Regeling vervallen per 31-03-2018

NOTA RESERVES EN VOORZIENINGEN 2015

Geldend van 31-03-2015 t/m 30-03-2018

Intitulé

NOTA RESERVES EN VOORZIENINGEN 2015

1. Inleiding

De laatste nota Reserves en Voorzieningen is vastgesteld in 2010 en dient conform de Financiële verordening 212 geactualiseerd te worden.

Het reservebeleid is gericht op een beperkt aantal reserves met een reële omvang en een bestendige gedragslijn voor de efficiënte en effectieve aanwending van deze middelen. In samenhang hiermee worden er diverse reserves opgeheven.

Reserves maken onderdeel uit van de weerstandscapaciteit. Daarom is gekozen om dit onderwerp in samenhang met het weerstandsvermogen en risico’s in deze nota op te nemen. Zo ontstaat er inzicht in de samenhang van deze onderwerpen. In het jaarverslag en de programbegroting zijn deze onderwerpen jaarlijks in samenhang en in actualiteit terug te vinden in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

Het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording voor gemeenten en provincies) is recentelijk aangepast op het onderwerp Weerstandsvermogen. De aandacht voor risicobeheersing is duidelijk toegenomen, tegelijkertijd is het qua uitwerking een uitdaging om deze verplichte paragraaf in de programbegroting en het jaarverslag niet te laten uitmonden in een voornamelijk (reken)technische operatie.

In deze kaderstellende nota wordt aandacht besteed aan de algemene regels met betrekking tot het reserve- en voorzieningenbeleid en specifiek het beleid van de gemeente Zandvoort zijn. In een apart hoofdstuk worden de reserves en voorzieningen toegelicht, ter wille van een totaalbeeld van de toegepaste soorten reserves en voorzieningen en hun specifieke doelen.

Deze nota bestaat uit de volgende onderdelen:

  • -

    Weerstandsvermogen;

  • -

    Wet- en regelgeving reserve- en voorzieningenbeleid

  • -

    Reserves; een toelichting op de in gebruik genomen reserve-posten;

  • -

    Voorzieningen; een toelichting op de in gebruik genomen voorzieningen-posten;

  • -

    Diverse bijlagen met vooral technische (achtergrond)informatie.

1 WEERSTANDSVERMOGEN

In het BBV is over het weerstandsvermogen het volgende opgenomen:

  • 1.

    Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

    • a.

      de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie, onderscheidenlijk gemeente, beschikt of kan beschikken om niet-begrote kosten te dekken;

    • b.

      alle risico’s, waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

  • 2.

    De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen bevat tenminste:

    • a.

      een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

    • b.

      een inventarisatie van de risico’s;

    • c.

      het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s.

 

Het beleid van de gemeente Zandvoort is dat de weerstandscapaciteit voldoende is om 100% van risico’s af te dekken.

1.1 WEERSTANDSCAPACITEIT

Volgens het BBV kan tot de weerstandscapaciteit worden gerekend: de Algemene reserve, de bestemmingsreserves, de stille reserves, de onbenutte belastingcapaciteit en de begrotingspost onvoorzien.

In de gemeente Zandvoort worden deze allemaal gerekend tot de weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit dient voldoende te zijn om 100% van de aanwezige risico’s af te dekken.

Volgens bestaand beleid – vastgesteld in 2010 -  is de minimumbuffer van de Algemene reserve bepaald op € 3,5 miljoen. In 2009 was dat ongeveer 10 % van de lasten (2009 - 37 miljoen). De exploitatie is inmiddels gegroeid naar € 47 miljoen (programbegroting 2015) door o.a. inflatie en de drie decentralisaties in het Sociale domein.

Voorgesteld wordt met ingang van het haar 2015 de minimumbuffer van de Algemene reserve bij te stellen naar € 5 miljoen (=10 % van € 47 miljoen afgerond naar boven). Indien de Algemene reserve onder dit niveau is, dient de Algemene reserve binnen 4 jaar op dit niveau te worden gebracht.

De huidige beleidsregel uit 2010 dat de algemene reserve toereikend acht op het niveau van minimaal 15 % van de aanwezige en onderkende risico’s vervalt.

De kaders vanaf 2015 zijn:

  • -

    De weerstandscapaciteit dient voldoende te zijn om 100% van de aanwezige risico’s af te dekken.

  • -

    De minimumbuffer van de algemene reserve bedraagt € 5.000.000. Indien de Algemene reserve onder dit niveau is, dient de Algemene reserve binnen 4 jaar op niveau te worden gebracht.

1.2 RISICO’S EN RISICOMANAGEMENT

Een gemeente loopt, net als elke andere organisatie, risico’s in de uitvoering van haar taken. Van een aantal risico’s is bekend welke financiële impact deze kan hebben en weet men vrijwel zeker dat het feit zich zal voordoen. De gemeente is dan gehouden hiervoor voorzieningen te treffen (art. 44 BBV). Bij een risico is het onbekend of het feit zich zal voordoen.

Kaders (bestaand beleid) met betrekking tot de bepaling van een risico:

  • -

    Een structureel karakter van een risico wordt niet meer meegerekend bij kwantificering van de risico’s. Mocht een risico een structureel karakter hebben, dan dienen de financiële gevolgen te worden opgevangen in de volgende begroting.

  • -

    Bepalen van een kans op het voordoen van een eventualiteit

    Voor de kans zal een stelling aangenomen moeten worden hoe groot de kans ingeschat wordt dat het risico zich ook daadwerkelijk zal voordoen. De inschatting van deze kans is van invloed op het bedrag dat aan het risico wordt “gehangen”.

    De volgende onderverdeling is vastgesteld:

    Groter dan 5% en kleiner dan 10%;*

    Groter dan 10% en kleiner dan 25%;

    Groter dan 25% en kleiner dan 50%;

    Groter dan 50% en kleiner dan 75%;

    Groter dan 75% en kleiner dan 100%;

    *Omdat kleiner dan 5% erg gering is, wordt voorgesteld om de risico’s waarvan de kans dat het zich voordoet kleiner is dan 5%, niet mee te nemen in de risicomatrix. Dit voorkomt dat de paragraaf weerstandsvermogen “opgeblazen” wordt met zeldzame risico’s.

