Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats 2009

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2008, nummer 2008/10/5794;

gelet op de overwegingen van de commissie Planning en Control van 26 november 2008;

gelet op artikel 216 en 229, eerste lid , aanhef en onderdelen a en b en tweede lid van de Gemeentewet;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting en tarieventabel, vast te stellen:

Verordening begraafplaatsrechten Dierenbegraafplaats 2009

DE VERORDENING

BEGRIPSBEPALINGEN

Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dierenbegraafplaats: de algemene dierenbegraafplaats Zandvoort;

  • b.

    huurgraf: voor het doen begraven van een huisdier

  • c.

    algemeen dierengraf: een graf waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van kleinere huisdieren;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van as van een huisdier;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • f.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;

  • g.

    ambtenaar belast met de heffing: de gemeenteambtenaar die door het college is aangewezen als ambtenaar belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen.

NORMSTELLING

Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de

dierenbegraafplaats, en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de

dierenbegraafplaats.

Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de

dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik

maakt.

Maatstaf van heffing en belastingtarief

1.De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij

deze verordening behorende tarieventabel.

2.Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel

genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Belastingjaar

1.Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk

aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 1, hoofdstuk 3 onderdeel 3.2 en

  • 3.

    3 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt

afgekocht.

Wijze van heffing

De rechten genoemd in de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien

verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1.De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 3 onderdeel 3.2 van de tarieventabel

zijn verschuldigd op 1 januari van het jaar volgend op dat, waarin het voorwerp werd

geplaatst.

2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat geen

aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3

onderdeel 3.2 en 3.3 van de tarieventabel.

Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 3 onderdeel 3.2 van de tarieventabel zijn

verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de

bezittingen, werken of inrichtingen.

Termijnen van betaling

1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de

aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend

op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

2.Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de

Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake

een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de voorgaande leden gestelde

termijnen.

Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de

begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats.

Kwijtschelding

Bij de invordering van de begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats wordt geen

kwijtschelding verleend.

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Bevoegdheden

De ‘ambtenaar belast met de heffing’ is belast met de uitvoering van deze verordening.

Inwerkingtreding en citeertitel

1.De 'Verordening begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats 2008’ vastgesteld bij

raadsbesluit van 11december 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde

lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van

toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op 1 januari 2009

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening begraafplaatsrechten

dierenbegraafplaats 2009’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2008

De griffier, De voorzitter,

Tarieventabel behorende bij de “Verordening begraafplaatsrechten Dierenbegraafplaats 2009”.

Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten

1.1

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een huisdierengraf van 0.7 x 0.9 meter voor een periode van 5 jaar wordt geheven

€ 83,65

1.2

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een huisdierengraf van 1.2 x 0.9 meter voor een periode van 5 jaar wordt geheven

€ 152,95

1.3

Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een huisdierengraf van 0.7 x 0.9 meter voor een periode van 5 jaar wordt geheven

€ 83,65

1.4

Voor het verlengen van het uitsluitend recht op een huisdierengraf van 1.2 x 0.9 meter voor een periode van 5 jaar wordt geheven

€ 152,95

Hoofdstuk 2 Begraven

2.1

Voor het begraven van een klein huisdier wordt geheven

€ 83,65

2.2

Voor het begraven van een groot huisdier wordt geheven

€ 124,40

2.3

Voor het bijzetten van een asbus/urn met hierin de as van een huisdier wordt geheven

€ 60,85

2.4

Voor het begraven van een kleiner huisdier in een algemeen graf wordt geheven

€ 14,30

2.5

Voor het begraven op een buitengewoon uur wordt geheven

€ 55,60

2.5.1

Onder buitengewone uren wordt verstaan:

het begraven van een huisdier buiten de normale uren tussen 09.00 en 17.00 uur, van maandag t/m vrijdag.

Hoofdstuk 3 Grafbedekking en onderhoud

3.1

Voor het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen of vernieuwen van de voorwerpen, bedoeld in artikel 15 van de Beheersverordening dierenbegraafplaats Zandvoort 2007 wordt geheven:

3.1.1

Voor het plaatsen van voorwerpen op een dierengraf, het aanbrengen van een inscriptie

€ 14,30

3.2

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de voorwerpen, wordt geheven per 5 jaar: voor een staande/liggende steen

€ 40,75

3.3

Voor het door of vanwege de gemeente verrichten van algemeen onderhoud aangaande de dierenbegraafplaats, over de periode van 5 jaar wordt een recht geheven van

€ 40,75

Hoofdstuk 4 Inschrijven en overboeken van de dierengraven

4.1

Voor de administratie, inschrijven en overboeken in een daartoe bestemd register wordt geheven

€ 6,35

Hoofdstuk 5 Opgraven, ruimen.

5.1

Voor het opgraven van de stoffelijke resten van een huisdier wordt geheven

€ 68,30

5.2

Voor het opgraven en weer opnieuw begraven van de stoffelijke resten van een huisdier wordt geheven

€ 83,65

5.3

Voor het opgraven of verwijderen van een asbus wordt geheven

€ 55,60

Behoort bij raadsbesluit van 9 december 2008.

De griffier van Zandvoort,

TOELICHTING OP DE VERORDENING

aLGEMEEN

Wettelijke basis

De begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats worden geheven op basis van artikel 229, eerste

lid, aanhef en onderdelen a en b en tweede lid van de Gemeentewet.

De verschillende rechten dragen zowel kenmerken van gebruik- als genotsretributies in zich

en op sommige punten hebben de rechten kenmerken van leges (overigens een begrip dat

vanaf de inwerkingtreding van de Wet materiële belastingbepalingen niet meer in de

Gemeentewet voorkomt).

Sommige rechten, zoals het recht voor het inschrijven van dierengraven, hebben het karakter

van leges. Ondanks dat karakter is gemeend uit een oogpunt van overzichtelijkheid, die

rechten te moeten opnemen in de verordening. Alle heffingen voor het gebruik van de

dierenbegraafplaats en voor de daarmee samenhangende diensten worden zodoende in één

verordening geregeld.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende

begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. Veel begrippen zullen ook

gedefinieerd zijn in de beheersverordening dierenbegraafplaats. De omschrijving van

gelijkluidende begrippen uit beide verordeningen dient identiek te zijn.

Ad g

Artikel 231 lid 2 sub b van de Gemeentewet regelt dat de bevoegdheden en verplichtingen

die op rijksniveau gelden voor de inspecteur overeenkomstig gelden voor de ambtenaar die

belast is met de heffing van de gemeentelijke belastingen. Deze ambtenaar wordt op grond

van artikel 232 lid 2 sub a van de Gemeentewet aangewezen door het college.

Artikel 2 Belastbaar feit

De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor rechten worden geheven. Er is

voor gekozen om in artikel 2 een zeer algemene omschrijving van het belastbaar feit op te

nemen. Naast deze algemene omschrijving is voor iedere dienst afzonderlijk een verdere

omschrijving van het belastbare feit opgenomen in de tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een

ruime omschrijving van de belastingplicht om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen

belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.

Aannemelijk is dat de aanvrager van het gebruik van de dierenbegraafplaats en van de

diensten, verleend bij het begraven, belastingplichtig is. De kring van belastingplichtigen

omvat onder meer de belanghebbende, uitvaartondernemers en instellingen van

weldadigheid welke zich, behoudens vrijstelling ter zake, belasten met dierenuitvaart. Ten

tweede is er de belastingplicht voor rechten voor het gebruik van de dierenbegraafplaats en

de diensten verleend na de voltooiing van de begrafenis. Dit zijn met name de vijfjaarlijks

terugkerende onderhoudsrechten.

Belastingplichtig is de belanghebbende, omdat ten behoeve van hen de dienst wordt

verleend.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

Voor de maatstaf van heffing en de belastingtarieven is verwezen naar de tarieventabel. De

reden waarom voor een tarieventabel is gekozen is gelegen in het feit dat het eenvoudiger is

om de verordening aan te passen aan de omstandigheden.

Kostendekkendheid

Op 1 januari 1990 is in werking getreden de Wet van 3 juli 1989 (Stb. 1989, 302) tot

wijziging van de gemeentewet op het stuk der belastingen (limitering

onroerendgoedbelastingen, leges en rechten).

Deze wet had tot gevolg dat vanaf 1 januari 1990 een verordening begraafplaatsrechten

dierenbegraafplaats niet wordt goedgekeurd indien de geraamde baten van die rechten

uitgaan boven de geraamde gemeentelijke lasten ter zake. Het maken van een matige winst is

daarmee niet langer toegestaan. Dit is geregeld in artikel 229b van de Gemeentewet. Tot 1

januari 1994 gold een overgangsregeling. Vanaf die datum mag de verordening dus

maximaal kostendekkend zijn.

