Luchtkwaliteitplan Zaanstad

Geldend van 24-10-2006 t/m heden

Intitulé

Luchtkwaliteitplan Zaanstad Actieplan op grond van het Besluit luchtkwaliteit 2005

Opgesteld door ingenieursbureau Oranjewoud in samenwerking met de gemeente Zaanstad

Inhoudsopgave

1

Inleiding

1.1

Aanleiding

1.2

Waar komt die luchtverontreiniging vandaan?

1.3

Soorten maatregelen

1.4

Meten of berekenen

15

Procedure

1.6

Leeswijzer

2

Het kader

2.1

Europese richtlijnen

2.2

Het Bik 2005

2.2.1

Stikstofdioxide

2.2.2

Fijn stof

2.2.3

Functie grenswaarden / plandrempels

2.3

Gezondheidseffecten

2.3.1

Stikstofdioxide

2.3.2

Fijn stof

2.4

Toekomstige ontwikkelingen

3

Hoe ziet de luchtkwaliteit in Zaanstad eruit?

3.1

Welke bronnen zijn relevant voor Zaanstad?

3.2

Op welk niveau liggende concentraties?

4

Visie Zaanstad

4.1

Rijksbeleid

4.2

Provinciaal beleid

4.3

Strategie van Zaanstad

4.4

Managementinformatie

5

Actoren

6

Welke maatregelen zijn mogelijk?

6.1

Europese en nationale maatregelen

6.2

Provinciale maatregelen

6.3

Maatregelen in Zaanstad

6.3.1

Verkeer en vervoer

6.3.2

Ruimtelijke ordening

6.3.3

Bedrijven

6.3.4

Landbouw

6.3.5

Scheepvaart

6.3.6

Consumenten

6.3.7

Communicatie

7

Welke maatregelen kiest Zaanstad?

7.1

Beoordelingscriteria bij de keuze

7.2

Het Zaanse maatregelenpakket

7.2.1

Al ingezette maatregelen

7.2.2

Te nemen maatregelen

7.2.3

Maatregelen op het gebied van beïnvloeding en lobby

8

Samenvattend overzicht

9

Tot slot

Begrippenlijst

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De luchtkwaliteit in Nederland is in de afgelopen jaren sterk verbeterd. Dit is het gevolg van het beleid van de overheid om luchtverontreiniging bij de bron aan te pakken. Een voorbeeld is de vervanging van steenkool door aardgas, waardoor de concentratie van zwaveldioxide in de buitenlucht sterk is afgenomen. Ook heeft invoering van de katalysator gezorgd voor een spectaculaire daling van de concentraties van koolmonoxide en stikstofdioxide in de lucht. De uitstoot van luchtverontreiniging door inrichtingen zoals vuilverbrandingsinstallaties en met fossiele brandstoffen gestookte energiecentrales is door het verplicht nemen van technische maatregelen sterk teruggedrongen. Toch is de huidige luchtkwaliteit in Nederland nog niet overal in overeenstemming met de eisen die eraan worden gesteld. Dat komt in de eerste plaats omdat de eisen strenger zijn geworden. In de tweede plaats was het de algemene verwachting dat door technische verbeteringen de concentraties verder zouden dalen. Ten derde is het aandeel dieselauto’s in het personenwagenpark de laatste jaren sterk toegenomen. En het zijn vooral dieselauto’s die veel fijn stof uitstoten. De daling van de uitstoot van het wagenpark gaat dus niet snel genoeg om te kunnen voldoen aan de eisen. De auto’s zijn minder schoon geworden dan waarvan was uitgegaan met als gevolg een mindere luchtkwaliteit dan verwacht.

Het huidige Bik 2005, waarin is vastgelegd aan welke eisen de luchtkwaliteit moet voldoen, geeft ook aan hoe gemeentelijke bestuursorganen moeten handelen om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de lucht in hun gemeente en wat hun verplichtingen zijn in het geval de luchtkwaliteit in hun gemeente niet voldoet aan het BIk 2005. Jaarlijks moeten burgemeester en wethouders een inventarisatie uitvoeren naar mogelijke knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit. Zijn er knelpunten dan moeten burgemeester en wethouders een actieplan opstellen dat erop gericht is die knelpunten op te lossen. Dit Luchtkwaliteitplan Zaanstad is het actieplan dat op grond van het Bik 2005 door de gemeente Zaanstad moet worden opgesteld.

1.2 Waar komt die luchtverontreiniging vandaan?

In een stedelijk gebied wordt de luchtkwaliteit bepaald door de achtergrondconcentratie en de bijdrage die het wegverkeer en andere lokale bronnen aan de luchtverontreiniging levert.

afbeelding binnen de regeling

In figuur 1 is weergegeven hoe de achtergrondconcentratie van fijnstof, één van de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen, globaal is opgebouwd De achtergrondconcentratie, dus de concentratie die er zou zijn als er geen verkeer en overige bronnen zouden zijn is voor een deel luchtverontreiniging die uit het buitenland komt (grensoverschrijdende luchtverontreiniging, ‘bijdrage Europa’), voor een deel luchtverontreiniging die uit het binnenland komt (als gevolg van emissies elders, ‘bijdrage Nederland) en voor een deel (circa 50%) uit luchtverontreiniging afkomstig van ‘natuurlijke’ bronnen (‘bijdrage overig). Verder is een klein deel van de achtergrondconcentratie toe te schrijven aan lokale bronnen (‘stedelijke achtergrond). Bij fijn stof is de bijdrage van de buitenlandse, binnenlandse en ‘natuurlijke’ bronnen grotendeels bepalend voor de hoogte van de achtergrondconcentratie (circa 80%). Bij stikstofdioxide is de invloed van de binnenlandse en buitenlandse bijdrage aan de achtergrondconcentratie geringer (circa 40%). De uiteindelijke concentratie in de stedelijke buitenlucht wordt bepaald door de som van de achtergrond en de bijdrage van de lokale bronnen. Het zal duidelijk zijn dat de gemeente Zaanstad geen invloed kan uitoefenen op het niveau van de buiten- en binnenlandse achtergrond. Dit Luchtkwaliteitplan richt zich dan ook op die bronnen die door de gemeente beïnvloedbaar zijn: het lokale verkeer en de overige bronnen in Zaanstad.

1.3 Soorten maatregelen

Om de luchtkwaliteit te verbeteren zijn er twee soorten maatregelen mogelijk. De eerste betreft maatregelen van generieke aard. Voorbeelden hiervan zijn de invoering van de katalysator en het roetfilter of maatregelen die de modal split van het verkeer beïnvloeden (meer mensen op de fiets en met het openbaar vérvoer en minder met de auto). Door aanpak van de bron worden zowel plaatselijk als voor geheel Zaanstad positieve effecten bereikt. De tweede categorie maatregelen zijn maatregelen die zijn gericht op het oplossen van afzonderlijke knelpunten, de specifieke maatregelen. Een voorbeeld hiervan is het herverdelen van het verkeer over het wegennet. Op deze wijze is het mogelijk de luchtverontreiniging meer te verdelen over Zaanstad. Een dergelijke maatregel is verkeerskundig meestal ongewenst en lost de problematiek niet echt op. De hoeveelheid geproduceerde luchtverontreiniging neemt immers niet af en kan zelfs toenemen als het verkeer daardoor minder goed doorstroomt of een langere weg moet afleggen. De luchtverontreiniging wordt alleen wat beter verspreid. Op de langere termijn kan dit zelfs contraproductief werken doordat de achtergrondconcentratie stijgt. Een ander aspect van het nemen van specifieke maatregelen is de onzekerheid waarmee concentraties van luchtverontreiniging kunnen worden vastgesteld. Het Blk 2005 schrijft voor dat de concentratie met een bepaalde nauwkeurigheid moet worden vastgesteld. Voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof geeft het Besluit bijvoorbeeld aan dat de concentratie moet worden vastgesteld op een zodanige wijze dat deze niet meer dan 50% van de werkelijke jaargemiddelde concentratie afwijkt. In de praktijk is de afwijking van de werkelijkheid over het algemeen minder dan 50%, maar deze eis geeft wel aan dat de vaststelling van de concentraties van luchtverontreiniging over het algemeen gepaard gaat met een behoorlijke onzekerheid. Reële specifieke maatregelen kunnen leiden tot verbeteringen in de orde van grootte van 5-10%. Het zal duidelijk zijn dat, gezien de onnauwkeurigheid waarmee de concentratie wordt vastgesteld, nooit met zekerheid kan worden bepaald of na het nemen van die maatregel aan de eis voor fijn stof zal worden voldaan. Daarbij komt nog dat er vanuit gezondheidskundig oogpunt geen veilige ondergrens is aan te geven, waaronder er geen effecten meer optreden bij blootstelling aan fijn stof. Dit betekent dat, ook al wordt er voldaan aan de eisen uit het Bik 2005, er ook dan nog gezondheidseffecten mogelijk zijn. Om die reden richt de gemeente Zaanstad zich vooral op het nemen van duurzame en generieke maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit in het algemeen. Deze maatregelen zijn erop gericht de totale emissie in Zaanstad terug te dringen en zo ook de concentraties over de gehele linie te doen dalen. Daardoor zullen ook de concentraties op knelpunten dalen en uiteindelijk onder de grenswaarden komen te liggen.

In sommige situaties, waarde luchtkwaliteit een groot probleem is, kunnen specifieke maatregelen wel een oplossing zijn. De keuze voor de insteek van generieke maatregelen voor het luchtkwaliteitplan betekent daarom niet dat Zaanstad bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen geen oog heeft voor specifieke maatregelen binnen de mogelijkheden van zo’n ontwikkeling. Juist nu nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden bemoeilijkt door de eisen die aan de luchtkwaliteit worden gesteld, is het belangrijk om in planprocessen steeds het aspect luchtkwaliteit in een vroeg stadium bij de plannen te betrekken. Op die manier wordt bereikt dat het in te zetten beleid om de luchtkwaliteit door generieke maatregelen te verbeteren, ook bij nieuwe ontwikkelingen wordt toegepast.

1.4 Meten of berekenen

In het bovenstaande is al aangegeven dat berekende concentraties met een bepaald percentage mogen afwijken van de werkelijke concentratie. De jaargemiddelde concentratie van fijn stof mag 50% afwijken van de werkelijke concentratie en de jaargemiddelde stikstofdioxideconcentratie 30%. Om meer zekerheid te verkrijgen over de werkelijke concentraties en de ontwikkeling daarvan in de komende jaren heeft Zaanstad één van de maatregelen van dit luchtkwaliteitplan, namelijk het inrichten van een meetstation voor luchtkwaliteit, al in uitvoering genomen. Sinds half mei beschikt Zaanstad over een meetstation, dat is ingericht voor het meten van de achtergrondconcentraties van stikstofoxide, stikstofdioxide, ozon, fijn stof PM10 en fijn stof PM5. Voor het in beeld brengen van de luchtkwaliteit in Zaanstad zal daarom vanaf medio 2007 worden uitgegaan van gemeten achtergrondconcentraties in plaats van de door het R1VM berekende waarden. Dit is een nauwkeuriger methode en biedt meer garanties voor zorgvuldigheid bij het omgaan met Procedure

1.5 Procedure

Op 16 februari 2006 is het concept-luchtkwaliteitplan door het college vastgesteld en vrijgegeven voor inspraak ingevolge de Inspraakverordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Een ieder kon van 2 maart tot en met 12 april een schriftelijke zienswijze indienen, of een mondelinge zienswijze tijdens de informatie/inspraakavond, die op 13 maart 2006 is gehouden. Het concept-luchtkwaliteitplan heeft op drie locaties ter inzage gelegen in de periode van 2 maart tot en met 13 april 2006. De ingebrachte zienswijzen zijn verwerkt in de Nota van inspraak luchtkwaliteitplan Zaanstad. Een aantal zienswijzen heeft geleid tot aanpassing van het concept. Voorafgaand aan de definitieve vaststelling op 17 oktober 2006 zijn ook een aantal ambtshalve aanpassingen aangebracht.

1.6 Leeswijzer

Het luchtkwaliteitplan is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 wordt het wettelijke kader in beeld gebracht. In hoofdstuk 3 worden de bronnen van luchtverontreiniging in Zaanstad uiteengezet en hoofdstuk 4 beschrijft de visie van Zaanstad. In hoofdstuk 5 worden de betrokken actoren uitgewerkt en hoofdstuk 6 geeft een overzicht van mogelijke maatregelen, waarna in hoofdstuk 7 wordt aangegeven welke maatregelen Zaanstad gaat uitvoeren. Hoofdstuk 8 omvat ten slotte een samenvattend overzicht van de maatregelen. Hoofdstuk 9 bevat een slotwoord en een verklarende begrippenlijst. Ter onderbouwing van dit luchtkwaliteitplan is een vijftal bijlagen beschikbaar. Deze documenten kunnen worden gedownload via de gemeentelijke website www.zaanstad.nl of telefonisch worden aangevraagd.

2 Het kader

2.1 Europese richtlijnen

Het beleid voor luchtkwaliteit is vastgelegd in diverse Europese (dochter)richtlijnen. De lidstaten zijn verplicht deze wet- en regelgeving om te zetten in nationale wetgeving. Nederland heeft de wetgeving geïmplementeerd in het Besluit luchtkwaliteit en zijn opvolger Besluit luchtkwaliteit 2005, hierna te noemen BLK 2005. Kenmerkend voor Europese wetgeving is het normatieve karakter en de rigiditeit. De voorgeschreven normen zijn een resultaatverplichting, wat inhoudt dat de lidstaten op het overschrijden van normen worden afgerekend. Op dit moment wordt op Europees niveau gewerkt aan een bijstelling van vooral de normering voor fijn stof. In de toekomst zal er waarschijnlijk naast de norm voor PM10 (stofdeeltjes met een maximale diameter van 10 micrometer (=m) een norm voor PM2,5 (stofdeeltjes met een maximale diameter van 2,5 m) worden opgesteld. De reden hiervoor is dat vooral de kleinere deeltjes van fijn stof het meest schadelijk zijn voor de gezondheid.

2.2 Het Besluit luchtkwaliteit 2005

Het beleid met betrekking tot de luchtkwaliteit staat in het Blk 2005. Het Besluit luchtkwaliteit 2005 is gebaseerd op de Europese regelgeving. In dit besluit zijn voor de volgende stoffen normen vastgelegd: stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwaveldioxide, koolmonoxide, fijn stof, benzeen en lood. Net als vrijwel overal in Nederland, wordt in Zaanstad zeer ruim voldaan aan de normen voor koolmonoxide, zwaveldioxide, benzeen en lood. Voor stikstofdioxide en fijn stof is dat anders. De grenswaarden van deze stoffen worden nog regelmatig overschreden. Het gaat bij luchtverontreiniging in relatie tot het Blk 2005 dus vooral om stikstofdioxide en fijn stof. Naast het Besluit zijn van kracht:

  • -

    de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 geeft aan hoeveel fijn stof van natuurlijke oorsprong mag worden afgetrokken van de fijn stof concentraties in de lucht. Dit wordt wel de ‘zeezoutaftrek’ genoemd; ook de manier van meten en berekenen van de luchtkwaliteit is in deze regeling vastgelegd;

  • -

    de Regeling saldering luchtkwaliteit 2005, waarin de regels voor saldering uit het Blk 2005 verder zijn uitgewerkt. Saldering biedt de mogelijkheid om ruimtelijke plannen uit te voeren in gebieden waar te veel fijn stof en stikstofdioxide in de lucht zit. Ruimtelijke plannen die de luchtkwaliteit ter plekke iets verslechteren kunnen met saldering doorgaan, mits de luchtkwaliteit in een groter gebied rondom het project per saldo verbetert.

Daarnaast is er een meet- en regelvoorschrift luchtkwaliteit in voorbereiding. Publicatie hiervan wordt eind 2006 verwacht.

