Regeling vervallen per 01-01-2020

VERORDENING WET INBURGERING 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2019

Intitulé

VERORDENING WET INBURGERING 2010

Vastgesteld door de gemeenteraad van Zandvoort

Gepubliceerd in de Zandvoortse Courant

Inwerkingtreding

: d.d. 1 juni 2010

: d.d. 17 juni 2010

: d.d. 1 januari 2010

Registratienr: 2010/04/000082 Zaak 2010-002172

Datum: 23 februari 2010

Gemeente Zandvoort

1 DE VERORDENING

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 april 2010, nr. 2010/04/000071.

gelet op de overwegingen van de commissie Raadszaken van 18 mei 2010;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

gelet op de artikelen 8, 19-vijfde lid, 23-derde lid, 24-a vijfde lid, 24 e tweede lid, 24 f en 35 van de Wet Inburgering;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

VERORDENING WET INBURGERING 2010.

1.1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;

b. de raad: de gemeenteraad van Zandvoort;

c. de wet: de Wet inburgering ;

d. persoonlijk inburgeringsbudget (P.I.B.) : een budget dat ter beschikking

kan worden gesteld aan een inburgeraar die zelf zijn inburgeringsvoorziening heeft samengesteld ;

e. taalkennisvoorziening: een voorziening die gericht is op het verbeteren

van de Nederlandse taal voor hen die een MBO opleiding niveau I of II

volgen zodat deze met goed gevolg kan worden afgerond. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2

  • De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen.

  • 2. De inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar wordt voorzien van informatiemateriaal (folders en brochures) omtrent de inburgeringcursus, examens en eventuele financieringsmogelijkheden door de IB-Groep.

    Daarnaast wordt hij/zij in een persoonlijk gesprek op de hoogte gesteld van de rechten en plichten aangaande inburgering.

  • 3. Het college beoordeelt tenminste eens in de drie jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtingen en vrijwillige inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

2 INHOUD VERORDENING

2.1 DOELGROEPEN EN SAMENSTELLING VAN DE INBURGERINGSVOORZIENING

Artikel 3

  • Aanwijzen van de doelgroepen

    Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • 1. Inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die algemene bijstand op grond van de Wet Werk en Bijstand of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen ontvangen.

  • 2. Oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

  • 3. Inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die de zorg hebben voor een of meer kinderen jonger dan 17 jaar en die geen inkomen uit werk of een regeling zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel ontvangen.

  • 4. Inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die zich zelf melden en gemotiveerd zijn.

Artikel 4

  • De samenstelling van de inburgeringvoorziening

  • 1. De inburgeringvoorziening wordt samengesteld met inachtneming van de volgende doelstellingen:

    a. behalen inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal

    1 of 2;

    b. vergroten arbeidsparticipatie; en/of

    c. vergroten maatschappelijke participatie.

  • 2. Het college stemt de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening, met

    uitzondering van de inburgeringvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 3. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 4. Een inburgeringvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    a. Trajectbegeleiding in het kader van de re-integratie op de arbeidsmarkt.

    b. Voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringtraject.

  • 5. Het college kan aan inburgeringsplichtigen of vrijwillige inburgeraars die een MBO-opleiding op niveau 1 of 2 (gaan) volgen eentaalkennisvoorziening aanbieden indien dit noodzakelijk is om de beroepsopleiding te kunnen afronden. Een behaald MBO – diploma geeft vrijstelling van de inburgeringsplicht.

Artikel 5

  • De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste zes termijnen betaald.

  • 2. Het college stelt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringvoorziening

    of taalkennisvoorziening de eigen bijdrage vast.

  • 3. De eigen bijdrage van inburgeraars die een WWB uitkering ontvangen, kan met deze uitkering verrekend worden.

  • 4. Indien een inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar een WWB uitkering ontvangt en in het kader van de re-integratie verplicht een inburgeringtraject dient te volgen, wordt er geen eigen bijdrage opgelegd.

Artikel 5 a

  • Stimuleringsbonus

  • 1. De inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar die een aanbod voor een inburgeringsvoorziening door de gemeente heeft aanvaard en die binnen de wettelijke termijn slaagt voor het inburgeringexamen, of staatsexamen Nederlands als tweede taal 1 of 2, zal een stimuleringsbonus worden toegekend ter hoogte van de eigen bijdrage, waardoor inning hiervan achterwege blijft.

  • 2. De vrijwillige inburgeraar met wie na 1 januari 2010 voor het eerst een inburgeringovereenkomst wordt afgesloten is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

a. het deelnemen aan de aangeboden inburgeringcursus of taalkennisvoorziening;

b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

d. het voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

2.2 HET AANBOD VAN EEN INBURGERINGSVOORZIENING

Artikel 7

  • De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, of 24 a van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 5. Wanneer de vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt, legt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling aan de vrijwillige inburgeraar, ter ondertekening, een overeenkomst voor overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 7 a

  • 1. Een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening kan verstrekt wor den als persoonlijk inburgeringsbudget.

  • 2. Het bedrag dat verstrekt kan worden als persoonlijk inburgeringsbudget mag niet hoger zijn dan dat van een regulier inburgeringstraject.

  • 3. In geval van het toekennen van een persoonlijk inburgeringsbudget is het

    einddoel het behalen van het inburgeringsexamen c.q. Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

  • 4. Indien er een persoonlijk inburgeringbudget wordt toegekend is dit gebonden aan een maximum en zullen de betalingen niet aan de betrokkene zelf worden verricht maar zal er betaald worden aan de aanbieder(s) van het traject.

  • 5. Met de aanbieder(s) als genoemd in lid 4 zal de gemeente een overeenkomst sluiten.

  • 6. De aanbieders moeten gecertificeerd zijn (ISO 9001) en in het bezit zijn van het keurmerk inburgering.

Artikel 8

  • De inhoud van de beschikking

  • 1. Het besluit tot toekenning van een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

    a. een beschrijving van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening;

    b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    c. de datum waarop het inburgeringexamen of Staatsexamen moet zijn behaald;

    d. de termijnen en wijze van betaling; en

    e. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

    f. het bepaalde in het eerste lid,aanhef en onder a t/m d is van overeenkomstige toepassing op de met de vrijwillige inburgeraar te sluiten overeenkomst.

2.3 DE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 9

  • De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende

    overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 100,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon, ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25 van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 100,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 300,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 600,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.

2.4 HARDHEIDSCLAUSULE

Artikel 10

Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende de bepalingen in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van het doel van de verordening Wet Inburgering leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

2.5 OVERGANGSBEPALING

Artikel 10 a

  • 1. Besluiten op aanvragen, genomen vanaf 1 januari 2010 zijn genomen conform deze verordening. Deze verordening is op deze besluiten van toepassing.

  • 2. Aanbiedingen gedaan vanaf 1 januari 2010 aan de in deze verordening opgenomen (nieuwe) prioritaire doelgroepen zijn gedaan conform deze verordening. Deze verordening is op deze aanbiedingen van toepassing

2.6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

  • Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De verordening treedt in werking op de dag van publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

  • 2. De verordening Wet inburgering 2007 gemeente Zandvoort wordt ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Wet Inburgering gemeente Zandvoort 2010 ”.

  • 4. De verordening zal worden gepubliceerd op de gemeentelijke website.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 juni 2010

    De griffier,

    De voorzitter,

3 TOELICHTING OP DE VERORDENING

3.1 ALGEMEEN

De Wet inburgering (WI) is in werking getreden per 1 januari 2007 en kwam in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige

kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het

inburgeringexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het inburgeringexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening aan te bieden. Een inburgeringvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringplicht

van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met een wijziging van de Wet Inburgering (WI) is de bestaande verordening op een aantal punten aangepast. De aanpassingen geven het college meer ruimte om inburgeringvoorzieningen aan te bieden.

De Wet Inburgering, ingegaan op 1 januari 2007, is per december 2008 en december 2009 gewijzigd. Het gaat hierbij om de bevoegdheid die het college heeft om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringvoorziening aan te bieden. Ook

krijgt het college de mogelijkheid om een inburgeringprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Daarnaast kan het college in plaats van een inburgeringvoorziening een taalkennisvoorziening aanbieden aan een inburgeringsplichtige die een Mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. De regeling vrijwillige inburgering is opgenomen in de wet en de gemeente kan een persoonlijk inburgeringbudget toekennen aan de inburgeraar die zich op individueel afgestemde wijze wil voorbereiden op het examen. De handhavingtermijn

is voor iedere inburgeraar vastgesteld op 3½ jaar waarbij zij die eerst een alfabetiseringstraject dienen te volgen een verlenging kunnen krijgen van maximaal 2½ jaar.

De gemeenten hebben daarnaast vanuit de WI de verplichting om inburgeraars te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet WI en het daadwerkelijk aanbieden van voorzieningen.

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in principe alle onderdanen uit derdelanden die langdurig in Nederland willen en mogen verblijven. Het gaat hierbij om de leeftijdscategorie van 16 tot 65 jaar. In de verordening blijft het aanbodstelsel gehandhaafd. Dit houdt in dat het college een aanbod doet voor een inburgeringvoorziening en dit vaststelt als de inburgeraar het aanbod accepteert.

De WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

1. Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen (artikel 8 WI).

2. Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

3. Vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen. In een persoonlijk gesprek wordt de inburgeraar op de hoogte gebracht van de rechten en plichten aangaande de inburgering. Ook zal er foldermateriaal worden uitgedeeld. Indien de inburgeraar de Nederlandse of Engelse taal in het geheel niet machtig is en ook geen partner heeft die deze talen beheerst, zal er getracht worden foldermateriaal in de eigen taal te verstrekken of eventueel een tolk in te schakelen.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringexamen. Het college is verplicht een inburgeringvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud-en nieuwkomers) en aan nieuw-en oudkomers

die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, eerste lid, WI).

Daarnaast staat het het college vrij om een aanbod te doen aan alle inburgeringsplichtigen/behoeftigen. Het aanbod behelst een inburgeringvoorziening die toe leidt naar het inburgeringexamen,

staatsexamen 1 of 2, of het verwerven van een taalkennisvoorziening

en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringvoorzieningen aan de verplichte groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

-De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een

aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

-De vaststelling door het college van een passende inburgeringvoorziening,

met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

-De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd.

Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan

worden opgelegd.

3.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en

vrijwillige inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen.

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Gemeenten kunnen er voor kiezen om in de verordening alleen de kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeringsplichtigen. In dat geval kan met opnemen van het eerste en derde lid in de verordening worden volstaan. Er kan ook voor worden gekozen om in de verordening vast te leggen welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen te organiseren. In dat geval moet het tweede lid in

de verordening worden opgenomen, waarbij tevens een keuze moet worden gemaakt voor de instrumenten die daarbij worden ingezet.

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking. In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan:

a. het beschikbaar stellen van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan personen ten aanzien van wie al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn;

b. het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om uitkeringen en/of inburgeringtrajecten;

c. het publiceren en up to date houden van de verordening op de gemeentelijke website.

d. In een persoonlijk gesprek zal de inburgeraar op de hoogte worden gesteld van de rechten en plichten inzake inburgering. Hierbij wordt uiteraard goed nagegaan of de informatie door de inburgeraar is begrepen en zonodig worden er andere middelen ingezet (folders in de eigen taal of eventueel een tolk).

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringvoorziening moet aanbieden:

  • 1.

    Asielgerechtigde inburgeringsplichtigen

  • 2.

    Geestelijke bedienaren

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringvoorziening kan aanbieden.

In deze verordening worden inburgeringsplichtigen/vrijwillige inburgeraars met een uitkering of zonder werk of inkomen aangewezen als prioritaire groepen aan wie een aanbod kan worden gedaan. Hieraan toegevoegd is de groep inburgeringsplichtigen zonder werk of inkomen met zorgtaken voor kinderen jonger dan 17 jaar en de groep inburgeringsplichtigen/vrijwillige inburgeraars die zichzelf melden en gemotiveerd zijn.

Het opnemen van deze doelgroep doet recht aan de wijzigingen in de Wet inburgering en de uitgangspunten zoals verwoord in het ‘Deltaplan Inburgering”. De uitbreiding van de prioritaire groepen is mede gedaan in het licht van het maatschappelijk belang dat baat heeft bij een zo groot mogelijke groep ingeburgerden. Bij de vrijwillige inburgeraars zal altijd gevraagd worden naar hun intentie, daar waar het gaat om de langdurigheid van hun verblijf in ons land. De vrijwillige inburgeraar hoeft derhalve niet altijd een aanbod te krijgen van de gemeente. Daar waar het verblijf naar

verwachting kortdurend zal zijn is het inzetten en betalen van een inburgeringvoorziening niet opportuun.

Het aanbod aan de groepen genoemd in artikel 3 wordt gedaan in volgorde van opsomming indien er onverhoopt sprake mocht zijn van eencapaciteitsprobleem bij de aanbieders, of een dreigende onverantwoorde budgettaire overschrijding in een bepaald jaar. Hierbij zij opgemerkt dat de Wet inburgering in principe budgettair neutraal uitgevoerd wordt. Asielmigranten en geestelijk bedienaren dienen altijd verplicht een aanbod te krijgen van de gemeente.

In de nieuwe financieringssystematiek door het rijk is het slagen voor het examen bepalend en niet meer het deelnemen aan het examen.

De vrijwillige inburgeraars kunnen hierop een positief effect hebben daar zij vanuit zichzelf gemotiveerd zijn om het examen te halen. Zij zullen doorgaans ook een korter traject nodig hebben.

In principe wordt de Wet inburgering budgettair neutraal uitgevoerd.

Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid, Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod zal worden gedaan ter kennisname aan de raad aanbiedt.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b en artikel 24 a van de WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere

inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

-De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandsesamenleving en zijn of haar leercapaciteit.

-De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

-De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringvoorziening gecombineerd moet worden

met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reintegratievoorziening)

als een inburgeringvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeraar die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringvoorziening .

Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid,artikel 24a WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud-én nieuwkomers) maakt ook

maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden

van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen.

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringvoorziening krijgen aangeboden in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.

Een taalkennisvoorziening is gericht op het verwerven van kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is om een beroepsopleiding te kunnen afronden. Na afronding met een diploma van een beroepsopleiding bestaat er geen inburgeringplicht meer.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringvoorziening ook rekening

wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk

dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringvoorziening.

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld. Daar er een mogelijkheid bestaat tot het toekennen van een stimuleringsbonus, zal de daadwerkelijke inning van de eigen bijdrage aanvangen na afloop van de handhavingstermijn.

Artikel 5 a

In dit artikel wordt geregeld dat de verplichte inburgeraar die slaagt voor zijn inburgeringexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal een stimuleringsbonus krijgt ter hoogte van de eigen bijdrage. Om zoveel mogelijk administratieve lasten en uitvoeringskosten te voorkomen zal de eigen bijdrage dus pas definitief opgelegd worden als gebleken is dat er geen stimuleringsbonus uitgekeerd kan worden.

De stimuleringsbonus is even hoog als de eigen bijdrage waardoor inning hiervan achterwege kan blijven en ook het daadwerkelijk uitkeren van de bonus niet aan de orde is. Indien er geen eigen bijdrage is verschuldigd bestaat er ook geen aanspraak op de stimuleringsbonus.

In dit artikel is vastgelegd dat de vrijwillige inburgeraar, met wie na 1 januari 2010 voor het eerst een inburgeringovereenkomst wordt gesloten geen eigen bijdrage is verschuldigd. Met deze bepaling heeft de raad gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 24 e, tweede lid, WI.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid). De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring

die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde

wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren.

Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringexamen.

Artikel 7 a

Dit artikel biedt de basis om de inburgeringvoorziening of de taalkennisvoorziening aan te bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget. In geval er een persoonlijk inburgeringbudget wordt toegekend is dit gebonden aan een maximum en zullen de betalingen niet aan de betrokkene zelf worden verricht maar zal er betaald worden aan de aanbieder(s) van het traject. Met deze aanbieder(s) zal de gemeente een overeenkomst sluiten. Het te betalen bedrag mag nooit meer zijn dan de gemiddelde trajectprijs van een regulier inburgeringstraject. Gezien het feit dat het bij een Persoonlijk inburgeringsbudget vaak gaat over een individueel afgestemde voorziening, zullen de kosten veelal lager liggen dan die voor een regulier traject (maatwerk). De aanbieders moeten

gecertificeerd zijn en in het bezit zijn van het keurmerk inburgering.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt.

Indien het college een inburgeringvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drie-en een half jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringvoorziening van start gaat). De precieze

datum waarop de inburgeringvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig

is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringexamen.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie-en inburgeringvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand; maatregelenverordening gemeente Zandvoort) of het opleggen van een

boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd is neergelegd in artikel 9 derde lid van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen het examen alsnog dient te worden behaald. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, maakt het vierde lid van artikel 9 het mogelijk dat het college een

hogere boete vaststelt. Omdat er in dat geval sprake is van recidive is het standaardboetebedrag verdubbeld.

Het wettelijk maximum bedraagt € 1000,00 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringexamen niet

heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college opnieuw een bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik gemaakt te worden, om het scheppen van precedenten tegen te gaan.

Artikel 10 a Overgangsbepaling

De overgangsbepaling is opgenomen omdat de verordening met terugwerkende kracht ingaat en dient ter zekerstelling van de rechten van hen die tussen 1 januari 2010 en het vaststellen van de verordening een aanvraag doen of een aanbod krijgen.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.