Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015

Geldend van 22-12-2014 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2015

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, nr. 2014/11/000504;

gelet op de overwegingen van de commissie van 9 december 2014;

gelet op de overwegingen van de raad van 16 december 2014;

overwegende dat:

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2015.

1 DE VERORDENING

De raad van de gemeente Zandvoort: gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 november 2014, nr. 2014/11/000504; gelet op de overwegingen van de commissie van 9 december 2014; gelet op de overwegingen van de raad van 16 december 2014; overwegende dat:

  • -

    de raad nadere regels kans stellen voor de voorzieningen waar wethouders, raads- en commissieleden in de uitoefening van hun functie recht hebben;

  • -

    de raad op 24 juni 2013 een besluit heeft genomen om vanaf het begrotingsjaar 2015 weer middelen in de begroting en het investeringsplan op te nemen voor computerapparatuur voor raadsleden;

  • -

    met ingang van 1 juli 2014 het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het rechtspositiebesluit wethouders zijn gewijzigd;

gelet op de artikelen van de ;

gelet op de artikelen 4, 7a, 10 en 13 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

gelet op de artikelen 22, 23 en 27a van het Rechtspositiebesluit wethouders;

gelet op het Besluit harmonisering en modernisering rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers van 20 juni 2014 en de Ministriële circulaire van 27 juni 2014;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN 2015.

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;

  • b.

    De raad: de gemeenteraad van Zandvoort;

  • c.

    Raadslid: lid van de raad;

  • d.

    Buitengewoon lid: een door de fractie aangewezen ondersteunend lid en commissielid in de zin van de artikelen 82 en 84 Gemeentewet;

  • e.

    Griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 Gemeentewet;

  • f.

    Gemeentesecretaris: de secretaris bedoeld in artikel 102 Gemeentewet;

  • g.

    Commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • h.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243, inclusief alle wijzigingen;

  • i.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244, inclusief alle wijzigingen;

  • j.

    Regeling rechtspositie wethouders: de regeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 januari 2004, Stcrt. 41, als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders, inclusief alle wijzigingen;

  • k.

    Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, Stcrt. 212, inclusief alle wijzigingen;

  • l.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, Stcrt. 56, inclusief alle wijzigingen;

  • m.

    Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, Stcrt. 181, inclusief alle wijzigingen.

1.2 VOORZIENINGEN VOOR RAADSLEDEN

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde maximum.

Artikel 3 Berekening en betaling van vaste vergoedingen

  • 1. Hij die gedurende een gedeelte van een kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in artikel 2 van deze verordening en artikel 2 lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2. De betaling van de vergoedingen bedoeld in artikel 2 van deze verordening en artikel 2 lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 4 Reiskosten

  • 1. Aan het raadslid worden de voor de gemeente gemaakte kosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 onderdeel b van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 5 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.

Artikel 6 Scholing

Het raadslid dat aan scholing als bedoeld in artikel 13 eerste lid van het

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wil deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 7 Computerapparatuur

Op aanvraag kan, indien noodzakelijk, aan een raadslid eenmaal per raadsperiode hetzij een computer in bruikleen worden gegeven, hetzij een tegemoetkoming worden verstrekt voor de aanschaf van computerapparatuur, tegen overlegging van een aankoopnota tot een maximum van € 600.

Artikel 8 Werkkkostenregeling

Gelet op de Wet loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31 lid 1 onder f van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

1.3 VOORZIENINGEN VOOR WETHOUDERS

Artikel 9 Reiskosten woon-werkverkeer

Aan de wethouder wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling, indien de afstand daartussen meer dan tien kilometer bedraagt, een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 10 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt een vergoeding verleend voor gemaakte reizen voor de gemeente, anders dan de reiskosten bedoeld in artikel 9. De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4 onderdeel b van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • c.

    een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten.

  • d.

    Op aanvraag worden de reiskosten voor zakelijke reizen van de wethouders gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld, vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland en artikel 2a van de Reisregeling buitenland.

Artikel 11 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien een wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 12 Scholing

De wethouder die aan scholing als bedoeld in artikel 28b tweede lid van het Rechtspositiebesluit wethouders wil deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 13 Mobiele telefoon

  • 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4. Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde mobiele telefoon voor privédoeleinden is gebruikt en dit gebruik de bruikleenovereenkomst overschrijdt, vindt een verrekening van de gesprekskosten plaats.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouder die bij de benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt, heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 15 Werkkostenregeling

Gelet op de Wet loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31 lid 1 onder f van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

1.4 VOORZIENINGEN VOOR COMMISSIELEDEN

Artikel 16 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde maximum.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie:

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van of als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid of van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4. De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen voor:

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

  • 5. Conform het bepaalde in het vierde lid geldt voor:

    • a.

      de voorzitter en de leden van de commissie voor de bezwaarschriften een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ten bedrage van€ 195,79 respectievelijk € 152,28 (2014);

    • b.

      de voorzitter en de leden van de welstandscommissie een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ten bedrage van € 186,38 (2014).

  • 6. De in lid 5 genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het indexcijfer in de begroting die voor dat jaar is vastgesteld.

Artikel 17 Reis- en verblijfkosten

  • 1. Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid als ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd, worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed.

    De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid noodzakelijk gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig artikel 4 onderdeel b van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfskosten voor reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig artikel 4 onderdeel c van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 3. In afwijking van het eerste lid betreft de vergoeding van de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie voor de leden van de commissie bezwaarschriften , de welstandscommissie en de Rekenkamer Zandvoort:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten ten bedrage van het maximaal fiscaal toegestane onbelaste bedrag per kilometer. Voor de kilometervergoeding wordt uitgegaan van de afstand tussen het woonadres van het commissielid tot de locatie waar de vergadering plaatsvindt.

Artikel 18 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 19 Scholing

Het commissielid dat aan scholing als bedoeld in artikel 13 eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden wil deelnemen, die niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze

verordening worden ingediend, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

1.5 DE PROCEDURE VAN DE DECLARATIE

Artikel 20 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door:

  • a.

    betaling uit eigen middelen, of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 21 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor vergoeding van de kosten bedoeld in de artikelen 4, 5, 10, 11, 14 en 17 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en binnen 1 maand

    • -

      indien het een wethouder betreft ondertekend door de wethouder financiën;

    • -

      indien het de wethouder financiën betreft ondertekend door de burgemeester;

    • -

      indien het een raadslid of buitengewoon lid betreft ondertekend door de griffier en ingediend bij de afdeling Personeel & Organisatie, onderdeel salarisadministratie, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

  • 3. Bij twijfel over de juistheid van een declaratie wordt deze voorgelegd aan de burgemeester of ter besluitvorming voorgelegd aan het college.

Artikel 22 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten bedoeld in de artikelen 6, 10, 11, 12, 14, 17, 18 en 19kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, wethouder of buitengewoon lid voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

1.6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014” vastgesteld bij raadsbesluit van wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening ”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2014.
De griffier, de voorzitter,

2 TOELICHTING OP VERORDENING

2.1 ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Dit zijn het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn aan die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling: de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

De vergoedingen en regelingen voor wethouders, raads- en commissieleden die bij of krachtens de wet (dus in de Gemeentewet, een rechtspositiebesluit of een regeling) dwingend zijn geregeld, zijn niet meer opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    de onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie en leden van een onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 155a lid 3 Gemeentewet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een uitkering hebben op grond van de werkloosheidswet, het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel of op basis van arbeidsongeschiktheid

  • 4.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 5.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 6.

    de voorziening bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 7.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 8.

    voorzieningen voor wethouders, raads- en commissieleden met een fysieke beperking

  • 9.

    de bezoldiging van de wethouders

De onkostenvergoeding is opgebouwd op basis van onder andere de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies, voor zover die niet dwingend zijn geregeld in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders geen inkomsten ten laste van de gemeente in welke vorm dan ook (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist. De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • -

    de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 16), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijkereizen (artikelen 4, 5, 9, 10, 11, 17 en 18);

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 14)

  • -

    faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders, raads- en commissieleden aan cursussen, congressen e.d (artikelen 6, 12 en 19);

  • -

    de beschikbaarstelling van computerapparatuur (artikel 7)

  • -

    de procedure van declareren (artikelen 20 t/m 22).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter zijn de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de

pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Vanaf 1 januari 2015 treedt een nieuwe fiscale regeling, de werkkostenregeling, in werking. Deze datum van inwerkingtreding is meegedeeld in de Ministriële circulaire van 15 juli 2013. De werkkostenregeling vloeit voort uit de Fiscale verzamelwet 2010 en vervangt het huidige systeem van vergoedingen en verstrekkingen.

Dit heeft invloed op de wijze waarop de vergoedingen worden uitgekeerd en de wijze waarop hierover belasting wordt geheven. Het heeft geen financiële gevolgen voor de raadsleden en wethouders, maar is fiscaaltechnisch van aard. Voor de gemeente zijn er wel gevolgen, omdat de brutovergoedingen worden gewijzigd in nettobedragen en de gemeente de loonbelasting hierover betaalt.

"Opting-in-regeling"

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het

loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij door het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen

administratie bij te houden.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47.

Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Voor functionele uitgaven verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk 1.5 is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

2.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen.

Artikelen 4, 5 en 17 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor 'woon-werk-verkeer' voor

raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld, omdat het een lokale aangelegenheid betreft. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij Regeling rechtspositie wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 6 en 12 Scholing

De kosten voor scholing komen rechtstreeks voor rekening van de gemeente en vallen niet onder de vaste onkostenvergoeding. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid voor de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om het algemeen belang van te benadrukken zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie).

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 7 Laptop en internetverbinding

Dit artikel geeft uitwerking aan artikel 7a lid 4 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Daarin staat onder andere dat de raad nadere regels kan stellen over bruikleen van of een tegemoetkoming voor de aanschaf van computervoorzieningen.

Vanaf 1 januari 2015 geldt het noodzakelijkheidscriterium. De mate van zakelijk gebruik is dan niet langer relevant. Hiervoor in de plaats komt dan het noodzakelijkheidscriterium waarbij de inhoudingsplichtige in beginsel bepaalt of de aangeschafte computerapparatuur noodzakelijk is voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking van een werknemer. Ten aanzien van bestuurders geldt een verzwaring van de bewijslast. Het noodzakelijkheidscriterium kan dan alleen worden toegepast als de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat de voorziening gebruikelijk en tevens noodzakelijk is voor deze groep functionarissen.

De nadere uitwerking is zo eenvoudig mogelijk gehouden met zo min mogelijk administratie.

Het faciliteren van raadsleden kan via bruikleen of tegemoetkoming bij aankoop.

Bij bruikleen verzorgt het college de voorzieningen en technische ondersteuning. Daaronder valt niet, zoals in het verleden, het beschikbaar stellen van een printer en het van gemeentewege verstrekken van papier. De digitaal beschikbaar gestelde raadsinformatie kan op verzoek door de griffie op papier worden verstrekt.

Bij een tegemoetkoming voor aanschaf van computerapparatuur moet via het aankoopbewijs worden aangetoond dat het om een apparaat gaat dat voor het raadswerk wordt benut. Het is raadzaam hierover vooraf met de griffier te overleggen.

Artikelen 8 en 15 Werkkosten regeling

Door de werkkostenregeling worden een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door de gemeente aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen en verstrekkingen die door de belastingdienst worden gezien als gerichte vrijstellingen of voor nihil waardering in aanmerking komen, moeten in eerste instantie wel worden aangewezen. In een later stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil waarderingen betreft.

Artikelen 9 en 10 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 9 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Ingevolge artikel 10 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt). Indien gemaakt met de eigen personenauto is de kilometervergoeding overeenkomstig de Regeling rechtspositie wethouders. Onder openbaar vervoer worden ook een veerboot of veerpont verstaan. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet worden vergoed.

Voor de bezwaarschriftencommissie, de welstandscommissie en de rekenkamer bedraagt de vergoeding € 0,19 per kilometer. Vergoed worden de kilometers tussen woning en vergaderplek (gemeentehuis Zandvoort).

Artikelen 11 en 18 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Het college dient een expliciet besluit te nemen, ook als het gaat om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis. Ook gemeenteraden kunnen wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland maken. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 13 Mobiele telefoon

De vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik 10% of meer bedraagt.

Vanaf 1 januari 2015 geldt het noodzakelijkheidscriterium. De mate van zakelijk gebruik is dan niet langer relevant. Hiervoor in de plaats komt dan het noodzakelijkheidscriterium waarbij de inhoudingsplichtige in beginsel bepaalt of de mobiele telefoon (= mobiel communicatiemiddel) noodzakelijk is voor de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking van een werknemer.

Ten aanzien van bestuurders geldt een verzwaring van de bewijslast. Het noodzakelijkheidscriterium kan dan alleen worden toegepast als de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat de voorziening gebruikelijk en tevens noodzakelijk is voor deze groep functionarissen.

De abonnements- en (zakelijke) gesprekskosten komen voor rekening van de gemeente. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 14 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing volgens de bepalingen in de artikelen 1 en 2 van de Regeling rechtspositie wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikel 16 vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Het gaat daarbij om commissies in de zin van de artikelen 82 en 84 Gemeentewet. Buitengewone leden die deelnemen aan commissievergaderingen kunnen dus op basis van dit artikel presentiegeld ontvangen, mits zij de presentielijst hebben getekend.

Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders, omdat hun vergoeding al is geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid deelnemen aan de vergaderingen. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

In artikel 16, eerste lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 16, vierde lid, van de verordening. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere gemeenteklasse te kiezen.

Voor de leden van de welstandscommissie en de bezwaarschriftencommissie is in 2009 gekozen om het afwijkende bedrag vast te leggen in deze verordening.

Artikelen 20 t/m 22 De procedure van declaratie

In artikel 20 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • -

    reis- en verblijfkosten van raadsleden

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

  • -

    deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders