Regeling vervallen per 20-07-2012

Verordening op de gemeentelijke rekenkamer Zandvoort 2010

Geldend van 17-09-2010 t/m 19-07-2012

Intitulé

VERORDENING OP DE GEMEENTELIJKE REKENKAMER ZANDVOORT 2010

Vastgesteld door de gemeenteraad van Zandvoort

Gepubliceerd in de Zandvoortse Courant

Inwerkingtreding

: d.d. 7 september 2010

: d.d. 16 september 2010

: d.d. 17 september 2010

Registratienr: 2010/07/001145/Z2010-004416

Datum: 16 juli 2010

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het presidium van 16 juli 2010, nr. 2010/07/000406;

gelet op de overwegingen van de commissie Planning & Control van

25 augustus 2010;

overwegende dat de verordening op de Rekenkamer is vastgesteld op 24 maart 2009 en de wens bestaat om de Verordening aan te passen;

gelet op artikel 147 lid 1 van de Wet Gemeentewet;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

VERORDENING OP DE GEMEENTELIJKE REKENKAMER ZANDVOORT 2010.

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Wet: Gemeentewet;

b. voorzitter: voorzitter tevens lid van de rekenkamer;

c. college: college van burgemeester en wethouders;

d. commissie: commissie planning & control;

e. rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Zandvoort

1.2 REKENKAMER EN COMMISSIE

Artikel 2 Rekenkamer

1. Er is een rekenkamer.

2. De rekenkamer bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter.

3. Benoembaar als leden van de rekenkamer zijn inwoners van buiten de

gemeente Zandvoort, die het actieve kiesrecht genieten.

4. De werving van de leden geschiedt door openbare kennisgeving van de

vacatures van leden van de kamer.

Artikel 3 Commissie

1. Er is een raadscommissie voor de rekenkamer.

2. De commissie heeft de volgende taken:

a. het aanbevelen van de kandidaten voor het lidmaatschap en het

plaatsvervangend lidmaatschap in de rekenkamer en het

voorzitterschap van de rekenkamer;

b. het adviseren van de raad over de rapporten als genoemd in artikel

10;

c. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de raad over alle

aangelegenheden aangaande de inrichting en het functioneren van

de rekenkamer;

d. het onderhouden van de contacten van de raad met de rekenkamer.

1.3 LEDEN

Artikel 4 Benoeming leden

1. De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer op

aanbeveling van de commissie.

2. De commissie doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

a. de mededeling dat hij een benoeming als lid of voorzitter zal

aanvaarden, en

b. een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

3. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

4. Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegt de commissie overleg met de rekenkamer.

Artikel 5 Benoeming plaatsvervangende leden

1. De raad benoemt één plaatsvervangend lid. Artikel 2 lid 3 en 4 en artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Het plaatsvervangend lid kan door de voorzitter worden opgeroepen een lid tijdelijk te vervangen, als dat lid door de raad op non-activiteit is gesteld dan wel bij voorziene afwezigheid anderszins.

3. De voorzitter kan het plaatsvervangend lid oproepen deel te nemen aan

bepaalde werkzaamheden. Het plaatsvervangend lid heeft dan dezelfde

bevoegdheden als de gewone leden en maakt dan tevens deel uit van de

rekenkamer.

4. De bepalingen van deze verordening zijn op het plaatsvervangend lid van

overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Ontslag en non-activiteit

1. De commissie bericht de raad als een van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

2. In de gevallen, bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert de commissie de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-activiteit stellen van het desbetreffende lid.

3. De commissie adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d,

eerste of tweede lid.

1.4 BUDGET EN VERGOEDING

Artikel 7 Budget

1. De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting

beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering

van haar taken.

2. De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid van de wet.

3. De voorzitter doet jaarlijks vóór 1 juni een voorstel aan de raad voor de

nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 8

Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de

rekenkamer

1. De leden van de rekenkamer ontvangen als vergoeding voor hun

werkzaamheden een bedrag van €200 per maand, alsmede de door de

Gemeente Zandvoort gehanteerde tegemoetkoming in de reis-en

verblijfskosten, zoals geregeld in artikel 27 van de Verordening rechtspositie

wethouder, raads-en commissieleden.

2. De voorzitter van de rekenkamer ontvangt als vergoeding voor zijn

werkzaamheden een bedrag van €250 per maand en de door de Gemeente

Zandvoort gehanteerde tegemoetkoming in de reis-en verblijfskosten, zoals

geregeld in artikel 27 van de Verordening rechtspositie wethouders, raadsen

commissieleden.

3. De in lid 1 en 2 genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd volgens het indexcijfer dat in de begroting voor het betreffende jaar is opgenomen.

1.5 ONDERZOEK EN RAPPORTAGE

Artikel 9

Verzoek

De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 10

Rapportage en terugkoppeling

1. De rekenkamer stelt de onderzochte partij schriftelijk op de hoogte van het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Indien de bevindingen daartoe aanleiding geven kan de rekenkamer ter zake

conceptaanbevelingen aan de betrokken partij opnemen.

2. De rekenkamer stelt de betrokken partij in de gelegenheid om binnen zes

weken schriftelijk te reageren op het conceptonderzoeksrapport en, indien

van toepassing, de conceptaanbevelingen.

3. Na ontvangst van de reactie(s) sluit de rekenkamer haar onderzoek af en

stelt een definitief rapport op waarin de bevindingen, conclusies en, indien

van toepassing, aanbevelingen, alsmede de reacties hierop zijn opgenomen.

1.6 CITEERTITEL EN INWERKINGTREDING

Artikel 11

Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening gemeentelijke Rekenkamer Zandvoort 2010”.

Artikel 12

Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie van deze Verordening.

2. De “Verordening gemeentelijke rekenkamer Zandvoort 2009” wordt

ingetrokken vanaf de dag van inwerkingtreding van deze Verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 september 2010.
De griffier,
De voorzitter,

2 TOELICHTING OP DE VERORDENING

2.1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. In deze verordening is er voor gekozen om de begrippen doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1 op te nemen. Hiermee wordt voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitie hanteren. Wel wordt ter nadere verklaring in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan.

Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet-en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 2

De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer

instellen. De rekenkamer bestaat echter niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b). Er is hier gekozen voor een kleine rekenkamer met een oneven aantal leden; voor een extra onderstreping van de onafhankelijkheid en ter vermijding van belangenverstrengeling dienen de leden bovendien van buiten Zandvoort te komen (dit geeft wel wat meer kosten op het vlak

van de reiskostenvergoeding). Bij de werving kan gezocht worden naar een combinatie van specifieke deskundigheden, benodigd voor een rekenkamer.

Artikel 3

In deze verordening wordt er van uitgegaan dat beslissingen van de raad over de rekenkamer worden voorbereid door een commissie uit de raad, die hier wordt aangeduid als de commissie voor de rekenkamer (hierna: de commissie). De raad stelt de commissie in die het aanspreekpunt is voor de rekenkamer. De commissie treedt als ‘ontvanger’ van de rekenkameronderzoeken op en onderhoudt ook de overige contacten met de rekenkamer. Het ligt voor de hand de commissie Planning & Control deze functie te laten vervullen.

Artikel 4

Het eerste lid bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van de commissie. Gezien het belang van de rekenkamer is het zaak dat dergelijke belangrijke beslissingen door de raad zelf worden genomen. Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies dieonverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 3 houdt in dat de commissie de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de commissie de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet na benoeming

openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt. Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Er zal wel vastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de rekenkamer is voldaan aan artikel 81f van de wet, waarin de “incompatabiliteiten” worden geregeld: de “geloofsbrieven” van de

kandidaten.

Artikel 5

Op grond van artikel 81c, derde lid, kan de raad plaatsvervangende leden

benoemen. De wet bepaalt verder niets over hun rol. Het tweede en derde lid van artikel 4 bieden op dat punt een tegenhanger van artikel 40 van de

Comptabiliteitswet. De plaatsvervangende leden kunnen op grond hiervan tijdelijk invallen als een van de leden door ziekte of anderszins enige tijd niet in staat is zijn functie uit te oefenen. Ook kunnen ze opgeroepen worden om voor een speciaal project tijdelijk de rekenkamer aan te vullen. Er is hier gekozen voor eenzelfde aantal vervangers als er leden zijn (te werven op grond van dezelfde specifieke deskundigheid als de vaste leden). Het tweede lid gaat er van uit dat de voorzitter iemand oproept om tijdelijk als waarnemer op te treden. Gezien de snelheid waarmee dat soms zal moeten gebeuren ligt het niet voor de hand dat door de raad te laten doen. Zeker daar waar de leden met het oog op een bepaalde combinatie van deskundigheden zijn benoemd en waar om die reden elk lid zijn eigen vervanger heeft. Het derde lid bestrijkt de situatie dat in verband met een bijzonder project een van de plaatsvervangers als tijdelijke aanvulling wordt opgeroepen. Het ligt dan voor de hand dat de voorzitter zelf bepaalt wie van de plaatsvervangers hij oproept omdat hij ook het beste weet welke deskundigheid hij voor dat project nodig heeft. Het vierde lid verklaart de bepalingen uit deze verordening van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden om te voorkomen dat deze plaatsvervangende leden bepaalde (onderzoeks)bevoegdheden niet zouden kunnen

gebruiken. In de raadsvergadering van 9 juni 2005 is het volgende amendement van de VVD-fractie aangenomen:

De raad der gemeente Zandvoort,

gelezen het voorstel inzake de rekenkamer;

gelet op artikel 147 b van de Gemeentewet;

gelet op artikel 1 sub b en artikel 33 lid 1 van het Reglement van Orde van de gemeenteraad;

overwegende dat:

het benoemen van drie plaatsvervangende leden conform artikel 5 van de

Verordening op de rekenkamer onnodig is;

besluit:

  • I.

    artikel 5 (benoeming plaatsvervangende leden) als volgt te wijzigen:

    • 1.

      De raad benoemt één plaatsvervangend lid. Artikel 2 lid 3 en 4 en artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing.

2.Het plaatsvervangend lid kan door de voorzitter worden opgeroepen een lid tijdelijk te vervangen, als dat lid door de raad op non-activiteit is gesteld dan wel bij voorziene afwezigheid anderszins.

3.De voorzitter kan het plaatsvervangend lid oproepen deel te nemen aan

bepaalde werkzaamheden. Het plaatsvervangend lid heeft dan dezelfde

bevoegdheden als de gewone leden en maakt dan tevens deel uit van de

rekenkamer.

4.De bepalingen van deze verordening zijn op het plaatsvervangend lid van

overeenkomstige toepassing.

II. de toelichting hieromtrent aan te passen.

Artikel 6

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties. De artikelen 81c zesde en zevende lid alsmede 81d van de Gemeentewet luiden als volgt:

  • 6.

    Een lid van de rekenkamer wordt door de raad ontslagen:

    a. op eigen verzoek;

    b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;

    c. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; d.indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld; e.indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hemgestelde vertrouwen.

  • 7.

    Een lid van de rekenkamer kan door de raad worden ontslagen:

    • a.

      indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

    • b.

      indien hij handelt in strijd met artikel 81h.

Artikel 81d

  • 1.

    De raad stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:

    • a.

      hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

    • b.

      hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf

is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

c.hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance vanbetaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

2.De raad kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hemeen gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 81c, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.

3.De raad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen,met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

Artikel 7

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Artikel 8

De raad dient voor de leden de vergoeding voor de werkzaamheden en een

tegemoetkoming in de kosten vast te stellen (artikel 81k Gemeentewet). Hier is er voor gekozen om per lid een vaste maandvergoeding te verstrekken. Deze maandvergoeding ligt op het niveau van de bezwaarschriftencommissie, waarbij rekening is gehouden met het feit dat de bezwaarschriftencommissie wel over secretariële ondersteuning beschikt en de rekenkamer niet. Alle secretariaatswerk wordt dan ook door de leden van de rekenkamer zelf gedaan. De voorzitter krijgt een extra vergoeding, gelet op de extra taken die hij vervult.

Artikel 9

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaalde gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de

raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 10 Rapportage

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde)

ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Aanvankelijk was een termijn van vier weken opgenomen als reactietermijn. Dit bleek in de praktijk vaak te kort. Op verzoek van het college heeft het presidium op 16 juni 2010 besloten om de raad voor te stellen de termijn van vier weken te verlengen naar zes weken.

Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikelen 11 en 12

Deze bepalingen behoeven geen toelichting.