  • -

    Gevolg/impact

    Gevolg geeft het bedrag aan waarvan ingeschat wordt wat indicatief de financiële gevolgen zijn. De bedragen worden in ranges ingedeeld.

    De volgende onderverdeling is vastgesteld:

    Van € 0 tot 10.000;

    van € 10.000 tot € 50.000;

    van € 50.000 tot € 100.000;

    van € 100.000 tot € 500.000;

    van € 500.000 tot € 1.000.000;

    groter dan € 1.000.000;

    concreet miljoenen bedrag*

    *Als het heel duidelijk is dat het een veelvoud van € 1.000.000 betreft, en het bedrag is ook “redelijk” te indiceren, dient het werkelijke miljoenenbedrag aangehouden te worden.

  • -

    Prioriteit

    De mate waarin actie wordt gewenst t.b.v. het voorkomen en beheersen van het risico is onderverdeeld in ‘laag’, ‘middel’ en ‘hoog’.

  • -

    Politiek risico

    Er zijn risico’s waar het bestuur van mening is dat die zwaar wegen, omdat die zeer van belang zijn voor de functie-uitoefening, geloofwaardigheid richting kiezer, voor het imago van de gemeente etc. Het is mogelijk dat dit risico’s zijn die qua bedragen (niet substantieel) niet gemeld hoeven te worden. Aangezien aan deze risico’s zoveel waarde wordt gehecht, worden deze risico’s altijd vermeld.

  • -

    Eigen beleid versus exogene oorzaken

    Indien er grote risico’s gelopen worden, waarvan gesteld kan worden dat het risico niet het gevolg is van eigen beleid kan gesteld worden dat deze dan ook niet door de gemeente alleen afgedekt dient te worden. Het rijk e/o de potentiële risico-veroorzaker zal in deze dienen bij te springen, denk hierbij aan b.v. het opruimen van explosieven op het strand. Dit soort risico’s wordt niet volledig in het gemeentelijke risicoprofiel gekwantificeerd opgenomen, maar wordt gemaximaliseerd op € 200.000. Hiervan wordt alleen afgeweken indien duidelijk is dat het de intentie van het rijk niet is om bij het betreffende risico bij te springen bijvoorbeeld bij volume-effecten van een open-einde regeling.

  • -

    Risicobedrag

    Het bedrag wordt berekend door de bovengrens van kans en de bovengrens van gevolg te vermenigvuldigen. Alleen die risico’s worden opgenomen waarvan uiteindelijk het bedrag dat aan het risico wordt “gelabeld” minimaal € 50.000 bedraagt, tenzij het een politiek risico (zie verder in deze paragraaf) betreft. Omdat het de bedoeling is om alleen die risico’s inzichtelijk te maken die afzonderlijk of gecumuleerd van substantiële betekenis kunnen zijn, worden risico’s die gekwantificeerd worden onder de € 50.000 in principe niet mee te nemen.

Risicobeheersing

De aandacht voor risicobeheersing is toegenomen, de uitdaging is tegelijkertijd om de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing niet te laten uitmonden in een voornamelijk (reken)technische operatie. Daarom wordt bij onderwerpen waar risico’s spelen inzicht gegeven in mogelijke ontwikkelingen (scenario’s), en welke (beleidsmatige) opties er zijn om mogelijke niet geraamde financiële consequenties zo goed mogelijk te beheersen mocht dat scenario zich voordoen.

2 WET- EN REGELGEVING RESERVE- EN VOORZIENINGEN BELEID

2.1 INLEIDING

De reserves vormen volgens het BBV met het resultaat na bestemming volgend uit de programmarekening, het eigen vermogen van de gemeente.

De reserves en voorzieningen worden gerekend tot de eigen financieringsmiddelen van de gemeente en beperken dus de noodzaak tot financiering via rentedragend vreemd vermogen.

2.2 “FUNCTIES” VAN RESERVES

Reserves kunnen één of meer van de volgende functies vervullen:

De financieringsfunctie: Op grond van de Wet financiering decen­trale overheden (de Wet fido) moeten alle investeringsuitgaven worden gefinancierd met langlopende middelen. Dit kan in de vorm van eigen vermogen (reserves) of vreemd vermogen (lang­lopende geldleningen en/of voorzieningen);

De bestedingsfunctie:Een reservering om te zijner tijd de realise­ring van activa mogelijk te maken. In dergelijke gevallen wordt het gereserveerde bedrag gebruikt voor de dekking van de investe­ringsuitgaven. Bij reserves met een bestedingsfunctie is een onderscheid te maken tussen eenmalige, op korte termijn te realiseren doelen, meestal in de investeringssfeer en in de tijd gezien ongelimiteerde doelen, waarvoor steeds naar behoefte een beroep op de reserve wordt gedaan;

De bufferfunctie: De reserves maken het mogelijk noodzakelijke aanpassingsprocessen geleidelijk en dus niet schoksgewijs te la­ten verlopen en onverwachte tegenvallers op te vangen;

De inkomensfunctie:  De bespaarde rente over de reserves kan worden teruggeleid naar de begroting om daar te fungeren als dekkingsmiddel. Als dat wordt toegepast dan kan/kunnen de desbetreffende reserve(s) niet meer aangewend worden, tenzij budgettair dekking wordt gevon­den voor de wegvallende rente-inkomsten. Vooral in financieel krappe tijden brengt dat met zich mee dat reserves die als inkomstenbron functio­neren ter dekking van structurele uitgaven volledig 'immobiel' zijn. Vandaar dat in die gevallen ook wel wordt gesproken van geblokkeer­de reserves.

2.3 HET ONDERSCHEID TUSSEN RESERVES EN VOORZIENINGEN

Het belangrijkste verschil tussen reserves en voorzieningen is dat de raad in het geval van reserves de vrijheid heeft om de bestemming van deze gelden te wijzigen. Om die reden worden reserves als eigen vermogen aangeduid. In het geval van voorzieningen is er sprake van aantoonbare verplichtingen, veelal in de vorm van onderhoudsplannen als onderbouwing. Zolang de gemeenteraad de bestemming van geoormerkt geld nog kan veranderen, is er sprake van een bestemmingsreserve. Zodra dit niet meer kan, is er sprake van een voorziening of een overlopende post (overlopende passiva).

De definiëring van voorzieningen

Voor deze definiëring is aansluiting gezocht bij het BBV.

