Regeling vervallen per 08-04-2011

Wegsleepverordening Zandvoort

Geldend van 07-04-2011 t/m 07-04-2011

Intitulé

Wegsleepverordening Zandvoort

Vastgesteld door de gemeenteraad van Zandvoort : d.d. 29 maart 2011

Gepubliceerd in de Zandvoortse Courant : d.d. 7 april 2011

Inwerkingtreding : d.d. 08 april 2011

Registratienr: 2011/01/001184/ Z2011-000297

Datum: 17 januari 2011

Gemeente Zandvoort

1 DE VERORDENING

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

15 februari 2011, nr. 2011/01/001727;

gelet op de overwegingen van de commissie Raadzaken van 15 maart 2011;

overwegende dat met de aanpassing van artikel 4 de hoogte van de kosten door het college kunnen worden vastgesteld;

gelet op artikel 147 en 149 en artikel 173, tweede lid van de Gemeentewet en Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

WEGSLEEPVERORDENING.

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de

gemeente Zandvoort;

b. de raad: de gemeenteraad van Zandvoort;

c.RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

d. wet: de Wegenverkeerswet 1994;

e. besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;

f. voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder a van het RVV

1990;

g. motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c

van de wet.

1.2 NORMSTELLING

Artikel 2

Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen

worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het

belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3

Plaats van bewaring van voertuigen en openingstijden

1. Als plaats van bewaring van voertuigen en motorrijtuigen wordt

aangewezen: Ir. Lelyweg 10 2031 CD Haarlem (Smits Kraan-en

sleepbedrijf).

2. De in het eerste lid genoemde bewaarplaats is 7 dagen per week 24 uur per dag geopend.

Artikel 4

Kosten uitrijden, voorrijden, verplaatsen, overbrengen en

bewaren voertuigen en personele kosten

1. De kosten van het uitrijden, voorrijden, verplaatsen, overbrengen van een voertuig naar de bewaarplaats,het bewaren en de personele kosten worden op de overtreder verhaald. Voor de hoogte van deze kosten wordt

onderscheid gemaakt in kosten gemaakt op:

• Werkdagen van 09.00 tot 18.00 uur en

• Overige uren, feestdagen, zaterdag en zondag van 00.00 tot 24.00

uur.

2. Voor de hoogte van de kosten voor het bewaren van een voertuig wordt een onderscheid gemaakt in kosten:

• Voor de eerste 24 uur of een deel daarvan en;

• Voor de volgende 24 uur of een deel daarvan.

3. Voor de hoogte van de personele kosten verbonden aan het

wegslepen/verplaatsen van het voertuig wordt naast de in het eerste lid

genoemde zaken een onderscheid gemaakt in kosten gemaakt:

· Op alle dagen per voertuig per uur ten behoeve van de inning;

· Voor de administratieve afhandeling per voertuig per uur.

4. De hoogte van de kosten zoals vermeld in de artikel 4 worden bij besluit van het college bekend gemaakt en zijn exclusief BTW. De bedragen worden eenmaal per jaar gewijzigd conform het indexcijfer begroting.

Artikel 5

Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het

geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid en 174 eerste lid van de wet, zijn artikelen 1, 3 en 4

eerste en tweede lid van deze verordening overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6

Inwerkingtreding en citeertitel

1. De “Wegsleepverordening 2007” vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juni 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

2 Deze verordening treedt in werking op 8 april 2011.

3 Deze verordening wordt aangehaald als “Wegsleepverordening Zandvoort”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 maart 2011.

De griffier,

De voorzitter,

2011/01/001184 d.d. 29 maart 2011

TOELICHTING OP DE VERORDENING

1.3 ALGEMEEN

Het uitvoeren van de wegsleepregeling is een bevoegdheid van het college. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen/verplaatsen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

Uitgebreide werking

Op grond van de WVW 1994 mogen op de weg staande voertuigen worden

weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Ook kunnen voertuigen worden weggesleept die fout zijn geparkeerd, zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad-en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen

en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid.

Een voertuig kan niet zonder meer worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, kan bijvoorbeeld als niet of minder urgent moeten worden beschouwd.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het uitschrijven van een aankondiging van een beschikking. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig of het alleen binnen Zandvoort wegslepen/verplaatsen) door het college. Het uitschrijven van een aankondiging van een beschikking op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet vereist, maar is wel mogelijk. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar-en

beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft.

Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

Artikel 170 e.v. Wegenverkeerswet 1994 (WVW)

In de WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

1. de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

2. de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen/verplaatsen en bewaren van voertuigen;

3. de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van

artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden

weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).

Wegsleepwaardige overtredingen

In de wegsleepverordening kan concreet worden aangegeven in welke gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding. Hiervoor wordt vaak aansluiting gezocht bij de delictsomschrijvingen uit de WVW 1994 of het RVV 1990. Zo'n aanpak kan uit praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling kan afleiden of een voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij bij het opstellen van deze wegsleepverordening ervoor gekozen om deze gevallen niet concreet in de

verordening op te nemen. Enerzijds om nodeloze beperkingen te voorkomen die kunnen optreden wanneer in de verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen worden onderscheiden. Op grond van artikel 170, eerste lid WVW 1994 kunnen immers voertuigen waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én waarvan de verwijdering noodzakelijk is worden weggesleept in

verband met het belang van:

a. de veiligheid op de weg of;

b. de vrijheid van het verkeer of;

c. het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.

Een tweede reden om de gevallen niet concreet te vermelden, is dat anders het gevaar bestaat dat de delictsomschrijvingen uit de wegenverkeerswetgeving en de Wegsleepverordening niet naadloos op elkaar aansluiten. Wanneer dit het geval is, bestaat er de kans dat de gemeente in eventuele bezwaar-en beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk wordt gesteld. Daarnaast geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld. Bovendien zou bij elke wijziging in de

desbetreffende onderdelen van de wegenverkeerswetgeving ook de

Wegsleepverordening moeten worden aangepast. Om die redenen hebben wij ervoor gekozen om de delictsomschrijvingen niet in de wegsleepverordening op te nemen, maar te volstaan met een Wegsleepverordening waarin alleen zaken zijn

geregeld die aanvullend moeten en kunnen worden geregeld.

Om toch enig houvast te bieden bij de toepassing van de Wegsleepverordening hebben wij onderstaand aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn

van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving(was in de wegsleepverordening 2007, bijlage 1).

A.Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

a.een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij heteen fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

b.een voertuig is tot stilstand gebracht:

1. op een kruispunt, rotonde of een overweg;

2. op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

3. op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

4. in een tunnel;

5. bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in-en uitstappen van passagiers;

6. op de rijbaan langs een busstrook;

7. op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

8. langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1

RVV 1990; op de rijbaan, inclusief de invoeg-en uitrijstrook, van een

autosnelweg of autoweg, of -behoudens in noodgevallen -op de

vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo'n weg. (Zie artikel 23, 43,

tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Parkeren

c.een voertuig is geparkeerd:

1. bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

2. voor een inrit of een uitrit;

3. buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

4. langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

5. op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

6. binnen een erf, waarbij -voor zover het een motorvoertuig betreft -geen

gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

7. op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

8. zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld; (Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Bevel of aanwijzing

d.een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing,gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon; (Zie artikel 82 RVV 1990.)

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

e.een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaarop de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. (Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de

wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de

verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Zoals reeds in de algemene toelichting is aangegeven, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.

In onderdeel a gaat het om overtreding van artikel 10 RVV 1990. Bestuurders van voertuigen, met uitzondering van fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RVV 1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een trottoir, voetpad of fietspad.

In onderdeel b gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

In onderdeel c is er sprake van overtreding van het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

In onderdeel d wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde in artikel 82 RVV1990.

In onderdeel e gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 5 WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in

onderdeel a tot en met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden gebracht.

B.Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

a.op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 vanhet RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

b.op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage ofdoor middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te

staan geldt;

c.op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al danniet met onderbord) voor zover:

o het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep

voertuigen;

o het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep

voertuigen;

o het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

o het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

d. op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

e. op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

o tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

o tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar

aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

o die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren

gebeurt met dat voertuig;

f. op een laad-en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage

(met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder

van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

g. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voor

zover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep

voertuigen;

h. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en

bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het

voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

i. in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die

bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren.

Toelichting

Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de

wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn voorgaand onder a tot en met i nader aangeduid.

Wegslepen/verplaatsen van voertuigen en kostenverhaal

Als het noodzakelijk is om een voertuig weg te slepen, kan dit op verschillende wijzen worden uitgevoerd. Allereerst kan een voertuig worden meegevoerd door het wegsleepbedrijf en daar ook worden bewaard. Wanneer de overtreder zijn voertuig komt ophalen, dient deze direct de gemaakte kosten contant aan het wegsleepbedrijf te betalen. Met deze betaling is de procedure van kostenverhaal voor het wegslepen afgerond. Het kan ook voorkomen dat een voertuig slechts hoeft te worden verplaatst en niet helemaal wordt weggesleept en bewaard. In een dergelijk geval zal het wegsleepbedrijf het college een rekening sturen voor de gemaakte kosten. Het college zal vervolgens overgaan tot kostenverhaal op de

overtreder. Als overtreder in de zin van artikel 5:25 Awb (kostenverhaal) kan volgens de jurisprudentie alleen de daadwerkelijke overtreder worden aangemerkt. Wanneer een voertuig door het wegsleepbedrijf wordt weggesleept en vervolgens zich iemand meldt om het voertuig op te halen, moge duidelijk zijn dat diegene – als bestuurder-in beginsel als daadwerkelijke overtreder kan worden aangemerkt. Het is dan ook juridisch zuiver dat deze persoon de kosten van het wegslepen direct aan

het wegsleepbedrijf dient te voldoen.

