hoofdstuk 6 Financiële bepalingen

Artikel 22 Voorschot

  • 1. Het college kan bij de subsidiebeschikking een voorschot verlenen.

  • 2. Het college kan vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met het voorschot verrekenen.

Artikel 23 Vermogensvorming subsidieontvanger

  • 1. Indien de subsidieontvanger periodiek subsidie ontvangt, mogen eventuele exploitatieoverschotten in enig jaar, zulks ter beoordeling van het college, worden gereserveerd tot een maximum van 10% van de laatst ontvangen periodieke subsidie.

  • 2. Indien een reserve als bedoeld in het eerste lid van dit artikel is opgebouwd, dient de subsidieontvanger deze reserve gedurende een periode van 3 jaar aan te wenden om eventuele exploitatietekorten in volgende jaren op te vangen.

  • 3. De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

    • a.

      indien de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • b.

      indien de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • c.

      indien de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd;

    • d.

      indien de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden.

  • 4. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college,maar ingeval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente en zal de raad het batig saldo een bestemming geven die gericht is op het belang/welzijn van de inwoners van Zaanstad.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het college.

Artikel 25 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Zaanstad.

Artikel 27 Inwerkingtreding, intrekking en overgangsregeling

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008 en is vanaf dat tijdstip van toepassing op subsidieaanvragen, subsidieverlening en subsidievaststelling.

  • 2. De Algemene Subsidieverordening Zaanstad, vastgesteld door de raad op 22 december 2005, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

  • 3. Besluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven gehandhaafd.

Bijlage bij toelichting op de Algemene subsidieverordening

Model balans:

Activa Passiva

jaar

vorig jaar

jaar

vorig jaar

Vaste activa

Immateriële vaste Activa

Materiële vaste activa

Financiële vaste activa

Vlottende activa

Voorraden

Vorderingen en

overlopende activa

Effecten

Liquide middelen

Totaal

Eigen vermogen

Voorzieningen

Langlopende schulden

Kortlopende schulden en

overlopende passiva

Totaal

Model resultatenrekening:

Dit jaar

Begroot

Dit jaar

Werkelijk

Vorig jaar

Begroot

Vorig jaar

Werkelijk

Baten

Opbrengst diensten

Subsidies

Bijdragen

Contributies

Rente

Overige baten

Totaal baten

Lasten

Personeelskosten

Huisvestingskosten

Materiaalkosten

Bureau- en

Administratiekosten

Algemene kosten

Totaal lasten

Exploitatieresultaat (baten-lasten)

Buitengewone baten

Buitengewone lasten

Saldo

Toelichting bij de Algemene Subsidieverordening Zaanstad

I. Algemene toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft een wettelijk kader voor alle subsidies die het Rijk en de lagere overheden toekennen. De eis dat een subsidie in beginsel steeds een wettelijke grondslag heeft, staat hierbij centraal.Voor de gemeente betekent dit dat toekenning van subsidies gebaseerd moet zijn op een verordening. Naast deze Algemene Subsidieverordening, verder te noemen: ASV, zal de uitwerking van het subsidiebeleid op bepaalde beleidsterreinen gestalte moeten krijgen in de bijzondere subsidieverordeningen en nadere regels. De besluiten van het college - gebaseerd op de verordening - staan open voor bezwaar en beroep, een en ander zoals is geregeld in de Awb. Een bezwaar bij c.q. beroep op de raad is derhalve niet aan de orde.

II. Reden nieuwe ASV en belangrijkste wijzigingen.

Aangezien de hele tekst van de verordening herzien is en de ASV op enkele belangrijke punten is gewijzigd, is ervoor gekozen om de oude verordening in te trekken en een geheel nieuwe verordening vast te stellen. De wijzigingen zijn met name bedoeld om de systematiek overzichtelijker te maken en om het subsidieproces voor aanvragers zo eenvoudig mogelijk te maken (administratieve lastenverlichting). De wijzigingen hebben geen invloed op de hoogte van subsidies en de verdeling van de subsidiegelden.De belangrijkste wijzigingen in de verordening betreffen de volgende aspecten:

A. Wijze van verantwoording afhankelijk van hoogte subsidie

Een belangrijke voorwaarde bij het toekennen van subsidies is dat de ontvanger moet kunnen verantwoorden hoe hij of zij met de door de gemeente ter beschikking gestelde middelen is omgesprongen. In de nieuwe verordening is een nieuwe systematiek van verantwoording opgenomen, waarbij de verantwoordingsplicht zwaarder wordt als er meer subsidie wordt toegekend. Een en ander is met name uitgewerkt in de artikelen 13A tot en met 13C. In de toelichting bij deze artikelen zal dieper op dit onderwerp worden ingegaan.In algemene zin kan worden opgemerkt dat het nieuwe systeem voor de meeste subsidieontvangers een administratieve lastenverlichting met zich zal meebrengen, met name voor de ontvangers van lagere subsidies.

B. Onderscheid tussen periodieke en incidentele subsidies

Om per subsidieontvanger of per categorie van subsidieontvangers maatwerk mogelijk te maken, is de verordening op een aantal punten aangepast. Zo zijn de meeste indieningstermijnen niet meer in de verordening opgenomen, maar kunnen deze in de beslissing op de aanvraag of in nadere regels worden vastgelegd.

C. Mogelijkheid tot leveren maatwerk

In de oude ASV was er geen duidelijk onderscheid tussen deze vormen van subsidie, terwijl er in de praktijk echter wel de nodige verschillen zijn. In de nieuwe verordening zijn daarom aparte hoofdstukken over periodieke subsidies opgenomen (Hoofdstuk 2 en 3) en over incidentele subsidie (Hoofdstuk 4 en 5). Meer hierover is te vinden in de toelichting bij de artikelen van deze hoofdstukken.

D. Meer mogelijkheden tot uitwerking in nadere regels

Op meerdere plaatsen in de nieuwe verordening is expliciet opgenomen dat bepaalde onderwerpen kunnen worden uitgewerkt in nadere regels. Ook dit heeft met name te maken met het feit dat maatwerk op deze manier mogelijk wordt. Verder heeft dit als voordeel dat er adequater kan worden ingespeeld op veranderingen.

III.Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een alfabetische opsomming gegeven van de diverse termen die voor de subsidietoekenning van belang zijn. De lijst is met het oog op de gewenste duidelijkheid zo compleet mogelijk. De meeste omschrijvingen spreken voor zich. Een aantal begrippen worden hieronder toegelicht.

Aanvrager

Deze omschrijving is opgenomen om aan te geven dat subsidie kan worden verstrekt aan rechtspersonen of aan natuurlijke personen, al naar gelang de aard van de subsidie. Meestal zal subsidie worden verstrekt aan rechtspersonen. . In bijzondere verordeningen of nadere regels wordt vastgelegd of de aanvrager al dan niet een rechtspersoon (met volledige rechtsbevoegdheid) dient te zijn.

Balans

De balans beschrijft de omvang en samenstelling van het vermogen. De balans – altijd per 31 december – kent een vaste opbouw (zie bijlage voor een model).

Begroting

De begroting is een overzicht van de geraamde baten en lasten voor de periode en/of bepaalde activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Verder behelst de begroting een vergelijking met de begroting van de periode voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd toegekend. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

Voor die organisaties waarmee een uitvoeringsovereenkomst is of gaat worden gesloten moet de bij de aanvraag ingediende begroting aansluiten op de afspraken zoals vastgelegd in die uitvoeringsovereenkomst. De begroting is in dat geval de financiële vertaling van de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst. De begroting geeft daarmee inzicht in de producten, inzicht in de kosten en wordt gebruikt als informatiesysteem om de kosten op een reële wijze aan de producten te kunnen toerekenen.

De begroting wordt vooraf bij het indienen van de aanvraag ingeleverd. Het jaarverslag en de jaarrekening worden jaarlijks achteraf door de subsidieontvanger aangeleverd. De informatie van het (jaar)verslag en de jaarrekening wordt op dezelfde wijze gepresenteerd als in de bij de aanvraag ingediende begroting (zie toelichting financieel (jaar)verslag). Daarmee wordt vergelijking mogelijk.

Budgetsubsidie

Hiermee wordt de periodieke subsidie bedoeld aan een grote, professionele organisatie, waarbij het veelal gaat om een substantieel subsidiebedrag dat afhankelijk is van het prestatieniveau van de subsidieontvanger. Artikel 4:67 van de Awb maakt het mogelijk dat subsidie voor een bepaald aantal boekjaren wordt verleend. Indien hiervoor gekozen wordt, zal altijd sprake moeten zijn van twee beschikkingen: de beschikking tot verlening behoeft dan niet jaarlijks genomen te worden: de beschikking tot vaststelling van de subsidie dient wel jaarlijks genomen te worden. De beschikking tot subsidieverlening bevat een aantal verplichtingen waaraan de subsidieontvanger dient te voldoen. Het subsidieplafond (art. 4:25 e.v. Awb) en het begrotingsvoorbehoud (artikel 4:34 Awb) zijn de belangrijkste instrumenten die Awb biedt om de overheidsuitgaven aan subsidies te beheersen.

Financieel (jaar)verslag

Het financieel verslag geeft weer of het de subsidieontvanger in financieel opzicht zo is vergaan als was voorzien in de begroting. Het beschrijft in ieder geval de exploitatie,

Inhoudelijk (jaar)verslag

Het belangrijkste doel van het inhoudelijke verslag is het beschrijven van de mate waarin de afspraken zoals vastgelegd in de subsidiebeschikking voor de betreffende periode zijn gerealiseerd. Het inhoudelijke verslag dient tenminste de volgende zaken te bevatten:

  • -

    de geleverde prestaties (wat is er gedaan?). Hierbij wordt beschreven wat gepland c.q. verwacht was en wat hiervan is gerealiseerd;

  • -

    de resultaten van de geleverde prestaties, dit kan bijvoorbeeld worden weergegeven in het aantal deelnemers. Hierbij wordt beschreven wat gepland c.q. verwacht was en wat hiervan is gerealiseerd;

  • -

    een verklaring voor afwijkingen tussen de afspraken zoals opgenomen in de subsidiebeschikkingen de werkelijke geleverde prestaties en de resultaten;

  • -

    (alleen bij budgetsubsidies:) een beschrijving van de maatschappelijke ontwikkeling en de wijze waarop de subsidieontvanger hierop anticipeert of reageert;

  • -

    (alleen bij budgetsubsidies:) een beschrijving van beleidsmatige ontwikkelingen van de subsidieontvanger. Hierbij kunnen bijvoorbeeld zaken aan de orde komen als:

    • a)

      de productontwikkeling (welke nieuwe producten ontwikkelt de subsidieontvanger en waarom?);

    • b)

      vraaggericht werken (op welke wijze probeert de subsidieontvanger vraaggerichter te werken?);

    • c)

      kwaliteitsontwikkeling;

    • d)

      schaalvergroting;

    • e)

      accommodatiebeleid;

    • f)

      vrijwilligersbeleid (bijv. of het lukt om voldoende vrijwilligers en bestuurders te vinden);

    • g)

      (alleen bij waarderingsbijdragen:) het ledenaantal per 1 januari en 31 december, de hoogte van de contributie en het aantal donateurs;

    • h)

      de bestuurssamenstelling en de wijzigingen hierin;

    • i)

      eventuele statutenwijzigingen.

Overigens is er door het college een controleprotocol vastgesteld voor ontvangers van periodieke subsidies, waarin duidelijk staat aangegeven aan welke eisen de subsidieontvangers dienen te voldoen. Het controleprotocol kan worden meegezonden met de subsidiebeschikking als het college daartoe beslist en is op grond van artikel 4:37, eerste lid onder f van de Awb een bindend voorschrift.

Jaar

De verordening gaat expliciet uit van kalenderjaren, tenzij de subsidie wordt gefinancierd uit door derden verstrekte of doelgebonden middelen. Het kalenderjaar komt overeen met het boekjaar en de begrotingscyclus van de gemeente. Subsidieontvangers die een andere periode hanteren dan een kalenderjaar, lopende van januari tot januari, dienen hun verantwoordingsperiode aan te passen aan het door de gemeente gehanteerde kalenderjaar. Als subsidieontvangers verschillende boekjaren hanteren, komt de inzichtelijkheid en de onderlinge vergelijkbaarheid (bijv. bij een evaluatie) in het geding.

Subsidie

Bij de omschrijving wordt verwezen naar de definitie van artikel 4:21 eerste lid van de Awb. In de Awb staat “door een bestuursorgaan verstrekt”. In de verordening is dit geconcretiseerd door duidelijk aan te geven dat het college voor de subsidietoekenning het relevante bestuursorgaan is (zie ook artikel 3). De betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten is geen subsidie. Ook in de andere gevallen is er geen sprake van subsidie. Bijvoorbeeld:

  • -

    inkopen en aanbesteding;

  • -

    verstrekkingen in natura;

  • -

    financiële middelen om te voorzien in de kosten van bestaan;

  • -

    schadevergoedingen;

  • -

    contributies.

De verordening maakt een onderscheid tussen incidentele en periodieke subsidies. Incidentele subsidies zijn subsidies voor eenmalige ofwel incidentele activiteiten. Het kan overigens ook gaan om projecten (een project is per definitie eindig) die een bepaald aantal jaren lopen. De hoofdstukken 4 en 5 bevatten specifieke regels ten aanzien van incidentele subsidies.

Kenmerkend voor periodieke subsidies is het structurele karakter. Voorbeelden hiervan zijn: budgetsubsidies, exploitatiesubsidies en waarderingssubsidies. Bij budgetsubsidies en exploitatiesubsidies wordt de hoogte van de subsidie gerelateerd aan respectievelijk het activiteitenniveau of de exploitatie. Bij waarderingssubsidies staat de hoogte van de subsidie in principe los van het activiteitenniveau of het exploitatietekort.

Regionale subsidieontvanger

Specifiek voor organisaties die wel werken voor Zaanstad, maar die elders in de regio Zaanstreek-Waterland of in de Stadsregio Amsterdam, zijn gevestigd, is de term ‘regionale subsidieontvanger’ opgenomen. Deze term is opgenomen om te kunnen bepalen dat het werk en de gegevens van regionale subsidieontvangers voor de gemeente inzichtelijk moeten zijn.

Subsidieontvanger

Evenals het begrip ‘aanvrager’ kan het - ook in de Awb gehanteerde - begrip ‘subsidieontvanger’, afhankelijk van de aard van de subsidiëring, van toepassing zijn op zowel natuurlijke personen als rechtspersonen. Van de subsidieontvanger wordt verlangd dat hij de inwoners van Zaanstad dient. Er moet in beginsel een directe relatie zijn tussen de activiteiten van de subsidieontvanger en het belang/welzijn van de inwoners.

Subsidietijdvak

Het subsidietijdvak is de periode waarvoor subsidie wordt toegekend. De lengte ervan is onder andere afhankelijk van de subsidiesoort. Periodieke subsidies kunnen voor één jaar of voor meerdere jaren worden toegekend. De gemeente heeft wat dit betreft beleidsvrijheid. Bij incidentele subsidies wordt niet zozeer voor een bepaalde periode subsidie toegekend, maar voor een bepaalde, eenmalige activiteit. Die activiteit heeft dus een duidelijk begin- en eindpunt. De duur van deze activiteit kan variëren van een dag tot enkele jaren.

Uitvoeringsovereenkomst

De Awb maakt het mogelijk om ter uitvoering van de subsidiebeschikking overeenkomsten te sluiten (art. 4:36 Awb). De subsidiëring is en blijft conform de Awb een publiekrechtelijke handeling waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. De overeenkomst zelf wordt beheerst door het privaatrecht. Het instrument van de overeenkomst maakt het mogelijk dat de subsidiebeschikking de activiteiten waarvoor subsidie wordt toegekend op hoofdlijnen beschrijft, waarbij die beschrijving nader wordt uitgewerkt in de uitvoeringsovereenkomst. Een overeenkomst geeft bovendien uitdrukking aan de onderhandelingsrelatie tussen de gemeente en subsidieontvangers; van het maken van afspraken in plaats van het eenzijdig opleggen van prestatie-eisen. Veelal wordt de uitvoeringsovereenkomst gehanteerd om prestatieafspraken met grote, professionele subsidieontvangers vast te leggen. Overigens is het sluiten van een overeenkomst geen juridische noodzaak: de gemeente kan volstaan met een beschikking tot subsidieverlening waarin meer of minder precies is vastgelegd wat van de subsidieontvanger wordt verwacht.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

De ASV is van toepassing op alle subsidies die door het college krachtens deze ASV worden verstrekt. In bijzondere subsidieverordeningen of in afzonderlijke raadsbesluiten kunnen specifieke regels worden opgenomen voor bepaalde subsidiesoorten of bepaalde categorieën aanvragers dan wel subsidieontvangers.Doorgaans zullen zowel de (algemene) bepalingen van de ASV gelden als de specifieke, aanvullende regels van de bijzondere subsidieverordening. De ASV is echter niet van toepassing als de bijzondere verordening of het afzonderlijke raadsbesluit afwijkt van de ASV.

Artikel 3 Bevoegdheden van het college

Dit artikel wijst het college aan als het voor de subsidiëring relevante bestuursorgaan. Uiteraard is het college daarbij gehouden aan de financiële grenzen (het subsidieplafond)die de raad in de gemeentebegroting heeft vastgesteld (tweede lid). Het college is tevens bevoegd aan de subsidietoekenning voorwaarden en voorschriften te verbinden en uitvoeringsovereenkomsten aan te gaan en te ontbinden (derde lid). Ten slotte is het college bevoegd om te besluiten over subsidies waarvoor een wettelijke grondslag zoals bedoeld in artikel 4:23 van de Awb ontbreekt (vierde lid).

Artikel 4 Evaluatie

Het verdient aanbeveling om periodiek het subsidiebeleid en de praktijk tegen het licht te houden en zo nodig bij te stellen. Dit artikel legt hiertoe de verplichting bij het college om dit eenmaal in de vier jaar te doen. Uitgangspunt is dat dit parallel loopt aan de periode van de gemeenteraad. De evaluatie dient in principe gereed te zijn aan het einde van het tweede zittingsjaar van de raad.

Artikel 5 Subsidieplafond

Om de subsidieuitgaven te beheersen wordt gewerkt met het zogenaamde subsidieplafond (afdeling 4.2.2 van de Awb). Het subsidieplafond voorkomt een open-eindefinanciering. De raad stelt het financiële kader vast met het vaststellen van de gemeentebegroting. Binnen dit kader kan het college voor bepaalde beleidsterreinen en/of werkvelden subsidieplafonds vaststellen. Als een vastgesteld subsidieplafond dreigt te worden overschreden, zal in eerste instantie getracht worden de aanvragen te ordenen op basis van een inhoudelijke, kwalitatieve beoordeling. Als dit niet mogelijk blijkt, dan wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van de volgorde van de aanvragen tot het maximum van het subsidieplafond is bereikt. Uiteraard komen subsidieontvangers slechts voor subsidie aanmerking in als zij voor het overige aan alle eisen en voorschriften voldoen. Cruciaal is dat het subsidieplafond op correcte wijze bekend wordt gemaakt evenals de wijze van verdeling. Ook dient bij het bekend maken te worden gewezen op de mogelijke gevolgen van het subsidieplafond (vierde lid).

Artikel 6 Aanvraag

In artikel 4:2 van de Awb is een algemene bepaling over aanvragen opgenomen. Daarin staat bijvoorbeeld dat de aanvraag moet zijn ondertekend. Op grond van artikel 4:4 van de Awb is het college bevoegd om voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen. Zowel voor de aanvrager als voor de gemeente is het praktisch om te werken met formulieren. De aanvrager weet dan welke informatie hij moet leveren en de gemeente beschikt op overzichtelijke wijze over alle relevante informatie. Dit vergemakkelijkt de onderlinge vergelijking van instellingen, hetgeen van belang kan zijn voor een evaluatie van het beleid, en komt de efficiëntie van het subsidieverleningsproces ten goede. Gegevens die voor de aanvraag nodig en die door middel van het formulier kunnen worden gevraagd zijn:

  • ·

    naam en het adres van de aanvrager, de ondertekening, de dagtekening; de subsidie die wordt gevraagd;

  • ·

    een omschrijving van de activiteiten met vermelding van de aard en het doel ervan en de datum waarop of het tijdvak waarbinnen de activiteiten uitgevoerd worden en voor zover het een aanvraag voor een periodieke subsidie betreft, eventuele afwijkingen ten opzichte van het voorgaande jaar dan wel tijdvak;

  • ·

    een begroting (inclusief toelichting), met voor zover van toepassing inzicht in de kosten van de investeringen, de exploitatieopzet, de liquiditeitsprognose, of het financieringsplan;

  • ·

    een opgave van aanvragen bij andere instanties voor activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvragen, dan wel reeds ontvangen subsidies of bijdragen van andere instanties;

  • ·

    de samenhang van de te subsidiëren activiteiten met activiteiten van derden voor zover dit relevant is;

  • ·

    gegevens over eventuele organisatorische verbanden met andere (rechts)personen en van eventuele banden van financiële aard die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de kosten van subsidiabele activiteiten of op de inkomsten daaruit.

  • ·

    Indien de aanvrager een rechtspersoon is en voor de eerste maal subsidie aanvraagt, kan tevens worden gevraagd:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      een bewijs van inschrijving uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

    • c.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

Artikel 7 Aanvraag voor periodieke subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 9 Weigeringsgronden

De artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb noemen een aantal weigeringsgronden. Artikel 4:25 geeft als grond het overschrijden van het subsidieplafond. Volgens artikel 4:35 kan de subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Verder kan volgens artikel 4:35 Awb worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

In aanvulling op deze gronden bevat artikel 9 van de verordening enkele weigeringsgronden (eerste lid). Bovendien kan het college bij nadere regels nog aanvullende weigeringsgronden opnemen (tweede lid).

De weigeringsgronden van artikel 9 kunnen worden gebruikt indien er voldoende geld beschikbaar is gesteld door de raad. Indien er geen of onvoldoende geld beschikbaar is, dan kan de subsidie namelijk worden geweigerd op grond van artikel 5 (subsidieplafond).

Artikel 10 Verplichtingen ontvanger periodieke subsidies

Artikel 4:37 van de Awb bevat een overzicht van verplichtingen die het bestuursorgaan kan opleggen. Diverse verplichtingen zijn hiertoe in de verordening opgenomen. Op grond van artikel 4:38 van de Awb kan het bestuursorgaan ook andere verplichtingen aan de subsidieverlening verbinden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen dienen volgens de Awb bij of krachtens de (deel)verordening te worden opgelegd bij de subsidieverlening. Om dit te kunnen doen is artikel 10 achtste lid opgenomen.

Artikel 11 Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

Gesteld kan worden dat het vooral een zaak van de subsidieontvanger zelf is om de haar toevertrouwde middelen goed te beheren. De eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger dient voorop te staan, maar het is niettemin raadzaam om in de verordening enkele elementaire waarborgen op te nemen, zoals verwoord in dit artikel, waarmee voorkomen kan worden dat een subsidieontvanger onverantwoorde risico’s neemt. Een en ander kan op grond van artikel 4:37 lid 1 sub d Awb worden verplicht.

Artikel 12 Meldplicht

Om tijdig te kunnen bijsturen dan wel maatregelen te nemen mocht dat nodig zijn, dient de gemeente tijdig te worden geïnformeerd. Op grond van dit artikel is de subsidieontvanger met het oog hierop verplicht een aantal zaken, al dan niet terstond, schriftelijk aan het college te melden.

Artikel 13A, B en C Verantwoording

Deze artikelen zijn ingevoegd om mogelijk te maken dat er voor verschillende categorieën subsidie een verschillende verantwoordingsplicht geldt. De achterliggende reden voor de invoering van deze nieuwe systematiek is gelegen in het feit dat het logisch is dat er een zwaardere verantwoordingsplicht geldt als er een groter bedrag aan subsidie wordt toegekend. Verder wordt in dit verband nog verwezen naar het in de toelichting onder II b beschrevene.

Er zijn drie categorieën ingesteld, te weten subsidie tot € 5000, subsidie vanaf € 5000 tot € 50.000 en subsidie vanaf € 50.000. Voor iedere categorie geldt een andere wijze van verantwoording. De reden hiervoor is dat op deze manier maatwerk kan worden geleverd.

De artikelen 13A, B en C worden hieronder nader toegelicht:

Artikel 13A: De verantwoording over de activiteiten en de besteding van de subsidie tot €5000 dient direct bij de aanvraag te worden ingediend, omdat dergelijke subsidies in beginsel direct worden verstrekt. Het verlenen en vaststellen gebeurt dus in één beschikking. Wel is in lid 3 bepaald dat het college binnen vijf jaar na de verstrekking kan bepalen dat aanvullende gegevens en bescheiden moeten worden aangeleverd. Het is voor de subsidieontvanger dus van groot belang om een goede administratie te voeren en alle relevante gegevens en bescheiden gedurende een periode van vijf jaar te bewaren.

Artikel 13B: De verantwoordingsplicht ten aanzien van de activiteiten en de besteding van de subsidie in de categorie vanaf € 5000 tot € 50.000 is zwaarder en bestaat uit het overleggen van inhoudelijk jaarverslag, een financieel verslag of jaarrekening en balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen subsidiejaar met een toelichting daarop. In de leden 2 tot en met 5 van dit artikel zijn een aantal aanvullende bepalingen ten aanzien van de verantwoording opgenomen.

Artikel 13C: Voor de categorie boven € 50.000 geldt een zwaardere verantwoording. Naast het overleggen van een inhoudelijk jaarverslag, financieel verslag of jaarrekening en een balans dient de subsidieaanvrager een verklaring van een accountant te overleggen. Bij de categorie van subsidies boven € 50.000 eist het college een goede financiële administratie en verantwoording van subsidiegelden, en om die reden een getrouwe jaarrekening. In beginsel wordt daarom een goedkeurende verklaring verlangd. Er zijn echter gevallen denkbaar waarin de subsidieontvanger niet aan deze eis kan voldoen. Als er geen goedkeurende verklaring wordt afgegeven, kan het college besluiten om de subsidie lager (of nihil) vast te stellen, afhankelijk van de reden waarom de accountant geen goedkeurende verklaring heeft afgegeven. Voor nadere regels over de verantwoording en de controle van periodieke subsidies, wordt verwezen naar het Controleprotocol.

In artikel 13B vierde lid en artikel 13C vijfde lid is bepaald dat het college, bij het niet tijdig indienen van verantwoording door de subsidieontvanger, de subsidie ten nadele van de ontvanger kan wijzigen. De bevoegdheid hiertoe is gebaseerd op het in artikel 4:48 eerste lid sub b van de Awb bepaalde. In artikel 13B vijfde lid en artikel 13C zevende lid is bepaald dat subsidieontvangers dienen te voldoen aan het gestelde in artikel 4:71 Awb. In dit artikel wordt een reeks van handelingen genoemd waarvoor een subsidieontvanger voorafgaande toestemming van het subsidieverlenende bestuursorgaan behoeft. Toestemming kan o.a. worden geëist voor een wijziging van statuten, het verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen voor zover deze mede zijn verworven door middel van subsidiegelden dan wel de lasten worden bekostigd uit subsidiegelden, het vormen van fondsen en reserves, het aangaan van kredietovereenkomsten, het vaststellen van tarieven voor de door de subsidieontvanger te verrichten prestaties, het ontbinden van de rechtspersoon en het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling. Artikel 4:71 geldt alleen voor subsidies indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidietoekenning is bepaald. Door middel van het opnemen van de onderhavige bepaling in de ASV, is bij wettelijk voorschrift bepaald dat het artikel van toepassing is op periodieke subsidies.

Voor een aanzienlijke verzwaring van de (administratieve) lasten behoeft niet te worden gevreesd. Immers wanneer er geen reden bestaat toestemming te onthouden aan een bepaalde handeling en een reactie binnen de in artikel 4:71 gestelde termijn moeilijk haalbaar is, kan door niet handelen hetzelfde worden bereikt als door het expliciet verlenen van toestemming.

Artikel 14 Controle

Het college heeft de mogelijkheid om toezichthouders aan te wijzen die de naleving van de verordening kunnen controleren. ‘Toezichthouder’ is een juridische term hetgeen betekent dat voor de aanwijzing, de rechten en plichten van toezichthouders specifieke regels gelden. Deze zijn opgenomen in afdeling 5.2 van de Awb.

Artikel 16 De aanvraag van incidentele subsidie

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17 Beslistermijn

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 18 Weigeringsgronden

In dit artikel wordt aangegeven in welke gevallen het college de subsidie geheel of gedeeltelijk kan weigeren. Bij het beoordelen van een aanvraag tot incidentele subsidie staat allereerst het belang van de subsidietoekenning voor de gemeente of haar ingezetenen voorop. Ten aanzien van de aanvraag tot incidentele subsidie, gelden overigens dezelfde weigeringsgronden als opgenomen in artikel 9 van deze verordening.

Artikel 19 Verplichtingen ontvangers incidentele subsidie

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 20 Verantwoording

Ten aanzien van de verantwoording van de besteding van incidentele subsidie, gelden de bepalingen zoals omschreven in de artikelen 13A, 13B en 13C van deze verordening. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de toelichting bij deze artikelen. Overigens wordt opgemerkt dat de verantwoordingstermijn voor ontvangers van incidentele subsidie doorgaans korter zal worden gesteld dan voor ontvangers van periodieke subsidie. Dit gezien het feit dat er sprake is van activiteiten met een duidelijk eindpunt. Na afloop van de activiteit is het dan ook meestal mogelijk om binnen korte tijd verantwoording af te leggen.

Artikel 21 Subsidievaststelling

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22 Voorschot

In artikel 4:54 van de Awb is bepaald dat een voorschot kan worden verleend, mits dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidietoekenning is bepaald. Het tweede lid bevat de praktische regel dat de voorschotten kunnen worden verrekend met vorderingen op de betreffende subsidieontvanger.

Artikel 23 Vermogensvorming subsidieontvanger

Een subsidieontvanger met periodieke subsidie mag eventuele exploitatieoverschotten alleen reserveren (eerste lid) indien het college dit toestaat. Het is ontvangers van incidentele subsidies niet toegestaan eventuele exploitatieoverschotten te reserveren. Voor het exploitatieoverschot moet een egalisatiereserve worden gevormd.Om het exploitatieoverschot te mogen doteren aan de egalisatiereserve is vooraf toestemming van het college nodig. In geval van toestemming zal het college in ieder geval de volgende eisen stellen:

  • a.

    Aan de egalisatiereserve is een maximum verbonden van 10% van de laatst ontvangen subsidie;

  • b.

    De egalisatiereserve wordt gedurende een periode van 3 jaar na het vormen van deze reserve aangewend voor het opvangen van eventuele exploitatietekorten

Ad a. Maximum egalisatiereserve: Het maximumpercentage is toegevoegd om het vormen van zogenaamde ‘reservepotjes’ te voorkomen

Ad b. Aanwending egalisatiereserve: De periode van 3 jaar voor het aanwenden van deze reserve voor het opvangen van eventuele exploitatietekorten is toegevoegd om te voorkomen dat subsidieontvangers de opgebouwde reserve tot in lengte van jaren moeten reserveren om toekomstige exploitatietekorten op te vangen. Een periode van 3 jaar is redelijk. Als er na afloop van deze periode nog middelen uit de egalisatiereserve over zijn, mogen deze daarna worden aangewend voor andere doeleinden dan het opvangen van exploitatietekorten.

Bij een systematiek van budgetsubsidie waarbij de subsidieontvanger zelf verantwoordelijk is voor het resultaat, moet zij ook in staat worden gesteld deze verantwoordelijkheid daadwerkelijk te kunnen dragen.

Daarbij hoort de mogelijkheid een financiële buffer te kunnen vormen. In bepaalde gevallen is de subsidieontvanger niettemin een vergoeding verschuldigd voor de vermogensopbouw (derde lid).

Volgens artikel 4:41 van de Awb is een vergoeding slechts verschuldigd in bepaalde, in de wet genoemde gevallen en indien de verordening hiertoe de mogelijkheid biedt. De gevallen die in de verordening worden genoemd, zijn toegestaan volgens artikel 4:41 van de Awb. De Awb stelt verder als voorwaarde dat aangegeven moet zijn hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald. De hoogte wordt in principe door het college bepaald (vierde lid). Hierin heeft zij beleidsvrijheid. In het geval van ontbinding van de rechtspersoon die de subsidie ontving is er echter geen beleidsvrijheid. In dat geval is de vergoeding namelijk gelijk aan dat deel van het vermogen dat gerelateerd is aan de verstrekte subsidie. Dit houdt in dat – indien sprake is van vermogensvorming over een periode van meerdere jaren - bij de jaarlijkse vaststelling aangegeven wordt, welk deel van het opgebouwd vermogen gerelateerd kan worden aan de verstrekte subsidie.

Artikel 24 Onvoorziene situaties

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 25 Hardheidsclausule

Het opnemen van een hardheidsclausule in deze verordening opent de mogelijkheid voor het college om, in gevallen waarin toepassing van een artikel van de verordening - gegeven het doel en de strekking van de verordening - een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, dat artikel buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstelling van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Er wordt hier - wellicht ten overvloede - opgemerkt dat het gebruik van dit artikel slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk is.

Artikel 26 Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 27 Inwerkingtreding, intrekking en overgangsregeling

Aangezien er een geheel nieuwe verordening is vastgesteld, is het noodzakelijk om de oude verordening in te trekken. Er is voor gekozen om de verordening per 1 januari 2008 in werking te laten treden.