Op grond van artikel 44 worden voorzieningen gevormd wegens:

  • 1.

    • a.

      verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

    • b.

      op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

    • c.

      kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;

    • d.

      de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

  • 2.

    Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49,onderdeel b.

  • 3.

    Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.

Artikel 49, onderdeel verwijst naar van Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen vooruitkeringen met een specifiek bestedingsdoel, deze dienen te worden opgenomen onder de overlopende passiva.

Mutaties in voorzieningen (toevoegingen dan wel 'vrijval') vloeien uitsluitend voort uit het aanpassen van de omvang van een voorzie­ning aan een nieuw noodzakelijk niveau; de overige mutaties in voor­zieningen bestaan alleen uit verminderingen wegens aanwending voor het doel waarvoor de voorziening is ingesteld.

Voorzieningen mogen niet met een negatief bedrag op de balans voorkomen.

De definiëring van reserves

Reserves zijn de vermogensbestand­delen die als eigen vermogen zijn aan te merken. Bedrijfseconomisch gezien zijn reserves vrij te bestemmen (al kan politiek aan bepaalde reserves een bepaalde bestemming zijn gegeven).

Op grond van artikel 43 van het BBV moeten de reserves in de balans worden onderscheiden naar:

  • a.

    de algemene reserve;

  • b.

    de bestemmingsreserves.

De algemene reserve en bestemmingsreserves vormen, tezamen met de onbenutte belastingcapa­citeit, de zogeheten stille reserves en de post onvoorzien, de weerstands­capaciteit.

Bevoegdheid tot het instellen van reserves en voorzieningen:

De raad stelt de reserves in en besluit tot mutaties daarin. Mutaties in reserves dienen apart van de baten en lasten te lopen. Samen met de baten en lasten van de programma’s vormen ze het (geraamde of gerealiseerde) resultaat. Het BBV schrijft in artikel 17 voor dat de mutaties in de reserves apart zichtbaar gemaakt moeten worden.

De raad stelt de voorzieningen in en besluit tot dotaties daaraan via de vaststelling van de programma’s, dus in het resultaatbepalende deel van de begroting en/of jaarrekening. De uitgaven worden rechtstreeks afgeboekt van een voorziening. De uitvoering van het programma en daarmee het verloop van de voorziening wordt toegelicht in de begroting en de jaarstukken.

De vorming van en de toevoeging aan een voorziening heeft een lastenverhogend effect. Uitgaven die ten laste van een voorziening komen, hebben geen effect op het resultaat. Er is alleen sprake van een balansmutatie. De uitgave c.q. last is immers bij de vorming van de voorziening al genomen. Vrijval van voorzieningen heeft een gunstig effect op de exploitatie.

Het resultaat na de mutaties in de reserves geeft de mutatie van de Algemene reserve weer. Een negatief resultaat wordt afgedekt door een onttrekking aan de Algemene reserve. Een positief resultaat wordt toegevoegd aan de Algemene reserve in het jaar volgend op het betreffende boekjaar.

In de rekening kunnen de toevoegingen en onttrekkingen aan elk van de bestemmings-reserves worden verwerkt tot maximaal het bedrag dat via de begroting(swijzigingen) door de raad is goedgekeurd voor de betreffende bestemmingsreserve. Uit oogpunt van een goede en integrale allocatiefunctie adviseert de commissie BBV om terughoudend te zijn met dergelijke besluiten. Voorkomen moet worden dat het gepresenteerde gerealiseerde resultaat volgend uit de programmarekening via een automatisme van potjes vullen richting nul tendeert. Wenselijk is dat een resultaat wordt gepresenteerd dat zo goed mogelijk laat zien hoe de gemeente in het betreffende jaar heeft gepresteerd.

Het gerealiseerde resultaat na bestemming volgend uit de programmarekening wordt in de eindbalans afzonderlijk opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen. In het volgende jaar kan de raad vervolgens besluiten over de bestemming van het resultaat vorig boekjaar.

2.4 RESERVE- EN VOORZIENINGENBELEID GEMEENTE ZANDVOORT

In dit hoofdstuk geven we het (bestaande) beleidskader van de gemeente Zandvoort weer met betrekking tot de reserves, voorzieningen en de weerstandscapaciteit (zie programbegroting 2015 in de paragraaf Financiële beleidskaders).

 

  • a)

    De weerstandscapaciteit wordt gevormd door de algemene reserve en de  bestemmingsreserves. De weerstandscapaciteit dient voldoende te zijn om de aanwezige risico’s te dekken.

 

  • b)

    De minimumbuffer van de algemene reserve wordt ingaande 2015 vastgesteld op € 5.000.000. Indien de Algemene reserve onder dit niveau is, dient de Algemene reserve binnen 4 jaar op niveau te worden gebracht.

 

  • c)

    Het jaarrekeningresultaat in enig jaar zal in eerste instantie worden gebruikt voor het op peil houden van de algemene reserve. Uitzondering hierop vormt een mogelijk overschot op personele middelen. Bij een eventueel overschot op personele middelen zal aan het eind van het kalenderjaar worden bezien of dit overschot wordt gestort in Reserve “Van werk naar werk” (besloten bij Jaarrekening 2012).

  • d)

    Het reserve- en voorzieningenbeleid van de gemeente Zandvoort is in principe gericht op de volgende zaken:

    • a.

      Beperkt aantal met een reële omvang;

    • b.

      Bestendige gedragslijn voor de efficiënte en effectieve aanwending van de middelen.

 

  • e)

    Het beleid ten aanzien van reserves is dat alleen de raad hiervan de bestemming kan wijzigen. Vanwege de aard van een voorziening kan de bestemming van een voorziening niet worden gewijzigd. Voor de reserves en voorzieningen zal gelden dat elk jaar de raad de omvang vaststelt bij de programbegroting waarin bij de financiële positie uitgebreid aandacht besteed wordt aan de omvang van de reserves en voorzieningen. Mocht een voorziening gedurende het jaar verplicht moeten worden ingesteld, dan zal deze, vooruitlopend op de goedkeuring van de raad, worden ingesteld. De verantwoording over zo’n voorziening zal plaatsvinden bij een tussenrapportage of bij de jaarrekening.

 

  • f)

    Aan reserves en voorzieningen wordt geen rente toegevoegd.

 

  • g)

    Teneinde een gezonde financiële positie van de gemeente Zandvoort te bereiken c.q. in stand te houden is een reëel sluitende begroting een voorwaarde en een positief saldo meerjarenraming wenselijk. Onder een reëel sluitende begroting wordt verstaan een begroting die sluitend is zonder extra onttrekkingen aan de reserves naast de reguliere / beleidsmatige onttrekkingen. Onder een positief saldo meerjarenraming wordt verstaan de vier saldi van de jaarschijven in de meerjarenbegroting bij elkaar opgeteld met minimaal een positief saldo (groter dan 0).

 

  • h)

    In geval van een negatief meerjarenperspectief is het uitgangspunt dat bestaand beleid een sluitende begroting en een positief meerjarenperspectief dient op te leveren, eventueel middels (extra) bezuinigingen. Lasten voor nieuw beleid dienen gedekt te worden door het schrappen van structurele lasten van oud beleid (nieuw voor oud), dan wel het zoeken naar reële nieuwe structurele dekkingsmogelijkheden, tenzij de oorzaak hiervan zijn oorsprong in een later jaar dan het dienstjaar vindt. In het laatste geval is geen actie noodzakelijk om dekkingsmiddelen te zoeken.

 

  • i)

    Nieuwe voornemens met extra lasten dienen vergezeld te gaan van bijbehorende dekkingsmiddelen. Hierbij dient tevens aangegeven te worden wat de eventuele gevolgen voor de exploitatie zijn.

    Voor elk nieuw beleidsvoornemen zal een risicoprofiel worden opgesteld en zullen de gevolgen voor de benodigde weerstandscapaciteit inzichtelijk gemaakt moeten worden.

 

  • j)

    De hoogte van de begrotingspost algemeen onvoorzien wordt bepaald op een bedrag van € 70.000.

 

  • k)

    Winstneming van grondexploitaties.

    Winstneming zal pas genomen worden wanneer er grote zekerheid bestaat dat de winst gerealiseerd wordt. Winstneming van grondexploitaties mag indien de gerealiseerde verkopen de gemaakte kosten overtreffen en de behoedzaam geraamde nog te verkrijgen verkoopopbrengsten aanmerkelijk hoger zijn dan de behoedzaam geraamde nog te maken laatste kosten. Hierbij dienen de nog lopende risico’s binnen de exploitatie in acht te worden genomen. Bij winstneming zal de verwachte winst gestort worden in de Reserve stedenbouwkundige ontwikkelingen.

    De saldi van alle exploitaties worden verrekend in de ‘Reserve stedenbouwkundige ontwikkelingen’. Het saldo van deze reserve dient als buffer voor negatieve resultaten van de in voorbereiding/uitvoering zijnde exploitaties. De gemeente bepaalt aan de hand van de (gecalculeerde) saldi en rekening houdende met de begrotingsvoorschriften (BBV) de hoogte van deze reserve en vult daartoe uit de algemene middelen het saldo aan, dan wel kan daaruit een bedrag onttrekken ten gunste van de algemene middelen.

In de Financiële verordening 212 / 2015 is het volgende kader voor deze nota:

Artikel 10 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad behandeld en vastgesteld:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd indien van toepassing.

  • 3.

    Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

 

Met deze kaders is in deze nota rekening gehouden.

3 RESERVES

3.1 ALGEMENE RESERVE

Algemene reserve

Doelstelling

De Algemene reserve is één van de grootste pijlers van de weerstandscapaciteit. De weerstandscapaciteit is de middelen en de mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken (artikel 11 uit het BBV).

De afspraak kan gemaakt worden dat gedurende een zittingsperiode indien nodig over de Algemene reserve beschikt kan worden onder de voorwaarde dat de reserve weer op peil is aan het eind van die periode. 

Voeding van de reserve

Alle voor- en nadelen die niet specifiek anders bestemd zijn lopen via de Algemene reserve, evenals het saldo van de jaarrekening. Ook andere reserves kunnen bijdragen aan de Algemene reserves (bij het opheffen van reserves of als het maximum van een reserve is bereikt).

Minimum en/of maximum

Het minimum wordt voorgesteld met ingang van 2015 vast te stellen op € 5.000.000.

Er is geen wettelijke norm voor de hoogte van de algemene reserve buffer. Volgens het BBV is het voldoende als er een relatie tussen de weerstandscapaciteit (waartoe de Algemene reserve wordt gerekend) en de risico’s wordt gelegd.

3.2 BESTEMMINGSRESERVES

Bestemmingsreserve Projecten (voorheen Kredieten BBV)

Doelstelling

Deze reserve is in het leven geroepen bij de invoering van het BBV. De geoormerkte onderdelen van de Algemene reserve dienden overgezet te worden naar de bestemmingsreserves, gekozen is voor één bestemmingsreserve Projecten.

Deze reserve is bedoeld voor budgetten die ten laste van de reserves beschikbaar worden gesteld, maar die nog niet (helemaal) volgens besluit aangewend zijn. Op deze wijze is de Algemene reserve “gezuiverd” van geoormerkt geld, en is er beter zicht op de nog vrij aan te wenden reservemiddelen.

 

Voeding van de reserve

De reserve wordt gevoed uit de Algemene reserve. Beschikkingen over de Algemene reserve, altijd voortvloeiend uit een raadsbesluit, die niet in het desbetreffende jaar worden aangewend, zullen in deze reserve geoormerkt worden ondergebracht.

Minimum en/of maximum

De reserve dient gelijk te zijn aan het totaal van de claims die erop rusten.

 

Reserve Stedenbouwkundige ontwikkelingen:

 

Doelstelling

Deze reserve is in de begroting 2006 ingesteld als buffer om fluctuaties van projecten als Middenboulevard en LDC op te kunnen vangen en tevens om initiatieven van projecten waarvoor geen grondexploitatie is te kunnen dekken.

 

Voeding van de reserve

De reserve kan gevoed worden vanuit de reguliere exploitatie, bijvoorbeeld vanwege extra opbrengsten bij grondverkopen (hiervoor dient net als bij andere toevoegingen aan reserves specifieke besluitvorming plaats te vinden). Tevens wordt volgens bestaand beleid bij de winstnemingen van grondexploitaties de winst gestort in deze reserve.  

