Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden en commissieleden 2014

Geldend van 27-03-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014. De raad van de gemeente Zandvoort:gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 januari 2014, nr.2013/07/0011115; gelet op de overwegingen van de raad van 18 februari 2014;overwegende dat de raad nadere regels kan stellen voor de voorzieningen, waar raadsleden, wethouders en commissieleden in relatie tot het uitoefenen van hun functie recht op hebben;overwegende dat op 26 juni 2013 de raad een motie heeft aangenomen voor aanpassing van de verordening, zodat in de volgende raadsperiode vanaf 2014 geen vergoedingen voor internetverbindingen worden verstrekt, noch computerapparatuur in bruikleen wordt gegeven;gelet op de artikelen 44 lid 2 en 3, 95 tot en met 99, 147 en 149 Gemeentewet; gelet op de artikelen 3, 4, 4a, 7a, 9 t/m 13 en 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;gelet op de artikelen 22, 23, 25 en 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders;besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen: VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2014.

1 DE VERORDENING

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

b. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243, inclusief alle wijzigingen;

c. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244, inclusief alle wijzigingen;

d. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 1 januari 2004, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders, inclusief alle wijzigingen;

e. Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212, inclusief alle wijzigingen;

f. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56, inclusief alle wijzigingen;

g. Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stort. 181, inclusief alle wijzigingen;

h. Raadslid: lid van de gemeenteraad;

i. Buitengewoon lid: een door de fractie aangewezen ondersteunend lid en commissielid in de zin van de artikelen 82 en 84 Gemeentewet;

j. Griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

k. Gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

1.2 VOORZIENINGEN VOOR RAADSLEDEN

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde maximum.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 3, vermeld in artikel 2 lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1. Aan het raadslid worden de voor de gemeente gemaakte kosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

1.De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

2.Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

Artikel 8

Op aanvraag kan, indien noodzakelijk, aan een raadslid eenmaal per raadsperiode hetzij een computer in bruikleen worden gegeven, hetzij een tegemoetkoming worden verstrekt voor de aanschaf van computerapparatuur, tegen overlegging van een aankoopnota.

Artikel 9

(vervallen)

Artikel 10 Fietsregeling

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheiduitkering

  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering door het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering door het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

1.Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoeldevergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

2.Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Artikel 13a Ziektekostenvoorziening

  • 1. De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt € 203,21 (2009) per jaar.

  • 2. In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1. De artikelen 2 tot en met 4, 11, 12 en 13a blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3 ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2. De artikelen 2 tot en met 7 en 11 tot en met 13a van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

1.3 VOORZIENINGEN VOOR WETHOUDERS

Artikel 14 Onkostenvergoeding

Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, zoals dit jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.

Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer

Aan de wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling, indien de afstand daartussen meer dan tien kilometer bedraagt, een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 16 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15, vergoeding verleend voor gemaakte reiskosten voor andere dan de in artikel 15 bedoelde reizen voor de gemeente. De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • c.

    een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten.

  • d.

    Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland.

Artikel 17

(vervallen)

Artikel 18

(vervallen)

Artikel 19 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 20 Cursus, congres, seminar of symposium

1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

2.De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.

Artikel 21

(vervallen)

Artikel 22 Mobiele telefoon

1.Op aanvraag wordt de wethouder voor uitsluitend de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

4. Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde mobiele telefoon voor privédoeleinden is gebruikt, vindt maandelijks een verrekening van de gesprekskosten plaats.

Artikel 23 Fietsregeling

  • 1.

    De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 25

(vervallen)

1.4 VOORZIENINGEN VOOR COMMISSIELEDEN

Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1.

    De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde maximum.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3.

    Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4.

    De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, ten aanzien van:

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

  • 5.

    Conform het bepaalde in het vierde lid geldt voor de:

    • a.

      de voorzitter en de leden van de commissie voor de bezwaarschriften een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ten bedrage van €195,79 respectievelijk €152,28 (2014).

    • b.

      de voorzitter en de leden van de welstandscommissie een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ten bedrage van €186,38 (2014).

  • 6.

    De in lid vijf genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het indexcijfer in de begroting die voor dat jaar is vastgesteld.

Artikel 27 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid gemaaktenoodzakelijk verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid betreft de vergoeding van de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie voor de leden van de commissie voor de bezwaarschriften, de welstandscommissie en de Rekenkamer:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten ten bedrage van het maximaal fiscaal toegestane onbelaste bedrag per kilometer. Voor de kilometervergoeding wordt uitgegaan van de afstand tussen het woonadres van het commissielid tot de locatie waar de vergadering plaatsvindt.

Artikel 28 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    De kosten van deelname van een commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het commissielidmaatschap.

Artikel 30

(vervallen)

1.5 DE PROCEDURE VAN DE DECLARATIE

Artikel 31 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 32 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    Voor de vergoeding van de kosten bedoeld in de artikelen 5, 6, 16, 19, 24 en 27 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2.

    Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen 1 maand

    • -

      indien het een wethouder betreft ondertekend door de wethouder financiën;

    • -

      indien het de wethouder financiën betreft ondertekend door de burgemeester;

    • -

      indien het een raadslid of buitengewoon lid betreft ondertekend door de griffier,

    en ingediend bij de de afdeling Personeel & Organisatie, onderdeel

    salarisadministratie, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

  • 3.

    Bij twijfel over de juistheid van een declaratie wordt deze voorgelegd aan de burgemeester of ter besluitvorming voorgelegd aan het college.

Artikel 33 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten bedoeld in de artikelen 7, 16, 19, 20 en 24 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, buitengewoon lid of de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Het declaratieformulier en de factuur worden binnen 2 maanden

    • -

      indien het een wethouder betreft ondertekend door de wethouder financiën;

    • -

      indien het de wethouder financiën betreft ondertekend door de burgemeester

    • -

      indien het een raadslid of buitengewoon lid betreft ondertekend door de griffier,

      en ingediend bij de afdeling Personeel & Organisatie, onderdeel salarisadministratie.

1.6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 34 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2012" vastgesteld bij raadsbesluit van 27 november 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 27 maart 2014.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergaderin van 18 februari 2014,

De griffier, De voorzitter,

2 TOELICHTING OP DE VERORDENING

2.1 ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB), ministeriële regeling (alleen wethouders)en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Dit zijn het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling: de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders geen inkomsten ten laste van de gemeente in welke vorm dan ook (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittendewethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Een soortgelijke bepaling als

artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist. Derechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

De verordening bevat bepalingen inzake:

- de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 26), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

- een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 14);

- reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijkereizen (artikelen 5, 6, 15 t/m 19, 27 en 28);

-reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtigewethouder (artikel 24)

-faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders, raads- en commissieledenaan cursussen, congressen e.d (artikelen 7, 20 en 29);

-een secundaire voorziening voor raadsleden en wethouders zoals de

fietsregeling (artikelen 10 en 23)

- de procedure van declareren (artikelen 31 t/m 33).

De beschikbaarstelling van laptop- en communicatieapparatuur aan raadsleden, buitengewone leden en wethouders (artikelen 8 en 21) is in deze verordening vervallen door een op 26 juni 2013 door de raad aangenomen motie.

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft hetraadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Op basis van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kan de raad bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallenonder de werking van die wet. Echter zijn de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen depensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van deZorgverzekeringswet en hebben op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

De loon- en inkomstenbelasting

"Opting-in-regeling"

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de "opting-inregeling' genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor hetloonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij door het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geenadministratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten, de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding

resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor 'opting-in' als een bruto bedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding. Raadsleden kunnen ook deelnemen de fietsregeling.

Vanaf 1 januari 2015 treedt een nieuwe fiscale regeling, de werkkostenregeling, in werking. Deze datum van inwerkingtreding is meegedeeld in de Ministriële circulaire van 15 juli 2013. De werkkostenregeling vloeit voort uit de Fiscale verzamelwet

2010 en vervangt het huidige systeem van vergoedingen en verstrekkingen.

Dit heeft invloed op de wijze waarop de vergoedingen worden uitgekeerd en de wijze waarop hierover belasting wordt geheven. Het heeft geen financiële gevolgen voor de raadsleden en wethouders, maar is fiscaaltechnisch van aard. Voor de gemeente zijn er wel gevolgen, omdat de brutovergoedingen worden gewijzigd in nettobedragen en de gemeente de loonbelasting hierover betaalt.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke

beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47.

Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie hieronder de toelichting op artikel 3).

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene alsspijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Voor functionele uitgaven verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan demogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

  • -

    kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

  • -

    voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

-deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten devergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoedingverstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen enverstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

2.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de ministervastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

  • . de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

    . de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

    . de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 11 van deze verordening.

Artikelen 3 en 14 vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 20 en 29). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste onkostenvergoeding kan sinds 1 januari

2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtariefvan 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime.

Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste onkostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

Vanaf 1 januari 2015 treedt de werkkostenregeling in werking. Raadsleden die hebben gekozen voor de `opting-in-regeling' ontvangen vanaf dat moment een nettobedrag in plaats van een brutobedrag voor hun onkostenvergoeding.

Zie hierboven paragraaf 2.1.

De hoogte van de onkostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van de onkostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum. Het bedrag van de onkostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 5, 6 en 27 reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor 'woon-werk-verkeer' voorraadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raadsen commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

Sinds 2004 gelden voor wethouders de Regeling rechtspositie wethouders en voor burgemeesters de Regeling rechtspositie burgemeesters. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld, omdat het een lokale aangelegenheid betreft die kan worden vastgelegd in een uitvoeringsregeling. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders. De vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt verblijfkosten is ook voor raads- en commissieleden een lokale aangelegenheid.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Dit vervalt met inwerkingtreding van de werkkostenregeling per 1 januari 2015.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt.