2.2.1 Stikstofdioxide

De jaargemiddelde concentratie van stikstofdioxide (NO2) mag vanaf 2010 niet hoger zijn dan 40 g/m3. Naast deze norm voor het jaargemiddelde geldt nog een grenswaarde voor de uurgemiddelde stikstofdioxideconcentratie. Deze grenswaarde houdt in dat de uurgemiddelde stikstofdioxideconcentratie niet vaker dan 18 maal per kalenderjaar boven de waarde van 200 g/m3 mag uitkomen. Voor stikstofdioxide geldt dat de in het Blk 2005 gestelde grenswaarden tot 2010 met een bepaalde marge mogen worden overschreden. Deze tijdelijk verhoogde grenswaarden worden plandrempels genoemd. In 2010 moet de luchtkwaliteit vervolgens aan de gestelde grenswaarden voldoen. De geleidelijke invoering van de grenswaarde voor het jaargemiddelde van stikstofdioxide houdt het volgende in. De grenswaarde voor het jaargerniddelde is gelijk aan 40 g/m3. Tot 2010 mag de grenswaarde met een zekere marge worden overschreden. Zo mocht de jaargemiddelde stikstofdioxideconcentratie in 2003 maximaal 54 g/m3 bedragen, in 2004 maximaal 52 g/m3, uiteindelijk resulterend in 40 g/m3 in het jaar 2010 (zie onderstaande tabel).

Jaargemiddelde stikstofdioxideconcentratie

Jaar

Grenswaarde

Plandrempel

2003

40

54

2004

40

52

2005

40

50

2006

40

48

2007

40

46

2008

40

44

2009

40

42

2010

40

40

Tabel 1. Overzicht grenswaarde en plandrempels jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide.

Ook voor de grenswaarde voor de uurgemiddelde stikstofdioxideconcentratie geldt tot 2010 een plandrempeL Verder is er voor drukke wegen een uitzonderingsgrenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie. Deze laatste is echter niet relevant, omdat geval de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie,op dit moment al vrijwel nergens in Nederland,wordt overschreden. In Zaanstad is dit ook niet het geval. Dit blijkt uit de rapportages luchtkwaliteit over 2003 en 2004. Plaatselijk kan echter overschrijding van de norm voor stikstofdioxide wel gaan optreden als gevolg van de toename van verkeersintensiteiten door de toevoeging van ruimtelijke ontwikkelingen.

2.2.2 Fijn stof

De jaargemiddelde concentratie van fijn stof PM10 mocht vanaf 1 januari2005 niet hoger zijn dan 40 g/m3. Naast de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie is er een grenswaarde voor de 24-uursgeiniddelde concentratie van fijn stof. Deze houdt in dat de 24- uursgemiddelde concentratie van fijn stof PM10 niet vaker dan 35 keer per jaar hoger mag zijn dan 50 g/m3. Voor fijn stof waren tot 2005 eveneens plandrempels van kracht. In 2003 en 2004 was de plandrempel voor de jaargemiddelde concentratie respectievelijk 43 en 42 g/m3. Het aantal keren dat de 24-uursgemiddelde concentratie van fijn stof PM10 hoger mag zijn dan 50 g/m3 was in 2003 gelijk aan 60 keer en in 2004 aan 55 keer.

2.2.3 Functie grenswaarden / plandrempels

Als de grenswaarden en/of plandrempels voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof PM10 niet worden overschreden, voldoet de luchtkwaliteit aan de wettelijke normen en hoeft er geen actieplan te worden opgesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren. Zijn er wel overschrijdingen dan zijn burgemeester en wethouders verplicht een actieplan op te stellen, waarin zij aangeven welke maatregelen zij gaan nemen om de luchtkwaliteit in overeenstemming te brengen met het Blk 2005.

2.3 Gezondheidseffecten

2.3.1 Stikstofdioxide

Stikstofoxiden (NOx) is de verzamelnaam voor verbindingen tussen zuurstof en stikstof. De voornaamste zijn stikstofmonoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2). Stikstofoxiden ontstaan net als zwaveldioxide bij de verbranding van fossiele brandstoffen. Het grootste deel van de stikstofoxiden ontstaat als gevolg van de verbranding van de stikstof in de bij de verbranding gebruikte lucht. Lucht bestaat voornamelijk uit stikstof(N2) en zuurstof (O2). Bij ieder verbrandingsproces - van lucifer tot vuilverbrandingsinstallatie - verbinden ze zich tot stikstofoxiden. Hoe hoger de temperatuur, hoe gemakkelijker die verbindingen ontstaan. Stikstofdioxide is een reactieve stof. Voor mensen zijn vooral de oxiderende eigenschappen nadelig. Bij kortstondige blootstelling aan hoge concentraties werkt stikstofdioxide irriterend op ogen, neus en ademhalingsorganen. Inademing van het stikstofdioxide kan longoedeem veroorzaken. Blootstelling op langere termijn zorgt voor afname van de longfunctie en vermindering van de weerstand tegen infecties van het longweefsel

2.3.2 Fijn stof

Fijn stof wordt gezien als een van de meest schadelijke stoffen van luchtverontreiniging. Het is een mengsel van deeltjes (zowel vaste, vloeibare als gasvormige) in de lucht die verschillen in oorsprong en eigenschappen: van fijne zandkorrels en roetdeeltjes tot uiterst kleine stukjes afgesleten autoband of wegdek. Ongeveer de helft van het fijn stof in Nederland is van natuurlijke oorsprong. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld zeezout en bodemstof. De andere helft wordt veroorzaakt door menselijke activiteiten (de zogenaamde ‘antropogene bijdrage’), waaronder verkeer, industrie en landbouw. Fijn stof wordt ook wel aangeduid met de termen: zwevende deeltjes, aerosolen of de Engelse term Particulate Matter, meestal afgekort tot PM. Fijn stof dat ontstaat bij verbrandingsprocessen, zoals in dieselmotoren, wordt vaak aangeduid met de term roet.

Afhankelijk van de doorsnede van de stofdeeltjes wordt gesproken van PM10 voor deeltjes met een doorsnee tot 10 micrometer of van PM2,5 voor deeltjes met een doorsnede tot 2,5 micrometer. Over het algemeen geldt dat hoe kleiner de deeltjes zijn, hoe dieper ze in de luchtwegen kunnen doordringen en dus hoe schadelijker ze zijn voor de gezondheid.

In het BIk 2005 wordt PM10 gedefinieerd als: in de buitenlucht voorkomende stofdeeltjes die een op grootte selecterende instroomopening van 10 micrometer passeren.

Naast fijn stof wordt grof stof onderscheiden. Grof stof is bijvoorbeeld zand, stof; cacaopoeder, kolengruis en dergelijke dat in de lucht wordt gebracht bij overslag of door harde wind. Grof stof is weliswaar hinderlijk, maar vormt geen directe bedreiging voor de gezondheid, zoals fijn stof. Ook wordt fijn stof nog wel eens verward met geur. Bij geur is echter in het geheel geen sprake van deeltjes. Er zijn twee soorten fijn stof te onderscheiden:

1. Primair stof

Het primaire stof wordt rechtstreeks als stofdeeltjes in de lucht gebracht.

2. Secundair stof

Het secundaire stof wordt door omzettingsprocessen in de lucht gevormd uit zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3).

Fijn stof is door de kleine diameter met het blote oog niet zichtbaar en gedraagt zich ten gevolge van die kleine diameter, als een gas. Vanwege die kleine diameter (tot 10 m) kan fijn stof diep doordringen in de longen. Door het grote spectrum aan stoffen zijn er veel verschillende nadelige gezondheidseffecten mogelijk. Hierbij valt te denken aan vermindering van de longfunctie, verergering van astma (vooral bij kinderen), luchtwegklachten (hoesten en irritatie van de luchtwegen) en klachten gerelateerd aan hart- en vaatziekten (vaatvernauwing, verhoogde bloedstolling en verhoogde hartslag). Daarnaast heeft fijn stof kankerverwekkende eigenschappen. De gezondheidseffecten kunnen leiden tot ziekenhuisopnamen, verhoogd medicijngebruik en vroegtijdige sterfte, vooral als gevolg van longziekten en hart- en vaatziekten. Voor fijn stof bestaat geen veilige gezondheidskundige grenswaarde waaronder geen gezondheidsschade optreedt. Fijn stof wordt mede daarom beschouwd als de meest schadelijke component van het mengsel van luchtverontreiniging. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) heeft om deze reden geen gezondheidskundige advieswaarde vastgesteld voor zwevende deeltjes (fijn stof).

Uit diverse onderzoeken blijkt dat deeltjes tot 3 m het schadelijkst zijn voor de gezondheid. De reden hiervoor is dat deze het verst kunnen doordringen in de longen, de longblaasjes kunnen beschadigen en worden opgenomen in de bloedbaan. ‘Natuurlijke’ deeltjes, zoals bodemstof en zeezout, bevinden zich vooral in de deeltjesfractie met een diameter van 2,5 tot 10 m. De deeltjes die als gevolg van menselijk handelen ontstaan (andropogene deeltjes), zoals anorganische secundaire bestanddelen (sulfaat, nitraat en ammonium) en koolstofbevattende bestanddelen (elementair en organisch gebonden koolstof, polycyclische koolwaterstoffen), bevinden zich vooral in de fractie met een diameter van 0,1 m tot 3 m. Vooral deze fractie is ten gevolge van de kleine diameter schadelijk voor de gezondheid. Deze deeltjes komen vooral vrij bij de verbranding van onzuivere brandstoffen en onvolledige verbranding. Vooral dieselmotoren produceren veel fijn stof. Het is dus van belang de uitstoot van deze fractie met de relatief kleine deeltjes terug te dringen en de maatregelen daarop te richten.

2.4 Toekomstige ontwikkelingen

De nieuwe Richtlijn

Op dit moment ronden het Europese parlement en de commissie hun eerste lezing over de in 2005 gepubliceerde strategie luchtverontreiniging en de ontwerp herziening richtlijn luchtkwaliteit af. De stemming in het Europese parlement is geweest. De milieuraad komt eind oktober bijeen en rond dan hun eerste lezing af. Waarschijnlijk blijven er verschillen bestaan tussen het Europese parlement en de Commissie. Een tweede lezing is dan noodzakelijk, die medio 2007 wordt afgerond. De herziene richtlijn kan dan medio 2008 in werking treden. Het Europese Parlement heeft ingestemd met de invoering van een streefwaarde voor de jaargemiddelde norm voor PM2,5 vanaf 2010 van 20 g/m3. Vanaf 2015 geldt deze waarde als grenswaarde. Deze nieuwe norm zal de norm voor PM10 niet vervangen, maar is te beschouwen als een aanvullende norm om ook de relatief kleine fractie van fijn stof aan een grenswaarde te binden. Het is onbekend welke gevolgen dit onderscheid in verschillende fracties zal hebben voor de normoverschrijdingen van concentraties fijn stof, aangezien er nog geen modellen beschikbaar zijn voor het berekenen van de concentratie fijn stof PM2,5.

De nieuwe wet

Momenteel heeft het ministerie van VROM een nieuwe wet in voorbereiding waarin het luchtkwaliteitbeleid zal worden vastgelegd. Deze wet zal na vaststelling en publicatie het Blk 2005 vervangen. Kern van het wetsvoorstel is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe de overschrijdingen van de normen van luchtkwaliteit worden opgelost. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. In het NSL wordt een lijst opgenomen met projecten waarover de besluitvorming plaatsvindt in de periode 2007—2012 en die in betekenende mate zullen bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het effect van deze zogenaamde IBM-projecten wordt gecompenseerd door een pakket nationale, regionale en lokale maatregelen om te luchtkwaliteit te verbeteren. Projecten die zijn opgenomen in het programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de Europese normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Hiermee introduceert VROM een zogenaamde flexibele koppeling van wetgeving. Het ligt in de bedoeling dat deze wet in het voorjaar van 2007 in werking treedt

RegionaaAL) actieprogramma luchtkwaliteit (Rl

Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) heeft in de eerste helft van 2006 in nauwe samenwerking met de regiogemeenten, waaronder Zaanstad, een regionaal actieprogramma luchtkwaliteit opgesteld. De maatregelen zijn onderverdeeld in:

  • Gemeentelijke maatregelen met (gedeeltelijke) financiële dekking

  • Gemeentelijke maatregelen zonder financiële dekking

  • Regionale maatregelen. Dit totaal wordt ingebracht als deelprogramma in het NSL en dus de Wet luchtkwaliteit.

Daarnaast is een lijst regionale projecten die in betekenende mate bijdragen aan het verslechteren van de luchtkwaliteit opgesteld. Deze IBM-projecten zuilen door het ROA worden ingebracht bij het ministerie van VROM ten behoeve van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Verwacht mag worden dat door de effecten van het nationale programma, dat in 2005 door het ministerie van VROM is gepresenteerd, en de regionale actieprogramma’s, de luchtkwaliteit de komende jaren sterk zal verbeteren. De provincie Noord-Holland heeft actie ondernomen voor het opstellen van een provinciaal actieprogramma luchtkwaliteit. Het regionale programma van ROA en het programma van de gemeente Amsterdam zijn hiervan deelprogramma’s. Zaanstad heeft de maatregelen die geen geld kosten en de maatregelen met financiële dekking ingebracht in het RAL.

3 Hoe ziet de luchtkwaliteit in Zaanstad eruit?

3.1 Welke bronnen zijn relevant voor Zaanstad?

Stikstofdioxide

Stikstofdioxide komt van nature niet voor in de leefomgeving van mensen. De concentratie in de lucht en eventuele overschrijdingen van de grenswaarden zijn dan ook vrijwel volledig toe te schrijven aan menselijk handelen. In figuur 2 is een overzicht gegeven van de bronnen, die een bijdrage leveren aan de concentratieopbouw van stikstofdioxide in de lucht (bron: Nationaal Luchtkwaliteitplan 2004).

afbeelding binnen de regeling

In figuur 2 is te zien dat de onderscheiden emissiebronnen samen circa 60% van de totale emissieconcentratie bepalen, waarvan 34% voor rekening komt van het verkeer. De overige 40% is afkomstig uit het buitenland. Overschrijdingen van de grenswaarden vinden vooral plaats bij drukke wegen en soms bij grote inrichtingen, zoals een energiecentrale die gebruik maakt van fossiele brandstoffen. Nabij drukke verkeerspunten is de bijdrage van het verkeer aan de totale emissieconcentratie significant hoger. Deze kan oplopen tot 60-70%. In figuur 3 is een voorbeeldsituatie weergegeven bij een ‘street canyon’ met 40.000 voertuigen per etmaal. In deze situatie is de achtergrondconcenlratie circa 50% (‘grootschalige achtergrond’).

afbeelding binnen de regeling

Fijn stof

In figuur 4 is een overzicht gegeven van de bronnen, die een bijdrage leveren aan de concentratieopbouw van fijn stof in de lucht (bron: Nationaal Luchtkwaliteitplan 2004).

afbeelding binnen de regeling

Uit figuur 4 blijkt dat circa 85% van de concentratie fijn stof PM10 afkomstig is van niet gemodelleerde (natuurlijke) en buitenlandse bronnen. De overige 15% wordt door Nederlandse bronnen uitgestoten, waarvan de helft van deze bijdrage rechtstreeks wordt uitgestoten. De andere helft ontstaat door reacties tussen stoffen in de atmosfeer, waarna deze weer terugkomen in de luchtlaag op leefniveau.

Nabij een drukke weg (‘street canyon’ met 40.000 voertuigen per etmaal) is de verdeling wat anders, zoals te zien is in figuur 5.

afbeelding binnen de regeling

Langs een drukke weg is ongeveer 75% van de concentratie van fijn stof PM10 toe te schrijven aan ‘grootschalige achtergrond’. De rest wordt veroorzaakt door het verkeer.

In de beschouwing van de luchtkwaliteit in Zaanstad wordt de bijdrage van de luchtvaart niet meegenomen. In de wetgeving wordt ervan uitgegaan dat vliegtuigen geen bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit in de leefomgeving. De emissie van vliegtuigen is daarom alleen aan de orde in de directe omgeving van de luchthaven. Zaanstad valt daar niet onder.

3.2 Op welk niveau liggen de concentraties?

Voor 2003,2004 en 2005 is de luchtkwaliteit in Zaanstad onderzocht door middel van berekening met het CARII model. Deze rapportages zijn te vinden op www.zaanstad.nl. De jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide werd in 2003 nabij 16 (delen van) wegen overschreden. In 2004 werd de jaargemiddelde grenswaarde nabij 4 (delen van) wegen overschreden. In 2005 werd nabij 64 (delen van) wegen de jaargemiddelde grenswaarde overschreden. In 2005 werd nabij 11 (delen van ) wegen de plandrempel overschreden. Voor fijn stof PM10 is de situatie anders. In 2003 werd op alle onderzochte wegende plandrempel en dus de grenswaarde voor de daggemiddelde concentratie overschreden. De plandrempel en de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie werden op ongeveer de helft van de onderzochte wegen overschreden. In 2004 was de situatie wat beter. De plandrempel voor de daggemiddelde concentratie werd nabij circa 50% van de wegen overschreden en de grenswaarde nabij circa 75% van de onderzochte wegen. De drempelwaarde en de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie werden slechts nabij enkele wegen overschreden, met name op de Provincialeweg (N 203). In 2005 werd langs geen enkel wegvak de jaargemiddelde grenswaarde overschreden. Langs 42 (delen van) wegen werd meer dan 35 keer de grenswaarde voor de daggemiddelde concentratie overschreden. Opgemerkt wordt dat in de onderzoeken over 2003 en 2004 is uitgegaan van de plaats van woningen en andere gevoelige objecten als blootstellinggebied en niet van de rand van de weg, zoals het Blk 2005 verplicht. Voor de rapportage van 2005 is wel uitgegaan van de rand van de weg. Hierdoor zijn er ten opzichte van de jaren 2003 en 2004 meer overschrijdingen van stikstofdioxide geconstateerd. Daarnaast is voor de rapportage van 2005 voor fijn stof uitgegaan van een achtergrondconcentratie van 27 g/m3, waardoor er langs geen enkel wegvak een overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarde heeft plaatsgevonden

Op grond van de inventarisaties uit 2003 en 2004 kan worden geconcludeerd dat de problemen ten aanzien van de luchtkwaliteit in Zaanstad primair gaan over te hoge concentraties fijn stof PM10. De belangrijkste oorzaak hiervan is de hoge achtergrondconcentratie in Zaanstad. Hoewel ook elders in Nederland vergelijkbare concentraties voorkomen, liggen de achtergrondconcentraties in Zaanstad relatief erg hoog, zonder dat daarvoor een direct aanwijsbare reden is. In het kader van dit Luchtkwaliteitplan is de achtergrondconcentratie in Zaanstad aan een nadere analyse onderworpen (zie hiervoor bijlage 3). Samengevat komt deze analyse op het volgende neer. De achtergrondconcentraties voor fijn stof PM10, die in het CARII-model worden gebruikt zijn afkomstig van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Deze concentraties worden met behulp van een generiek systeem bepaald. Dat gebeurt door alle emissies van fijn stof volgens een bepaalde systematiek over Nederland te verdelen. De door het RIVM uitgevoerde metingen worden hierbij gebruikt om de zo verkregen achtergrondconcentraties te valideren. Gebleken is dat de op deze wijze door het RJVM vastgestelde achtergrondconcentraties van fijn stof hoger zijn dan de gemeten concentraties in de regio. Daarbij komt nog dat er geen goede verklaring is voor het feit dat de achtergrondconcentraties, volgens de door het RTVM beschikbaar gestelde gegevens, in Zaanstad tussen 2001 en 2004 niet zijn gedaald maar zelfs aanmerkelijk zijn toegenomen. Dit terwijl de landelijke trend, zoals door het Milieu en Natuur Planbureau is vastgesteld, wel een daling aangeeft. Gezien de grote onzekerheid over de in het CARII-model opgenomen achtergrondconcentraties is het nauwkeuriger om uit te gaan van gemeten achtergrondconcentraties voor fijn stof, mits die voorhanden zijn. In Zaanstad zelf zijn nog geen meetgegevens van het meetstation voor luchtverontreiniging beschikbaar. In de directe omgeving van Zaanstad wel. Zo beschikt de gemeente Amsterdam over een aantal achtergrondstations en ook de provincie Noord-Holland heeft verschillende meetstations, waarvan er enkele functioneren als achtergrondstation. Op grond van de metingen op deze stations is vastgesteld dat de gemiddelde achtergrondconcentratie van fijn stof in de Zaanse regio in de huidige situatie (2003-2004) overeenkomt met een concentratie van 27-28 g/m3. Op grond van deze achtergrondconcentratie is nogmaals onderzocht hoe de luchtkwaliteit in de periode 2003-2004 in Zaanstad eruit zag. In dit onderzoek is de luchtkwaliteit conform het Blk 2005 wel bepaald voor de rand van de weg (dus niet, zoals eerder was gedaan, alleen nabij gevoelige bestemmingen). Hiervoor is uitgegaan van een reële inschatting van de afstand van de as van de weg tot aan de rand van de weg (het blootstellinggebied). Concreet is voor vrijwel alle wegen voor de afstand tussen de as van de weg en de wegrand van de weg uitgegaan van 5 m (de minimale afstand die in het gebruikte CAR-model kan worden ingevoerd). Voor de bredere wegen is uitgegaan van 9-10 m. Rekening houdend met de zogenoemde ‘zeezoutaftrek’ leiden deze berekeningen voor de periode 2003-2004 nog tot overschrijdingen van de grenswaarden van fijn stof PM10. Voor het jaar 2005 heeft er, onder andere door de achtergrondconcentratie van 27 g/m3, geen overschrijding plaatsgevonden van de jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof. Wel is er geconstateerd dat langs enkele wegvakken meer dan 35 keerde daggemiddelde grenswaarde wordt overschreden. Voor de periode 2003 tot 2005 zijn overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide geconstateerd. Aanvullende berekeningen voor 2010 geven aan dat de bovengenoemde overschrijdingen ook in 2010 nog zullen bestaan. Dit doet zich vooral voor langs de drie grotere wegen door Zaanstad, waarde doorstroming niet optimaal is en waar relatief veel verkeer rijdt

Om deze overschrijdingen terug te dringen worden in dit Luchtkwaliteitplan maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen zijn erop gericht de totale emissie in Zaanstad terug te dringen en zo de concentraties over de gehele linie te doen dalen. Daardoor zullen ook de concentraties in deze overschrijdingsgebieden dalen en uiteindelijk onder de grenswaarden komen te liggen.

4 Visie Zaanstad

4.1 Rijksbeleid

Tijdens Prinsjesdag 2005 heeft het Rijk een maatregelenpakket gepresenteerd van €900 miljoen voor verbetering van de luchtkwaliteit voor de periode 2005 tot 2015. Het gaat om maatregelen zoals de stimulering van schone voertuigen en brandstoffen, lokale maatregelen aan de rijksinfrastructuur en maatregelen in de landbouw, industrie en scheepvaart.

De generieke maatregelen hebben niet alleen invloed op het nationale niveau van de luchtkwaliteit, maar hebben ook positieve effecten op de lokale luchtkwaliteit. Een substantieel deel van de in augustus 2005 toegekende € 100 miljoen vanuit liet Fonds Economische Structuurversterking (FES) voor de periode 2005-2015 wordt gebruikt voor lokale maatregelen in de sfeer van woningbouw, wegen en industrieterreinen. Over de besteding van de extra gelden uit het Prinsjesdagpakket’ wordt nog nader overleg gevoerd, ook met regionale overheden. De FES gelden zijn afkomstig van de extra aardgasbaten als gevolg van de hoge olieprijs. In 2006 is dit bedrag verhoogd met € 150 miljoen.

Het ministerie van VROM heeft in 2005 een Taskforce luchtkwaliteit ingesteld waarin de belangrijkste bestuurlijke partijen zijn vertegenwoordigd. De Taskforce heeft de problematiek rond luchtkwaliteit nader verkend en effectieve oplossingen gezocht. Er is een aantal pilotprojecten uitgevoerd met als doel ervaringen op te doen met het Blk 2005 en resultaten te verwerken in de aanpassing van de wet

4.2 Provinciaal beleid

De provincie Noord-Holland heeft in augustus 2005 het Provinciaal Actieplan Luchtkwaliteit gepubliceerd. Daarin staan drie redenen voor dit Actieplan:

  • De gezondheid van de burgers in de provincie Noord-Holland.

  • Het voldoen aan de wettelijke normen en eisen zoals geformuleerd in het lk 2005.

  • Voorkomen van stagnatie iii de ruimtelijke ordening en de economische ontwikkeling.

Het doel van dit actieplan is het selecteren van maatregelen, die de luchtkwaliteit verbeteren in de provincie Noord-Holland en de voortgang van ruimtelijke ordeningsprocessen ondersteunen. In het bijzonder daar waar per saldo sprake is van een bijdrage aan de verbetering van de luchtkwaliteit. De provincie zet in op het zoveel mogelijk treffen van maatregelen die haalbaar en effectief zijn waardoor er direct sprake is van emissiereductie. Daarnaast wil de provincie een gedegen inzicht krijgen in de problematiek, waardoor vergaande en moeilijk haalbare maatregelen worden onderbouwd. Dit wil de provincie niet alleen doen, maar gezamenlijk met de andere overheden en de doelgroepen.

4.3 Strategie van Zaanstad

De gemeente Zaanstad sluit aan bij de strategie van de provincie. Het gaat Zaanstad dus om de gezondheid van de burgers, het voldoen aan het Besluit luchtkwaliteit en het voorkomen van stagnatie van bouwprojecten. Daartoe wil Zaanstad inzetten op generieke maatregelen die de emissies van fijn stof en stikstofdioxide terugdringen en zo blootstelling aan een onvoldoende luchtkwaliteit zoveel mogelijk voorkomen. Ook sluit Zaanstad aan bij de ambitie om de kennis over de luchtkwaliteit te vergroten door de luchtkwaliteit in Zaanstad te gaan meten. Daartoe heeft het college van burgemeester en wethouders op 10 januari 2006 besloten. Zo wordt inzicht verkregen in de werkelijke niveaus van luchtverontreiniging en krijgt Zaanstad een instrument in handen waarmee de ontwikkeling van de luchtkwaliteit kan worden gevolgd (monitoring). De voor dit plan uitgevoerde inventarisatie van knelpunten kan worden beschouwd als de nulmeting voor de monitoring van luchtkwaliteit.

De maatregelen om de luchtkwaliteit in Zaanstad te verbeteren zullen zich primair richten op het autoverkeer. Op dit moment wordt er gewerkt aan het Zaans Verkeer en Vervoer Plan (ZVVP). Het aspect luchtkwaliteit zal uiteraard bij het opstellen van dit plan worden betrokken. Verder is Zaanstad zich ervan bewust dat een goede communicatie onontbeerlijk is. Het luchtkwaliteitbeleid zal alleen kunnen slagen als dit goed wordt uitgedragen aan de inwoners van Zaanstad en er voor wordt gezorgd dat er een breed draagvlak ontstaat om de luchtkwaliteit te verbeteren, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als hij de andere betrokken partijen (bewoners, bedrijven, lokale belangenorganisaties etc.).

4.4 Managementinformatie

Zaanstad streeft naar integrale consistente beleidsvorming. De grote lijnen voor de ontwikkeling van de stad zijn uiteengezet in ZAANSTAD PAKT DOOR, strategische koers 2005-2015. De 4 peilers van die koers zijn:

  • Zaanstad mag gezien worden

  • Meer sfeer in de stad

  • De dagelijkse dingen gewoon goed doen

  • Duurzame economische structuurversterking)

De koers is richtinggevend voor beleidsuitwerkingen. De inzet op de versterking van de economie van de stad was een belangrijk uitgangspunt voor de structuurschets (Dansen op het veen, te downloaden op www.zaanstad.nl), waarin het accent vooral is gelegd op de combinatie van de functies wonen en werken, zoals Zaanstad dat van oudsher kent. Lange afstanden voor woon/werkverkeer levert door de hoge frequentie een belangrijke bijdrage aan de luchtverontreiniging. Met het 10.000 banenplan biedt Zaanstad perspectief voor het terugdringen van de (auto)mobiliteit.

Zaanstad heeft een adequaat niveau van uitvoering van de strikte Nederlandse milieuwetgeving (Wet milieubeheer). Hierdoor is de emissie van de inrichtingen in Zaanstad de afgelopen jaren zeer sterk teruggedrongen. Uiteraard moet Zaanstad alert blijven op mogelijkheden die innovaties en technische ontwikkelingen biedt voor de verbetering van de luchtkwaliteit, maar de meest effectieve maatregelen voor de verbetering van de luchtkwaliteit liggen in de sfeer van verkeer- en vervoer. Omdat Zaanstad al is gestart met het opstellen van het Zaans Verkeer en Vervoer Plan (verder: ZVVP) zullen diverse in het luchtkwaliteitplan genoemde maatregelen worden uitgewerkt in dit ZVVP. Het samen optrekken van beide plannen is dan ook van het grootste belang. Bij het opstellen van het luchtkwaliteitplan is nauw samengewerkt met de projectorganisatie van het ZVVP.

Zaanstad wil op een verantwoorde wijze werken aan de ontwikkeling van de stad. Daarbij kent Zaanstad de nodige beperkingen. De geluidcontour van de luchthaven Schiphol en de aanwezigheid van grote gebieden die Europese ecologische bescherming genieten [Natura 2000-gebieden (1)] beperken de mogelijkheden aanzienlijk. Zaanstad kiest dan ook voor het bouwen volgends het principe van de compacte stad. De zorg voor de leefomgeving speelt daarbij een belangrijke rol. Dit luchtkwaliteitplan is de eerste stap op weg naar een schonere en gezonde leefomgeving. We zijn er hiermee dan ook nog niet. Zaanstad heeft gekozen voor een pragmatische aanpak in twee stappen. Snel een parapluplan dat, naast een aantal concrete maatregelen, die eenvoudig zijn in te voeren, vele onderzoeksopdrachten omvat. Daarbinnen zal moeten worden onderzocht welke maatregelen haalbaar en effectief zijn in Zaanstad. Hiervoor is tijd en geld nodig. De budgetten voor de onderzoeksopdrachten zijn in het voorjaar 2006 ingebracht in de kadernota, waarover de Gemeenteraad in april/mei heeft gedebatteerd en een besluit genomen. De resultaten van de onderzoeken zullen eind van het jaar 2007 uiteindelijk leiden tot een realistisch en haalbaar uitvoeringsprogramma voor de komende jaren.

(1) Natura 2000- gebieden = gebieden in Nederland die als beschermd gebied zijn aangewezen in de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet

5 Actoren

Bij de verbetering van de luchtkwaliteit door de gemeente Zaanstad spelen verschillende actoren een rol. Het is van belang draagvlak te creëren bij al deze actoren en te bevorderen dat ze hun bijdrage leveren aan het verbeteren van de luchtkwaliteit in Zaanstad. Het gaat om

  • 1.

    De inwoners van Zaanstad

  • 2.

    Het bedrijfsleven van Zaanstad

  • 3.

    Milieuorganisaties

  • 4.

    De gemeentelijke organisatie

  • 5.

    Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA)

  • 6.

    De regiogemeenten

  • 7.

    De Provincie Noord-Holland

  • 8.

    De Rijksoverheid

  • 9.

    De Europese Unie

De actoren worden hieronder kort toegelicht.

Inwoners van Zaanstad

Een goede luchtkwaliteit is van belang voor de inwoners van Zaanstad. Daarnaast hebben veel inwoners belang bij een goed bereikbaarheid van hun stad per auto. De inwoners van Zaanstad hebben daarmee in zekere zin tegenstrijdige belangen. Enerzijds hebben zij er belang bij dat de luchtkwaliteit verbetert, terwijl zij er anderzijds belang bij hebben dat Zaanstad, ook per auto, goed bereikbaar is en blijft. Ook door het eigen energiegebruik en stookgedrag dragen de bewoners bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit.

Bedrijfsleven van Zaanstad

Het bedrijfsleven binnen Zaanstad is van vitaal belang voor de economie van de stad. Tegelijkertijd zijn deze bedrijven ook verantwoordelijk voor een deel van de emissies van fijn stof en stikstofdioxide naar de buitenlucht, waardoor de bewoners van Zaanstad worden benadeeld in hun gezondheid. Het bedrijfsleven is over het algemeen gebaat bij een goede bereikbaarheid per auto. Ook hier spelen weer soms tegenstrijdige belangen. Enerzijds is er de noodzaak van handhaving en versterking van de economie, die veelal gepaard gaat met een toename van de (auto)mobiliteit en anderzijds is er de noodzaak om die groei niet vergezeld te laten gaan van een verslechterende luchtkwaliteit.

Milieuorganisaties

Bewoners zijn verenigd in milieugroeperingen die kleinschalig opereren binnen de gemeente Zaanstad. Daarnaast zijn er grote provinciaal en landelijk opererende milieuorganisaties, zoals de provinciale milieufederaties, Milieudefensie, de Stichting Natuur en Milieu en Greenpeace. In Zaanstad vervult het Zaans Natuur en Milieu Centrum de rol van centraal aanspreekpunt voor de lokale milieuorganisaties. Lokaal zijn Kontakt Milieubeheer Zaanstreek en het Milieuplatform actief, regionaal de Milieufederatie Noord-Holland. Deze organisaties kunnen een stimulerende rol spelen bij het oplossen van de problematiek ten aanzien van de luchtkwaliteit. Zaanstad daagt hen daarom uit actief mee te denken over de maatregelen.

De gemeentelijke organisatie

De gemeente heeft een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de luchtkwaliteit in Zaanstad en heeft daarnaast een voorbeeldfunctie ten aanzien van haar inwoners. Ook is de gemeente bevoegd gezag voor (kleinere) inrichtingen in het kader van de Wet milieubeheer.

Regionaal Orgaan Amsterdam

Het Regionaal Orgaan Amsterdam speelt een belangrijke rol bij zaken die een regionale aanpak vereisen. Ook bij de aanpak van de luchtkwaliteit zijn er maatregelen die bij voorkeur regionaal moeten worden ingezet. Het ROA heeft subsidie ontvangen voor het opstellen van een regionaal actieprogramma luchtkwaliteit en in samenwerking met diverse regiogemeenten een plan opgesteld. ROA is verantwoordelijk voor de verdeling van de subsidiegelden.

Regiogemeenten

De regiogemeenten hebben een verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de lucht ten opzichte van elkaar. Luchtverontreiniging houdt immers niet op bij de gemeentegrens. Gezamenlijke maatregelen kunnen elkaar versterken en de efficiency verhogen.

Provinciale overheid

Het bestuur van de provincie Noord-Holland speelt een belangrijke rol bij de bovenregionale samenwerking. De provincie toetst (vrijstellingen van) bestemmingplannen en andere ruimtelijke procedures, waarbij het aspect luchtkwaliteit moet worden afgewogen. Daarnaast is zij bevoegd gezag voor de grotere inrichtingen (Wet milieubeheer).

Nationale overheid

De nationale overheid implementeert Europese wetgeving en stelt eigen wetgeving op. Zij is ook primair verantwoordelijk voor de luchtkwaliteit en dan vooral voor fijn stof. Voor de verbetering van de luchtkwaliteit is er een Nationaal Luchtkwaliteitplan opgesteld. In dit plan beschrijft de nationale overheid de maatregelen die worden genomen om vooral de achtergrondconcentratie te verlagen. Daarnaast is het Rijk ook de beheerder van de rijkswegen. Het rijk heeft vooral een belangrijke bevoegdheid bij het nemen van bronmaatregelen.

Europese Unie

De EU stelt Europese wetgeving op en kan bovennationale maatregelen nemen, zoals het aanscherpen van de emissie-eisen aan personenauto’s, wachtwagens, schepen e.d.

6 Welke maatregelen zijn mogelijk?

In dit hoofdstuk worden de mogelijke maatregelen om de luchtkwaliteit n Zaanstad te verbeteren geïnventariseerd. Het gaat dus om een opsomming van de mogelijkheden. In hoofdstuk 7 staan vervolgens de maatregelen die Zaanstad wil gaan uitvoeren en waarom Zaanstad daarvoor kiest.

6.1 Europese en nationale maatregelen

Maatregel 1. Actieve beïnvloeding van het rijksbeleid

Per 1 oktober 2006 zijn de nieuwe EURO4 emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen van kracht geworden. Een voertuig dat voldoet aan de EURO4 norm stoot de helft minder uit dan een voertuig die voldoet aan de EURO3 norm. Het resultaat is dat de emissie van voertuigen voor 2016 zal zijn gehalveerd, uitgaande van een levensduur van 10 jaar van voertuigen. In 2009 wordende nieuwe ETJRO5 normen van kracht. Deze nieuwe EURO5 norm betekent opnieuw een halvering van de uitstoot. Er mag dan worden aangenomen dat de uitstoot van voertuigen in 2019 circa 75% is gereduceerd ten opzichte van de huidige emissie van voertuigen.

Op Europees niveau is de IPPC richtlijn van kracht voor inrichtingen. Deze stelt emissie eisen vast voor inrichtingen. De nationale overheid gaat de Ner (Nederlandse Emissierichtlijn), het BEES-A, Bees-B en het besluit verbranding afvalstoffen aanscherpen. Hetzelfde zou moeten gebeuren op Europees niveau, vanwege de hoge Europese bijdrage in Nederland. Via de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Inter Provinciaal Overleg (IPO) en de Europese werkgroepen gaat Zaanstad hiervoor actief lobbyen bij de Europese Unie.

Internationaal is het MARPOL-verdrag (International Convention for the Prevention of Pollution of Ships (Marine Pollution)) van kracht. De Europese Unie is voorstander van aanscherping van de emissie eisen van schepen. Wanneer dit niet gebeurt of te lang duurt gaat de Europese Unie zelf initiatieven ontwikkelen om de uitstoot van schepen te verlagen. Vooral de zeescheepvaart maakt gebruik van de zwaardere brandstoffen, waardoor veel fijn stof vrijkomt.

Sinds 10 november 2005 is de subsidieregeling voor de vervanging of retrofit van dieselmotoren van Nederlandse binnenvaartschepen van kracht. De regeling heeft als doel het verdergaand verminderen van de emissies van NOx in de binnenvaartsector door middel van het stimuleren van maatregelen aan de bron. Tot 31 december 2006 is hiervoor maximaal 2 miljoen Euro beschikbaar.

De maatregelen op nationaal niveau zijn uiteengezet in het nationale luchtkwaliteitplan 2004 (zie ww.vrom.nl).

6.2 Provinciale maatregelen

Maatregel 2. Actieve beïnvloeding van het provinciale beleid.

De provincie maakt onderscheid in vijf dimensies om haar aanpak te onderscheiden:

  • 1.

    Het treffen van maatregelen bij de bronnen die direct kunnen worden beïnvloed.

  • 2.

    Het treffen van maatregelen die de blootstelling aan een onvoldoende luchtkwaliteit zo veel mogelijk voorkomen.

  • 3.

    Het optimaal invullen van de regiofunctie.

  • 4.

    Succesvol beleid ten aanzien van reeds ondernomen actiepunten continueren.

  • 5.

    Het op een adequaat niveau brengen van kennis over luchtkwaliteit en zorgen voor uniformiteit en toegankelijkheid van informatie. Hierbij gaat het om kennis ten aanzien van zowel emissies, lokale luchtkwaliteit alsmede de effecten van maatregelen.

Zaanstad vult haar maatregelen op het gebied van luchtkwaliteit op een soortgelijke wijze in, waarbij de focus ligt op het treffen van generieke bronmaatregelen en dan vooral gericht op de kleinste fijn stof deeltjes tot 3 m. Uit het Provinciaal Actieplan Luchtkwaliteit van Noord-Holland valt op te maken dat de provincie haar verantwoordelijkheden neemt voor de omgeving. Er wordt dan ook aangenomen dat zij bereid is om mee te werken aan aanpassingen van de provinciale wegen en de milieuvergunningen zal aanscherpen op de onderdelen stikstofdioxide- en fijn stofuitstoot. Zaanstad zal hiervoor actief overleg voeren met de provincie om het luchtkwaliteitbeleid van de provincie aan te scherpen en eventueel nieuwe maatregelen voor de verbetering van de luchtkwaliteit door te voeren.

6.3 Maatregelen in Zaanstad

Lokale maatregelen worden genomen door de gemeente Zaanstad, eventueel in samenwerking met de provinciale en nationale overheid. Zaanstad is hierbij de trekker van de maatregelen in Zaanstad en de nationale en provinciale overheid verlenen hierbij hun medewerking. De volgende maatregelen worden onderscheiden.

6.3.1 Verkeer en vervoer

Transportmiddelen stoten fijn stof en stikstofdioxide uit. De gemeente Zaanstad kan binnen haar grondgebied vooral hier de meeste invloed op uitoefenen. Het stellen van eisen aan de uitstoot van de voertuigen van de burgers die in Zaanstad wonen is moeilijk realiseerbaar. Wel kan Zaanstad ervoor zorgen dat het gemeentelijke wagenpark schoner wordt. Ook het bevorderen van een goede doorstroming van het verkeer is een maatregel dia binnen de competentie van de gemeente valt. Stagnerend verkeer stoot namelijk veel meer fijn stof en stikstofdioxide uit dan doorstromend verkeer. Ook het stimuleren van het fietsgebruik en het weren van vervuilend verkeer zijn mogelijke maatregelen, die Zaanstad kan nemen.

Maatregel 3. Verbeteren doorstroming verkeer

Stagnerend verkeer stoot significant meer fijn stof en stikstofdioxide uit dan doorstromend verkeer. Bevordering van de doorstroming van het verkeer leidt dus tot een betere luchtkwaliteit. Dit kan bijvoorbeeld door het instellen van ‘groene golven’. In sommige gevallen is vervanging van kruispunten door rotondes mogelijk een optie.

Het oplossen van doorstromingsproblemen kan leiden tot een vermindering van de emissie met 15-25%, afhankelijk van de voertuigsoort en de component.

Maatregel 4. Handhaven van verkeerssnelheden

Wanneer er veel wordt ingehaald stroomt verkeer minder goed door. Daarnaast stoten personenauto’s significant meer fijn stof PM10 en stikstofdioxide uit als zij harder rijden dan 80 kilometer per uur. Het is dus van belang dat het verkeer niet te snel rijdt. Door een goede handhaving van de snelheidslimiet wordt de luchtkwaliteit verbeterd. Snelheidshandhaving is geen verantwoordelijkheid van de gemeente, maar van de politie. Voor deze maatregel is betrokkenheid van de politie dan ook nodig.

Geschat wordt dat een strikte handhaving van de snelheid kan leiden tot een vermindering van de emissies met ongeveer 10%.

Maatregel 5. Weren van vervuilend verkeer

Vooral op plaatsen met veel verkeer is de luchtkwaliteit relatief slecht. Op die plaatsen kan relatief sterk vervuilend verkeer worden geweerd. Zo kunnen EURO1, EURO2 en EURO3 vrachtwagens worden geweerd op plaatsen met veel verkeer. Als alternatief kan er dan worden gedacht aan het afleveren van de goederen bij een perifeer gelegen stadsdistributiecentrum.

De reductie per voertuig is circa 50%.

Maatregel 6. Prijsbeleid

Prijsbeleid is een mogelijkheid om bijvoorbeeld relatief sterk vervuilend verkeer zwaarder te belasten. Hierbij kan worden gedacht aan het met voorrang verlenen van parkeervergunningen aan schone voertuigen of eigenaren van grote vervuilende voertuigen (waaronder SUVs) extra te laten betalen volgens het principe de vervuiler betaalt.

Het is vooralsnog moeilijk om het effect van deze maatregel in te schatten.

Maatregel 7. Betaald parkeren

Betaald parkeren is een goed middel om de omvang van het autoverkeer te beïnvloeden. Afhankelijk van hoogte van de parkeertarieven kan betaald parkeren een effectief instrument zijn om het autoverkeer terug te dringen. Naarmate het tarief hoger wordt, neemt ook de effectiviteit toe. Een dergelijke maatregel moet in regionaal verband worden onderzocht. Anders bestaat de kans dat consumenten bestemmingen selecteren op basis van. de afweging wel of niet te willen betalen voor een parkeerplaats. Belangrijke voorwaarde is verder dat het openbaar vervoer een goed alternatief is voor de auto. Betaald parkeren moet dus bij voorkeur voor een groter gebied worden onderzocht.

Het effect van betaald parkeren is afhankelijk van een aantal factoren en is nu nog niet goed in te schatten.

Maatregel 8. Minder hard rijden op snelwegen

Door en langs Zaanstad loopt een tweetal rijkswegen: de AS en de A7. Zaanstad heeft er al bij het Rijk voor gepleit om op deze wegen een snelheidsbeperking in te voeren. Door de snelheid terug te brengen tot 80 kin/uur en deze snelheid goed te handhaven, wordt de doorstroming bevorderd en neemt de emissie van luchtverontreinigende stoffen af: De luchtkwaliteit in de omgeving van deze rijkswegen verbetert daardoor. Vooral het handhaven van de maximumsnelheid, waardoor de doorstroming gunstig wordt beïnvloed, heeft een gunstig effect op de luchtkwaliteit.

Geschat wordt dat de verlaging van de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxide circa 10% bedraagt.

Maatregel 9. Het schoner maken van het eigen wagenpark

Zaanstad heeft diverse diensten die gebruik maken van transportmiddelen. Hierbij valt te denken aan plantsoenendiensten, vuilophaaldiensten, handhavers, maar ook de werknemers van Zaanstad die met de auto naar hun werk gaan. Om een voorbeeldfunctie te vervullen voor de gemeente en om de luchtkwaliteit te verbeteren kan de gemeente Zaanstad haar eigen wagenpark schoner maken. Hierbij kan worden gedacht aan het overschakelen op voertuigen op aardgas, het overschakelen op hybride-voertuigen, het plaatsen van roetfilters of het vroegtijdig vervangen van vervuilende voertuigen. Voor de bekostiging hiervan kan gebruik worden gemaakt van de nationale subsidies, aangevuld met eigen middelden.

EURO4 levert per voertuig een reductie op van 50%. EURO5 levert nog eens 25% extra reductie.

Maatregel 10. ConcessieverIening openbaar vervoer

Zaanstad heeft via het ROA een concessie verleend aan Connexxion voor het busvervoer binnen Zaanstad. De huidige concessie loopt tot 2011. Bussen stoten circa 15 keer meer stikstofdioxide en tot 5 keer meer fijn stof uit dan gewone personenauto’s. De gemeente Zaanstad zal bij de volgende concessieverlening erop inzetten dat het openbaar vervoer voldoet aan de EURO5. Momenteel voldoende bussen al op vrijwillige basis aan de EuRO4 norm. Een andere effectieve mogelijkheid is het overgaan op bussen op aardgas. Aandachtspunt daarbij is het realiseren van een aardgasvulpunt.

EURO4 levert per voertuig een reductie op van 50%. EURO5 levert nog eens 25% extra reductie.

Maatregel 11. Optimalisering openbaar vervoer

Bussen stoten meer fijn stof en stikstofdioxide uit dan personenauto’s, maar wanneer er meer mensen met het openbaar vervoer gaan wordt de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxide per saldo lager. Een belangrijke voorwaarde is dat reizigers met het openbaar vervoer er niet veel langer over doen dan wanneer zij met de auto gaan en niet te lang moeten wachten in de regen of kou. Zaanstad zal daarom inzetten op een goed functionerend openbaar vervoer, en het gebruik van openbaar vervoer stimuleren.

Het effect van deze maatregel is nu niet goed in te schatten.

Maatregel 12. Fietsplan

Fietsen is een goed alternatief voor de auto en dan vooral voor de kortere afstand, omdat auto’s op korte afstanden relatief veel fijn stof en stikstofdioxiden uitstoten. Wanneer meer mensen de fiets gebruiken in plaats van de auto dan verbetert de luchtkwaliteit. Voorwaarde is wel dat het fietsen prettig en veilig is. In de communicatie kan ook aandacht worden geschonken aan andere voordelen van fietsen, namelijk fietsen is prettig en beweging is goed voor de gezondheid.

Elke fietser die de auto laat staan levert een positieve bijdrage een de reductie van uitstoot van uitlaatgassen. In welke mate de automobilist uiteindelijk te verleiden zal zijn te kiezen voor de fiets i.p.v. de auto hangt van veel andere factoren af (bijvoorbeeld het parkeerbeleid, veilige fietsenstallingen, aantrekkelijke fietsroutes etc.). Het uiteindelijke effect is daarom moeilijk in te schatten.

Maatregel 13. Omrijdbewegingen uit hoofdroutes halen

In Zaanstad moeten vaak omwegen worden gereden om de bestemming te bereiken. Het opheffen van deze omrijdbewegingen kan per jaar vele tienduizenden autokilometers besparen. Hierdoor neemt ook de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden af.

Hoeveel autokilometers er minder worden gereden is niet exact te bepalen. Hierdoor is de totale reductie van de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxiden nog moeilijk in te schatten.

6.3.2 Ruimtelijke ordening

Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kan de luchtkwaliteit steeds in een vroeg stadhun van de planvorming worden betrokken. Op die wijze kan worden gezocht naar optimalisering van de plannen in relatie tot de luchtkwaliteit en het aantal blootgestelden.

Maatregel 14. Inrichtingsmaatregelen bij ruimtelijke plannen

Zaanstad is verantwoordelijk voor het aantal blootgestelden aan luchtvervuiling. Het Blk 2005 gaat uit van de algemene luchtkwaliteit, maar het valt ook onder de verantwoordelijkheid van Zaanstad dat de inwoners zo min mogelijk worden blootgesteld aan fijn stof en stikstofdioxide. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het daarom noodzaak om al in een vroeg stadium rekening te houden met de effecten op de luchtkwaliteit en zo nodig maatregelen te nemen. Voorbeelden daarvan zijn niet naar vervuilende bronnen toe bouwen en niet dichtbij drukke wegen bouwen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dat wel te doen. Ook kan worden gekeken naar toekomstige ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit en worden getracht overschrijdingen van de grenswaarden in de toekomst te voorkomen. Dit is ook in het belang van de planontwikkeling binnen Zaanstad, omdat het lastig is plannen te realiseren in gebieden waar de grenswaarden al worden overschreden.

De effecten van de inbedding van de luchtkwaliteit in ruimtelijke plannen zullen per plan worden onderzocht.

Maatregel 15. Inzetten 0p parkeren op afstand in combinatie met afgiftepunten goederen (stadsdistributiecentra en/of transferia)

Realisatie van een stadsdistributiecentrum en/of transferium heeft als gevolg dat er minder verkeer naar en in de (winkel)centra van Zaanstad rijdt. Wanneer er minder verkeer is wordt er minder fijn stof en stikstofdioxide uitgestoten.

De effecten van de bouw van stadsdistributiecentra en/of transferia zullen per plan worden onderzocht.

Maatregel 16. Schoon vestigingsbeleid voor het aantrekken van nieuwe bedrijven

Bij het vestigingsbeleid om nieuwe bedrijven aan te trekken bij nieuwe of gerevitaliseerde bedrijventerreinen kan een pre worden gegeven aan bedrijven die weinig bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Maatregel 17. Overdrachtsmaatregelen

Incidenteel kan worden overwogen overdrachtsmaatregelen te nemen. Hierbij valt te denken aan het plaatsen van schermen, windturbines, technisch groen, overkapping van wegen en stikstofabsorberend asfalt op gevels en coatings op gevels en geluidschermen. Deze maatregelen hebben alleen effect op de verdunning van de luchtvervuiling en verminderen de emissie dus niet. Op termijn werken ze dus contraproductief doordat ze de daling van de achtergrondconcentratie tegenwerken. Wel kunnen deze ervoor zorgen dat bijvoorbeeld afzonderlijke plannen door kunnen gaan in Zaanstad.

De effectiviteit van dergelijke maatregelen moet per geval worden beoordeeld.

6.3.3 Bedrijven

Maatregel 18. Aanscherping Wm-vergunningen.

De gemeente is bevoegd gezag voor de kleine en middelgrote inrichtingen in het kader van de Wet milieubeheer (verlening van milieuvergunningen en handhaving). De grotere inrichtingen vallen onder de provincie. Zaanstad kan hier dus geen rechtstreekse invloed op uitoefenen, maar wel beoordelen of er voldoende wordt geëist om de uitstoot van fijn stof en stikstofdioxide terug te dringen. Momenteel doet Zaanstad dit al. Verder kan worden geïnventariseerd welke stofproducerende inrichtingen en stikstofdioxide producerende inrichtingen er zijn en kunnen de mogelijkheden worden onderzocht om voorschriften op te nemen in de milieuvergunning.

Deze maatregelen passen in het algemene beleid om de uitstoot van luchtverontreiniging zo laag mogelijk te houden. De vergunningverlener zal steeds per geval moeten bezien in hoeverre eisen kunnen worden gesteld.

6.3.4 Landbouw

Maatregel 19. Emissiereductie in agrarische bedrijven.

Bij intensieve veehouderij is vooral de uitstoot van de stallen relevant voor de luchtkwaliteit. Bij deze uitstoot valt te denken aan stof dat direct vrijkomt van haar, hooi en veren en dergelijke, maar ook de ammoniakuitstoot van de ontlasting van de dieren. Voor de intensieve veehouderij zijn op de Wet milieubeheer gebaseerde Algemene Maatregelen van Bestuur van toepassing. Hetzelfde geldt voor de akkerbouw, al is de uitstoot hier minder relevant, omdat het bij akkerbouw vooral opstuivend zand betreft. Mogelijke maatregelen zijn het stellen van aanvullende voorschriften, zoals het aanbrengen van stoffilters op de afzuiginstallaties.

Uitgaande van een volledige reductie van de stofuitstoot uit de stallen kan de reductie tot 90% bedragen.

6.3.5 Scheepvaart

Maatregel 20. Aanleg walstroom voor schepen.

Voor de scheepvaart kan worden gedacht aan walstroom. Dit is vooral interessant voor de kusten binnenvaart. Voor zeescheepvaart is dit minder goed mogelijk. De kosten zijn erg hoog voor schepen, omdat het schip in zijn geheel moet worden aangepast. Zaanstad kan zich inzetten voor het aanbrengen van deze voorzieningen in de havens van de bedrijventerreinen Hoogtij, Achtersluispolder en Zuiderhout.

De effectiviteit van overschakeling van fossiele energie op walstroom betekent een aanzienlijke lokale reductie van de uitstoot van luchtvervuiling.

6.3.6 Consumenten

Maatregel 21. Ontmoedigen dan wel verbieden van het gebruik van allesbranders en open haarden.

Houtkachels en allesbranders stoten onvolledig verbrande stofdeeltjes uit naar de buitenlucht. Allesbranders stoten 3 keer meer fijn stof uit dan houtkachels. Dit komt vooral doordat er veel verschillende materialen worden verbrand in de allesbrander. Bij bepaalde weersomstandigheden (mist, weinig wind) kunnen de verbrandingsgassen aanleiding geven tot toename van de gezondheidsklachten van patiënten met luchtwegenaandoeningen.

Open haarden zijn bijzonder populair en worden gezien als een symbool van huiselijkheid. De maatschappelijke weerstand tegen een verbod op het gebruik van open haarden en allesbranders is dan ook groot en wordt gezien als betutteling door de overheid. Daarnaast is handhaving van deze maatregel lastig. Zaanstad vindt het verstandig stoken van deze voorzieningen daarom een eigen verantwoordelijkheid van de burgers. Om de bewoners bewust te maken van de gevolgen van slecht stookgedrag zal hieraan in de gemeentelijke communicatie jaarlijks aandacht aan worden besteed.

6.3.7 Communicatie

Maatregel 22. Maatregelen goed communiceren.

De rol van communicatie is vooral het geven van informatie aan de organisaties en inwoners van Zaanstad over de luchtkwaliteit via onder meer de jaarlijkse luchtkwaliteitrapportage. Daarnaast kan de afdeling communicatie een bijdrage leveren aan verbetering van de luchtkwaliteit door burgers en organisaties bewust te maken van de luchtproblematiek en vervolgens te stimuleren een bijdrage te leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan voorlichting over LARGAS (langzaam rijden gaat sneller), de effecten van gebruik van allesbranders en houtkachels en de voordelen van het openbaar vervoer, fiets of zuinige auto.

7 Welke maatregelen kiest Zaanstad?

7.1 Beoordelingscriteria bij de keuze

In het vorige hoofdstuk zijn 21 maatregelen opgesomd. In dit hoofdstuk wordt een keuze gemaakt voor maatregelen die Zaanstad wil gaan uitvoeren. Bij de beoordeling van de maatregelen is onder andere van belang de relatie met het Zaans Verkeer en Vervoerplan (ZVVP), de bestuurlijke context, de haalbaarheid en de kosteneffectiviteit van de maatregel.

Relatie met het Zaans Verkeer en Vervoer Plan

Momenteel wordt gewerkt aan het ZVVP. In het kader van dit ZVVP is eerst een Nota van Uitgangspunten opgesteld en bestuurlijk vastgesteld. Vervolgens worden oplossingsrichtingen bepaald, waarna concrete maatregelen worden geformuleerd. Voor dit Luchtkwaliteitplan zijn onder andere de volgende uitgangspunten van het ZVVP van belang (in het conceptplan worden meer uitgangspunten vermeld; onderstaand zijn alleen de voor dit Luchtkwaliteitplan relevante weergegeven):

  • 1.

    Geen onnodige korte autoverplaatsingen (tot 3 kin);

  • 2.

    Inzetten op milieuvriendelijk collectief personenvervoer;

  • 3.

    Inzetten op milieuvriendelijk gemeentelijk wagenpark;

  • 4.

    Routering vrachtverkeer;

  • 5.

    Geen omrijdbewegingen op hoofdroutes

  • 6.

    Doorstroming op hoofdroutes (alle modaliteiten), bijvoorbeeld door in te zetten op ‘groene golven’ voor autoverkeer op hoofdroutes;

  • 7.

    Inzetten op alternatieve vervoerconcepten;

  • 8.

    Inzetten op Parkeren op Afstand’;

  • 9.

    Goede fietsvoorzieningen;

  • 10.

    Flexibel parkeerbeleid door middel van prijsbeleid.

Bestuurlijke context

Voor een aantal maatregelen, vooral gelegen op het verkeerskundig vlak, geldt dat ze sterke relatie hebben met de regio. Immers het verkeer houdt niet op bij de grens van Zaanstad. Deze maatregelen moeten worden uitgewerkt in een breder, regionaal verband: hei Regionaal Orgaan Amsterdam. In ROA-verband kan een sterkere positie worden verkregen dan wanneer er alleen vanuit Zaanstad zou worden ingezet op bepaalde maatregelen. Een gezamenlijk beleid kan voorkomen dat er ongewenste verschillen en concurrentie tussen de verschillende gemeenten ontstaan.

Het gaat dan om de volgende maatregelen:

Maatregel 1. Actieve beïnvloeding van het rijksbeleid

Maatregel 2. Actieve beïnvloeding van het provinciale beleid

Maatregel 7. Betaald parkeren

Maatregel 8. Minder hard rijden op snelwegen

Maatregel 10. Concessieverlening openbaar vervoer

Maatregel 11. Optimalisering openbaar vervoer

‘Haalbaarheid, kosteneffectiviteit en kansrijkheid

Sommige maatregelen zijn in Zaanstad niet of nauwelijks van toepassing, zoals bijvoorbeeld maatregelen ten aanzien van de veehouderij, aangezien er weinig tot geen agrarische bedrijven zijn die daarvoor in aanmerking komen. Kansrijk zijn maatregelen die kunnen meeliften met reeds ingezette ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de maatregelen uit het ZVVP. Er zal niet worden ingezet op maatregelen die een hoge investering vragen en weinig milieurendement opleveren.

7.2 Het Zaanse maatregelenpakket

7.2.1 Al ingezette maatregelen

Zaanstad heeft niet stilgezeten op het gebied van de verbetering van de luchtkwaliteit. In 2006 is al een aantal maatregelen in gang gezet. Deze zijn:

Maatregel 01. Het inrichten van een meetstation en het verrichten van aanvullende metingen

Half mei2006 is in het centrum voor Zaandam een meetstation ingericht voor het meten van de achtergrondconcentraties van stikstofdioxide (NO2), ozon (O3), fijn stof PM10 en fijn stof PM2,5.Het doel hiervan is in de eerste plaats inzicht te krijgen in de werkelijke achtergrondconcentraties in Zaanstad en het volgen van de ontwikkeling daarvan in de tijd. In de tweede plaats kan op grond van deze inzichten worden getoetst of het ingezette beleid effectief is (monitoring). Indien nodig, kan het beleid op grond van de informatie die het meetstation oplevert worden bijgesteld. Daarnaast gaat Zaanstad aanvullende metingen verrichten om ook de fluctuatie in de concentraties over Zaanstad in beeld te krijgen. In verband met het grote belang van de monitoring zijn deze maatregelen al vooruitlopend op het luchtkwaliteitplan ingevoerd. Zowel de inrichting van het meetstation als de wijze van meten voldoen aan de daarvoor geldende Europese en nationale voorschriften. Kosten van maatregel 01: € 119.00 investeringskosten en €50.000 beheerskosten per jaar.

Betrokken actoren: GGD Amsterdam, provincie Noord-Holland.

Maatregel 02. Centrale huisvesting in stadhuis Inverdan

De centrale huisvesting van de ambtelijke organisatie is een goed voorbeeld van een generieke ruimtelijke maatregel om de luchtkwaliteit te verbeteren. In het plan wordende huidige vestigingen (Gemeentehuis in Zaandijk, Stadskantoor en Railpoint Office in Zaandam en een aantal kleinere vestigingen) vervangen door één nieuwe. De nieuwe vestiging, gelegen vlakbij het treinstation Zaandam, is uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer en minder goed per auto, doordat het aantal parkeerplaatsen in de omgeving beperkt zal zijn (B-norm). Milieuvriendelijker alternatieven, waaronder de fiets en het openbaar vervoer, zullen dan ook nadrukkelijk worden beschouwd. Het woon-werkverkeer met de auto zal daardoor afnemen. Ook verdwijnt het autoverkeer van de ambtenaren die tussen de verschillende locaties heen en weer rijden. Hierdoor zal er minder luchtverontreiniging worden geproduceerd en verbetert per saldo de luchtkwaliteit.

Maatregel 03. Aanleg Zuidelijke randweg

Door de aanleg van de Zuidelijke randweg zal het (vracht)verkeer zich gaan concentreren op deze weg. Dit betekent dat andere wegen, die door bewoond gebied lopen, minder verkeersbelast worden. Dat houdt een reductie in van het aantal blootgestelden aan de emissie van (vracht)auto’s. Daarmee worden de risico’s voor de volksgezondheid teruggebracht.

7.2.2 Te nemen maatregelen

Op basis van de in 7.1 genoemde afwegingscriteria zal Zaanstad zich gaan inzetten om de volgende maatregelen in uitvoering te brengen.

7.2.2.1 Maatregelen ten aanzien van consumenten

Maatregel 21. Ontmoedigen dan wel verbieden van het gebruik van allesbranders en open haarden.

Jaarlijks zal in het najaar via de gemeentelijke comniunicatiekanalen en de lokale media aandacht worden besteed aan de gevolgen van het stoken van open haarden en allesbranders en worden gewezen op de mogelijkheden van verstandig stoken.

7.2.2.2 Maatregelen ten aanzien van eigen organisatie en verantwoordelijkheid

Maatregel 9. Schoner maken van het eigen wagenpark (uitgangspunt 3 ZVVP)

Met het schoonmaken van het eigen wagenpark zijn hoge kosten gemoeid. Belangrijk daarbij is dan ook een goede afweging van de kosteneffectiviteit te maken. Ook kan het zijn dat bij sommige oplossingsrichtingen regionale aspecten spelen. Om het eigen wagenpark bijvoorbeeld te laten overgaan op voertuigen op aardgas is het inrichten van een aardgasvulpunt noodzakelijk. Dit is iets dat een gemeente niet alleen kan. Opschaling en samenwerking met andere partners is dan een absolute noodzaak. Deze maatregel vraagt dan ook nader onderzoek naar wensen, effecten, mogelijke vroegtijdige vervanging dan wel uitgestelde vervanging van het wagenpark indien dat noodzakelijk is uit oogpunt van kosteneffectiviteit. Naast het schoner maken van het wagenpark zal binnen deze maatregel ook het gebruik van andere milieuvriendelijke vervoerswijzen binnen de gemeentelijke organisatie worden onderzocht, zoals het gebruik van dienstfietsen, elektrische scooters en dergelijke. Ook de mogelijkheden voor het terugbrengen van de hoeveelheid dienstkilometers door het vergroten van de efficiency moeten worden onderzocht.

Kosten: voor dit onderzoek zal een bedrag van € 60.000 benodigd zijn.

Betrokken actoren: leveranciers bedrijfswagens, mogelijk regiogemeenten en provincie, het ROA, de streekvervoersorganisatie, eventuele andere samenwerkingspartners als lokale transportbedrijven etc.

Maatregel 18. Aanscherpen Wm-vergunningen.

Deze maatregel is goed inpasbaar in het vigerende beleid. De maatregel kan vanaf 2007 worden ingepast in de procedure van de vergunningverlening- en handhaving.

Kosten: geen.

Actoren: Provincie, bedrijfsleven en inwoners van Zaanstad.

Maatregel 22 Maatregelen goed communiceren

Bij de communicatie moet de voorbeeldfunctie van de gemeente een belangrijke rol spelen. Daarbij ligt ook een sterke relatie met maatregel 9, het schoner maken van het eigen wagenpark. Daarnaast zal Zaanstad bezien of een jaarlijkse deelname aan de Week van de Vooruitgang mogelijk is.

7.2 2.3 Maatregelen in relatie tot het Zaans Verkeer en Vervoer Plan

Maatregel 3. Verbeteren doorstroming verkeer (uitgangspunt 6 ZVVP’)

Deze maatregel is bijzonder complex. Het bevorderen van de doorstroming reduceert de uitstoot van luchtverontreiniging door gemotoriseerd verkeer, maar heeft ook een stimulerende werking op het autogebruik. Vanuit oogpunt van luchtkwaliteit is juist het terugdringen van de automobiliteit en het bevorderen van het gebruik van fiets en openbaar vervoer gewenst. Sommige maatregelen voor het bevorderen van openbaar vervoer (bijvoorbeeld bussen voorrang geven, vrije busbanen) kunnen de doorstroming van het autoverkeer juist weer belemmeren. Een gedegen afweging is dan ook noodzakelijk. Deze afweging zal worden gemaakt in het ZVVP, waarbij vanuit het luchtkwaliteitplan de emissiereductie als primaire doelstelling wordt meegegeven. Doorstroming is vooral van belang op rondwegen, wellicht liggen in het stedelijke gebied andere maatregelen, zoals snelheidsverlaging, meer voor de hand. Ook dit is punt van onderzoek.

Kosten: € 60.000 (haalbaarheidsonderzoek).

Maatregel 5. Weren van vervuilend verkeer (uitgangspunt 4 ZVVP)

Deze maaregel is een essentieel onderdeel van het ZVVP en zal daarin verder worden uitgewerkt. Overleg met de branche is daarbij van groot belang. t

Kosten: nu niet te bepalen.

Actoren: Inwoners van Zaanstad, bedrijfsleven, EVO, Transport en Logistiek Nederland (UN) Zaans Natuur en Milieu Centrum, Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, Milieu8platform, Milieufederatie Zuid-Holland.

Maatregel 12. Fietsplan (uitgangspunt 9 ZVVP)

Zaanstad heeft al besloten tot het opstellen van een fietsplan. Uitgangspunt daarbij zijn goede fietsvoorzieningen bij overstappunten in netwerken en bij activiteitenplaatsen en goede aaneengesloten fietsroutes. Belangrijk is dat de verkeersverbindingen worden gekoppeld aan routes en voorzieningen. Belangrijk aandachtspunt is het stimuleren en optimaliseren van het fietsgebruik. Ook in het vervoerplan voor het nieuwe stadhuis zal het stimuleren van het gebruik van de fiets als alternatief voor de auto worden meegenomen (zie ook 6.2.1.)

Kosten: budget al beschikbaar.

Actoren: Zaans Natuur en Milieu Centrum, Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, Milieu Platform, Milieufederatie Zuid-Holland, Fietsersbond, ANWB, Zaanse bedrijfsleven, NS.

Maatregel 15. Inzetten op parkeren op afstand in combinatie met afgiftepunten goederen (stadsdistributiecentra en/of transferia)

Deze maatregel is een essentieel onderdeel van het ZVVP en zal daarin verder worden uitgewerkt. Een van de afwegingen die bij deze maatregel moet worden gemaakt is het risico voor de detailhandel in het centrum als gevolg van een impuls voor de winkels in de periferie.

Kosten: nu niet te bepalen.

Actoren: Inwoners van Zaanstad, bedrijfsleven, Kamer van Koophandel, NS, Transport en Logistiek Nederland (UN).

Maatregel 13. Omrijdbewegingen uit hoofdroutes halen(uitgangspunt 5 ZVV1)

Deze maatregel is onderdeel van het ZVVP en wordt daarin verder uitgewerkt.

Kosten: € 60.000.

7.2.2.4 Maatregelen bij (ruimtelijke) planvorming

Maatregel 14. Inrichtingsmaatregelen bij ruimtelijke plannen

Kosten: zitten in de plankosten.

Actoren: Inwoners Zaanstad, bedrijfsleven en Rijk.

Maatregel 16. Schoon vestigingsbeleid voor het aantrekken van nieuwe bedrijven

Zaanstad maakt zich sterk voor economische structuurversterking. Dit houdt in dat de acquisitie zich vooral richt op de groeisectoren, zoals dienstverlening, ICT en creatieve ondernemers. Dit zijn schone sectoren. Overigens heeft Zaanstad van oudsher veel levensmiddelenindustrie, die Zaanstad groot gemaakt heeft en identiteit gegeven. Deze industrie is afhankelijk van logistieke- en transportbedrijven, die wel hun bijdrage leveren aan de emissie van luchtverontreinigende stoffen. Deze bedrijven kunnen niet worden geweerd. Hun bijdrage kan wel worden teruggebracht door maatregel 5 (weren vervuilend verkeer).

Maatregel 20. Aanleg Walstroom voor schepen.

Kosten; deze maatregel vergt waarschijnlijk een relatief forse investering. Zonder nader onderzoek naar de effectiviteit van deze maatregel, is geen uitspraak te doen over de doelmatigheid van de maatregel en daarmee over de haarbaarheid ervan.

Actoren: Bedrijfsleven.

7.2.2.5 Maatregelen in relatie tot de regio

Maatregel 7. Betaald parkeren (uitgangspunt 10 ZVVP)

Hoewel Zaanstad ook specifiek beleid voor Zaanstad kan ontwikkelen is het beter dit in regionaal verband op te pakken (ROA). Een gezamenlijk beleid kan voorkomen dat er ongewenste verschillen in beleid ontstaan of er concurrentie gaat optreden. Deze maatregel zal dan ook worden ingebracht in het regionale actieprogramma luchtkwaliteit, waarvoor het ROA projecttrekker is.

Maatregel 8. Minder hard rijden op snelwegen

Zaanstad heeft al het standpunt ingenomen te bevorderen dat de maximum snelheid op de A7 en A8 wordt gereduceerd tot maximaal 80 km/uur (motie Groen Links en SP). In ROA verband kan dit standpunt worden versterkt en uitgedragen. Voorwaarde voor slagen van deze maatregel is dat deze gepaard gaat met de invoering van trajectcontrole.

Kosten: nihil.

Actoren; ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijkswaterstaat, ROA, milieuorganisaties.

Maatregel 10. Concessieverlening openbaar vervoer:

De concessie is in 2005 afgesloten. Het openbreken van de concessie is ongewenst. Deze maatregel zal dan ook pas in uitvoering kunnen worden gebracht in 2011.

Actoren: ROA, de streekvervoersbedrijven, ROVER.

Maatregel 11. Optimalisering openbaar vervoer (uitgangspunt 7 ZVVP)

Deze maatregel wordt verder uitgewerkt in het ZVVP. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn het optimaliseren van de capaciteitsbenutting van het spoor, het optimaal ontsluiten per 0V van het (centrum)stedelijk gebied, het inzetten op milieuvriendeljk collectief personenvervoer en het inzetten op collectief personenvervoer van en naar werkgebieden.

Kosten: deze zijn op dit moment moeilijk in te schatten.

Actoren: het streekvervoersbedrijf, NS, Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER), Prorail, organisaties van milieuvriendelijk (collectief) personenvervoer (bijvoorbeeld Green Wheels).

7.2.3 Maatregelen op het gebied van beïnvloeding en lobby

De volgende maatregelen hebben te maken met beïnvloeding en lobby:

  • Maatregel 1. Actieve beïnvloeding van het rijksbeleid

  • Maatregel 2. Actieve beïnvloeding van het provinciale beleid

  • Maatregel 4. Handhaven van verkeerssnelheden

  • Maatregel 8. Minder hard rijden op snelwegen.

  • Maatregel 10 Concessieverlening ovenbaar vervoer

In gemeenten waar bussen op aardgas rijden, bijvoorbeeld Haarlem, lijkt dit een besparing op te leveren. Een lobbyactie richting de concessieverlener, het ROA, kan naar verwachting dan ook effectief zijn.

8 Samenvattend overzicht

Maatregel

PM10

NOx

Kosten

Haal-baarheid

Kosten-effectiviteit

Uitvoering in het kader van het Luchtkwaliteitplan

Schoner maken eigen wagenpark (9)

+

+

60.000 (nader onderzoek)

++

+

Prijsbeleid (6)

0

0

50.000 (haalbaarheidsonderzoek)

0

0

Handhaving verkeerssnelheid (4)

+

+

0

+

++

Weren van vervuilend verkeer(5)

0

0

80.000 (haalbaarheidsonderzoek)

0

0

Aanleg van walstroom (20)

+

+

30.000 (haalbaarheidsonderzoek)

+

0

Aanscherping Wm-vergunning (18)

+

+

0

++

++

Actieve beïnvloeding rijksbeleid (1)

+

+

0

++

++

Actieve beïnvloeding provinciaal beleid (2)

+

+

0

++

++

Ontmoedigen gebruik allesbranders / open haarden (21)

+

+

PM

0

0

Concessieverlening openbaar vervoer (10)

++

++

0

+

+

Maatregelen goed communiceren (22)

+

+

0

++

++

Uitvoering in het kader van het ZVVP

Verbetering doorstroming (3)

++

++

60.000

+

+

Fietsplan (12)

n.t.b.

n.tb.

reeds beschikbaar

+

n.t.b.

Omrijdbewegingen uit de hoofdroute halen (13)

+

+

60.000 (haalbaarheidsonderzoek)

n.t.b:

n.t.b.

Uitvoering in het kader van het ZVVP of in ROA -verband

Betaald parkeren (7)

+(+)

+(+)

0 -

+

+(+)

Optimalisering OV (11)

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

Aanpassen concessie Openbaar vervoer (10)

+

+

0

+

++

80 km/uur op A8 en A7 (8)

+

+

0

+

++

Inrichtingsmaatregelen bij ruimtelijke plannen (13)

n.t.b.

n.t.b.

per project

+

n.t.b.

Stadsdistributiecentra /transferia (15)

n.t.b.

n.t.b.

per project

0

0

Schoon vestigingsbeleid voor het aantrekken van nieuwe bedrijven

n.t.b.

n.t.b.

0

+

+

Overdrachtsmaatregelen (17)

n.t.b.

n.t.b.

per project

+

0

Tabel 2 Overzicht van de effectiviteit en kosten van maatregelen.

Toelichting op tabel 2:

Effectiviteit:

++: verwachting een groot positief effect

+: verwachting een positief effect 0: verwachting geen of nauwelijks

Kosten:

0: verwachting geen extra kosten

Haalbaarheid:

++: verwachting goed haalbaar

+: verwachting haalbaar

0: verwachting niet of nauwelijks haalbaar

Kosteneffectiviteit:

++: naar verwachting zeer kosteneffectief

+: naar verwachting kosteneffectief

0: naar verwachting niet kosteneffectief

n.t.b.: nader te bepalen.

In tabel 2 is een overzicht gegeven van de kosten in relatie tot de effectiviteit van de maatregelen. Uit deze tabel blijkt dat van de maatregelen die in het kader van dit Luchtkwaliteitplan in gang kunnen worden gezet de meeste haalbaar tot goed haalbaar zijn.

Naast een afweging op de aspecten haalbaarheid en kosten is ook van belang in hoeverre de maatregelen bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente Zaanstad:

  • 1.

    bescherming van de gezondheid van de burgers;

  • 2.

    het voldoen aan het Besluit luchtkwaliteit;

  • 3.

    het voorkomen van stagnatie van bouwprojecten.

Alle voorgestelde maatregelen dragen bij aan een betere bescherming van de burgers. De ene maatregel wat meer dan de andere. De kolom effectiviteit is hiervoor representatief. Dat betekent dus dat het bevorderen van de doorstroming het meest bijdraagt aan een betere bescherming van de burgers. Dit komt omdat dit effect op een relatief groot deel van de wegen mogelijk is. Voor het voldoen aan het Bik 2005 geldt ongeveer hetzelfde. Ook daarvoor is de doorstromingsmaatregel gunstig en in mindere mate de overige genoemde maatregelen. Het voorkomen van stagnatie van bouwprojecten wordt voorkomen door de luchtkwaliteit te verbeteren en zo ruimte te scheppen voor nieuwe ontwikkelingen. Daarvoor zijn alle mogelijke generieke maatregelen van belang. Het uiteindelijke effect is een daling van de concentraties, waardoor ruimte ontstaat voor nieuwe ontwikkelingen.

Begrippenlijst

Ner staat voor Nederlandse Emissie Richtlijn. Dit is een richtlijn die maxima stelt aan de uitstoot van bepaalde stoffen door inrichtingen. Stof is hier een van. Deze richtlijn wordt toegepast bij de vergunningverlening, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.

Ongemodelleerde bron: Ongemodelleerde bronnen zijn bronnen waar weinig tot niets over is bekend. Er wordt een bepaalde emissie berekend vanuit bekende bronnen, zoals verkeer en industrie en er wordt een emmissie gemeten. Het verschil hiertussen wordt benoemd als ongemodelleerd. Zeezout en bodemstof maken onderdeel uit van deze ongemodelleerde bijdrage.