 

Minimum en/of maximum

Geen

 

Reserve Wegen gebied Middenboulevard

 

Doelstelling

Deze reserve is bij de begroting 2008 ingesteld om gelden te reserveren voor

toekomstige onderhoudskosten in het gebied van de Middenboulevard, omdat indien mogelijk onderhoud wordt uitgesteld vanwege het project Middenboulevard.

Voeding

Deze reserve wordt gevoed vanuit de exploitatie.

 

Egalisatiereserve Renteresultaat

Doelstelling

Egaliseren van de effecten van renteschommelingen in de marktsector op de exploitatie waardoor een stabiele financiële huishouding wordt gevoerd. Hiervoor wordt jaarlijks het saldo van de renteparagraaf in deze reserve gestort, maar wordt ook weer een deel van de reserve toegevoegd aan de exploitatie.

Opheffing van deze reserve betekent dat de bovengenoemde financiële stabiliteit verdwijnt doordat renteschommelingen meer invloed kunnen krijgen op de begroting.

 

Voeding van de reserve

Jaarlijks wordt het saldo van de renteparagraaf gestort in de reserve. Vervolgens wordt een derde deel van de reserve, dus na de storting van het saldo van de renteparagraaf, onttrokken uit de reserve en toegevoegd aan de exploitatie.

 

De bespaarde rente, deze rente zowel een last als een bate is. De last maakt onderdeel uit van het overzicht kapitaallasten. De bate wordt verantwoord onder de algemene dekkingsmiddelen in de programmabegroting (programma 8). Via resultaatbestemming wordt de bespaar­de rente dan toegevoegd aan de egalisatiereserve renteresultaat.

Minimum en/of maximum

Het maximum van deze reserve is vastgesteld op € 500.000. Het bedrag boven de € 500.000, komt ten goede van de Algemene reserve.

 

Reserve Huidig en voormalig personeel

 

Doelstelling

De reserve heeft tot doel om toekomstige financiële verplichtingen met betrekking tot medewerkers die hun oorzaak vinden in het heden nu reeds af te dekken. De uitgaven waarvoor onder andere gereserveerd wordt, zijn wachtgeldrechten personeel.

 

Voeding van de reserve

Stortingen vinden jaarlijks plaats vanuit de exploitatie op basis van de dan bekende financiële verplichtingen.

 

Reserve “Van werk naar Werk”

Doelstelling

In de nota strategisch HRM beleid heeft het college besloten te willen komen tot een regie-organisatie. Dit zal met zich meebrengen dat met name uitvoeringstaken bij andere organisaties ondergebracht gaan worden. Dit vraagt een grotere externe oriëntatie van de organisatie en maakt flexibiliteit en mobiliteit van medewerkers belangrijke thema's voor de komende jaren. Dit vraagt een investering in medewerkers.

 

Voeding van de reserve

Deze reserve wordt bij een positief jaarrekeningresultaat gevoed met het overschot aan personele middelen. Tevens zijn de zogeheten IZA-gelden hierin gestort.

Reserve Individuele loopbaanbudgetten (ILB)

Doelstelling

Op grond van de arbeidsvoorwaardenregeling heeft een medewerker jaarlijks recht op een loopbaanbudget van € 500. Dit budget kan worden ingezet voor loopbaangerelateerde activiteiten, zoals opleiding, training, scholing, loopbaanadvies, coaching en ontwikkeling, gericht op de vergroting van de inzetbaarheid en de arbeidsmarktpotentie van de medewerker ten behoeve van een andere functie binnen of buiten de organisatie.

 

Voeding van de reserve

De medewerker kan er op grond van de arbeidsvoorwaardenregeling voor kiezen het budget gedurende maximaal drie jaar te sparen, om daarmee eenmalig een duurdere activiteit te financieren. De reserve wordt gevoed door het restantbudget ILB, berekend op het aantal medewerkers dat recht heeft op het budget.

 

Maximum van de reserve

Maximaal 3 jaar het budget van € 500 per medewerker.

 

Maximale looptijd

De maximale looptijd is tot en met 2015.

Reserve Outplacement wethouders

Doelstelling

Doel van deze reserve is middelen te reserveren voor outplacementfaciliteiten voor gewezen wethouders teneinde voormalige wethouders hulp te bieden om op een zo kort mogelijke termijn een nieuwe en passende werkkring te vinden.

 

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het al dan niet honoreren van verzoeken, waarbij in de besluitvorming meegewogen zal worden, het eventuele financiële voordeel voor de gemeente wegens het niet hoeven verstrekken van een uitkering en de terugkeergarantie van een eventueel vorige werkgever.

 

Voeding van de reserve

Jaarlijks wordt vanuit de exploitatie een bedrag gestort in de reserve.

 

Minimum en/of maximum

Voor deze reserve wordt geen maximum of minimum voorgesteld.

 

Voorgesteld op te heffen: Reserve Overig Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Deze reserve was ingesteld, omdat bij het invoeren van de Wmo bepaalde taken moeilijk te plannen waren en zo de bedragen beschikbaar gesteld voor de brede taken die vallen onder de Wmo (exclusief huishoudelijke hulp) te kunnen reserveren.

 

Voorgesteld wordt deze reserve op te heffen bij de jaarrekening 2014, omdat de noodzaak is vervallen, en te storten in de algemene reserve. 

 

Voorgesteld op te heffen: Reserve Minima en Chronische zieken

Deze reserve is ingesteld om de door het Rijk beschikbaar gestelde gelden voor verstrekking van een vorm van categoriale bijzondere bijstand voor de doelgroep minima en chronisch zieken te reserveren. Eén en ander betreft reparatiewetgeving als gevolg van de invoering van de Wet werk en bijstand en het daarmee vervallen van het 'oude' minimabeleid.

 

Voorgesteld wordt deze reserve, gezien het geringe materiële belang, op te heffen bij de jaarrekening 2014 en het restant te storten in de algemene reserve.

 

Voorgesteld op te heffen: Egalisatiereserve Parkeren

Doelstelling

Het voorkomen van sterke schommelingen in parkeerinkomsten tussen de verschillende begrotingsjaren ten gevolge van weersinvloeden en ter dekking van de parkeergarage

 

Gegeven de vaste bijdrage vanuit het product Parkeren aan de algemene middelen werd het voordelig of nadelig saldo dat resteert op het product Parkeren verrekend met de egalisatiereserve Parkeren.

