Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en invordering van Binnenhaven- en Kadegeld 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Binnenhaven- en Kadegeld 2011

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN BINNENHAVEN- EN KADEGELD 2011

Begripsomschrijvingen

1.

Algemene wet:

de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Wet van 2 juli 1959,

Stb. 301);

2.

binnenschip

een vaartuig, niet zijnde een pleziervaartuig, dat uitsluitend wordt gebruikt voor de vaart op de binnenwateren;

3.

dag

een aaneengesloten tijdvak van 24 uren;

4.

dagdeel

een aaneengesloten tijdvak van 12 uren;

5.

1, 7 en 14 dagen

een aaneengesloten tijdvak van respectievelijk 1, 7 en 14 dagen;

6.

een jaar

een kalenderjaar.

7.

een kwartaal

een kalenderkwartaal;

8.

gebruik van de haven

het in artikel 2 bedoelde gebruik van de voor de openbare dienst bestemde wateren of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen;

9.

havenmeester

het Hoofd van de afdeling Havens en Vaarwegen van de Dienst Stadsbedrijven;

10.

historisch vaartuig

vaartuig dat aantoonbaar staat ingeschreven in het Nationaal Register Varende Monumenten als varend monument;

11.

ingenomen wateroppervlakte

het product van de loodrechte projecties op het wateroppervlak

van de grootste lengte en de grootste breedte van het vaartuig;

12.

inspecteur

de gemeenteambtenaar, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet belast met de heffing van het binnenhavengeld;

13.

Invorderingswet 1990

de Wet van 30 mei 1990 inzake invordering van Rijksbelastingen, andere dan invoerrechten en accijnzen (Stb. 221);

14.

kegelschip

een vrachtschip dat gevaarlijke stoffen vervoert en bij dag kenbaar is aan 1, 2 of 3 blauwe kegels en bij nacht aan 1, 2 of 3 blauwe lichten;

15.

laadvermogen

het in tonnen uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van het schip bij de grootst toegelaten diepgang en die van het ledige schip;

16.

maand

een kalendermaand;

17.

meetbrief

het document als bedoeld in artikel 782, derde lid, van het Wetboek van koophandel juncto het Besluit binnenschependocumenten (besluit van 24 oktober 1983, staatsblad nr. 548);

18.

ontvanger

de gemeenteambtenaar, als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder c, van de Gemeentewet, belast met de invordering van het binnenhavengeld;

19.

pleziervaartuig

een vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de niet-bedrijfsmatige recreatie en waarvan de lengte minder dan 20 meter bedraagt zulks met uitzondering van: een schip dat meer dan 12 passagiers mag vervoeren, een veerpont, een vissersschip en een sleep- en duwbak;

20.

schip

een binnenschip;

21.

ton

een massa van 1000 kilogram;

22.

tabel

de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel;

23.

termijn

een in de tabel genoemd tijdvak waarin het gebruik van de haven plaatsvindt;

24.

tijdseenheid, maten en gewicht

een gedeelte van een dag of dagdeel, een nacht, een etmaal,

een week, een maand, een kubieke meter, een vierkante meter,

een strekkende meter en duizend kilogram voor een gehele

dag of dagdeel, een gehele nacht, een geheel etmaal, een

gehele week, een gehele maand, een gehele kubieke meter,

een gehele vierkante meter, een gehele strekkende meter en

duizend kilogram gerekend;

25.

vaartuig

een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd of geschikt is voor het dragen of vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoer van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

26.

vrachtschip

een binnenschip dat hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het vervoer van goederen;

27.

waterverplaatsing

de waterverplaatsing vermeld in de geldige Nederlandse meetbrief of de buitenlandse meetbrief, indien deze met de Nederlandse meetbrief is gelijkgesteld, bij gebreke waarvan de waterverplaatsing door het college wordt vastgesteld;

28.

woonschip

Een schip uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebruikt of tot woning bestemd.

Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam binnenhavengeld wordt een recht geheven ter zake van het gebruik met een vaartuig overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentewateren of van andere voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen, die in beheer of onderhoud zijn bij de gemeente.

  • 2.

    Onder de naam “kadegeld” wordt een recht geheven wegens het gebruik of genot van kaden en steigers, die eigendom van de gemeente zijn of die voor rekening van de gemeente worden onderhouden door:

    • a.

      daaraan met een vaartuig aan te leggen;

    • b.

      daaraan met een vaartuig een vaste plaats of met een woonschip een vaste ligplaats in te nemen;

    • c.

      daarop of daaraan te laden of te lossen;

    • d.

      daarop of daarboven ten behoeve van of als gevolg van het laden of lossen één of meer voorwerpen te hebben.

Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig voor het binnenhavengeld is:

    • a.

      de schipper, de reder, de eigenaar of de gebruiker van het vaartuig;

    • b.

      degene die het vaartuig heeft gecharterd of

    • c.

      degene die als vertegenwoordiger voor één van dezen optreedt.

  • 2.

    Belastingplichtig voor het kadegeld is:

    a. de kapitein, schipper, voerder, reder, eigenaar, verhuurder of huurder van het vaartuig, dat aan de kade of steiger aanlegt of een plaats inneemt;

    • b.

      degene die op of aan de kade of steiger laadt, lost en doet laden of lossen;

    • c.

      degene die op of boven de kade of steiger één of meer voorwerpen heeft;

    • d.

      de eigenaar, gebruiker of bewoner van een woonschip, waarmee een ligplaats is ingenomen.

Maatstaf van heffing

  • 1.

    Maatstaf voor de berekening van binnenhavengeld is voor een:

    a. vrachtschip: het laadvermogen van het vaartuig, uitgedrukt in tonnen;

  • b. overige vaartuigen: de oppervlakte van het vaartuig, uitgedrukt in vierkante meters;

  • c. pleziervaartuig: per vaartuig.

  • 2.

    Maatstaf voor berekening van kadegeld is voor:

    a. pleziervaartuigen: lengte van het vaartuig over alles, uitgedrukt in meters;

  • b. pleziervaartuigen met vaste aanlegplaats: lengte van de in gebruik genomen kade of steiger, uitgedrukt in meters;

  • c. vaartuigen voor het organiseren van shows, feesten of dergelijke evenementen: lengte van de in gebruik genomen kade of steiger, uitgedrukt in meters;

  • d. bedrijfsmatige binnenvaart: lengte van de in gebruik genomen kade of steiger, uitgedrukt in meters;

  • e. het gebruik of genot van een gedeelte van de kade of steiger : het in beslag genomen ruimte van de kade of steiger, uitgedrukt in vierkante meters;

  • g. het hebben van zandtrechters en dergelijke werktuigen ten behoeve van het laden of lossen van goederen: het in beslag genomen ruimte van de kade of steiger, uitgedrukt in vierkante meters;

  • h. woonschip: lengte van het woonschip over alles, uitgedrukt in strekkende meters;

Tarieven

Het binnenhaven- en kadegeld worden geheven naar de tarieven, die zijn opgenomen in de tarieventabel, zulks met inachtneming van daarin gegeven aanwijzingen en van het bepaalde in artikel 6.

Toepassing van de tarieven

Voor de toepassing van de tarieven binnenhavengeld:

    • 1.

      geldt als laadvermogen in tonnen van een vaartuig, het aantal tonnen zoals dat blijkt uit de bij het vaartuig horende meetbrief;

    • 2.

      voor historische vaartuigen wordt 50% van het tarief toegepast, tenzij deze vaartuigen:

      a.voor commerciële doeleinden worden gebruikt, in welk geval 100% van het tarief wordt toegepast;

    • b.historische pleziervaartuigen zijn;

    • 3.

      wordt de oppervlakte van een vaartuig gesteld op het product van de lengte over alles en de grootste breedte, mits deze blijken uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

    • 4.

      wordt de lengte van een vaartuig gesteld op de lengte over alles, zoals die blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

    • 5.

      wordt de maatstaf ambtshalve vastgesteld indien de in de in dit artikel onder 1, 3 of 4 bedoelde meetbrief niet wordt overgelegd, of indien deze de vereiste gegevens niet vermeldt;

    6. wordt ten aanzien van vaartuigen, niet zijnde pleziervaartuigen, een gedeelte van een inhoud, van massa, van oppervlakte of van lengte voor een gehele eenheid gerekend;

  • 7. wordt ter bepaling van de duur van het gebruik niet in aanmerking genomen de tijd, nodig voor het dokken of het herstellen van het schip door een in de gemeente gelegen en door de gemeente erkend scheepsreparatiebedrijf.

Vrijstellingen

Binnenhavengeld wordt niet geheven terzake van het gebruik van de haven:

  • 1.

    waarvoor zeehavengeld wordt geheven;

  • 2.

    met een vaartuig uitsluitend voor het in de haven dokken, het op of aan de werf herstellen, het voor de eerste maal vaarklaar maken, het ontschepen van doden mits:

het gebruik niet langer duurt dan een periode van maximaal 60 dagen per kalenderjaar;

de belastingplichtige bij de aangifte, als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aangeeft gebruik te willen maken van de hierboven genoemde vrijstelling; de aangifte dient vergezeld te gaan van een door de scheepswerf afgegeven schriftelijke verklaring waaruit de inhoud van de voorgenomen handelingen of werkzaamheden blijkt;

  • 3.