Oxiderend: Staat voor het reageren met zuurstof (02)tot nieuwe verbindingen. Vooral ozon (03) is berucht vanwege zijn oxiderende eigenschappen. Roest is een goed voorbeeld van een oxidatie.

Piandrempel: Kwaliteitsniveau bij het bereiken waarvan een planmatige aanpak van de luchtverontreiniging noodzakelijk is.

Reactief: Stoffen die in een (zeer) korte tijd nieuwe verbindingen aangaan met andere stoffen. Een goed voorbeeld zijn explosieven.

Retrofit: Retrofit is het zodanig aanpassen van een conventionele of emissiearme dieselmotor van een binnenvaartschip, waardoor de motor een NOx-uitstoot heeft van niet meer dan 2 g/kWh voor nieuwe schepen en 3 g/kWh voor bestaande schepen. Retrofit kan bestaan uit een in de motor geïntegreerde techniek en/of aan de motor gekoppelde voor- of nageschakelde techniek.

Street canyon: Een relatief smal wegprofiel met hoge gebouwen, waar weinig turbulentie in de lucht plaatsvindt.

Uurgemiddelde: De gemiddelde concentratie van een stof in de lucht gedurende 60 achtereenvolgende minuten.

Walstroom: De term duidt op schepen die in de haven liggen en worden aangesloten op het elektriciteitsnet via een contactdoos. Het idee erachter is dat schepen op walstroom geen stoffen uitstoten naar de lucht.

Nota van inspraak luchtkwaliteitplan Zaanstad

Bijlage: verslag informatie/inspraakavond

Inleiding

Op 16 februari 2006 is het concept-luchtkwaliteitplan door het college vastgesteld en vrijgegeven voor inspraak ingevolge de Inspraakverordening en afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht. Een ieder kon van 2 maart tot en met 12 april een schriftelijke zienswijze indienen, of een mondelinge zienswijze tijdens de informatie/inspraakavond, die op 13 maart 2006 is gehouden. Het concept-luchtkwaliteitplan heeft op drie locaties ter inzage gelegen in de periode van 2 maart tot en met 13 april 2006. Het plan is aan de volgende belanghebbenden:

1.Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, afdeling Zaanstad 2. Alle verenigingen Wijkoverleg (14) 3. Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer, regio Amsterdam 4. Vereniging Milieudefensie 5. Milieufederatie Noord-Holland 6. Raadsleden 7. Zaans Natuur en Milieucentrum

8.Gemeente Wormerland 9. Gemeente Oostzaan 10. Gemeente Amsterdam 11. Provincie Noord -Holland 12. Kamer van Koophandel Amsterdam 13. Vereniging Ondernemerskring Zaanstreek 14. MKB Nederland

Informatie/inspraakavond

Op maandag 13 maart 2006 is in het gemeentehuis een informatie/inspraakavond gehouden over het concept-luchtkwaliteitplan onder voorzitterschap van de heer J. Herremans. De avond werd ingeleid met een presentatie door E. van Gils van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Als deskundigen waren verder aanwezig T. van Eijk van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, P. Duijn van de afdeling Milieu en K. Oosterhuis van de afdeling Planning & Control. De avond is bezocht door 13 personen. Er zijn tijdens de informatie/inspraakavond geen mondelinge zienswijzen ingebracht, wel één schriftelijke door Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, afdeling Zaanstad. Er is van deze bijeenkomst een verslag gemaakt, dat op 10 april 2006 naar de deelnemers is verzonden. Het verslag is als bijlage bij deze nota van inspraak gevoegd.

Ingebrachte zienswijzen

Er zijn binnen de inspraakperiode door 6 personen/instanties schriftelijke zienswijzen ingediend. Na de sluiting van de inspraaktermijn zijn op 13 april2006 nog twee schriftelijke zienswijzen ingediend, een door Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, afdeling Zaanstad en een door de Milieufederatie Noord-Holland. De te laat ingediende zienswijze van Kontakt Milieubeheer Zaanstreek betreft niet zo zeer een opmerking over het concept-luchtkwaliteitplan, maar een bezwaar tegen het eerder vastgestelde beleid ten aanzien van fijn stof, zoals dat op 17 januari 2006 door het college is vastgesteld. Een van de opmerkingen van de te laat ingediende zienswijze van de Milieufederatie Noord-Holland betrof hetzelfde onderwerp. Deze opmerkingen van beide organisaties zijn afgehandeld als ingekomen brief. Zij hebben hierop al een schriftelijke reactie ontvangen op 2 mei 2006. De ingebrachte zienswijzen zijn inhoudelijk beoordeeld en van een reactie voorzien. De reacties op de ingebrachte schriftelijke zienswijzen zijn in de navolgende tabel verzameld.

Nr.

Naam/organisatie inbrenger zienswijze

Zienswijze

Reactie

Aanpassing concept-luchtkwaliteitplan

1.

Kontakt Milieubeheer Zaanstreek, afdeling Zaanstad Mw. E. Loosjes Stationsstraat 38 1509 DH Zaandam

Inzet alleen op fijn stof.

Vele maatregelen van het luchtkwaliteitplan Zaanstad zijn gericht op het terugdringen van emissie door het verkeer. Daarmee wordt niet alleen fijn stof gereduceerd, maar ook stikstofdioxide.

Nee

Waarom is de industrie niet meegenomen?

Bedrijven moeten voldoen aan de normen van de Wet milieubeheer. Als bedrijven meer doen aan emissiereductie is dat op basis van vrijwilligheid. Een bevoegd gezag kan daarom alleen in goed overleg samen met de bedrijven bekijken of hiertoe de mogelijkheid bestaat. Zaanstad zal dit onderwerp als bespreekpunt bij de aanvragen voor een milieuvergunning en tijdens de milieucontroles aan de orde stellen.

Waarom worden andere vervuilende stoffen niet (benzeen, kolengruis) niet meegenomen?

In Zaanstad worden geen overschrijdingen van de normen van benzeen geconstateerd.

Welke actie wordt ondernomen, bijv. in ROA verband richting deze bronnen (westelijk havengebied). Punt van controle bij bedrijven uitwerken.

Uit het westelijke havengebied waait op dit moment vooral veel grof stof over. Dit is iets anders dan fijn stof. Grof stof geeft weliswaar overlast, maar geen gezondheidsrisico’s. Ten aanzien van de ter visie legging van de 3e Coal Terminal in de Africa-haven heeft Zaanstad een zienswijze ingediend. Dit omdat de 3e Coal Terminal naar verwachting de fijnstof problematiek vergroot. In dat kader is er overleg gaande tussen de provincie Noord-Holland, het Havenbedrijf Amsterdam, de gemeente Zaanstad en de bedrijven in het westelijke havengebied over deze problematiek.

Verzoek om meting van vervuiling uit het westelijke havengebied.

De provincie Noord-Holland gaat 2 meetstations voor luchtkwaliteit plaatsen in Zaanstad om de effecten van de activiteiten in het havengebied op de luchtkwaliteit in Zaanstad te monitoren.

Het ROA heeft standpunt no. 13 van de Noordvleugelconferentie overgenomen (verzoek versoepeling EU norm). Wat is het standpunt Van Zaanstad?

Standpunt 13 houdt in: De Noordvleugel onderschrijft het doel van de regelgeving voor een veiliger en gezondere leefomgeving, maar door de koppeling van de normen voor luchtkwaliteit aan de ruimtelijke ordening ontstaat een onwerkbare situatie. De Noordvleugel pleit daarom nadrukkelijk voor aanpassing van de regelgeving in Nederland en Europa. Het verzoek om aanpassing van de regelgeving betreft niet een versoepeling van de norm, maar een (tijdelijke) ontkoppeling van de milieuwetgeving en de wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening. Een tijdelijke ontkoppeling wordt door de gemeente Zaanstad onderschreven, aangezien de stagnatie in de bouw enorme economische en maatschappelijke gevolgen heeft (woningnood, verlies aan werkgelegenheid), die ook van invloed zijn op de volksgezondheid.

Nee

Verzoek 80 km A-9 niet gehonoreerd. Wordt de maatregel toch doorgezet?

Het instellen van maximum snelheden op rijkswegen is de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid. Zaanstad kan deze maatregel niet doorzetten. Zaanstad heeft haar best gedaan het standpunt van de minister te beïnvloeden, maar het rijk heeft eigen prioriteiten gesteld.

Nee

Fietsbeleid: wordt geld gereserveerd voor uitvoering?

Stimuleert Zaanstad fietsgebruik eigen personeel en zo ja hoe?

Er is geld voor het opstellen van het fietsplan. Het fietsplan zal worden vertaald in een uitvoeringsplan, waarvoor geld moet worden opgenomen in de meerjarenbegroting. Zaanstad zit op dit moment in een financieel ongunstige positie. Er moet daarom worden afgewogen en prioriteiten gesteld. Dit zal plaatsvinden bij de voorjaarsnota en het begrotingsdebat in 2007. Mobiliteitsmanagement van de eigen Organisatie zal onderdeel zijn van het vervoerplan voor het nieuwe stadhuis. Voor het stadhuis wordt voor het parkeren de B-norm gehanteerd. Het aantal parkeerplaatsen voor het personeel is daardoor erg beperkt. Milieuvriendelijker alternatieven voor het autogebruik, waaronder de fiets, zullen dan ook nadrukkelijk worden beschouwd in het vervoersplan.

Ja, bij maatregel 12 zal een passage over het vervoerplan van het nieuwe stadhuis worden opgenomen.

Inzet op betaald parkeren nog niet mogelijk i.v.m. afspraken. Waarom niet meegenomen in de planning?

Beleid ten aanzien van betaald parkeren wordt opgenomen als actie in het regionale actieprogramma luchtkwaliteit dat door het ROA (Regionaal Orgaan Amsterdam) wordt opgesteld. Dit is al aangegeven in het luchtkwaliteitplan.

Nee.

Juichen verkeersmaatregelen voor doorstroming toe, maar moet niet leiden tot langere wachttijden fietsers, Groene golven goede oplossing, evenals meer rotonden i.p.v. verkeerslichten,

Het actiepunt bevorderen van de doorstroming kent een zo hoge complexiteit dat hiervoor grondig onderzoek noodzakelijk is. Bij de afweging van de effectiviteit van maatregelen zal het voorkomen van negatieve gevolgen voor het fietsverkeer en het openbaar vervoer een hoge prioriteit hebben.

Nee.

Waarom is vliegverkeer niet meegenomen?

In de wetgeving wordt ervan uitgegaan dat vliegtuigen in de lucht geen bijdrage leveren aan de luchtkwaliteit in de leefomgeving. De emissie van vliegtuigen is daarom alleen aan de orde in de directe omgeving van de luchthaven. Zaanstad valt hier niet onder.

Ja, er zal een zinsnede worden opgenomen in het luchtkwaliteitplan.

Hoe zit het met geur? Die gaat toch gepaard met fijne en grotere stofdeeltjes?

Geur wordt veroorzaakt door gasvormige bestanddelen in de lucht en niet door deeltjes. Het probleem van geur is dat mensen het als hinderlijk ervaren; dat is in het algemeen geen gevaar voor de gezondheid. Geur geeft alleen gezondheidsklachten als mensen de geur zo hinderlijk vinden dat ze er psychische klachten door krijgen. Dit komt heel incidenteel voor. Als mensen bedwelmd raken is er sprake van giftige gassen en niet alleen geur.

Nee.

Hoe is het overleg met regiogemeenten geregeld?

Zaanstad neemt deel aan het opstellen van het regionale actieprogramma luchtkwaliteit dat wordt getrokken door het Regionaal Orgaan Amsterdam.

Nee.

Eigen meetpunt goed initiatief. Laat het goed plaatsen en ijken.

Het meetstation dat wordt ingericht voldoet aan de Europese norm voor meetinstallaties voor achtergrondconcentraties. Het zal worden beheerd door een ter zake kundig instituut (de GGD Amsterdam), eveneens volgens de Europese norm.

Nee

Prijsbeleid behoeft geen duur haalbaarheidsonderzoek Gebeurt al in Amsterdam (info bij MCA)

Prijsbeleid is niet als actie opgenomen in het luchtkwaliteitplan, omdat de inschatting is dat dit een weinig kosteneffectieve maatregel is. Nader onderzoek hiernaar is gaande.

Nee.

Het pleiten voor emissie-eisen aan zeeschepen is een goede zaak. Het is tevens een argument tegen een grote zeesluis in IJmuiden.

Voor kennisgeving aannemen.

Nee.

Schoner maken eigen wagenpark goede zaak. Alles wat op diesel loopt roetfilter op de uitlaat.

Bij het schoner maken van het eigen wagenpark zullen alle maatregelen worden afgewogen op basis van kosteneffectiviteit, milieurendement en haalbaarheid.

Nee.

Inzetten op OV goed, vooral trein. Zaanstad als belangrijke OV schakel wordt gemist in het luchtkwaliteitplan.

Zaanstad heeft met de gemeente Oostzaan in 2003 een OV- visie opgesteld voor het concessiegebied Zaanstreek. De visie op OV zal ook aan bod komen in het Zaans Verkeer en Voervoer Plan (ZVVP). Overigens kan worden opgemerkt dat het college zich voor de komende collegeperiode heeft voorgenomen het doortrekken van de Noord Zuidlijn of een andere vorm van lightrail op de agenda te krijgen.

Nee.

Ontmoedigen gebruik allesbranders en liefst ook open haarden binnen de normale communicatiekanalen wel haalbaar. Zie er niet te snel van af.

Open haarden zijn bijzonder populair en worden gezien als symbool van gezelligheid en huiselijkheid. De effectiviteit van communicatieacties van het ministerie van VROM ter ontmoediging van het gebruik hiervan is de afgelopen jaren zeer gering gebleken. Het wordt door bewoners als betuttelend ervaren. De effectiviteit van een dergelijke maatregelen wordt dan ook laag ingeschat. Jaarlijks zal in het najaar in Zaanstad Journaal aandacht worden besteed aan het verstandig stoken van de allesbrander.

Ja, er zal een passage in het luchtkwaliteitplan worden opgenomen over jaarlijks aandacht voor verstandig stoken in Zaanstad Journaal.

10.000 banenplan (pag. 15) is niet gehaald en zal naar verwachting niet worden gehaald.

De werkgelegenheidsdoelstelling heeft nooit de status en uitwerking van planvorming bereikt. Het economische tij heeft eveneens niet meegezeten de afgelopen jaren. Op dit moment trekt de economie aan en worden de kansen groter. Met de inzet op een mix van wonen en werken wordt het woonwerkverkeer teruggedrongen en daarmee de emissie gereduceerd.

Nee.

Communiceer over ROA actie perifeer vrachtwagenbeleid in combinatie met venstertijdenregeling i.s.m. andere regionale bevoorradingsystemen.

Zaanstad werkt samen met andere gemeenten onder trekkerschap van het ROA aan een regionaal actieprogramma luchtkwaliteit. Een van de acties van dit programma is het instellen van milieuzones en stedelijke distributie. Daarbij zal ook worden gekeken naar regionale afstemming van venstertijden.

Nee.

Gevraagd wordt in de nota de milieuorganisaties te benoemen: ZNMC als centraal meldpunt, KMZ en Milieuplatform.

De milieuorganisaties zullen worden vermeld in het luchtkwaliteitplan. Het ZNMC fungeert voor de gemeente als aanspreekpunt.

Ja.

2.

Vereniging Wijkoverleg Oudwest P/a Stationsstraat 70 1506 DJ Zaandam

Het tijdelijke verkeerscirculatieplan heeft geleid tot lokale toename van de normoverschrijding door toename van het verkeer (bijv. Stationsstraat 47%).

Hier is sprake van een tijdelijke situatie die is ontstaan door het vervangen van de Bemardbrug. Deze vervanging was vanuit veiligheidsoogpunt absoluut noodzakelijk. Tijdelijke verslechtering van de luchtkwaliteit op lokaal niveau als gevolg van toenemende aantallen verkeersbewegingen was daarbij onontkoombaar. Het totale verkeer is echter niet toegenomen, er is alleen sprake van tijdelijke verplaatsing van de verkeersstromen. Er is daarom per saldo geen verslechtering van de luchtkwaliteit, maar een lokale verschuiving.