Artikel 5 Belastingjaar

Eerste lid

Voor zover in de verordening tarieven zijn opgenomen die per jaar worden geheven is het

belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. Het betreft hier bijvoorbeeld de rechten voor het

plaatsen van voorwerpen op een dierengraf.

Tweede lid

De rechten als bedoeld in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 3 onderdeel 3.2. en 3.3. van de

tarieventabel worden afgekocht voor een periode van vijf jaar. De regeling heeft daarmee een

fiscaal gelegitimeerd karakter. Er is geen sprake van een vooruitbetaling van

onderhoudsrechten, omdat in het fiscale geen betaling mogelijk is voor belastbare feiten die

zich kunnen voordoen in belastingtijdvakken die nog niet zijn aangevangen. Derhalve was

een regeling noodzakelijk waarin het belastingtijdvak wordt afgestemd op de periode

waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 6 Wijze van heffing

Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden

geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In de

verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Eerste lid

Blijkens de redactie van het eerste lid zijn de rechten verschuldigd bij het begin van het

belastingjaar volgend op dat, waarin het voorwerp werd geplaatst.

Tweede lid

In lid twee zijn regels gegeven die betrekking hebben op wijzigingen gedurende het

belastingtijdvak in de belastingplicht. Geen ontheffing wordt verleend indien de

belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De overige rechten van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de

dienstverlening dan wel bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of

inrichtingen. Dit betekent dat op dat moment tot heffing wordt overgegaan.

Artikel 9 Termijnen van betaling

Eerste lid

Er bestaat een wettelijke regeling omtrent de betaaltermijnen. Deze is opgenomen in artikel 9

van de Invorderingswet 1990. Op grond van artikel 250 van de Gemeentewet kan hiervan in

de belastingverordening worden afgeweken. In het eerste lid van artikel 9 is afgeweken van

de wettelijke betalingstermijn om doelmatigheidsredenen ten aanzien van de invordering.

Er is voor gekozen dat de aanslagen betaald worden uiterlijk op de laatste dag van de tweede

maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

Tweede lid

Met betrekking tot de bij het vaststellen van een belastingaanslag op te leggen boete zijn de

betaaltermijnen gelijk aan die voor de belastingaanslag, ook indien in de

belastingverordening van artikel 9 van de Invorderingswet 1990 afwijkende betaaltermijnen

zijn opgenomen. Dit volgt uit artikel 9, derde lid, van de Invorderingswet 1990.

Het is dus niet nodig om in de belastingverordening betaaltermijnen voor bestuurlijke boeten

op te nemen.

Derde lid

De Algemene termijnenwet (ATW) is van toepassing op in een wet gestelde termijnen

(artikel 1). Hiermee wordt een wet in formele zin bedoeld. Artikel 9, tiende lid, van de

Invorderingswet 1990 bepaalt echter dat de ATW niet van toepassing is op de in de leden 1

tot en met 9 gestelde termijnen. Indien gemeenten afwijkende termijnen in de

belastingverordening hebben opgenomen en dus artikel 9, tiende lid, van de Invorderingswet

1990 niet geldt, is voor de betaling van de definitieve aanslag de ATW wel van toepassing.

Dit volgt ook uit artikel 145 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat de ATW van

toepassing is op in een verordening gestelde termijnen, tenzij in de verordening anders is

bepaald.

Indien voor de betaling van aanslagen een regeling is getroffen in de belastingverordening en

voor voorlopige aanslagen, navorderingsaanslagen of naheffingsaanslagen niet, betekent dit

dat voor de laatste drie genoemde aanslagen artikel 9 van de Invorderingswet 1990 geldt. In

dat geval is de ATW wel van toepassing op de betaaltermijnen voor aanslagen en niet van

toepassing op de betaaltermijnen voor voorlopige aanslagen, navorderingsaanslagen en

naheffingsaanslagen. Teneinde te voorkomen dat voor de verschillende belastingaanslagen

een verschillend juridisch regime geldt, is in artikel 9 derde lid, overeenkomstig artikel 9,

tiende lid, van de Invorderingswet – de ATW buiten toepassing verklaard.

Artikel 10 Nadere regels door het college

Op grond van artikel 231 van de Gemeentewet zijn bij de heffing en de invordering van

gemeentelijke belastingen onder meer de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en

de Invorderingswet 1990 van toepassing. De heffingsbevoegdheden komen toe aan de

daartoe aangewezen heffingsambtenaar en de invorderingsbevoegdheden aan de daartoe

aangewezen invorderingsambtenaar. De AWR en de Invorderingswet 1990 kennen ook

bepalingen op grond waarvan de minister van Financiën de bevoegdheid wordt toegekend

nadere regels te geven over bepaalde heffings- en invorderingsaangelegenheden. Voor de

gemeentelijke belastingen komt die bevoegdheid op grond van artikel 231 toe aan het

college. Verder is het college als bestuursverantwoordelijke voor de heffings- en

invorderingsambtenaar bevoegd om beleidsregels vast te stellen (artikel 4:81 Algemene wet

bestuursrecht, hierna Awb). Op grond van artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de

Gemeentewet is het college eveneens bevoegd beslissingen van de raad (lees:

belastingverordeningen) uit te voeren. Met het oog hierop kan het college over

uitvoeringsaangelegenheden regels stellen. Te denken valt hierbij aan het vaststellen van de

modellen voor het formulier van de onderscheiden aangiftebiljetten.

Met de inwerkingtreding van de derde tranche Awb op 1 januari 1998 is een aantal

bevoegdheden van de raad op belastinggebied overgegaan op het college. In verband

hiermee is in elke belastingverordening een bepaling opgenomen dat het college nadere

regels kan geven met betrekking tot de heffing en invordering van de betreffende belasting.

Op deze wijze is het voor de belastingplichtigen duidelijk dat er nog nadere regels kunnen

gelden. In de (uitvoerings)regeling gemeentelijke belastingen is een en ander uitgewerkt.

Artikel 11 Kwijtschelding

Op grond van artikel 255 van de Gemeentewet volgen gemeenten het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid zoals dat is geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Indien gemeenten niets regelen geldt deze ministeriële regeling automatisch voor alle gemeentelijke belastingen.

Artikel 255 van de Gemeentewet biedt echter de mogelijkheid om van de ministeriële regeling af te wijken. Omdat geen kwijtschelding bij de invordering van begraafplaatsrechten dierenbegraafplaats wordt verleend is dit expliciet opgenomen in artikel 11.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

In het eerste lid wordt de oude verordening ingetrokken, in het tweede lid wordt de inwerkingtreding geregeld, in het derde lid de datum van ingang van de heffing en in het vierde lid de citeertitel.

Het eerste lid regelt dat de oude verordening wordt ingetrokken met ingang van de datum van ingang van de heffing. De oude verordening blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Voor die belastbare feiten blijft heffing dus mogelijk op basis van de oude verordening, ook al is die verordening ingetrokken.

Ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet moeten gemeenten de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Het niet voldoen aan de bekendmakingsplicht kan leiden tot onverbindendheid van de belastingverordening (HR 31 maart 1993, nr. 28.034, BNB 1993/182, Belastingblad 1993, blz. 274; Hoge Raad 10 augustus 1998, nr. 33.632). Deze verordening is bekend gemaakt in de Zandvoortse Courant.

De belastingverordening treedt in werking op 1 januari van het betreffende belastingjaar waarop de verordening betrekking heeft. Als voorbeeld:

Op 1 november 2007 stelt de gemeenteraad de verordening vast met als datum van inwerkingtreding 1 januari 2008 (tweede lid) en als tijdstip van ingang van de heffing eveneens 1 januari 2008 (derde lid).

In het vierde lid is in de citeertitel een jaartal opgenomen. Dit jaartal wordt opgenomen, omdat de gemeente ieder jaar een nieuwe verordening vaststelt. Door het jaartal op te nemen is duidelijk voor welk jaar de verordening bedoeld is.

Ondertekening

Alle stukken die van de raad uitgaan moeten sinds 19 februari 2003 c.q. 7 maart 2003

worden ondertekend door de burgemeester (artikel 75, eerste lid, Gemeentewet) en griffier

(artikel 107c Gemeentewet).