    met een vaartuig in eigendom van het Rijk, Provincie, Gemeenten of Waterschappen;

  • 4.

    met een jol of een sloep welke tot de inventaris van een schip behoort;

  • 5.

    met pleziervaartuigen met een lengte kleiner dan vier meter;

  • 6.

    door de volgende schepen: motorpassagierschip De Zonnebloem met Rijnvaartnummer 2327391, vakantieschip J. Henry Dunant met Rijnvaartnummer 2322387 en het vakantieschip Prins Willem Alexander met Rijnvaartnummer 2325776; van deze schepen wordt evenmin kadegeld geheven;

  • 7.

    de raad kan categorieën van vaartuigen, al dan niet onder het vaststellen van nadere voorschriften, vrijstellen van de verplichting tot betaling van binnenhaven- of kadegeld.

Wijze van heffing

Het binnenhaven- en kadegeld worden geheven bij wege van aanslag.

Verschuldigdheid

  • 1.

    Het binnenhavengeld is verschuldigd zodra het gebruik van de in artikel 2, eerste lid, genoemde gemeentewateren, werken of inrichtingen begint;

  • 2.

    Het kadegeld is verschuldigd zodra het gebruik of genot van de in artikel 2, tweede lid, genoemde kaden, steigers en glooiingen, die eigendom van de gemeente zijn of die voor rekening van de gemeente worden onderhouden, begint.

Aangifte en betaling

  • 1.

    Voor de heffing van binnenhavengeld wordt door de belastingplichtige, als bedoeld in artikel 3, bij de aanvang van het gebruik van de in artikel 2 genoemde gemeentewateren, werken of

    inrichtingen aangifte gedaan bij de inspecteur; pleziervaartuigen met een lengte minder dan 4 meter zijn uitgezonderd van de aangifteplicht.

  • 2.

    De inspecteur reikt, na ontvangst van het aangiftebiljet, aan de in het eerste lid bedoelde belastingplichtige een aanslagbiljet uit.

    • 3.

      De aanslag binnenhavengeld moet betaald worden in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    • 4.

      Bij voortgezet verblijf in de haven, na afloop van de termijn waarover binnenhavengeld is betaald, begint een nieuwe termijn en neemt met betrekking tot de laatstbedoelde termijn het gebruik van de haven opnieuw een aanvang; Alsdan moet opnieuw aangifte en betaling overeenkomstig het eerste, tweede en derde lid plaatsvinden.

    • 5.

      In afwijking van het derde lid kan het binnenhavengeld, verschuldigd uit hoofde van het tarief voor 1 dag, contant worden betaald aan de ontvanger bij aanvang van het gebruik van de gemeentewateren, werken of inrichtingen.

    • 6.

      Indien de belastingplichtige verzuimt om aangifte te doen, dan wordt een bestuurlijke boete opgelegd en het bedrag van de aanslag verhoogd met 25% met een minimum van € 25,-..

    • 7.

      Het kadegeld moet, behoudens het bepaalde in het achtste lid, worden betaald in één termijn welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    • 8.

      Het kadegeld, voor zover dit per dag of per week wordt berekend, is invorderbaar onmiddellijk nadat het verschuldigd is geworden.

    9. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het derde, vijfde, zevende of achtste lid gestelde termijn.

Restitutie

  • 1.

    Van het binnenhavengeld dat wordt betaald voor de vrachtschepen en overige vaartuigen naar een termijn van een jaar, wordt, indien het gebruik van de haven is geëindigd voor het verstrijken van de termijn, op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige, restitutie verleend voor zoveel vierden van het bedrag als er in dat jaar na de beëindiging van het gebruik van de haven nog volle kwartalen overblijven en waarbij het jaarbedrag eerst wordt herleid tot vier maal het kwartaaltarief;

  • 2.

    Van het kadegeld dat wordt betaald voor vaartuigen naar een termijn van een jaar, wordt, indien het gebruik van de kade of steiger is geëindigd voor het verstrijken van de termijn, op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige, restitutie verleend voor zoveel vierden van het bedrag als er in dat jaar na de beëindiging van het gebruik van de kade of steiger nog volle kwartalen overblijven en waarbij het jaarbedrag eerst wordt herleid tot vier maal het kwartaaltarief;.

  • 3.

    Van het kadegeld dat wordt betaald voor het reserveren van de kade of steiger, wordt op een, binnen 48 uur vóórdat het gebruik van de kade aanvangt, schriftelijk verzoek van belastingplichtige restitutie verleend voor 90% van het totale bedrag.

Kwijtschelding

Van het binnenhaven- en kadegeld worden geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het binnenhaven- en kadegeld.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening Binnenhaven- en Kadegeld 2010, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking;

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011;

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Binnenhaven- en Kadegeld 2011”.