De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is momenteel € 0,37 waarvan € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Dit is geregeld in het Handboek loonheffingen van de Belastingdienst. Het bedrag van € 0,37 is inclusief de vergoeding van eventuele parkeerkosten.

Voor de bezwaarschriftencommissie, de welstandscommissie en de rekenkamer bedraagt de vergoeding € 0,19 per kilometer. Vergoed worden de kilometers tussen woning en vergaderplek (gemeentehuis Zandvoort).

Artikelen 7 en 20 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebrachten komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste onkostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid voor de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus etc. benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende

voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 8 laptop en internetverbinding

Dit artikel geeft uitwerking aan artikel 7a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden lid 4. Daarin staat onder andere dat de raad nadere regels kan stellen over bruikleen van of een tegemoetkoming voor de aanschaf van computervoorzieningen.

Artikel 10 en 23 Fietsregeling

De spaarloon en levensloopregeling zijn per 1-1-2012 vervallen, evenals artikel 19g van de Wet op de loonbelasting.

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een 'werkgeversbijdrage' te verstrekken, Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat voorheen in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 was vastgelegd. Dit artikel is inmiddels

vervallen door de inwerkingtreding van de Fiscale Verzamelwet 2010 en de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011.

Vanaf 1 januari 2015 treedt de werkkostenregeling in werking, waardoor de fietsregeling hieronder valt. Tot die tijd blijft de huidige fietsregeling in stand op grond van artikel 10a.8 van de Fiscale Verzamelwet 2010, waarin een overgangsregeling tot 1 januari 2015 is opgenomen.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken 11, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegevendat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In de WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien eenpersoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het door arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadseden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering alsgevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te

voorkomen dat de anticurnulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de

wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment datiemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de VVW-uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de VVVV-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UVVV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.

Artikel 13a Ziektekostenvoorziening

De raad kan op grond van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden besluiten dat een tegemoetkoming voor ziektekosten wordt vastgesteld. Dit moet bij verordening worden bepaald.

Het in het artikel genoemde bedrag wordt niet jaarlijks geïndexeerd, maar wordt alleen gewijzigd als de nominale eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam bij het Rijk een wijziging ondergaat. Het bedrag van de tegemoetkoming in de kostenvoor een ziektekostenverzekering wordt dan naar evenredigheid gewijzigd.

Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Raadsleden kunnen driemaal tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ookniet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.

In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde vanhet tijdelijk ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van

het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan.

Artikelen 15 en 16 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 15 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding € 0,15 per afgelegde kilometer.

Ingevolge artikel 16 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto € 0,37 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt.

De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is momenteel € 0,37 waarvan € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Dit is geregeld in het Handboek loonheffingen van de Belastingdienst.

Voor de bezwaarschriftencommissie, de welstandscommissie en de rekenkamer bedraagt de vergoeding € 0,19 per kilometer. Vergoed worden de kilometers tussen woning en vergaderplek (gemeentehuis Zandvoort).

De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden tesalderen. Dit speelt alleen een rol als bijvoorbeeld een wethouder buiten de gemeente woont, met de auto reist en daarvoor in aanmerking komt voor een vergoeding woon-werkverkeer die lager is dan

€ 0,19 per kilometer. De salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 16, tweede lid.

Artikelen 19 en 28 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbijrichtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis.

Ook gemeenteraden kunnen wel eens in het gemeentelijk belang excursies ofreizen naar het buitenland maken. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandsedienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat devergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 22 Mobiele telefoon

Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt. De abonnementskosten en de zakelijke gesprekskosten komen dan voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in debruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld. In de bruikleenovereenkomst is devoorwaarde opgenomen dat de telefoon uitsluitend gebruikt mag worden ten behoeve van zakelijk verkeer.

Aangezien de component telefoonkosten in de onkostenvergoeding belast is, blijft deze verder ongemoeid.

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 24 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikel 26 vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. De vergaderingen Gemeenteraad-Informatie en Ronde Tafel zijn aangemerkt als commissies in de zin van de artikelen 82 en 84 Gemeentewet. Buitengewone ledendie deelnemen aan deze vergaderingen kunnen dus op basis van dit artikel presentiegeld ontvangen, mits zij de presentielijst hebben getekend.

Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders, omdat hun vergoeding al is geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderdzijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid deelnemen aan de vergaderingen. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

In artikel 26, eerste lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoeldemaximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 26, vierde lid, van de verordening. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere gemeenteklasse te kiezen.

Voor de leden van de welstandscommissie en de bezwaarschriftencommissie is met de wijziging in 2009 gekozen om het afwijkende bedrag vast te leggen in deze verordening.

Artikelen 31 t/m 33 De procedure van declaratie

In artikel 31 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • -

    reis- en verblijfkosten van raadsleden

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

  • -

    deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders