Regeling vervallen per 01-01-2010

Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Zaanstad 2009

Geldend van 31-01-2009 t/m 31-12-2009 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Zaanstad 2009

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1.1 Een persoonsgebonden budget kan alleen worden toegekend indien een individuele voorziening is geïndiceerd. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager

  • 1.2 Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      eerder misbruik is gemaakt van deze vorm van verstrekking van een individuele voorziening.

  • 1.3 De controle over de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats steekproefsgewijs waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 25% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 1.4 Het deel van het toegekende Pgb-budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, wordt niet uitgekeerd, wordt verrekend of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel, besparingsbedrag en klanttarief collectief vervoer

Artikel 2. Omvang van de eigen bijdragen en het eigen aandeel bij hulp bij het huishouden

  • 2.1 Het bedrag dat ongehuwde personen tussen 18 en 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 21.703 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 21.703;

  • 2.2 Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,20 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.812 het bedrag van € 17,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.812;

  • 2.3 Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden ouder is dan 18 jaar en jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijk inkomen meer bedraagt dan € 26.535 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijk inkomen en € 26.535;

  • 2.4 Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 24,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijk inkomen meer bedraagt dan € 20.431 het bedrag van € 24,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijk inkomen en € 20.431.

  • 2.5 De eigen bijdrage is gekoppeld aan het uurtarief van de voor de betreffende categorie goedkoopste aanbieder.

Artikel 3. Besparingsbijdrage

Als een voorziening mede een algemeen gebruikelijke voorziening inhoudt, wordt van de aanvrager een besparingsbedrag als eigen inbreng gevraagd. Hierbij geldt dat de eigen inbreng voor een aangepaste fiets of een scootmobiel boven 12 km/uur € 300,- bedraagt;

Artikel 4. Klanttarief collectief vervoer

In het collectief betaalt de klant een bedrag dat vergelijkbaar is met het zonetarief van de blauwe strippenkaart en bedraagt:

  • -

    voor een normale rit: € 0,50 voor de (opstap)zone en € 0,50 voor elke ritzone;

  • -

    voor een prioritaire rit: € 1,50 voor de (opstap)zone en € 1,50 voor elke ritzone. Bij een prioritaire rit is er sprake van een eenmalige gebeurtenis in de privé-sfeer waarbij men op tijd aanwezig moet zijn.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 5. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

  • 5.1 Voor de vaststelling van de hoogte van het Pgb voor hulp bij het huishouden wordt als uitgangspunt genomen 100% van het bedrag van de gemiddelde inschrijving van gecontracteerde aanbieders van ondersteuning in natura. Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per week bedraagt:

    HBH 1

    HBH 2

    HBH 3

    Klasse 1

    € 18,47

    € 23,73

    € 27,06

    Klasse 2

    € 55,41

    € 71,19

    € 81,18

    Klasse 3

    € 101,59

    € 130,52

    € 148,83

    Klasse 4

    € 157,00

    € 201,71

    € 230,01

    Klasse 5

    € 212,41

    € 272,90

    € 311,19

    Klasse 6

    € 267,82

    € 344,09

    € 392,37

    Klasse 7

    € 18,47 x aantal uur

    € 23,73 x aantal uur

    € 27,06 x aantal uur

  • 5.2 De bedragen tot en met klasse 3 zullen 1x per jaar bij voorschot op rekening van de budgethouder worden overgemaakt. De bedragen vanaf klasse 4 zullen 1x per halfjaar bij voorschot op rekening van de budgethouder worden overgemaakt.

  • 5.3 Het Pgb-bedrag kan op rekening van een derde worden overgemaakt, als de geïndiceerde daar schriftelijk toestemming voor heeft verleend.

  • .5.4 Elke individuele budgethouder hulp bij het huishouden kan gebruik maken van de dienstverlening van de Sociale verzekeringsbank (Svb) inzake modelovereenkomsten en informatievoorziening. Er kan aanspraak gedaan worden op salarisadministratie bij volledig werkgeverschap. Elke budgethouder is via de Svb collectief verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheid en rechtsbijstand.

    Budgethouders kunnen alleen tegen vergoeding gebruik maken van dienstverlening inzake loondoorbetaling bij ziekte of Arbo-dienstverlening.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 6.

  • 6.1 De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 6.2 Het in artikel 21 van de van de verordening individuele voorzieningen genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt: afschrijving in 10 jaar.

  • 6.3 Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de verordening individuele voorzieningen bedraagt:

    • a.

      € 2.500 voor alleenstaanden, echtparen, gezinnen met meerderjarige kinderen;

    • b.

      € 3.775 voor alleenstaanden of gezinnen met minderjarige kinderen;

    • c.

      € 3.775 voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

  • 6.4 De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, maximaal € 50,00 per strekkende meter.

    Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    • -

      is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding

    • -

      is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding

    • -

      is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding

    • -

      is een artikel 6-8 jaar oud; 25% van de werkelijk gemaakte kosten

    • -

      is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

  • 6.5 De noodzakelijke kosten voor onderhoud en reparatie van trapliften, plafondliften, elektrische deuropeners, was-föhninstallaties en elektrische verstellingen van keukens of wastafels wordt volledig vergoed aan de eigenaar van de woning. De bedragen hiervoor zijn opgenomen in bijlage 1.

  • .6.6 Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de verordening individuele voorzieningen bedraagt € 5.000,-.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 7

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde gelijkwaardig aan de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Pgb-bedrag bij standaarduitvoering

Maandelijks bedrag voor onderhoud/reparatie

Scootmobiel tot 12 km/uur

€ 2.390

€ 11.53

Scootmobiel vanaf 12 km/uur

€ 3.234 minus € 300 besparingsbijdrage

€ 18,34

Driewielfiets volwassene

€ 1.368 minus € 300 besparingsbijdrage

€ 5,24

Driewielfiets kind tot 12 jaar

€ 1.001

€ 9,43

Driewielfiets kind tot 16 jaar

€ 1.309

€ 9,43

Elektrische driewielfiets

€ 3.421 minus € 300 besparingsbijdrage

€ 11,53

Onderstaande bedragen zijn gebaseerd op de middenklasse prijzen van deze artikelen bij reguliere leveranciers. Voor onderhoud/reparatie is uitgegaan van de maximum kosten bij driewielfietsen.

Aangepaste fiets

€ 2.142 minus € 300 besparingsbijdrage

€ 11,53

Tandem

€ 2.082 minus € 300 besparingsbijdrage

€ 11,53

Duo-fiets

€ 4.462 minus € 300 besparingsbijdrage

€ 11,53

Artikel 8

De inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen (inclusief de financiële tegemoetkomingen zoals benoemd in artikel 9) en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de verordening Individuele voorzieningen, bedraagt 120% van het verzamelinkomen op het relevante sociaal minimum.

Artikel 9

  • a.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1.256,-.

  • b.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 493;

  • c.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor het gebruik van een bruikleenbusje bedraagt maximaal € 659;

  • d.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 1.463;

  • e.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.198;

Artikel 10

  • 10.1 De vergoeding van de aanpassing aan de eigen auto bedraagt de volledige kostprijs.

  • 10.2 De vergoeding van de aanpassing van de eigen auto bedraagt maximaal € 1.250,- indien de aanvrager geïndiceerd is voor het collectief systeem van aanvullend vervoer maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt.

  • 10.3 Indien op grond van lid 2 een autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoel)taxi worden verstrekt.

  • 1.0.4 Het bedrag genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 11

  • 11.1 Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde gelijkwaardig aan de inde betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura, verhoogd met het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

    Pgb-bedrag voor standaarduitvoering

    Maandelijks bedrag voor onderhoud/reparatie

    Rolstoel incidenteel gebruik

    € 387

    € 3,04

    Rolstoel actief gebruik vast

    € 1.352

    € 6,24

    Rolstoel actief hoepel

    € 1.082

    € 6,24

    Rolstoel permanent vast

    € 1.406

    € 8,23

    Rolstoel permanent hoepel

    € 1.617

    € 6,24

    Elektrische rolstoel binnen

    € 4.218

    € 23,06

    Elektrische rolstoel buiten

    € 5.906

    € 26,20

  • 11.2 Een sportrolstoel of sporthulpmiddel wordt uitsluitend verstrekt als forfaitair bedrag. Het bedrag van deze tegemoetkoming bedraagt € 2.500,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of sporthulpmiddel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 12

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 30 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren, ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek of psychosociaal probleem;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 13

  • 1. De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door burgemeester en wethouders aangepast worden conform de ontwikkelingen van de materiele consumptie index, die voor de gemeentelijke begroting wordt gehanteerd. Uitzondering hierop vormen de bedragen voor de eigenbijdragen zoals genoemd in de Algemene Maatregel van Bestuur, behorende bij de Wmo. Deze bedragen worden jaarlijks gewijzigd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

  • 2. In afwijking van het vorige lid wordt het tarief van de collectieve ritten aangepast aan de prijsontwikkel;ing overeenkomstig de OV-tarieven van de blauwe strippenkaart.

Artikel 14

Dit besluit kan worden aangehaald als 'Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zaanstad 2009’.

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Ondertekening

Zaanstad
burgemeester en wethouders van Zaanstad,
de secretaris, de burgemeester,

Bijlage 1 Maximale financiële tegemoetkoming van de kosten van onderhoud en keuring van woonvoorzieningen

De genoemde bedragen gelden voor zover niet geregeld in een contract met een leverancier.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van de onder a t/m i genoemde onderdelen, komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming, tot een maximum van het, voor die onderdelen, vastgestelde bedrag.

  • a.

    Stoelliften

  • b.

    Rolstoel- of plateauliften

  • c.

    Woonhuisliften

  • d.

    Hefplateauliften

  • e.

    Balansliften

  • f.

    Plafondliften

  • g.

    Mechanische inrichting voor het verstellen van keukenblok of wastafel

  • h.

    Open- en sluitingsmechanisme voor deuren

  • i.

    Toiletten voorzien van onderspoel- en föhn inrichting

De maximale vergoeding voor onderhoud en keuringen bedraagt excl. BTW

Keuring

Startkeuring

Kosten

Periodiek

Kosten

Stoellift

Ja

€ 312,-

1 x per 4 jaar

€ 227,-

Rolstoellift

Ja

€ 312,-

1 x per 4 jaar

€ 227,-

Woonhuislift

*

1 x per 1,5 jaar

€ 276,-

Hefplateaulift

*

1 x per 1,5 jaar

€ 281,-

Balanslift

**

1 x per 1,5 jaar

€ 81,-

f.t/m i.

*

1 x per 2 jaar

Kostprijs

* de prijs van de startkeuring is bij de nieuwprijs inbegrepen

** balansliften worden niet meer gemaakt en er is derhalve geen startkeuring

Onderhoudskosten woonvoorzieningen

Onderhoud

Frequentie

Kosten onderhoud

Stoellift

Rolstoellift

Woonhuislift

Hefplateaulift

Balanslift

Plafondlift

1 x per jaar

1 x per jaar

2 x per jaar

2 x per jaar

1 x per jaar

1 x per jaar

€ 156,-

€ 156,-

€ 227,-

€ 156,-

€ 156,-

kostprijs

Er is een maximale toeslag van 50% op bovenvermelde bedragen als: de installatie buiten de woning is geplaatst, er meer dan 1 verdieping wordt overbrugd en als er elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk wegklapbare raildelen.

Bijlage 2 Kernassortiment

Productgroep 1; Handbewogen rolstoelen

Subproductgroep 1.a. ; Duwwandelwagen incidenteel / kortdurend

Merk en type hulpmiddel

Meyra 3.600

Breezy 100

Subproductgroep 1.b. ; Rolstoel permanentgebruik, vast frame

Merk en type hulpmiddel

Invacare Clematis

Ortopedia Solero 12"

Moving People Ibis12"

Subproductgroep 1.c. ; Hoepelrolstoel incidenteel /kortdurend gebruik

Merk en type hulpmiddel

Invacare Atlas Lite

Meyra 3.600

Breezy Light

Subproductgroep 1.d. ; Hoepelrolstoel , vouwframe voor (semi) permanent gebruik

Merk en type hulpmiddel

Etac Cross intram

Quikie 2 Classic Comfort

Rea Focus

Subproductgroep 1.e. ; Hoepelrolstoel , actief gebruik

Merk en type hulpmiddel

Invacare Action3

Quickie Classic

Eurochair 1.850

Subproductgroep 1.f. ; Vastframe hoepelrolstoel , actief gebruik

Merk en type hulpmiddel

Excel 500 Infinity

Etac Elite

Etac Act

Productgroep 2; Elektrisch aangedreven rolstoelen

Subproductgroep 2.a.; Elektrische rolstoel voor gebruik binnenshuis en in directe woonomgeving

Merk en type hulpmiddel

Meyra Champ 6km/u

Ortopedia Avantage 2

Moving People Yes Puma 6km/u

Subproductgroep 2.b.; Elektrische rolstoel voor gebruik binnenshuis en buitenshuis

Merk en type hulpmiddel

Meyra Champ 10 km/u

Sunrise Quickie Samba 10km/u

Moving People Yes Puma 10km/u

Productgroep 3; Scootmobielen

Subproductgroep 3.a.; Scootmobiel; maximale snelheid 10 km per uur

Merk en type hulpmiddel

Sterling Swift

Ortopedia Ortocar 310

Subproductgroep 3.b.; Scootmobiel; maximale snelheid 15 km per uur

Merk en type hulpmiddel

Sunrise Sterling Elite RS

Moving people Winner

Ortopedia Ortocar 315

Productgroep 4; Driewielfietsen

Subproductgroep 4.a.; Driewielfietsen voor volwassenen

Merk en type hulpmiddel

Inca 26 Basis

Van Raam Maxi 2 basis

Nijland Sunny Diamond

Subproductgroep 4.b.; Driewielfietsen voor kinderen

Merk en type hulpmiddel

Nijland Sunny Acky

Nijland Sunny Bondo

Nijland Sunny Clip

Subproductgroep 4.b.; Elektrische driewielfietsen voor volwassenen

Merk en type hulpmiddel

Van Raam Tripple R

Nyland Sunny easy PAS

Productgroep 5; Elektrische tilliften

Subproductgroep 5.a.; Elektrische tilliften passief

Merk en type hulpmiddel

Sunlift Mini

Ropox passieve tillift 20040

Subproductgroep 5.b.; Elektrische tilliftenactief

Merk en type hulpmiddel

Ropox actieve Sta op Lift 20050

Oxford Arise

Productgroep 6; Douche en toilethulpmiddelen

Subproductgroep 6.a.; Eenvoudige douche- en toilet hulpmiddelen

Merk en type hulpmiddel

Guardian douche toiletstoel 10000

Linido LI 2136.011

Subproductgroep 6.b.; Douche- en toilet hulpmiddelen, zelfbewegers

Merk en type hulpmiddel

Linido LI2142.000

Meyra Mc.Wet 24"

Productgroep 7; Badliften

Subproductgroep 7.a.; Badliften met aandrijving door waterdruk

Merk en type hulpmiddel

Subproductgroep 7.b.; Badliften met elektrische aandrijving

Merk en type hulpmiddel

Meyra Capri Badlift

Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Zaanstad 2008

Algemeen

De systematiek van de verordening individuele voorzieningen is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toets plaatsvindt en geen eigen bijdrage wordt gevraagd.

Bij alle andere voorzieningen geldt dat een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden:

Artikel 1. Regels rond verstrekking:

  • 1.1

    De aanvrager heeft bij toekenning van een individuele voorziening de keuze tussen een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 1.2

    Het kan hierbij gaan, op individuele gronden beoordeeld, om mensen met een ernstige verslaving of wilsonbekwaamheid die geen zaakwaarnemer hebben, en mensen die schulden hebben waarbij een persoonsgebonden budget kan worden opgeëist door schuldeisers. Ook wanneer eerder is gebleken dat belanghebbende niet goed kan omgaan met een persoonsgebonden budget, wordt deze niet verstrekt.

  • 1.3

    De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd. Zaanstad kiest voor een steekproefsgewijze controle van de verstrekte Pgb's.

  • 1.4

    Wanneer een goedkopere (maar wel adequate) voorziening dan de geïndiceerde voorziening is aangeschaft door de budgethouder, bijvoorbeeld een occasion, wordt alleen het bestede bedrag vergoed. De termijn waarop de budgethouder geacht wordt van de voorziening gebruik te maken, kan worden aangepast indien de aangeschafte voorziening niet nieuw is. In geval van hulp bij het huishouden worden alleen die uren vergoed die ook daadwerkelijk zijn gemaakt. Wanneer teveel voorschot is betaald, vindt verrekening plaats met de volgende voorschotperiode. Bij beëindiging van de indicatie dient het teveel betaalde bedrag aan de gemeente te worden terugbetaald.

Artikel 2: omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel bij hulp bij het huishouden

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de Algemene Maatregel van Bestuur wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de concept AMvB op pagina 21. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn.

Voor de voormalige Wvg-voorzieningen wordt, nog geen eigen bijdrage geheven.

Er is gekozen voor het opleggen van een eigen bijdrage van 15% van het meerinkomen ten opzichte van het genoemde norminkomen. Onder dit norminkomen is deze eigen bijdrage maximaal € 223,60 per jaar (=13 perioden x € 17,20) voor een alleenstaande en € 319,80 (=13 perioden x € 24,60) voor gehuwde personen. De eigen bijdrage mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de verstrekte voorziening.

Van personen jonger dan 18 jaar mag wettelijk gezien geen eigen bijdrage gevraagd

Artikel 3: besparingsbijdrage

Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen, zoals gebeurt bij verstrekking van een driewielfiets, een snellere scootmobiel (boven de 12 km/uur) of een ander soort fietsvoorziening, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt het bedrag van deze besparingsbijdrage. Het bedrag voor een redelijk eenvoudige, kwalitatief goede fiets is door het college gesteld op € 300,-.

Voor een scootmobiel van boven de 12 km/uur geldt ook een besparingsbijdrage van € 300,-.

Artikel 4: klanttarief collectief vervoer

In artikel 4 worden de tarieven aangegeven die een cliënt dient te betalen bij gebruikmaking van het collectief vervoer.

Alleen in geval van eenmalige belangrijke gebeurtenissen in de privé-sfeer kan er gebruik gemaakt worden van een prioritaire rit. Dit zijn bijvoorbeeld inzegening huwelijk, begrafenis of examen.

Artikel 5: vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 5.1

    Dit artikel geeft aan hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.

    De gemeente Zaanstad gebruikt bij de vaststelling van een persoonsgebonden budget de klassen zoals ook in de AWBZ gehanteerd worden. Het bedrag wordt dan gebaseerd op de bij het midden van de klasse behorende aantal uren, eveneens vermenigvuldigd met het uurbedrag dat 100% is van het uurbedrag zorg in natura. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur. Wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid van klasse 7 dan wordt per uur het bedrag vergoed gelijk aan het bedrag van klasse 1.

    Het gemiddelde tarief per categorie hulp is als uitgangspunt genomen: voor HBH1 wordt een uurbedrag gehanteerd van € 18,47 voor HBH2 € 23,73 en voor HBH3 € 27,06. (Uitgangspunt vormt het gemeentelijk acres over 2009)

  • 5.2

    Omdat de bedragen van de klassen 1 tot en met 3 niet zo hoog zijn, zullen deze 1x per jaar bij voorschot worden betaald aan de budgethouder. De klassen 4 en hoger worden 2x per jaar bij voorschot betaald aan de budgethouder. De voorschotten zullen in januari en in juli worden overgemaakt. Wanneer de indicatie voor hulp bij het huishouden (klasse 4) b.v. op 1 april wordt gesteld, zal een bedrag worden bevoorschot tot 1 juli. Daarna zal steeds een halfjaar worden bevoorschot.

  • 5.3

    Niet alle lokale aanbieders voor hulp bij het huishouden zijn gecontracteerd. Wel bestaat de situatie dat vanuit een verzorgingshuis hulp wordt verleend in de omliggende aanleunwoningen. Deze situatie kan voortgezet worden als de geïndiceerde gebruik maakt van een Pgb. Omdat het vaak gaat om oude mensen voor wie het niet eenvoudig is het Pgb te beheren en te verantwoorden, wordt de mogelijkheid geboden van een collectief Pgb. Het verzorgingshuis levert de hulp aan een groep mensen in een aanleunwoning en dit wordt gefinancierd vanuit budgetten die voor de geïndiceerden beschikbaar zijn. Om het administratief makkelijk te maken, wordt het verzorgingshuis aangewezen om het Pgb te ontvangen, te beheren en te verantwoorden. Ook kan het Pgb door een niet gecontracteerde thuiszorgorganisatie of een particulier worden beheerd.

  • 5.4

    Het Pgb-servicecentrum van de Sociale verzekeringsbank biedt ondersteuning aan budgethouders hulp bij het huishouden. Een individuele budgethouder kan zelf geen overeenkomst aangaan, dit kan alleen de gemeente. De Gemeente Zaanstad is een overeenkomst aangegaan. Een budgethouder kan ondersteuning krijgen voor module 1 (= informatievoorziening op arbeidsrechtelijk terrein, modelovereenkomsten en collectieve verzekeringen en voorzieningen) en module 2 (salarisadministratie bij werkgeverschap).

    Voor module 3 (loondoorbetaling bij ziekte en Arbo-dienstverlening) wordt een vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten aan de klant gevraagd.

Artikel 6:

Artikel 6, lid 1 regelt hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om het bedrag van de goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het zal kunnen gaan zal verder worden uitgewerkt in de Beleidsregels individuele voorzieningen. Artikel 6, lid 2 geeft aan dat bij verkoop van een aangepaste woning binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald. Artikel 6, lid 3 en 5 tenslotte leggen vast welke bedragen verstrekt worden als het gaat om een verhuiskostenvergoeding, woningsanering en onderhoud en reparatie van woningaanpassingen.

Artikel 7:

Artikel 7 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld voor een individuele vervoersvoorziening. Hierbij zal het gaan om b.v. een driewielfiets of scootmobiel. Uitgegaan wordt, conform de verordening, van een gelijkwaardige voorziening. Het kortingspercentage dat de leverancier voor voorzieningen in natura hanteert, wordt niet doorberekend in het Pgb. Als daar sprake van is, kan verhoging plaatsvinden met een bedrag dat noodzakelijk is voor onderhoud en reparatie. Voor voorzieningen die de gemeente in natura verstrekt, wordt aan de leverancier maandelijks een vast bedrag voor onderhoud en reparatie betaald. Eenzelfde bedrag zal verstrekt worden aan personen die de voorziening in de vorm van een Pgb wensen te ontvangen. Dit bedrag zal jaarlijks bij voorschot worden verstrekt aan de bugethouder. Vaststelling van de hoogte van het Pgb zal geschieden op basis van het plan van eisen ten aanzien van de voorziening. De afschrijvingstermijn van de voorziening bedraagt 7 jaar.

Artikel 8:

Artikel 8 legt vast vanaf welke grens de auto en vergelijkbare voorzieningen algemeen gebruikelijk wordt geacht. Deze grens werd in de Wvg uitgedrukt in termen afgeleid van het norminkomen. De Algemene Maatregel van Bestuur spreekt evenwel niet meer over het norminkomen maar hanteert 120% van het verzamelinkomen op het relevante sociaal minimum.

Artikel 9:

Artikel 9 legt een aantal bedragen vast voor autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de rolstoeltaxikostenvergoeding. In de Beleidsregels individuele voorzieningen wordt vastgelegd wat de voorwaarden voor verstrekking zijn.

Artikel 10:

Artikel 10 legt de bedragen vast voor een autoaanpassing. Deze bedragen zijn overgenomen uit het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten.

Artikel 11:

  • 11.1

    Artikel 11 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld voor een rolstoel. Uitgegaan wordt, conform de verordening, van een gelijkwaardige voorziening. Als daar sprake van is, kan verhoging plaatsvinden met een bedrag dat noodzakelijk is voor onderhoud en reparatie. Voor rolstoelen die de gemeente in natura verstrekt, wordt aan de leverancier maandelijks een vast bedrag voor onderhoud en reparatie betaald. Eenzelfde bedrag zal verstrekt worden aan personen die de voorziening in de vorm van een Pgb wensen te ontvangen. Dit bedrag zal jaarlijks bij voorschot worden verstrekt aan de budgethouder. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft, zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het Pgb bij rolstoelen plaats per rolstoel op basis van het vastgestelde plan van eisen waaraan deze voorziening moet voldoen.

  • 11.2

    De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg, voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een forfaitair bedrag . Dit bedrag is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van 3 jaar. Na deze 3 jaar kan opnieuw een sportrolstoel worden aangevraagd. Met ingang van de nieuwe verordening individuele voorzieningen 2009 is het ook mogelijk een sporthulpmiddel aan te schaffen. Sportservice Noord Holland kan sporters ondersteunen en adviseren hierbij.

Artikel 12:

Artikel 30 van de verordening bepaalt dat in het Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen, besluit kan nemen.

Artikel 13:

In de verordening individuele voorzieningen heeft het college bepaald dat de bedragen in dit besluit jaarlijks aangepast kunnen worden conform de ontwikkeling van de materiele consumptie index. Deze index wordt ook voor de gemeentelijke begroting gehanteerd. De bedragen voor eigen bijdragen zoals die in de Algemene Maatregel van Bestuur zijn gesteld, dienen jaarlijks gewijzigd te worden aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Artikel 14:

Dit artikel spreekt voor zich.