 

De afgelopen jaren schommelt deze reserve rond het nulpunt. Dit maakt begrotingswijzigingen op dit product onoverzichtelijk. Voorgesteld wordt daarom om deze reserve te laten vervallen. Eventuele incidentele nadelen of voordelen gaan dan net als andere budgetten via de algemene reserve lopen. Dit maakt mutaties op het product parkeren beter inzichtelijk.

4 VOORZIENINGEN

Voorziening Onderhoud gemeentelijke gebouwen

De voorziening is ingesteld voor de onderhoudskosten van de gemeentelijke gebouwen behoudens de openbare toiletten, garages en onderwijs. Hiervoor gelden andere bepalingen. Deze voorziening is gebaseerd op het onderhoudsplan.

De gemeenteraad heeft besloten tot de oprichting van een joint venture tussen de gemeente Zandvoort en SRO met als doel het beheren, onderhouden, exploiteren en realiseren van maatschappelijk vastgoed. In samenhang hiermee wordt in 2015 gekeken hoe om te gaan met deze voorziening.

Onderhoudsvoorziening De blauwe tram (voorheen Onderhoudsvoorziening Onderwijs)

Deze voorziening is bedoeld voor instandhouding van het gebouw De blauwe tram. Hier ligt een onderhoudsplan aan ten grondslag.

In deze voorziening is volgens een eerder besluit incidenteel een bedrag opgenomen voor de constructiefout gebouw De Golf.

Voeding

Alle gebruikers betalen voor onderhoud een vast bedrag per m2, dit bedrag wordt gestort in de voorziening.

De gemeenteraad heeft besloten tot de oprichting van een joint venture tussen de gemeente Zandvoort en SRO met als doel het beheren, onderhouden, exploiteren en realiseren van maatschappelijk vastgoed. In samenhang hiermee wordt in 2015 gekeken hoe om te gaan met deze voorziening.

Onderhoudsvoorziening De School

Deze voorziening wordt opgeheven bij de jaarrekening 2014, omdat de noodzaak is vervallen.

Voorziening Herinrichting openbare ruimte Flemingstraat

De gemeente is een realisatieovereenkomst aangegaan voor het project Wonen, Zorg en Welzijn met de woningbouwvereniging De Key.

Omdat de gemeente met De Key harde afspraken heeft gemaakt over welke zaken nog voor rekening van de gemeente komen, zijn deze middelen niet alternatief aanwendbaar en is er sprake van een voorziening.

Zodra door de gemeente alle harde afspraken met betrekking tot het realiseren van het project “Wonen, zorg en Welzijn in Zandvoort-Noord” zijn nagekomen en kortgesloten met De Key zullen de voorzieningen opgeheven worden. Eventuele resterende middelen van de voorziening zullen dan ten gunste van de gemeente komen.

Voorziening ISV gelden algemeen, algemeen II en milieu II

Deze voorzieningen bestaan uit toegekende middelen ter uitvoering van het ISV programma. De verkregen gelden van de provincie zijn gereserveerd voor specifieke bestemmingen. De bestemming moet passen binnen de kaders van het ingediende plan bij de provincie dat geleid heeft tot het verkrijgen van de middelen.

De voorziening wordt gevoed door gelden van de provincie ten behoeve van stads- en dorpsvernieuwing.

De voorziening wordt gevoed door gelden van de provincie ten behoeve van stads- en dorpsvernieuwing. In 2018 wordt ’t afgerekend.

Egalisatievoorzieningen Rioolheffingen

Volgens de voorschriften betreft dit een voorziening omdat de voeding bestaat uit middelen van derden die specifiek besteed moeten worden. Het doel is het egaliseren van een ongelijkmatig kostenpatroon over meerdere jaren. Dit wordt voorkomen door de kosten over meerdere jaren door te rekenen en het tarief daaraan te koppelen.

Voeding van de voorziening

Het saldo van de inkomsten rioolheffingen minus de kosten voor riolering en 34 % van de veegkosten wordt gestort in de voorziening. Ook wordt rekening gehouden met de daadwerkelijke korting op de algemene uitkering in 2003 van het gemeentefonds voor de compensabele BTW. Indien de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten wordt dit onttrokken uit de voorziening.

De gekozen systematiek is gebaseerd op het uitgangspunt een 100 % kostendekkend tarief rioolheffingen te hanteren.

Egalisatievoorziening  Reinigingsheffingen

Volgens de voorschriften betreft dit een voorziening omdat de voeding bestaat uit middelen van derden die specifiek besteed moeten worden.

Het doel is het egaliseren van een ongelijkmatig kostenpatroon over meerdere jaren. Deze worden voorkomen door de kosten over meerdere jaren door te rekenen en het tarief daaraan te koppelen.

Voeding van de voorziening

Het saldo van de inkomsten van de reinigingsheffingen minus de kosten voor afvalverwijdering en 11,5 % van het waaivuil wordt gestort in de voorziening. Ook wordt rekening gehouden met de daadwerkelijke korting op de algemene uitkering in 2003 van het gemeentefonds voor de compensabele BTW. Indien de kosten hoger zijn dan de inkomsten wordt dit onttrokken uit de voorziening. Indien de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten wordt dit onttrokken uit de voorziening.

De gekozen systematiek is gebaseerd op het uitgangspunt een 100 % kostendekkend tarief te hanteren.

Voorziening huidige en voormalige bestuurders

De voorziening heeft tot doel om toekomstige financiële verplichtingen die hun oorzaak vinden in het heden nu reeds af te dekken. De uitgaven waarvoor de voorzien wordt, zijn pensioenrechten voormalig bestuur, wachtgeldrechten bestuurders en waardeoverdrachten bestuurders. Stortingen vinden jaarlijks plaats vanuit de exploitatie.

Voorziening Onderhoudsbijdrage begraafplaats

Verwijzend naar de verordening Begraafrechten 2012-1, dienst voor de afkoopsommen van de onderhoudsbijdrage is een voorziening “onderhoudsbijdrage begraafplaats” ingesteld om hierin de afkoopsommen voor 10 of 20 jaar te administreren. Jaarlijks vindt dan een onttrekking plaats uit deze voorziening ter dekking van de investerings- en onderhoudskosten van groenvoorzieningen, wegverhardingen en grafvoorzieningen van de algemene begraafplaats. Deze voorziening is gebaseerd op de onderhoudsplannen regulier onderhoud en groot onderhoud/investeringen.

Artikel 4.1 OVERIGE VOORZIENINGEN

De reserves en voorzieningen vallen onder de vaste passiva. Er zijn echter andere balansposten die ook voorziening worden genoemd, maar niet onder de vaste passiva vallen.

Voorbeeld hiervan zijn de voorzieningen voor dubieuze debiteuren getroffen wegens verwachte oninbaarheid van openstaande vorderingen, deze worden op de balans direct verrekend met de openstaande vorderingen (balanspost “Overige vorderingen” onder de vlottende activa).

Ander voorbeeld is de Voorziening Grondexploitatie. Indien de grondexploitatieraming een verlies laat zien, dien er een voorziening getroffen te worden. Deze voorziening wordt verrekend op de balanspost “Onderhanden werk” onder de vlottende activa.

5 BIJLAGE: BEREKENING WEERSTANDSCAPACITEIT

De onderstaande berekening is komt uit de Programbegroting 2015.

Het totaalbedrag van de risico’s wordt geraamd op € 5.350.000. Onderstaande onderdelen van de weerstandscapaciteit laten zien dat deze op voldoende hoogte is om de risico's op te vangen.

bedragen x € 1.000

2014

2015

Algemene reserve per 1 januari

3.892

3.741

Bestemmingsreserve per 1 januari

1.522

1.489

Onbenutte belastingcapaciteit

1.199

1.199

Stille reserves

3.072

3.072

Post onvoorzien

70

70

Weerstandscapaciteit

9.755

9.571

Wanneer het berekende gemiddelde OZB-tarief voor de gemeente lager is dan het percentage tot artikel 12 norm (Financiële-verhoudingswet) is er sprake van een onbenutte belastingcapaciteit. De onbenutte belastingcapaciteit in bovenstaand overzicht is overgenomen uit de begroting 2014. Bij de berekening van de stille reserves is rekening gehouden met het aangenomen amendement bij de begroting 2014.

Hoewel de weerstandscapaciteit per 2014/2015 voldoende is afgezet tegen de geraamde risico's, wordt verwacht dat de risico's toenemen gezien de decentralisatieoperatie Sociaal Domein per 2015 en dat de huidige reserves zullen afnemen. Indien deze ontwikkeling zich daadwerkelijk voordoet, kan dit (ongewenste) problemen opleveren, vandaar de in deze nota verhoogde ondergrens voor de algemene reserve van € 3,5 miljoen naar € 5 miljoen.

6 BIJLAGE: OVERZICHT RESERVES EN VOORZIENINGEN 

(stand Programbegroting 2015 inclusief eerste wijzigingen)

 

 

Waarde

Toevoeging

Onttrekking

Waarde

Rek.

Naam Reserve / Voorziening

Eind 2013

 

 

Eind 2014

nr.

 

Begin 2014

2014

2014

Begin

 

ALGEMENE RESERVE

 

 

 

 

90020

Algemene reserve

3.892.041

612.000

780.000

3.724.041

 

BESTEMMINGSRESERVES

 

 

 

 

90040

Bestemmingsreserve Projecten

64.921

0

0

64.921

90100

Stedenbouwkundige ontwikkelingen

0

0

0

0

90300

Wegen gebied Middenboulevard

62.660

10.980

0

73.640

90680

Egalisatiereserve Renteresultaat

499.999

346.730

346.730

499.999

90810

Huidig en voormalig personeel

377.485

0

38.550

338.935

90840

Van werk naar werk

280.380

410.300

0

690.680

90850

Reserve individuele loopbaan budgetten

0

56.700

 

56.700

90830

Outplacement wethouders

48.006

5.190

0

53.196

 

Voorgesteld op te heffen:

 

 

 

 

90633

Overig Wet Maatschappelijke Ondersteuning

175.753

0

0

175.753

90770

Minima en chronisch zieken

1.943

0

0

1.943

90795

Egalisatiereserve Parkeren

447.914

0

447.913

1

 

Subtotaal bestemmingsreserves

1.959.061

829.900

833.193

1.955.768

 

TOTAAL RESERVES

5.851.102

1.441.900

1.613.193

5.679.809

 

VOORZIENINGEN

 

 

 

 

90340

Onderhoudsvoorziening De Blauwe tram

173.910

52.510

52.510

173.910

90370

Onderhoudsvoorziening De School

3.810

0

0

3.810

90059

Herinrichting openbare ruimte Flemingstraat

216.508

0

0

216.508

90080

ISV gelden algemeen

163.940

0

0

163.940

90081

ISV gelden algemeen II

559.645

0

0

559.645

90083

ISV gelden milieu II

291.458

0

0

291.458

90180

Egalisatievoorziening Rioolheffingen

2.078.394

11.000

251.910

1.837.484

90260

Onderhoud gemeentelijke gebouwen

53.562

202.240

255.802

0

90270

VZ. Onderhoudsbijdrage begraafplaats

137.453

60.000

14.000

183.453

90660

Egalisatievoorziening Reinigingsheffingen

834.173

34.408

81.920

786.661

90820

Huidige en voormalige bestuurders

525.299

201.500

0

726.799

 

TOTAAL VOORZIENINGEN

5.038.152

561.658

656.142

4.943.668

 

TOTAAL GENERAAL

10.889.254

2.003.558

2.269.335

10.623.477

 

OVERIGE VORDERINGEN

 

 

 

 

Dubieuze debiteuren privaatrechtelijk

439.000

0

0

439.000

Dubieuze debiteuren belastingen

966.000

0

0

966.000

Dubieuze debiteuren sociale dienstverlening

878.000

0

0

87.800

 

ONDERHANDEN WERK

 

 

 

 

90320

Voorziening grondexploitaties

1.060.000

0

0

1.060.000

7 Bijlage: stille reserves 

Stille reserves

Het begrip ‘stille reserves’ komt niet in het Besluit Begroting en Verantwoording voor provincies en gemeenten (BBV) voor. Er zijn twee definities voor stille reserves.

  • 1.