Een nog verdere toename wordt verwacht in 2006 i.v.m. de extra ingang Stationsstraat. Nu al zijn er knelpunten op Hogedijk, Rustenburg, Wilhelminabrug, Peperstraat, Westzijde en Stationsstraat. Als gevolg van de ontwikkeling van Inverdan (start in 2006) wordt een verdere toename verwacht. De genoemde knelpunten worden niet als knelpunt genoemd in het luchtkwaliteitplan. Verzoek knelpunten toe te voegen en concrete maatregelen voor deze knelpunten te benoemen.

In het Iuchtkwaliteitplan is gekozen voor een generieke aanpak Door het treffen van generieke maatregelen daalt de achtergrondconcentratie op termijn. Dit levert een bijdrage aan het oplossen van knelpunten in heel Zaanstad. De knelpunten die worden genoemd op pagina 13 van het concept-luchtkwaliteitplan zijn slechts illustratief bedoeld. Het is geen limitatieve lijst. Het noemen van knelpunten past niet in de generieke benadering van het plan. Deze lijst zal dan ook worden verwijderd uit het luchtkwaliteitplan.

Ja, het lijstje met indicatieve knelpunten zal uit het luchtkwaliteitplan worden verwijderd.

Voorstel voor maatregelen:

1.Verbod op vrachtverkeer voor Oud West tussen 19.00 en 06.00 uur

2.Venstertijden instellen voor bestemmend vrachtverkeer

3.Weren zwaar vrachtverkeer uit de binnenstad

4.Autoluw gebied groter dan huidige voorstel, inclusief genoemde knelpunten.

Voorts wordt verwezen naar de handreiking voor luchtkwaliteitplannen van de rijksoverheid.

Voorstellen 1 en 2 worden meegenomen in de studie naar venstertijden die eind 2007 door de gemeente wordt gestart in vervolg en uitwerking op de regionale studie (zie antw. Voorstel 3) naar stedelijke distributie. In de huidige situatie wordt al vorm aangegeven aan het voorstel door een tijdelijke invoering van een verbod op vrachtverkeer in de Stationsstraat. Voorstel 3 maakt onderdeel uit van het regionale actieprogramma waaraan Zaanstad in ROA verband deelneemt. Dit actieprogramma zet in op het instellen van milieuzones en invoeren van stedelijke distributie, waardoor inderdaad zwaar vrachtverkeer uit de binnenstad kan worden geweerd. In dit kader wordt eveneens naar venstertijden gekeken. Voorstel 4 bij de uitwerking van de plannen voor Inverdan zal worden onderzocht hoe de luchtkwaliteit zoveel mogelijk kan worden geoptimaliseerd. Een dergelijke maatregel wordt niet op voorhand uitgesloten. Tot slot spreekt het voor ons voor zich dat bij het uitvoeren van alle haalbaarheidsonderzoeken van het luchtkwaliteitplan van alle beschikbare kennis en deskundigheid gebruik zal worden gemaakt, dus ook de handreiking.

3.

Vereniging Ondernemerskring Zaanstreek Postbus 279 1500 EG Zaandam

Algemeen: milieumaatregelen moeten voldoen aan werkbare en praktische voorwaarden en een substantieel beoogd effect hebben.

De haalbaarheid en kosteneffectiviteit zijn twee belangrijke beoordelingscriteria voor de maatregelen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit. Daarom is het luchtkwaliteitplan opgezet als raamplan, waarbij de meeste maatregelen bestaan uit haalbaarheidsstudies om de haalbaarheid en kosteneffectiviteit in beeld te brengen. Op basis van deze analyse zal het uitvoeringsprogramma van het luchtkwaliteitplan worden opgesteld.

Nee

Verzoek bedrijfsleven te betrekken bij uitwerken van maatregelen om vervuilend verkeer te weren en lokale distributie te ontwikkelen.

Het bedrijfsleven staat in het concept-luchtkwaliteitsplan genoemd als actor.

Nee

Tegen voornemen de snelheid op de A7 en A8 terug te brengen naar 80 kin/uur., thans geldende snelheden continueren.

Het instellen van maximum snelheden op rijkswegen is de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid. Zaanstad heeft de minister verzocht de maximum snelheid op de A8 en A7 te verlagen om bij te dragen aan een betere luchtkwaliteit, maar het rijk heeft andere prioriteiten gesteld.

Nee

Verzoeken terughoudendheid bij aanscherping WM vergunningen i.v.m. mogelijk scheve verhouding in bedrijfsvestigingsklimaat met andere regio’s.

Bedrijven moeten voldoen aan de normen van de Wet milieubeheer. Als bedrijven meer doen aan emissiereductie is dat op basis van vrijwilligheid. Een bevoegd gezag kan daarom alleen in goed overleg samen met de bedrijven bekijken of hiertoe de mogelijkheid bestaat. Zaanstad zal dit onderwerp als bespreekpunt bij de aanvragen voor een milieuvergunning en tijdens de milieucontroles aan de orde stellen.

Nee

4.

Inge Butôt Raadhuisstraat 74 1541 JIJ Koog aan de Zaan

Verzoek luchtkwaliteit t.g.v. verkeer op de A8 in de Verzetstraat te gaan meten en de effecten op de luchtkwaliteit van het openen van de Coenbrug in kaart te brengen.

Het meten van luchtkwaliteit is een dure aangelegenheid, zowel in investeringskosten als exploitatiekosten. Zaanstad heeft niet de middelen om meerdere meetstations voor luchtkwaliteit in te richten. Er is daarom gekozen voor een meetstation voor achtergrondconcentraties op een daarvoor representatieve locatie.

Nee

Coenbrug niet meer openstellen voor pleziervaart. Effecten hiervan gebruiken in de onderhandelingen met Rijkswaterstaat over 80-km gebied op de A8.

Het gemeentelijke beleid is dat de Coenbrug niet wordt geopend voor de recreatievaart. De staande mastroute is via de Nauemasche Vaart. De beroepsvaart heeft op dit moment voorrang op het wegverkeer. Binnen het Zaans Verkeers en Vervoer Plan wordt onderzocht of een brugopeningregime voor de Zaan gewenst is.

5.

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer, regio Amsterdam Varikstraat 77 1106 CT Amsterdam

Algemeen: Openbaar vervoer kan een goede rol spelen bij het verbeteren van de luchtkwaliteit in de Zaanstreek.

Dit statement wordt volledig onderschreven. Daarbij wordt opgemerkt dat bussen op dit moment nog veel verontreiniging veroorzaken. Zaanstad werkt samen met andere gemeenten onder trekkerschap van het ROA aan een regionaal actieprogramma luchtkwaliteit. Een van de acties van dit programma is het versneld schoner maken van het openbaar vervoer voor de lopende concessies (roetfilters) en het opnemen van emissie-eisen in de nieuwe concessies.

Nee

Maatregel 7 - Betaald parkeren Duurder maken van het betaald parkeren zal het OV aantrekkelijker maken.

Het duurder maken van betaald parkeren kan mensen motiveren te kiezen voor het openbaar vervoer. De keuze voor het openbaar vervoer wordt echter ook voor een groot deel beïnvloed door de kwaliteit van het openbaar vervoer.

Nee

Maatregel 10 – Concessieverlening openbaar vervoer ROVER stelt voor dat ROA en Zaanstad samen bekijken of gebruik gemaakt kan worden van SenterNovem subsidie voor schoner maken bussen en wil daar graag bij betrokken worden.

De concessieverlening van het openbaar vervoer is een van de actiepunten van het regionale actieprogramma luchtkwaliteit, dat door het ROA wordt opgesteld. Uiteraard zal hierbij ook gekeken worden naar alle subsidiemogelijkheden. Er zal daarbij graag gebruik worden gemaakt van de kennis en expertise van ROVER.

Ja, ROVER zal worden opgenomen bij de actoren.

Maatregel 11 - Optimalisering openbaar vervoer Luchtkwaliteitplan geeft niet aan hoe ingezet wordt op goed functionerend openbaar vervoer en stimuleren gebruik ervan. ROVER pleit voor snel uitbreiden 0V in de Zaanstreek en wil daar graag bij betrokken worden.

Het klopt dat dit in het luchtkwaliteitplan niet wordt aangegeven. Aangegeven is dat dit wordt uitgewerkt in het Zaans Verkeer en Voervoer Plan (ZVVP). ROVER is een van de actoren die daarbij wordt genoemd. Overigens kan worden opgemerkt dat het college zich voor de komende collegeperiode heeft voorgenomen het doortrekken van de Noord Zuidlijn of een andere vorm van lightrail op de agenda te krijgen.

Nee

Maatregel 21 - Omrijdbeweging uit hoofdroutes halen Deze maatregel mag het openbaar vervoer niet belemmeren.

Bij de afweging van de effectiviteit van maatregelen zal het voorkomen van negatieve gevolgen voor het fietsverkeer en het openbaar vervoer een hoge prioriteit hebben.

Nee

Maatregel 13 - Inrichtingsmaatregelen bij ruimtelijke plannen Bij inrichten woonwijken rekening houden met openbaar vervoer, dus niet zoals in Saendelft waar geen reguliere bussen rijden.

Bij inrichtingsmaatregelen bij ruimtelijke plannen moet vooral worden gedacht aan maatregelen als het niet bouwen bij een vervuilende bron, het aanbrengen van bomen/beplanting etcetera. Het gaat daarbij vooral om herontwikkeling of invulling van kleinere gebieden. In Saendelft zullen wel reguliere bussen rijden. Deze zijn weliswaar kleine bussen als gevolg van de krappe ruimte in deze wijk.

Nee

Maatregel 20 – Maatregelen goed communiceren Promotie openbaar vervoer belangrijk. ROVER stelt voor dat de gemeente meedoet aan de Week van de Vooruitgang.

Zaanstad zal in 2006 meedoen aan de Week van de Vooruitgang en zal bekijken of een jaarlijkse deelname mogelijk is.

Ja, een passage over deelname aan de Week van de Vooruitgang zal worden opgenomen bij maatregel 20.

6.

Kamer van Koophandel Amsterdam Postbus 2852 1000 CW Amsterdam

Doelstelling voorkomen bouwstagnatie voor KvK vooral van belang. Effectiviteit en kosten van lokale maatregelen moeten worden afgewogen; maatregelen moeten redelijk en acceptabel zijn.

Een gemeente heeft de integrale verantwoordelijkheid voor het welzijn van de burgers. Daarbij is de kwaliteit voor de leefomgeving en volksgezondheid een belangrijk aandachtspunt. Uiteraard is ook het voorkomen van stagnatie van bouwplannen van heel groot belang. De haalbaarheid en kosteneffectiviteit zijn twee belangrijke beoordelingscriteria voor de maatregelen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit. Daarom is het luchtkwaliteitplan opgezet als raamplan, waarbij de meeste maatregelen bestaan uit haalbaarheidsstudies om de haalbaarheid en kosteneffectiviteit in beeld te brengen. Op basis van deze analyse zal het uitvoeringsprogramma van het luchtkwaliteitplan worden opgesteld.

Nee

Afstemming van maatregelen met provincie en ROA wordt onderschreven en stemt in met de reeds ingezette maatregelen.

Wordt voor kennisgeving aangenomen.

Nee

Bij aanscherping WM vergunning kosteneffectiviteit voor bedrijfsleven meewegen. Belang van concurrentiepositie bedrijfsleven moet ook worden beschouwd. Investeringsritmes in bedrijfsleven mede afgestemd op WM vergunning; rechtszekerheid bedrijfsleven mag niet worden aangetast.

Bedrijven moeten voldoen aan de normen van de Wet milieubeheer. Als bedrijven meer doen aan emissiereductie is dat op basis van vrijwilligheid. Een bevoegd gezag kan daarom alleen in goed overleg samen met de bedrijven bekijken of hiertoe de mogelijkheid bestaat. Zaanstad zal op dit punt een pro-actieve en faciliterende rol spelen bij de vergunningverlening en handhaving.

Nee

Verbeteren doorstroming verkeer lijkt effectieve maatregel, die bovendien kan rekenen op draagvlak onder burgers en bedrijfsleven.

Het uit te voeren haalbaarheidsonderzoek zal hierin inzicht geven.

Nee

Omrijdbewegingen uit hoofdroutes halen wordt goede maatregel geacht. Zullen initiatieven tot doortrekken van A8 naar A9, openstellen Busbrug en realiseren verbeterde ontsluiting op de A8 ter hoogte van Provinciale Weg of Guisweg ondersteunen.

Wordt voor kennisgeving aangenomen.

Nee

Pleiten voor voorzichtige verkenning om parkeren op afstand in combinatie met afgiftepunten van goederen i.v.m. beperkte schaal van Zaanstad en mogelijke gevolgen voor winkelstructuur.

Wat betreft de mogelijkheden voor stadsdistributie in combinatie met afgiftepunten goederen zal per plan zal een zeer zorgvuldige afweging van alle effecten plaatsvinden.

Nee

Geen voorstander van terugbrengen maximum snelheid op A7 en A8 naar 80 km/uur.

Het instellen van maximum snelheden op rijkswegen is de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid. Zaanstad heeft de minister verzocht de maximum snelheid op de A8 en A7 te verlagen om bij te dragen aan een betere luchtkwaliteit, maar het rijk heeft andere prioriteiten gesteld.

Nee

7.

Milieufederatie Noord- Holland Stationsstraat 38 1506 DH Zaandam

Veel van de maatregelen van het concept- luchtkwaliteitplan zijn haalbaarheidsstudies. De effecten daarvan op de luchtkwaliteit zijn niet aan te geven. Gelukkig zijn er ook maatregelen die al zijn in uitvoering zijn gebracht of binnenkort in uitvoering gaan. De Milieufederatie beoordeeld de gemeente op basis van dit plan als een gemeente die goed op weg is.

De gemeente ziet dit als bemoedigend

Nee

Gemist wordt het vasthouden aan het concept van de compacte stad.

De gemeente houdt zeker vast aan dit principe.

Ja, er zal een passage over de compacte stad worden opgenomen in het luchtkwaliteitplan.

Wat betreft het verbeteren doorstroming verkeer wordt vanuit luchtkwaliteit emissiereductie als primaire doelstelling meegegeven voor de afweging van de effecten. Zou randvoorwaarde voor ZVVP moeten zijn.

Integrale afweging vindt plaats in het ZVVP.

Nee

Wat betreft het weren van vervuilend verkeer denkt de Milieufederatie dat hierin veel milieuwinst valt te behalen. Zaanstad zou een hogere ambitie moeten nastreven dan het ondertekenen van het convenant dat Minister Peijs met negen gemeenten heeft gesloten.

Zaanstad gaat meewerken aan dit thema dat door het ROA wordt opgepakt in het regionale actieprogramma luchtkwaliteit.

Nee

Gemist wordt een maatregel om een schoon vestigingsbeleid te voeren voor het aantrekken van nieuwe bedrijven,

Zaanstad maakt zich sterk voor economische structuurversterking. Dit houdt in dat de acquisitie zich vooral richt op de groeisectoren, zoals dienstverlening, ICT en creatieve ondernemers. Dit zijn schone sectoren.

Overigens heeft Zaanstad van oudsher veel levensmiddelenindustrie, die Zaanstad groot gemaakt heeft en identiteit gegeven. Deze industrie is afhankelijk van logistieke- en transportbedrijven, die wel hun bijdrage leveren aan de emissie van luchtverontreinigende stoffen.

Deze bedrijven kunnen niet worden geweerd. Hun bijdrage kan wel worden teruggebracht door maatregel 5 (weren vervuilend verkeer).

Ja, er zal een zinsnede over economische structuurversterking worden opgenomen in het luchtkwaliteitplan.