Mocht degene die het voertuig komt afhalen beweren niet de daadwerkelijke

overtreder te zijn, dan slaagt dit beroep niet, aangezien artikel 170, tweede lid Wegenverkeerswet bepaalt dat bij de toepassing van artikel 5:25 Awb de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in de plaats van de overtreder treedt. Ingewikkelder wordt het als een voertuig slechts wordt verplaatst en niet naar de bewaarplaats van het wegsleepbedrijf wordt gebracht. In dat geval zal de daadwerkelijke overtreder zich immers niet hoeven melden om het voertuig op te halen. In dat geval is dus slechts aan de hand van het kenteken van het verplaatste voertuig te bepalen wie de eigenaar is. De situatie is mogelijk dat de eigenaar niet de daadwerkelijke overtreder is.

De vraag rijst dan of in de verhaalsbeschikking moet worden aangegeven wie het college ziet als overtreder. Dit hoeft het college niet te doen, aangezien de wetgever in artikel 170, tweede lid Wegenverkeerswet de verplichting van artikel 5:25, tweede lid Awb om in de beschikking aan te geven dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder plaatsvindt, niet van toepassing heeft verklaard op bestuursdwang met betrekking tot het wegslepen van voertuigen. De wetgever heeft

hiermee uitdrukkelijk beoogd om een effectieve verhaalsuitoefening voor

bestuursorganen mogelijk te maken en hen niet voor onnodige bewijsrechtelijke problemen te stellen.

Mocht de persoon op wie de kosten zijn verhaald objectief kunnen onderbouwen dat niet hij maar een ander de daadwerkelijke overtreder is geweest, dan kan het college de kosten op laatstgenoemde persoon verhalen.

Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994.

Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept, indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten

dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

1.4 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Om de verordening niet onnodig lang te maken is er voor gekozen om in de

toelichting niet nogmaals de inhoud van het desbetreffende artikel te vermelden.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

Ad d. Voertuig

Het begrip 'voertuig', zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is ruim.

Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening.

Ook in de APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg. Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In de APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.

Ad e. Motorrijtuig

Het begrip 'motorrijtuig' is apart omschreven omdat artikel 5 van de

Wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen. Artikel 1,eerste lid onder c van de wet luidt:

‘alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden

voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning’.

Artikel 2

Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen

worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het

belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven zoals gezegd geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen,

laad-en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het is aan de gemeenteraad om in deze Wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van deze bevoegdheid gebruik kan maken.

Wegslepen op weekmarkt en bij evenementen

Het college maakt bij verkeersbesluit bekend dat het verboden is om op het daartoe aangewezen marktterrein te parkeren en maakt dit publiekelijk bekend door het plaatsen van meerdere E4-verkeersborden in de zin van de bijlage bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De locatie van het marktterrein is hierdoor op grond van artikel 2, sub c3 Besluit wegslepen van voertuigen aangemerkt als weg of weggedeelte bedoeld in artikel 173, eerste lid, onderdeel a Wegenverkeerswet. Het college kan derhalve op grond van artikel 170, eerste lid sub c Wegenverkeerswet voertuigen die op de dag dat het terrein als markt in

gebruik is, foutief op het marktterrein zijn geparkeerd op grond van deze

verordening wegslepen en de kosten daarvan op de overtreder verhalen.

Deze wegsleepbevoegdheid en verhaalsrecht heeft het college ook voor

weggedeelten waarvoor ivm. een evenement een verkeersbesluit wordt genomen.

In deze verordening is de specifieke locatie van het marktterrein niet vermeld en het verkeersbesluit niet meer als bijlage toegevoegd. De reden hiervoor is dat bij wijziging van de locatie van het marktterrein en het verkeersbesluit, niet de verordening hoeft te worden aangepast. Bovendien richt de wegsleepverordening zich op de bevoegdheden van de gemeenteraad en de bevoegdheden die wij aan bestuursorganen zoals het college delegeren.

De uitvoeringsbesluiten (zoals verkeersbesluiten) die door het college in het kader van de wegsleepverordening worden genomen, worden middels publicatie bekendgemaakt. Opname in deze verordening is daarom niet noodzakelijk.

Artikel 3

Plaats bewaring voertuigen en openingstijden

De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet de plaats van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen.

Artikel 4

Kosten uitrijden, voorrijden, verplaatsen, overbrengen en

bewaren voertuigen en personele kosten

Als het noodzakelijk is om een voertuig weg te slepen, kan dit op verschillendewijzen worden uitgevoerd. Allereerst kan een voertuig worden meegevoerd door het wegsleepbedrijf en daar ook worden bewaard. Wanneer de overtreder zijn voertuig komt ophalen, dient deze direct de gemaakte kosten contant aan het wegsleepbedrijf te betalen.

Met deze betaling is de procedure van kostenverhaal voor het wegslepen afgerond.

Het kan ook voorkomen dat een voertuig slechts hoeft te worden verplaatst en niet helemaal wordt weggesleept en bewaard. In een dergelijk geval zal het wegsleepbedrijf het college een rekening sturen voor de gemaakte kosten. Het college zal vervolgens overgaan tot kostenverhaal op de overtreder. De artikelen 5:29 en 5:30 van de Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

In de artikelen 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is

geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.

Lid 1

Uitrijden

In tegenstelling tot de voorrijdkosten waarbij het wegsleepbedrijf in Zandvoort op de plek van het weg te slepen voertuig is, wordt bij het uitrijden Zandvoort niet bereikt. Door het wegsleepbedrijf worden echter ook kosten gemaakt indien de gemeente of de politie hen verzoekt uit te rijden en de actie voortijdig wordt gestaakt omdat het voertuig voor de aankomst van het wegsleepbedrijf reeds door de eigenaar is verwijderd. Deze kosten worden in rekening gebracht bij de eigenaar c.q. gerechtigde tot het gebruik van het voertuig.

Voorrijden

Indien de eigenaar c.q. gerechtigde tot het gebruik van het voertuig zich op de plaats van dat voertuig meldt nadat het wegsleepbedrijf een aanvang met het wegslepen van het voertuig heeft gemaakt, maar het wegslepen niet is voltooid, worden de kosten voor het voorrijden in rekening gebracht bij de eigenaar c.q. gerechtigde tot het gebruik van het voertuig.

Verplaatsen

In de praktijk vindt met name op de weekmarkt en tijdens evenementen alleen bestuursdwang in de vorm van het verplaatsen van het voertuig naar een locatie in Zandvoort plaats. Omdat op grond van artikel 173, tweede lid onder b van de Wegenverkeerswet ook deze soort kosten in de verordening moeten worden vermeld is het verplaatsen aan artikel 4 toegevoegd.

Overbrengen

In artikel 170, zesde lid WVW 1994 wordt bepaald dat het voertuig niet kan worden weggesleept, indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijdkosten

van het wegsleepbedrijf en de administratieve kosten.

Lid 3

Voor de duidelijkheid van de verordening is ervoor gekozen niet alleen in de

toelichting te vermelden dat ook personele kosten verbonden aan het

wegslepen/verplaatsen van het voertuig op de overtreder verhaald kunnen worden. Het gaat hier ook om de kosten die gemaakt worden bij het innen van de gemaakte kosten. Voor het geldende uurloon op feestdagen, zaterdag en zondag is de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Zandvoort van toepassing.

Lid 4

De hoogte van de kosten zoals vermeld in artikel 4 worden bij besluit van het college bekend gemaakt. Deze bevoegdheid is opgenomen zodat indien alleen de bedragen worden gewijzigd in het vervolg niet de verordening hoeft te worden aangepast. Dit heeft ertoe geleid dat in artikel 4 geen bedragen meer zijn opgenomen. Alleen de soort kosten die verhaald kunnen worden dienen per gemeentelijk verordening te worden bepaald. Uitgangspunt is een jaarlijkse verhoging van de bedragen conform het indexcijfer begroting. Indien deze verhoging geen kostendekkende bedragen opleveren, is het college bevoegd de bedragen te

verhogen. De bedragen op grond van de wegsleepverordening 2007 verhoogd met het indexcijfer begroting tot en met 2010, gelden totdat door het college de hoogte van de kosten op grond van deze verordening bekend is gemaakt.

Lid 5

Is opgenomen in het vierde lid en daarom komen te vervallen.

Lid 6

Dit lid is opgenomen in het eerste lid en daarom vervallen.

Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het

geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of

rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk

zichtbare kentekenplaat. Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

• het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

• de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare

kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in

bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.

Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X, Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.), van overeenkomstige toepassing verklaard. Derhalve zijn in deze wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4, eerste en tweede lid) voor deze

gevallen van overeenkomstige toepassing verklaard.