    Het Coelo (Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden) hanteert de volgende definitie: Indien de marktwaarde van de bezittingen hoger is dan de boekwaarde op de balans is sprake van een stille reserve.

  • 2.

    Voor het bepalen van het weerstandscapaciteit is de volgende definitie van belang: Indien de marktwaarde van de bezittingen hoger is dan de boekwaarde op de balans is sprake van een stille reserve. Deze activa zijn direct verkoopbaar.

 

Voor het bepalen van de stille reserve zijn dus twee zaken van belang:

  • 1.

    de marktwaarde moet hoger dan de boekwaarde zijn en

  • 2.

    het actief (bezit) moet direct verkoopbaar zijn.

 

Balanswaarde en werkelijke waarde

In de praktijk komen de waarde op de balans en de werkelijke waarde meestal niet met elkaar overeen. Dat komt onder andere door:

  • a

    De investeringen worden afgeschreven volgens de termijnen die genoemd zijn in onze Financiële verordening 212. Deze termijnen komen overeen met de gemiddelde verwachte economische levensduur. Elk jaar wordt, overeenkomstig de voorschriften van het BBV, hetzelfde bedrag afgeschreven. Het kan echter voorkomen dat de werkelijke levensduur langer of korter is dan de verwachte levensduur, dan komt de waarde op de balans niet overeen met de werkelijke waarde.

  • b.

    Bijdragen van derden mochten in het verleden op de investering in mindering worden gebracht. Daardoor krijgt de investering op de balans een lagere waarde dan hij in werkelijkheid heeft.

  • c.

    Op investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut mogen aanwendingen uit de reserves op de investering in mindering worden gebracht. Ook daardoor krijgt de investering op de balans een lagere waarde dan hij in werkelijkheid heeft.

 

In deze gevallen kan er volgens de eerste definitie dus sprake zijn van een stille reserve.

 

Aandelen en erfpacht(grond)

Vooralsnog zijn er geen waarden opgenomen in de gemeentelijke balans van de in erfpacht uitgegeven gronden en van de aandelen ENECO en BNG.

 

Gebouwen

Gebouwen zijn niet direct verkoopbaar als ze een belangrijke maatschappelijke functie of een belangrijke taak in de gemeentelijke bedrijfsvoering vervullen. Deze gebouwen worden dan ook niet meegenomen in de berekening van de stille reserve. Voor de verkoopbare gebouwen wordt als marktwaarde de WOZ-waarde 2013 gehanteerd.

Soort activa

Boekwaarde 1-1-2014

WOZ waarde

Stille reserve

Opmerking

Raadhuis

2.953.030

2.956.000

0

Gemeentelijke bedrijfsvoering

Remise

13.695

1.584.000

0

Gemeentelijke bedrijfsvoering

Gebouw de Golf

2.980.535

4.587.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Zandvoorts Museum

38.195

342.000

303.805

Grond en opstal

Volkstuinen, Duinpieperpad 2

0

157.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Teellandjes, Duinpieperpad 2 /01 - 11

0

13.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Brandweerkazerne , Duinstraat 5

0

444.000

444.000

Grond en opstal

Bovenwoning, Duinstraat 7

0

221.000

221.000

Grond en opstal

Clubgebouw Hockey, Duintjesveldweg 1

0

580.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Korversporthal, Duintjesveldweg 1A

0

1.890.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Clubhuis, Duintjesveldweg 5

0

203.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Clubgebouw en terrein, Duintjesveldweg 7

0

1.314.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Clubhuis scouting, Duintjesveldweg 9

0

164.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Clubhuis postduiven, Duintjesveldweg 11

0

114.000

0

Belangrijke maatsch. functie

De Krocht, Grote Krocht 41

0

295.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Clubhuis Scouting, Heimansstraat 27

0

296.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Benedenwoning, Hogeweg 35

0

162.000

162.000

Grond en opstal

Garagebox, Hogeweg 35 A

0

32.000

32.000

Grond en opstal

8 tuinen, Keesomstraat

0

76.000

76.000

Grond

Voorm. Mariaschool, Koninginneweg 1

0

343.000

343.000

opstal en grond

11 tuinen, Prof. Zeemanstraat

0

268.000

268.000

Grond

Museum, EHBO, Strandweg 2 , de Rotonde

0

371.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Clubhuis, Thomsonstraat 3

0

193.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Opslag reddingsbrigade, Thorbeckestraat 6

0

205.000

0

Belangrijke maatsch. functie

Woning, Tollensstraat 2

0

644.000

644.000

Grond en opstal

Woning, Tolweg 10

0

234.000

234.000

Grond en opstal

Opslag, Tolweg 10A

0

123.000

123.000

Grond en opstal

Opslag, Tolweg naast 10

0

222.000

222.000

Grond en opstal

Totale stille reserve

 

 

3.072.805

 

8 BIJLAGE: ONBENUTTE BELASTINGCAPACITEIT

De onderstaande berekening komt uit de Programbegroting 2014.

Onbenutte belastingcapaciteit

Wanneer het berekende gemiddelde OZB-tarief voor de gemeente lager is dan het percentage voor toelating tot artikel 12 Financiële-verhoudingswet is er in principe sprake van een onbenutte belastingcapaciteit, immers een verhoging van het OZB-percentage zal nodig zijn om voor een aanvullende uitkering in aanmerking te komen. In onderstaande tabel is bij benadering aangegeven welke opbrengst deze verhoging genereert. Er is gekozen om het verschil in percentage te vermenigvuldigen met de WOZ-waarde van de woningen + de WOZ-waarde van de niet-woningen. Bij een daadwerkelijke aanvraag zal een meer nauwkeurige berekening aan de orde zijn.

OZB-percentage van de WOZ-waarde voor toelating art.12

0,1540%

Werkelijk gewogen % WOZ-waarde gemeente

0,1014%

Verschil

0,0526%

Onbenutte belastingcapaciteit

1.674.984

 

De bovenstaande onbenutte belastingcapaciteit is gebaseerd op 2013. Voor begrotingsjaar 2014 is gekozen voor een inschatting door de stijging in OZB van deze onbenutte ruimte af te trekken.

 

Onbenutte belastingcapaciteit 2013

€ 1.674.984

Verhoging OZB in dekkingsvoorstel

€ 476.000

Onbenutte belastingcapaciteit 2014

€ 1.198.984