Bekendmaking

  • Deze verordening zal worden bekendgemaakt door het plaatsen van de verordening in het

  • Gemeenteblad. In een huis-aan-huisblad wordt meegedeeld dat de verordening voor een ieder kosteloos ter inzage ligt in het gemeentehuis. Daarnaast zal de tekst van de verordening worden geplaatst op de website van de gemeente.

  • Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 november 2010,

Voorzitter,

Raadsgriffier

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN BINNENHAVENGELD 2011

soort vaartuig

Maatstaf

minimum tarief

1 dag

7 dagen

14 dagen

kwartaal

jaar

A.

vrachtschip

laadvermogen per ton

€ 4,01

€ 0,0908

€ 0,1477

€ 0,2610

€ 1,6412

€ 5,6484

B.

overige vaartuigen

oppervlakte per m2

€ 4.01

€ 0,0908

€ 0,1477

€ 0,2610

€ 1,6412

€ 5,6484

C.

pleziervaartuigen

per vaartuig

€ 4,01

€ 4,01

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

€ 32,73

  • Aanwijzingen tarieven binnenhavengeld:

  • 1.

    Onder een dag wordt verstaan een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, met het recht van onderbreking binnen het tijdvak.

  • 2.

    Het tarief voor een dagdeel bedraagt 50% van het dagtarief.

  • 3.

    Onder 1, 7 en 14 dagen wordt verstaan een aaneengesloten tijdvak van respectievelijk 1, 7 en 14 dagen, met het recht van onderbreking binnen het tijdvak.

  • 4.

    Historische vaartuigen, behalve historische pleziervaartuigen, vallen onder het tarief van de overige vaartuigen.

  • 5.

    De heffing zal minimaal € 4,01 bedragen.

  • 6.

    Over de bovengenoemde tarieven voor vrachtschepen en overige schepen worden 5% milieuheffing en 19% BTW berekend.

  • 7.

    Over het tarief voor pleziervaartuigen wordt 19% BTW berekend; in uitzondering hierop wordt, indien het BTW tarief zoals bedoeld in art 9, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting krachtens

    wetswijziging is verhoogd naar 20%, over de tarieven in deze verordening ook 20% BTW in rekening gebracht.

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN KADEGELD 2011

  • Het tarief voor het gebruik of genot van de kade, steiger of glooiing bedraagt:

    1. a. voor pleziervaartuigen per strekkende meter lengte van het vaartuig over alles:

  • 1. € 0,42 per dag

  • 2. € 1,22 per week

  • b. voor eigenaren van pleziervaartuigen, op wiens verzoek door het college onder nader door hem te stellen voorwaarden een vaste aanlegplaats aan de kade of steiger is toegewezen, € 29,19 per kalenderjaar voor elke in gebruik genomen meter lengte van de kade of steiger.

  • c. voor vaartuigen voor het organiseren van shows, feesten, bedrijfspresentatie of andere vergelijkbare evenementen € 3,78 per dag voor elke in gebruik genomen meter lengte van de kade of steiger.

  • d. voor overige vaartuigen € 1,74 per dag voor elke strekkende meter lengte van het vaartuig over alles.

  • 2.

    Het tarief voor industriële ondernemingen of handelsondernemingen of andere ondernemingen van bedrijfsmatige binnenvaart, op wiens verzoek door het college onder nader door hem vast te stellen voorwaarden een vaste aanleg-, los-, en laadplaats op of aan de kade of steiger is toegewezen, bedraagt voor elke in gebruik genomen meter lengte van de kade of steiger:

    a. € 34,57 per maand

    b. € 65,92 per kwartaal

    c. € 207,23 per jaar

  • 3.

    Het tarief voor het gebruik of genot van het door het college daartoe bestemde gedeelte van de kade of steiger, voor zover dit niet in vast gebruik is afgestaan, bedraagt € 1,74 per dag voor elke vierkante meter in beslag genomen ruimte van de kade of steiger.

  • 4.

    Het tarief voor het hebben van zandtrechters en dergelijke werktuigen ten behoeve van het laden of lossen van goederen op de kade bedraagt € 1,13 per dag voor elke vierkante meter door de werktuigen in beslag genomen ruimte op de kade of steiger.

  • 5.

    Over de bovengenoemde tarieven wordt 19% BTW berekend; in uitzondering hierop wordt, indien het BTW tarief zoals bedoeld in art 9, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting krachtens wetswijziging is verhoogd naar 20%, over de tarieven in deze verordening ook 20% BTW in rekening gebracht.

  • 6.

    Het tarief voor het innemen van een vaste ligplaats met een woonschip aan de kade bedraagt € 23,94 per strekkende meter lengte van het woonschip over alles.