TOELICHTING OP DE TARIEVENTABEL

TOELICHTING PER HOOFDSTUK

Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten

In dit hoofdstuk is een regeling opgenomen voor het verlenen van een uitsluitend recht op

een huisdiergraf. Een recht op een huisdiergraf kan ingevolge de Beheersverordening

algemene dierenbegraafplaats van Zandvoort 2007 en de Regels voor de graven en

asbezorging algemene dierenbegraafplaats Zandvoort gevestigd worden, voor de tijd van

minstens 5 jaren. Een voor bepaalde tijd verleend uitsluitend recht op een huisdiergraf kan

worden verlengd voor ten hoogste 5 jaren. Het verlenen van het recht om met uitsluiting van

anderen dieren in een bepaald huisdiergraf te doen begraven en begraven te houden is de

belaste dienst en niet het begraven zelf.

De Beheersverordening algemene dierenbegraafplaats van Zandvoort 2007 noemt niet met

zoveel woorden de mogelijkheid om een uitsluitend recht te vestigen op de ruimte waar een

asbus is bijgezet of de plaats waarop as wordt verstrooid. Dit is de reden dat de term

'uitsluitend recht' is gereserveerd voor dierengraven.

Het verstrooien van as is alleen mogelijk op een permanent daartoe aangewezen terrein of

plaats. Het verstrooien van as in een huisdiergraf is dus alleen mogelijk als dat huisdiergraf

is gelegen op een (deel van een) dierenbegraafplaats dat daartoe permanent is aangewezen.

Hoofdstuk 2 Begraven

In dit hoofdstuk is een regeling opgenomen voor het begraven van huisdieren. Voor het

begraven op buitengewone uren is een apart tarief opgenomen. Gezien de extra kosten, zoals

gemaakte overuren door het gemeentepersoneel, is het mogelijk hiervoor een hoger recht te

heffen. Wat onder buitengewone uren wordt verstaan is in de tabel ingevuld.

Hoofdstuk 3 Grafbedekking en onderhoud

De regeling in dit hoofdstuk maakt het mogelijk rechten te heffen voor het afgeven van

vergunningen voor gedenktekenen, het plaatsen en het onderhoud hiervan voor zoveel de

algemene dierenbegraafplaats betreft. Hiervoor zijn in de plaatselijke beheersverordening

voorschriften gegeven. De kosten van het onderhoud van de algemene voorzieningen van de

begraafplaats mogen in aanmerking worden genomen voor de heffing van

onderhoudsrechten. Deze voorzieningen staan mede ten dienste van de graven, door onder

andere bezoek te faciliteren en ongewenst bezoek te weren (Hof Leeuwarden 24-12-1999 nr.

391/99).

Het is volgens de Hoge Raad niet mogelijk om voor het algemene onderhoud aan de

begraafplaats alleen te heffen bij eigen graven en niet bij algemene graven. Het karakter van

het grafrecht laat een differentiatie in het tarief voor het algemene onderhoud van de

begraafplaats slechts toe indien die differentiatie zich richt naar het genot dat een

rechthebbende tot een graf heeft van dit onderhoud (Hoge Raad 28 februari 2003, nr. 37716,

LJN: AF5108, VN 2003/15.31). Dit arrest wijkt af van de uitspraak van de Hoge Raad van

25 oktober 2002, nr. 36638, LJN: AD8499, Belastingblad 2002, blz. 1226 (Spijkenisse),

inzake rioolrecht. Daarin heeft de Hoge Raad beslist dat het karakter van een retributie zich

niet verzet tegen een differentiatie van het tarief anders dan naar het genot.

Hoofdstuk 4 Inschrijven en overboeken van de dierengraven

Een gemeente kan ook voor het inschrijven en het overboeken van eigen graven in een daartoe bestemd register rechten heffen. Met eigen dierengraven wordt bedoeld: graven

waarvoor op grond van de Beheersverordening algemene dierenbegraafplaats van Zandvoort

2007 en de Regels voor de graven en asbezorging algemene dierenbegraafplaats Zandvoort

het uitsluitend recht is verleend. Wat over het inschrijven of overboeken van eigen graven is

opgemerkt geldt tevens voor het inschrijven of overboeken van eigen urnengraven en

urnennissen.

Hoofdstuk 5 Opgraven en ruimen

Algemeen

In dit hoofdstuk is een regeling opgenomen voor het opgraven van stoffelijke resten van een

huisdier of asbus en het eventueel opnieuw begraven.