Reglement van orde gemeenteraad Zandvoort 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde gemeenteraad Zandvoort 2018

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het initiatief raadsvoorstel van de voorzitter van de raad, nr. 2017/06/001086; Wijziging verordeningen voor ambtelijke samenwerking;

overwegende dat de verordening toepasbaar moet zijn na ambtelijke samenwerking van de gemeenten Zandvoort en Haarlem;

gelet op artikelen 16, 82, 84 en 147 lid 1 van de Gemeentewet;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

REGLEMENT VAN ORDE GEMEENTERAAD ZANDVOORT 2018.

1 DE VERORDENING

1.1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de (plaatsvervangende) voorzitter van een bijeenkomst van de raad, een commissie of het presidium.

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring voor een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: een voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • g.

    interpellatie: een verzoek om mondelinge vragen te mogen stellen in de raad over niet geagendeerde onderwerpen;

  • h.

    raad: de gemeenteraad van Zandvoort;

  • i.

    buitengewoon lid: een door de fractie aangewezen ondersteunend lid;

  • j.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;

  • k.

    vergadering: een raadsvergadering of een vergadering van een commissie of het presidium.

  • l.

    raadscommissie: een door de raad ingestelde commissie op grond van artikel 82 van de Gemeentewet;

  • m.

    oproep: een uitnodiging voor een vergadering;

  • n.

    besluitenlijst: overzicht van raadsbesluiten.

Artikel 2 De voorzitters

De voorzitters zijn belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement de voorzitter verder opdraagt

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in de raadsvergadering aanwezig.

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3. De griffier, de plaatsvervangend griffier of de griffiemedewerker is in een commissievergadering aanwezig.

  • 4. De griffier, de plaatsvervangend griffier of de griffiemedewerker kan alleen op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

  • 5. De burgemeester kan de griffier de plaatsvervangend griffier of de griffiemedewerker opdragen de stukken die van de raad uitgaan te ondertekenen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in een vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters. De voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.

  • 3. Elke fractievoorzitter kan een raadslid aanwijzen, dat hem bij afwezigheid in het presidium en het seniorenconvent vervangt.

  • 4. Elke fractievoorzitter of zijn vervanger hebben één stem in het presidium.

  • 5. De griffier of zijn vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 6. De voorzitter kan voorstellen de secretaris en/of anderen uit te nodigen in het presidium.

  • 7. Het presidium komt bijeen op verzoek van de voorzitter of een lid van het presidium.

  • 8. Het presidium heeft de volgende taken en bevoegdheden:

    • a.

      Het bespreken van interne en procedurele aangelegenheden van de raad;

    • b.

      Het bespreken van procedurele aangelegenheden in de relatie met het college en de burgemeester;

    • c.

      Het geven van aanbevelingen en het doen van voorstellen aan de raad over de organisatie en het functioneren van de raad en de raadscommissies;

    • d.

      Het besluiten over interne en procedurele aangelegenheden van beperkte aard en omvang, waarin dit Reglement of andere regelingen niet of onvoldoende in voorzien;

    • e.

      Het vaststellen van het zitplaatsenplan van de raadsvergaderingen en het jaarlijkse vergaderrooster

  • 9. Het presidium functioneert ook als seniorenconvent voor de bespreking van vertrouwelijke aangelegenheden die niet (direct) tot besluitvorming door de raad leiden.

  • 10. Het seniorenconvent besluit per aangelegenheid als bedoeld in het vorige lid of de uitkomst van die bespreking vertrouwelijk met de fractie kan worden gedeeld.

  • 11. Het presidium vergadert in de regel in het openbaar. Het seniorenconvent vergadert in beslotenheid.

Artikel 6 De agendacommissie

  • 1. De raad heeft een agendacommissie.

  • 2. De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad en de voorzitters van de raadscommissies.

  • 3. De agendacommissie vergadert in elkaars aanwezigheid of overlegt via digitale communicatiemiddelen.

  • 4. De griffier of zijn vervanger is in elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, tenzij via digitale communicatiemiddelen wordt overlegd.

  • 5. De voorzitter van de raad is voorzitter van de agendacommissie.

  • 6. De leden van de agendacommissie hebben elk één stem in de agendacommissie. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

  • 7. De agendacommissie heeft tot taak het voorlopig vaststellen van de agenda van de vergaderingen en het bewaken van de lange termijnagenda

  • 8. De agendacommissie kan op niet-inhoudelijke gronden van (initiatief)voorstellen of onderwerpen oordelen dat zij niet geagendeerd worden. De agendacommissie deelt dit gemotiveerd mee aan de indiener van het voorstel of onderwerp.

Artikel 7 Overleg

Het presidium en de agendacommissie hebben naar behoefte gezamenlijk overleg.

1.2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES

Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming

  • 1. De raad stelt een commissie van drie raadsleden in voor de toelating van nieuwe raadsleden of de benoeming van een wethouder, een buitengewoon lid of een lid van de Rekenkamer. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde raadsleden en het proces-verbaal van het (centraal) stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten raadsleden op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd raadslid op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder, een buitengewoon lid of een lid van de Rekenkamer wordt overeenkomstig het eerste lid door de commissie onderzocht of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 9 Fracties

  • 1. De raadsleden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één raadslid verkozen, dan wordt dit raadslid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Indien:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Met de onder lid 4 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Artikel 10 Buitengewone leden

  • 1. Op voordracht van een fractie kan de raad per fractie maximaal twee buitengewone leden benoemen.

  • 2. Een buitengewoon lid, dat wordt voorgedragen door een fractie, dient tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van die fractie.

  • 3. De artikelen 10 tot en met 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een buitengewoon lid.

  • 4. Een buitengewoon lid kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de raad.

  • 5. Buitengewone leden kunnen deelnemen aan vergaderingen van de raadscommissies, kunnen lid zijn van de accountantscommissie, kunnen schriftelijke vragen stellen en mondelinge vragen in de raadscommissie. Zij hebben recht op ambtelijke bijstand.

1.3 RAADSCOMMISSIES

Artikel 11 Raadscommissie

  • 1. De raad stelt een raadscommissie in.

  • 2. De te bespreken onderwerpen in de raadscommissie worden onderverdeeld in:

    • a.

      Bestuur en Middelen

    • b.

      Ruimte en Economie

    • c.

      Samenleving

  • 3. Onder Bestuur en Middelen vallen alle onderwerpen waarbij het zwaartepunt ligt op het gebied van financiën, veiligheid en handhaving en bestuursaangelegenheden.

  • 4. Onder Ruimte en Economie vallen alle onderwerpen waarbij het zwaartepunt ligt op ruimtelijke inrichting, wonen, leefomgeving, toerisme en economie en verkeer en parkeren.

  • 5. Onder Samenleving vallen alle onderwerpen waarbij het zwaartepunt ligt op zorg en maatschappelijke ondersteuning, werk, onderwijs, sport en cultuur.

  • 6. De raadscommissie heeft de volgende algemene taken:

    • a.

      het onderling uitwisselen van informatie en meningsvorming over geagendeerde onderwerpen;

    • b.

      de raad adviseren over een geagendeerd voorstel of onderwerp;

    • c.

      overleg met de burgemeester en de wethouders;

    • d.

      het bieden van de mogelijkheid aan derden om inbreng te leveren.

  • 7. Indien een onderwerp meerdere commissies aangaat, bepaalt de agendacommissie in welke commissie het onderwerp wordt besproken of dat het in een gezamenlijke vergadering van twee of meer commissies wordt besproken.

  • 8. Aan iedere commissievergadering kunnen maximaal twee personen per fractie deelnemen, waarvan per onderwerp maximaal één buitengewoon lid. Per fractie voert zoveel mogelijk één persoon het woord per agendapunt. Het is toegestaan om in de commissievergadering tussentijds per onderwerp te wisselen van personen.

  • 9. Voor het vaste agendapunt Mededelingen van en vragen aan het college dienen de vragen minimaal 2 dagen voor de vergadering te zijn gemeld bij het college en de griffie.

  • 10. De raad benoemt uit zijn midden vaste voorzitters voor de raadscommissie. De voorzitters vervangen elkaar. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie, die hij voorzit.

  • 11. Beslissingen in de raadscommissies betreffen uitsluitend de orde van de vergadering en het opleggen van geheimhouding.

1.4 VERGADERINGEN

1.4.1 TIJDSTIP VAN VERGADEREN; VOORBEREIDINGEN; INHOUD

Artikel 12 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen vinden plaats volgens een door het presidium vastgesteld vergaderrooster en worden gehouden in het raadhuis.

    Het vergaderrooster wordt voor het begin van elk kalenderjaar vastgesteld.

  • 2. Bij het vaststellen van het vergaderrooster wordt met het volgende rekening gehouden:

    • -

      De commissievergaderingen vinden in de regel plaats in de tweede week van de maand op dinsdag en woensdag.

    • -

      De raadsvergadering vindt in de regel plaats in de vierde week van de maand.

    • -

      In de regel is de woensdag na de raadsvergadering en de donderdag na de commissievergadering een reservedatum voor vergaderingen of andere bijeenkomsten.

  • 3. De vergaderingen beginnen in de regel om 20.00 uur

  • 4. De voorzitter van de raad of een raadscommissie kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij overlegt hierover in de agendacommissie en/of met de griffie(r).

Artikel 13 Oproep

  • 1. De voorzitter van de raad zendt tenminste 7 dagen voor een vergadering aan de raadsleden een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. De voorzitters van de raadscommissies zenden in de regel 14 dagen voor een vergadering aan de raadsleden en de buitengewone leden een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. De agendacommissie beoordeelt incidentele uitzonderingen op de termijn van 14 dagen.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25 eerste en tweede lid, en artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden gelijk met de schriftelijke oproep aan de raadsleden en buitengewone leden ter beschikking gesteld.

  • 3. In spoedeisende gevallen mag de voorzitter van de in lid 1 gestelde termijn afwijken. In spoedeisende gevallen zendt de voorzitter ten minste 48 uur voor een vergadering aan de raadsleden en de buitengewone leden een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

Artikel 14 Agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van de raad of een raadscommissie na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de raadsleden en buitengewone leden ter beschikking gesteld.

  • 2. Bij aanvang van een vergadering stellen de raadsleden en/of buitengewone leden de agenda vast. Op voorstel van een raadslid, een buitengewoon lid of de voorzitter kunnen bij vaststelling van de agenda punten worden toegevoegd, van de agenda worden afgevoerd of kan de volgorde van behandeling van agendapunten worden gewijzigd.

  • 3. Wanneer de raadsleden en/of buitengewone leden een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid achten, kunnen zij het onderwerp verwijzen naar een volgende vergadering of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 15 Inbreng onderwerpen door derden

  • 1. Anderen dan het college, raadsleden, buitengewone leden en de griffier kunnen onderwerpen inbrengen voor plaatsing op de agenda van een raadscommissie.

  • 2. Onderwerpen die niet kunnen worden ingebracht, zijn:

    • a.

      Een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      Benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      Een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3. Degene die een onderwerp wil inbrengen zoals omschreven in lid 1 meldt dit tenminste vier weken voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij tenminste zijn naam, (email)adres en telefoonnummer en het onderwerp plus een toelichting daarop en het beoogde doel van de bespreking. De agendacommissie en griffier bepalen de wijze van voorbereiding van een door derden ingebracht onderwerp.

Artikel 16 Ter beschikking stellen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijk met het verzenden van de schriftelijke oproep aan een ieder ter beschikking gesteld. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter beschikking worden gesteld, wordt hiervan mededeling gedaan aan de raadsleden en buitengewone leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter beschikking gesteld stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien op stukken op grond van artikel 25, 55 of 86 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden deze stukken in afwijking van het eerste lid door de griffie(r) uitsluitend aan raadsleden en/of buitengewone leden ter beschikking gesteld.

Artikel 17 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      De datum, aanvangstijd, plaats en de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      De wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

1.4.2 ORDE VAN DE VERGADERINGEN

Artikel 18 Presentielijst

  • 1. Bij binnenkomst in de vergaderzaal voor de raadsvergadering tekent ieder raadslid de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2. Bij binnenkomst in de vergaderzaal voor een vergadering van een raadscommissie tekent het namens een fractie aanwezige buitengewoon lid de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 19 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de raadsleden en de griffier hebben een vaste zitplaats in de raadsvergadering, door het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan het presidium de indeling herzien.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 20 Opening raadsvergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de raadsvergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal raadsleden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal aanwezigen is, bepaalt de voorzitter dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 21 Samenvattend verslag, besluitenlijst en raadscommissieadvies

  • 1. De griffier draagt zorg voor een samenvattend verslag en besluitenlijst van de raadsvergadering. Van de raadscommissievergaderingen worden in principe alleen audioverslagen gemaakt. De agendacommissie kan bepalen dat van een raadscommissievergadering een samenvattend verslag wordt gemaakt. Van onderwerpen die in beslotenheid worden behandeld dient altijd schriftelijke verslaglegging plaats te vinden.

  • 2. Het conceptverslag van de vergaderingen genoemd in lid 1 wordt, zo mogelijk, aan de raadsleden en buitengewone leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het conceptverslag wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord hebben gevoerd, toegezonden.

  • 3. De raadsleden, voorzitter, wethouders en griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient schriftelijk en tenminste één dag voor aanvang van de vergadering bij de griffie(r) te worden ingediend.

  • 4. Het samenvattende verslag bevat:

    • a.

      de namen van de voorzitter, griffier, wethouders, de ter vergadering aanwezige en afwezige raadsleden en overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de raadsleden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de raadsleden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie op grond van artikel 27 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;

    • g.

      de namen van de aanwezige raadsleden, buitengewone leden en ambtelijke ondersteuning op de publieke tribune bij een vergadering met gesloten deuren overeenkomstig artikel 23 van de Gemeentewet.

  • 5. Het samenvattende verslag wordt in een volgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de griffier worden ondertekend.

  • 6. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing op de website van de gemeente.

  • 7. De commissiegriffier draagt zorg voor een advies van de raadscommissie over een voorstel aan de raad. In het advies wordt aangegeven namens welke fracties het advies wordt gegeven; van verdeelde standpunten wordt melding gemaakt.

Artikel 22 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de raadsleden en buitengewone leden ter beschikking gesteld.

  • 2. De raad stelt op voorstel van de voorzitter en de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 23 Spreekrecht burgers en spreektijd

  • 1. In de vergaderingen van de raadscommissies mogen aanwezigen op de publieke tribune het woord voeren, maar niet over agendapunten over de interne en/of procedurele gang van zaken, niet over mededelingen en ook niet over rondvraagpunten. Zij kunnen het woord voeren over raadsvoorstellen en overige stukken die geagendeerd zijn.

  • 2. Ook kunnen aanwezigen op de publieke tribune het woord voeren over niet geagendeerde onderwerpen, indien zij minimaal 24 uur voor aanvang van de commissievergadering het onderwerp waarover zij willen inspreken bij de griffie hebben aangemeld. Er worden in principe maximaal drie insprekers met niet geagendeerde onderwerpen in één bijeenkomst toegelaten.

  • 3. Artikel 15 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Afhankelijk van de totaal beschikbare tijd kan de voorzitter, een raadslid of een buitengewoon lid een voorstel doen over de spreektijd of aantal spreektermijnen van de aanwezigen.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem voor de rest van de vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 2. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 3. Tijdens de vergadering is het gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk maken op de orde van de vergadering niet toegestaan.

Artikel 25 beraadslaging

  • 1. De raad of een raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter, een raadslid of een buitengewoon lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een raadslid of op voorstel van de raadsvoorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen om het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3. Afhankelijk van de totaal beschikbare tijd kan de voorzitter, een raadslid of een buitengewoon lid een voorstel doen over de spreektijd of aantal spreektermijnen per onderwerp.

Artikel 26 Deelname aan beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat naast de aanwezige leden van de raad en het college ook de griffier, de secretaris en/of de raadsvoorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. De raadscommissie kan bepalen dat naast de aanwezige (buitengewone) leden van de raad en het college de griffier, de secretaris, de raadsvoorzitter en uitgenodigde belanghebbenden deelnemen aan de beraadslaging.

  • 3. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad of de raadscommissie genomen voordat de beraadslaging over het aan de orde zijnde agendapunt begint.

  • 4. Indieners van een onderwerp bedoeld in artikel 15 worden altijd uitgenodigd in de raadscommissievergadering aanwezig te zijn.

Artikel 27 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad of een raadscommissie anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging over een onderwerp of voorstel in de raadscommissie is gesloten, formuleert de voorzitter een conclusie over de voortgang of afwikkeling daarvan.

  • 3. Nadat de beraadslaging over een voorstel in de raad is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 4. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de raadsvoorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

1.4.3 PROCEDURES BIJ STEMMINGEN IN DE RAADSVERGADERING

Artikel 28 Stemverklaring

Na de stemming heeft ieder raadslid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 29 Primus bij hoofdelijke stemming

Bij het begin van de raadsvergadering deelt de voorzitter mee bij welk raadslid de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daarvoor wordt bij loting een volgnummer van een alfabetische lijst met namen aangewezen; bij het daar genoemde raadslid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 30 Hoofdelijke stemming

  • 1. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter of de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het raadslid dat daarvoor overeenkomstig artikel 21 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van een alfabetische lijst met namen.

  • 2. De raadsleden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 3. Heeft een raadslid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende raadslid gestemd heeft. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 4. Als geen hoofdelijke stemming wordt gevraagd, vindt stemming plaats door handopsteking.

  • 5. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en meldt het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 32 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

  • 2. leder raadslid dat de presentielijst heeft getekend en zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Voor ieder te benoemen persoon vindt een afzonderlijke stemming plaats. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. De benoeming van een wethouder geschiedt op grond van een aanbeveling in de zin van de artikelen 28, 29 en 31 van de Gemeentewet.

  • 5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal raadsleden dat volgens het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen op grond van artikel 31 lid 3 Gemeentewet, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

1.5 RECHTEN VAN LEDEN

Artikel 34 Amendementen

  • 1. leder raadslid kan in de raadsvergadering tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door raadsleden, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. leder raadslid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een raadslid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Moties

  • 1. leder raadslid kan in de raadsvergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen warden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Voorstel van orde en persoonlijk feit

  • 1. De voorzitter, een raadslid of een buitengewoon lid kunnen tijdens een vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslissen de aanwezigen in de vergadering of de raad terstond.

  • 4. Elk raadslid of buitengewoon lid kan op elk moment het woord vragen vanwege een persoonlijk feit. De voorzitter verleent het woord voor een persoonlijk feit niet dan na een voorlopige aanduiding van dat feit. De beslissing of iets een persoonlijk feit vormt, berust bij de voorzitter.

Artikel 37 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk via de griffier bij de agendacommissie worden ingediend. De griffie brengt de inhoud van het voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van de raadsvoorzitter en de overige raadsleden, de buitengewone leden en de wethouders.

  • 2. De agendacommissie beslist over het plaatsen van het voorstel op de agenda van een vergadering.

  • 3. Bij de vaststelling van de agenda in de vergadering, ongeacht of daarop een ingediend initiatiefvoorstel is geplaatst, kan op verzoek van een raadslid de behandeling van het initiatiefvoorstel in stemming worden gebracht; er wordt niet tot (aparte) behandeling overgegaan als de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel door de orde van de vergadering samen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een andere vergadering.

    • c.

      het college eerst gevraagd wordt schriftelijk te adviseren over het voorstel. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 38 Raadsvoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van een vergadering, kan in overleg met de aanwezigen in de vergadering worden teruggenomen door of teruggegeven aan het college.

  • 2. Indien de raad oordeelt dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke raadsvergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 39 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt ten minste 32 uur voor aanvang van een raadsvergadering via de griffier schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat sprake is van een spoedeisend geval. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en de te stellen vragen.

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders. Na indiening van het verzoek tot interpellatie zal bij de vaststelling van de agenda in de eerstvolgende raadsvergadering het verzoek in stemming worden gebracht. De raad willigt het verzoek tot het houden van een interpellatie in, indien het verzoek wordt gesteund door minimaal vier leden. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen worden van een toelichting voorzien. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats nadat de vragen zijn binnengekomen en in ieder geval binnen dertig dagen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis en geeft de termijn aan, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.

  • 4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden.

Artikel 41 Vragen en inlichtingen

Het bepaalde in artikel 39 en 40 geldt als nadere regeling van de artikelen 155, 169 derde lid en 180 derde lid van de Gemeentewet, naast de mogelijkheden tot het stellen en behandelen van vragen en het verkrijgen van inlichtingen in de vergaderingen.

Artikel 42 Procedure begroting en jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de agendacommissie vaststelt.

Artikel 43 Facultatief behandelprocedure vaststellen

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet en in dit Reglement van orde kan de agendacommissie voor het behandelen van onderwerpen een procedure vaststellen.

1.6 LIDMAATSCHAP VAN OPENBARE ORGANEN EN ORGANISATIES

Artikel 44 Verslag en verantwoording

  • 1. Een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Als de raad hierover een discussie wenst, kan de voorzitter hiervoor verwijzen naar een andere vergadering.

  • 2. leder raadslid kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen. Artikel 40 is hierop van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een raadslid een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. Artikel 41 is hierop van overeenkomstige toepassing.

1.7 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 45 Algemeen

Op een besloten vergadering van de raad, een raadscommissie, het presidium en het seniorenconvent zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 46 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering wordt uitsluitend aan raadsleden en buitengewone leden ter beschikking gesteld.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 47 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad, raadscommissie of de burgemeester overeenkomstig artikel 25 of 86 van de Gemeentewet of voor de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 48 Opheffen geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25 derde en vierde lid, artikel 55 tweede en derde lid of artikel 86 tweede en derde lid van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

1.8 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 49 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

1.9 ADVIESCOMMISSIE

Artikel 51 Adviescommissie

  • 1. De raad stelt een adviescommissie in, bestaande uit externe deskundigen, die op diverse beleidsterreinen kan worden ingezet, waaronder in ieder geval dat van de ruimtelijke ordening.

  • 2. De samenstelling, werkwijze en vergoeding van de hoorcommissie worden bij afzonderlijke verordening geregeld.

  • 3. De werkzaamheden van de adviescommissie monden uit in een schriftelijk advies aan de raad, waarin wordt vermeld welke zienswijzen zijn binnengekomen, welke zienswijzen ontvankelijk zijn, een samenvatting van de ontvankelijke zienswijzen, een advies over de zienswijzen en een eventueel voorstel tot aanpassing van het ontwerpbesluit. Van deze opzet kan, afhankelijk van het beleidsterrein en het onderwerp, worden afgeweken.

1.10 ACCOUNTANTSCOMMISSIE

Artikel 52 Accountantscommissie

  • 1. De raad stelt een accountantscommissie in, bestaande uit minimaal 3 en maximaal 5 raadsleden en/of buitengewone leden.

  • 2. De accountantscommissie is belast met en bevoegd tot:

    • a.

      het adviseren aan de raad over opdrachtverlening van de accountantscontrole aan een externe accountant, en de beëindiging of verlenging daarvan; zij verzorgt ook de procedure van werving en selectie;

    • b.

      het doen van voorstellen over (wijzigingen in) de Controleverordening, het Controleprotocol en andere met de accountantscontrole verband houdende stukken;

    • c.

      het aandragen van onderzoeksonderwerpen voor de controle door de externe accountant;

    • d.

      overleg met de accountant en overleg met de ambtelijke organisatie; indien de commissie ambtenaren uitnodigt informeert zij het college hierover;

    • e.

      het adviseren van de raad ter voorbereiding op de besluitvorming, in ieder geval over de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 3. De commissie wijst uit haar midden een lid aan tot voorzitter.

  • 4. De commissie vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden dit aan de voorzitter vragen.

  • 5. De commissie kan advies inwinnen bij een extern deskundige.

  • 6. Het secretariaat van de accountantscommissie wordt uitgevoerd door de griffie.

1.11 SLOTBEPALINGEN

Artikel 53 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement tijdens een vergadering beslist de raad of de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 54 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Het Reglement van Orde 2016 vastgesteld bij raadsbesluit van 24 mei 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als Reglement van Orde 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 november 2017.

de griffier,

de voorzitter,

2 TOELICHTING OP DE VERORDENING

2.1 ALGEMEEN

De Gemeentewet schrijft voor dat de gemeenteraad een Reglement van Orde voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden vaststelt. De basis, waarvoor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het model levert, verandert over het algemeen niet veel, behalve op het punt wijze waarop de raad zijn vergaderingen, adviescommissies en ondersteuning door buitengewone leden inricht.

Het Reglement van Orde is sinds de invoering van het dualisme in 2002 een aantal malen aangepast. In 2011 is ervoor gekozen om het Reglement van Orde en de Verordening op de raadscommissies samen te voegen in een nieuw Reglement van Orde, omdat het klassieke model met commissies toen werd vervangen door een structuur die gebaseerd was op de beleidscyclus informeren - debatteren - besluiten.

Na ervaring te hebben opgedaan met deze wijze van vergaderen heeft de raad op 24 juni 2014 besloten om de vergaderstructuur te wijzigen in een stelsel met één raadsvergadering en drie commissievergaderingen per maand. Naast verruiming van de mogelijkheden om onderwerpen uitgebreider en dieper in de vakcommissies te bespreken, wil de raad hiermee ook de inbreng van anderen en de regionale afstemming verbeteren.

Het presidium heeft op 23 november en 2 december 2015 het vergaderen van de raad en raadscommissies sinds het besluit van juni 2014 in aanwezigheid van de leden van de agendacommissie besproken. De daaruit voortvloeiende wijzigingen zijn verwerkt in deze verordening en hebben onder andere betrekking op het stemmen over personen, het aantal commissievoorzitters, de spreektijd en een verduidelijking van de aanwezigheid en wisseling van buitengewone leden in een commissievergadering.

In 2014 zijn de wijzigingen doorgevoerd waarover de raad op 24 juni 2014 heeft besloten. De aanpassingen betroffen onder andere het stelsel met een raadsvergadering en drie raadscommissies, het aantal buitengewone leden, de instelling van de accountantscommissie en de verduidelijking van de rol van het presidium.

2.2 DE WIJZIGINGEN IN 2016

Door de wijziging in de Gemeentewet per 1 februari 2016 kan de raad de burgemeester toestaan om het ondertekenen van stukken die van de raad uitgaan op te dragen aan de griffier of een medewerker van de griffie. Dit moet dan wel geregeld worden en is opgenomen in de verordening in artikel 3 lid 5 van het reglement.

Voor de agendacommissie is de mogelijkheid van overleg via digitale communicatiemiddelen vastgelegd in artikel 6.

De regeling voor een raadscommissie in artikel 11 is aangepast aan de gewenste praktijksituatie met maximaal twee vergaderavonden en een herkenbare onderverdeling van de te behandelen onderwerpen in "Bestuur en Middelen", "Ruimte en Economie" en "Samenleving"

Stemming over personen kan alleen via een stembriefje en niet meer bij acclamatie en duidelijker verwoord in artikel 32.

Dat geheimhouding ook van toepassing is op het presidium en seniorenconvent, is duidelijker opgenomen in de artikelen 45 en 47,

2.3 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

In het onderstaande wordt onder meer ingegaan op de aanpassingen ten opzichte van het Reglement uit 2014.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In 2014 zijn de definities van 'voorzitter' en 'vergaderingen' aangepast aan het gegeven dat in dit Reglement meerdere typen bijeenkomsten worden beschreven: die van de raad, de raadscommissies, de agendacommissie, het presidium en de accountantscommissie. Het begrip tesluitenlijst is toegespitst op de raadsvergadering, omdat dit het enige orgaan is dat besluiten kan nemen. De vakcommissies die werden ingesteld kregen de aanduiding 'raadscommissie', met een verwijzing naar het artikel uit de Gemeentewet, waarop ze zijn gebaseerd. Dit om ze te onderscheiden van het algemene begrip 'commissie', dat ook in dit Reglement wordt gebruikt.

Artikel 2 De voorzitters

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125 tweede lid van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77 eerste lid is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester, tenzij de raad een plaatsvervanger heeft aangewezen, zoals in Zandvoort is gebeurd.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. In de praktijk kan er voor worden gekozen om de burgemeester dan niet tegelijkertijd het voorzitterschap te laten vervullen. In de praktijk neemt de plaatsvervanger het voorzitterschap tijdelijk over op verzoek van de voorzitter als hij zijn rol als portefeuillehouder in de raadsvergadering inneemt.

Artikel 3 De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 en 107 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d eerste lid). Rechtspositionele bepalingen voor de griffier zijn verwerkt in de Verordening ondersteuning gemeenteraad. Ook de taken van de griffier zijn hierin uitgewerkt.

Toegevoegd is hier de gewenste aanwezigheid van de griffier of een plaatsvervanger bij de bijeenkomsten van de raadscommissies.

Nieuw is lid 5 waarin de burgemeester de griffier en kan opdragen om de stukken die van de raad uitgaan te ondertekenen. Dit is een nieuwe mogelijkheid die artikel 32a lid 2 van de Gemeentewet geeft en vanaf 1 februari jl. van kracht is geworden.

Art 32a lid 2 Gemeentewet

De raad kan de burgemeester toestaan de ondertekening op te dragen aan de griffier of aan een of meer andere bij de griffie werkzame ambtenaren. In dat geval blijft medeondertekening achterwege.

Artikel 4 De secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het begeleiden van de ambtelijke organisatie. Voor die twee taken kan het wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Zo kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.

Artikel 5 Het presidium

De raad voelde in 2014 de behoefte om de rol van het presidium te verduidelijken. Uitgangspunt is dat het delen van meningen en het nemen van besluiten plaatsvinden in de openbare raadsvergadering. Maar niet alle interne en procedurele raadsaangelegenheden hoeven daar aan bod te komen.

In plaats van de compacte beschrijving:

"Het presidium heeft tot doel interne aangelegenheden van de raad alsmede vertrouwelijke aangelegenheden die nog niet tot besluitvorming leiden te bespreken."

is in lid 8 in vijf onderdelen de positie van het presidium uiteengezet. Naast het bespreken van procedurele zaken staat ook genoemd het doen van voorstellen aan de raad en het besluiten over het vergaderrooster, het zitplaatsenplan en over "interne en procedurele raadsaangelegenheden van beperkte aard en omvang". Wat dit laatste is, kan het presidium zelf beoordelen. Het voordeel van deze passage is dat er voor kleine zaken die in het Reglement niet voldoende helder zijn geregeld geen raadsvoorstel hoeft te worden gemaakt om tot een besluit te komen. In lid 9 is de rol als 'vertrouwensorgaan' apart benoemd; in lid 10 staat een bepaling over het doorgeven van vertrouwelijke informatie aan de rest van de fractie. Lid 11 benoemt de openbaarheid van de presidium bijeenkomst en de beslotenheid van de bijeenkomsten van het seniorenconvent.

Artikel 6 De agendacommissie

De bepaling in het reglement van orde regelt de instelling, samenstelling en taak van de agendacommissie. De agendacommissie vervult een belangrijke (coordinerende) rol bij de agendering van zaken. De agendacommissie stelt de agenda's van de vergaderingen voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van de vergaderingen geschiedt bij de aanvang van de vergadering. Nieuw toegevoegd is de digitale mogelijkheid van overleggen, omdat dit beter recht doet aan de praktijk.

Artikel 7 Overleg

In artikel 7 is voorzien in de mogelijkheid voor overleg tussen presidium en agendacommissie. De richtlijn in deze toelichting om twee maal per jaar gezamenlijk te vergaderen is vervallen op grond van praktijkervaring.

Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

Tegelijk met de mededeling dat een raadslid zijn benoeming aanneemt worden aan de raad stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als raadslid toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met de openbare betrekkingen die hij bekleedt, een uittrekstel uit de Basisregistratie personen (Brp) met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum, en (indien niet Nederlander) stukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 10 lid 2 Gemeentewet (artikel V3 Kieswet). De Kieswet eist in artikel V4 niet dat het onderzoek van de geloofsbrieven in een openbare vergadering moet gebeuren. Het kan ook voorafgaand aan een vergadering. De Kieswet bepaalt dat de wijze van onderzoek geregeld wordt in het Reglement van Orde. Bij het onderzoek zal ook de gedragscode (artikel 15 derde lid Gemeentewet) betrokken worden. In deze code zijn onder meer bepalingen opgenomen over al dan niet toegestane nevenfuncties. De commissie die de geloofsbrieven onderzoekt, brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Deze beslissing wordt gebaseerd op het resultaat van het onderzoek van de geloofsbrieven. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.

Het eerste en vijfde lid geven invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikelen 36a, 36b, 41b en 41c). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.

Overeenkomstig is hier nu ook opgenomen: "een buitengewoon lid of een lid van de Rekenkamer", omdat dit Reglement respectievelijk de Gemeentewet ook eisen stellen aan deze functionarissen. Ook deze moeten door de raad onderzocht kunnen worden.

Artikel 9 Fracties

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe raad na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat raadsleden de raad verlaten. Dan vindt een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee. Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel 'hoort' dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Door deze bepalingen heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit over nemen. Een mededeling aan de voorzitter van de raad is voldoende. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.

Artikel 10 Buitengewone leden

Buitengewone leden kunnen alleen door de fracties worden voorgedragen. Zij ondersteunen de raadsleden. In lid 2 is gesteld dat zij op de kandidatenlijst moeten hebben gestaan van de partij, die/fractie, die hen voordraagt.

Het benoemen van buitengewone leden is bedoeld om de kleine fracties te ontlasten. Ook wordt het gebruikt worden om niet gekozen kandidaten kennis te laten maken met het werk van raadsleden. Door ex-raadsleden voor te dragen als buitengewoon lid, kan de door hen opgedane kennis en ervaring door de fractie langer worden benut.

Lid 5 geeft aan welke ondersteunende taken de buitengewone leden kunnen verrichten. Door deze formulering worden zaken uitgesloten die in de raadsvergadering aan de orde komen zoals amendementen, moties, interpellaties en initiatiefraadsvoorstellen.

De vergoeding van de buitengewone leden is geregeld in de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

Artikel 11 Raadscommissies

De raad heeft in 2014 gekozen voor het instellen van drie inhoudelijke raadscommissies. Naast een indicatie van het vakgebied per commissie werd ingegaan op de taken en de mogelijkheid om gezamenlijk te vergaderen. Overeenkomstig het besluit van de raad staat omschreven dat er twee leden per fractie in een raadscommissie zitten, waarvan maximaal een buitengewoon lid. Zoveel mogelijk is er één woordvoerder per agendapunt. Uit de evaluatie in december 2015 bleek dat de onderverdeling naar vakgebied wenselijk blijft, maar bij voorkeur op twee avonden commissievergaderingen plaatsvinden. Om aan beide wensen tegemoet te komen en het ook praktisch toepasbaar te houden is de regeling in artikel 11 gewijzigd en wordt in plaats van drie raadscommissies één raadscommissie ingesteld, waarbij de onderverdeling naar vakgebied "Bestuur en Middelen", «Ruimte en Economie" en "Samenleving" blijft bestaan.

De Gemeentewet regelt dat alleen een raadslid voorzitter kan zijn van een raadscommissie (artikel 82 lid 4). Lid 9 bepaalt dat hij technisch voorzitter is.

Lid 10 geeft aan dat de raadscommissies geen inhoudelijke besluiten kunnen nemen, maar uitsluitend kunnen beslissen over de orde van de vergadering en het opleggen van geheimhouding.

Artikel 12 Vergaderfrequentie

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 13 Oproep

In artikel 19 eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. Door de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer valt onder "schriftelijk" ook "elektronisch". De oproep mag dus ook per e-mail (of op andere elektronische wijze) worden verstuurd. Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste zeven dagen vóór een vergadering de leden een schriftelijke oproep stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd.

Op de stukken waar geheimhouding op rust wordt melding hiervan gemaakt op de stukken. Deze stukken worden uitsluitend voor raadsleden en buitengewone leden digitaal geplaatst.

Voor spoedeisende gevallen is de mogelijkheid in lid 3 opgenomen voor een extra vergadering, waarbij kan worden afgeweken van de termijn van 7 of 14 dagen. Wel is bepaald dat de oproep voor deze extra vergadering ten minste 48 uur voorafgaand aan de extra vergadering wordt verstuurd. Mocht deze termijn geen recht doen aan de praktijk, omdat een situatie zou noodzaken tot het terstond houden van een extra vergadering, dan kan worden teruggevallen op artikel 17 van de Gemeentewet. Het bepaalde in de verordening is om te bewaken dat burgers in de gelegenheid worden gesteld kennis te nemen van een extra vergadering en dat sprake is van enige voorbereidingstijd.

Artikel 14 Agenda

De agendacommissie stelt de voorlopige agenda vast (artikel 6). Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in artikel 13. Bij belangrijke zaken die geen uitstel dulden, kan de voorzitter na het verzenden van de oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het tweede lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de agenda. Individuele raadsleden kunnen bij aanvang van de vergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Het moet dan wel gaan om onderwerpen die zonder voorbereiding kunnen worden besproken, anders heeft het toevoegen van een onderwerp geen zin.

Het derde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid de bespreking van het onderwerp uit te stellen en/of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen. Voorstellen aan de raad kunnen van diverse actoren afkomstig zijn. In de eerste plaats zijn dit het college en de burgemeester. Daarnaast kunnen raadsleden initiatiefvoorstellen indienen.

Artikel 15 Inbreng onderwerpen door derden

Om de betrokkenheid uit de samenleving te stimuleren wordt de gelegenheid geboden dat derden eigen onderwerpen inbrengen. Dit kan in een raadscommissie; de agendacommissie beslist welke. In dit artikel is de noodzakelijke structuur aangebracht.

Artikel 16 Ter beschikking stellen van stukken

In dit artikel gaat het niet alleen om geheime stukken, maar ook om de zogenaamde 'achterliggende' stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter beschikking gesteld.

Voorheen was bepaald dat stukken 'ter inzage worden gelegd', maar door de mogelijkheden om stukken digitaal aan te bieden, wordt nu gesproken over 'ter beschikking gesteld'. Afhankelijk van de beschikbaarheid kan het ter beschikking stellen van de stukken in de praktijk fysiek en/of digitaal zijn. Een verplichting om stukken fysiek ter inzage te leggen wordt overbodig geacht, nu de raad kan beschikken over een eigen digitaal te raadplegen systeem en de vergaderstukken al gedurende lange tijd op de gemeentelijke website worden geplaatst.

Een stuk is een 'document' in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.

Een raadslid of buitengewoon lid mag een origineel (ondertekend) fysiek stuk niet mee naar huis nemen, omdat anderen dan niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Hiervan mag wel een kopie worden gemaakt. Van digitaal ter beschikking gestelde stukken mag eveneens een uitdraai worden gemaakt.

De griffie(r) vervult de secretariaatsfunctie voor de raad. Stukken die geheim moeten blijven worden afzonderlijk voor raadsleden en buitengewone leden ter beschikking gesteld.

Artikel 17 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19 tweede lid van de Gemeentewet. Voor de publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook worden de stukken op het internet geplaatst. Elke gemeente beschikt over een website. Dit is echter niet verplicht op grond van de Gemeentewet. In het reglement van orde wordt expliciet vastgelegd dat in een huis-aan-huisblad de aankondiging van een vergadering van de raad wordt geplaatst. Het is niet verstandig om de naam van een blad op te nemen, aangezien het reglement van orde dan bij wijziging van de naam van het blad steeds opnieuw moet worden aangepast.

Artikel 18 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst voor de raadsvergadering vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij presentielijst vast en ondertekent deze. De ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Voor de raadscommissievergadering geldt het vereiste van een quorum van raadsleden of buitengewone leden niet. Het tekenen van de presentielijst dient wel door buitengewone leden te geschieden, omdat dit samenhangt met de presentievergoeding die buitengewone leden ontvangen. Dit is vastgelegd in lid 2.

Artikel 19 Zitplaatsen

De griffier is overeenkomstig artikel 3 in de raadsvergadering aanwezig en heeft daarom een eigen zitplaats. Het presidium kan de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om in de vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats te zorgen.

Artikel 20 Opening vergadering; quorum

De raadsvergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Voor de raadscommissies is geen quorumbepaling opgenomen. Het wordt aan de aanwezigen overgelaten om te bezien of zij bij een beperkte opkomst een bijeenkomst door laten gaan.

Bij de advisering over raadsvoorstellen door een raadscommissie wordt aangegeven namens welke fracties dat advies wordt gegeven (artikel 21).

Artikel 21 Verslag en besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslag leggende taak van de griffier en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting om een besluitenlijst openbaar te maken (artikel 23 vijfde lid Gemeentewet).

Tijdens een raadscommissievergadering kunnen vragen worden gesteld en informatie en meningen worden uitgewisseld. Een audioverslag wordt, in combinatie met een raadscommissieadvies over raadsvoorstellen, voldoende geacht, vanuit praktisch en financieel oogpunt. Voor de raadsvergadering wordt wel gekozen voor een schriftelijk samenvattend verslag, omdat tijdens die vergadering de politieke meningen en tegenstellingen naar voren komen.

Het conceptverslag wordt gelijk met de schriftelijke oproep verstuurd aan de raadsleden en

overige personen die het woord gevoerd hebben. Een voorstel tot verandering dient bij voorkeur voorafgaand aan de vergadering te worden ingediend. In de praktijk is het vaak ook nog mogelijk om wijzigingen in de vergadering door te geven voordat het wordt vastgesteld. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt.

Artikel 22 Ingekomen stukken

Over de aan de raad gerichte ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard: bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, doorsturen naar een andere vergadering, doorsturen naar het college etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Uit praktische overwegingen stelt de raad op voorstel van de voorzitter en de griffier de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Aan de raad gerichte stukken van het college (antwoorden op vragen, mededelingen aan de raad) worden al enige jaren digitaal op overzichten geplaatst en zijn op deze wijze in te zien door de raadsleden. Zij worden in de praktijk niet voorzien van een voorstel van afdoening door de voorzitter en de griffier, zoals in het reglement 2012 werd gesteld. Raadsleden kunnen om bespreking vragen via de griffie; de agendacommissie behandelt dit verzoek.

Artikel 23 Spreekrecht burgers en spreektijd

Inspreken door burgers is alleen mogelijk tijdens raadscommissievergaderingen. Vooraf is geen tijdslimiet bepaald om de discussie onderling niet vooraf al te belemmeren. De voorzitter kan vanuit zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel voorstellen spreektijd of spreektermijnen in te stellen. Ook is in het artikel is opgenomen wanneer en onder welke voorwaarden kan worden ingesproken over niet geagendeerde onderwerpen. Toegevoegd is de uitsluiting van mededelingen en rondvraagpunten. In de praktijk is gebleken dat het nuttig is dit vooraf voor iedereen helder te maken.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing stukken

Om te bevorderen dat leden van de raad zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 22 Gemeentewet bepaald dat zij niet in rechte vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.

De bevoegdheid die in het eerste lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26 derde lid van de Gemeentewet biedt om aan een raadslid of buitengewoon lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 25 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Een besluit van de voorzitter om iemand het woord te ontnemen is een op feitelijk handelen gerichte beslissing met een intern karakter. Dit is geen besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht. (JB 9 (2002) 138).

Voor de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 49 lid 2 van dit reglement.

Artikel 25 Beraadslaging stukken

De term beraadslaging wordt hier gehanteerd voor de bespreking van een onderwerp in zowel de raad als in een raadscommissie.

Om de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Door de toevoeging 'of een raadslid of een buitengewoon lid' wordt ook hen het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht is aan ieder individueel lid toegekend.

In het tweede lid wordt onder meer gesproken over het college dat de mogelijkheid krijgt tot nader beraad. Dit is uiteraard alleen het geval indien het college bij de bespreking van het betreffende onderwerp vertegenwoordigd is. Dit lid geldt uitsluitend de raadsvergadering, dus kort voor het moment dat er een besluit over een voorstel moet worden genomen. In een bijeenkomst van een raadscommissie is nader beraad door het college minder functioneel en niet efficiënt.

In het derde lid is de mogelijkheid opgenomen om spreektijd of spreektermijnen te regelen om de beschikbare tijd zo optimaal mogelijk te benutten.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen stukken

Deze bepaling is nodig door het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.

De raad kan op grond van de artikelen 3 vierde lid, 4 en 26 bepalen dat de griffier of de secretaris deelnemen aan de beraadslagingen. De burgemeester heeft het recht deel te nemen aan de beraadslagingen en een wethouder kan aan de beraadslaging deelnemen op grond van artikel 21 eerste en tweede lid van de Gemeentewet.

In het tweede lid wordt het begrip 'beslissing' gebruikt. Het gaat hier niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Dezelfde bepaling geldt ook voor de raadscommissies, waarbij ook 'andere belanghebbenden' aan de beraadslagingen kunnen meedoen.

Artikel 27 Beslissing

De voorzitter van een raadscommissie formuleert na het sluiten van de beraadslaging een conclusie over de voortgang of afwikkeling daarvan. Als het gaat om een voorstel aan de raad kan hij een voorzet geven voor het advies van de raadscommissie: bijv. hamerstuk, bespreekstuk of niet rijp voor raadsbehandeling.

Bij de artikelen 28 tot en met 33 staat vermeld dat het om stemmingen in de raad gaat.

Artikel 28 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven na de stemming.

Artikel 29 Primus bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de hele vergadering, ook na een eventuele schorsing.

Artikel 30 Hoofdelijke stemming stukken

Hoofdelijke stemming over personen vindt altijd via een stembriefje plaats en kan niet meer bij acclamatie plaatsvinden. Verder zijn de regels uit de Gemeentewet over stemming van toepassing en daarvan kan de raad niet afwijken (artikel 27 en volgende).

Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 19.

In de Winsum uitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 Gemeentewet afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Door deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in gemeenteraden.

In de uitspraak geeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht voorrang boven artikel 28 Gemeentewet. Over de mogelijke gevolgen van de uitspraak adviseert Minister Remkes in zijn beschouwing van 19 mei 2003: "de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele raadslid; bij stemming heeft de raad geen optie dan te waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging door de Kroon (artikel 268 Gemeentewet); de raad kan in dergelijke gevallen een belangrijke rol spelen door in algemene zin te bespreken, individuele raadsleden door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken en hoe dat voorkomen kan worden (en dit bijv. opnemen in de gedragscode); uiteraard is de gedragscode in juridische zin niet bindend, dit is tevens niet wenselijk."

Bij het staken van de stemmen zijn artikel 31 tweede en derde lid voor stemmingen over personen en artikel 32 vierde en vijfde lid voor overige stemmingen van de Gemeentewet van toepassing.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties stukken

Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 32 Stemming over personen

De verplichting om te stemmen met stembriefjes is vervallen. Gemeenten kunnen ook met een elektronisch stemsysteem stemmen over personen, als de geheimhouding gewaarborgd is.

Het reglement van orde gaat nog uit van een stemming met behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (MvT, 19 403, nr. 3 p. 86). Bij een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

Bij een benoeming stelt de raad een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (wethouder). Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen in geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' vermeld. Het gaat hier niet over de benoeming tot raadslid, dat een heel ander soort benoeming is dat in artikel 8 van dit reglement wordt toegelicht.

Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de raad bindend. Op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen'.

Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de raad mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming. Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen worden vermeld met daarachter de opties 'voor' en 'tegen' én een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.

Veelal wordt een wethouderskandidaat genomineerd door een fractie. De benoeming van een wethouder geschiedt echter op grond van een aanbeveling, niet op grond van een voordracht. Dit brengt met zich, dat indien een raadslid beoogd wethouder is, hij mee mag stemmen over zijn eigen benoeming. Ook heeft dit tot gevolg, dat de stemming over de wethouder een vrije stemming is.

Met deze bepaling wordt de toepassing van de Gemeentewet ten aanzien van de benoeming van wethouders verduidelijkt.

Als de raad geen stemming wenst, dan wordt het besluit bij acclamatie geacht te zijn genomen. Dit geldt niet voor stemmingen over personen. Dit is bepaald in artikel 30.

Artikel 33 Beslissing door het lot

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van artikel 31 derde lid van de Gemeentewet.

Artikel 34 Amendementen

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.

Raadsleden kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. Voor de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31. Een aangenomen voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 35 Moties

In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Over een motie wordt een apart besluit genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze plaatsvindt gelijk met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats.

Artikel 36 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32 lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 37).

Bij een persoonlijk feit valt te denken aan een belediging van een raadslid of buitengewoon lid of aantijgingen die als onterecht worden ervaren. Als er sprake is van een persoonlijk feit, kan het desbetreffende raadslid of buitengewoon lid het woord vragen aan de voorzitter. De voorzitter verleent het woord nadat het persoonlijk feit is geduid.

Artikel 37 Initiatiefvoorstellen

Op grond van artikel 147b van de Gemeentewet kunnen raadsleden zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de raad indienen. De Gemeentewet bepaalt dat de raad moet regelen op welke wijze een initiatiefvoorstel wordt ingediend en behandeld. Artikel 37 voorziet hierin.

De agendacommissie bepaalt in welke vergadering het voorstel zal worden geagendeerd.

Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel samen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is dit in het derde lid opgenomen.

Een initiatiefvoorstel zal, op grond van een wijziging van de Gemeentewet in 2014, altijd door het college van commentaar moeten worden voorzien. Daarom is de bepaling in dit artikel aangepast in de zin dat tot het uitstel van behandeling kan worden besloten als eerst een schriftelijk commentaar gewenst wordt.

Het is aan de raad om aan het begin van de vergadering met meerderheid van stemmen de agenda vast te stellen. Het is dan ook de raad die beslist welke onderwerpen worden behandeld. Zou elk individueel raadslid het recht toekomen om agendapunten voor de vergadering aan te dragen dan zou het effectief functioneren van de raad in gevaar kunnen komen. Een raadsminderheid die bij herhaling onderwerpen op de agenda plaatst waarover de raadmeerderheid niet wenst te beraadslagen, kan de besluitvorming van de raad ernstig belemmeren.

Artikel 38 Raadsvoorstel

De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid en de raad heeft het voorstel geagendeerd, kan het college het door hen voorbereide voorstel niet meer intrekken omdat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier dan toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 39 Interpellatie

Dit artikel geeft uitvoering aan het stellen van nadere regels zoals voorgeschreven in artikel 155 tweede lid van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.

Het interpellatieverzoek moet niet 48, maar 32 uur voor de vergadering bij de griffie zijn ingediend. Dit is meer in overeenstemming met de praktijk, aangezien '48 uur tevoren' op zondagavond 20.00 uur valt. In de praktijk wordt een dergelijk voorstel pas maandagmorgen in behandeling genomen. De verruiming van de indieningstermijn naar 32 uur geeft de raadsleden de mogelijkheid tot maandag 12.00 uur een verzoek in te dienen.

Artikel 40 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de raadsleden en buitengewone leden het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Door deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college. Het college dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijn kan plaatsvinden. Dit kan in de praktijk ook geschieden door de verantwoordelijke portefeuillehouder.

Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij - als hij een raadslid is- het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raadsvergadering te krijgen.

Artikel 41 Vragen en inlichtingen

In dit artikel wordt op het vlak van vragen een inlichtingen de relatie tussen de Gemeentewet en het Reglement van Orde gelegd.

Artikel 42 Procedure begroting en jaarrekening

In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald. In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen (artikel 212, 213, 213a Gemeentewet) (uitgave Vernieuwingsimpuls) wordt de inhoudelijke kant uitgewerkt.

Artikel 43 Facultatief behandelprocedure vaststellen

Niet alleen voor de jaarrekening en de begroting, maar ook voor andere onderwerpen kan het handig zijn als vooraf een behandelprocedure wordt vastgesteld. Denk bijvoorbeeld aan grote projecten. Het initiatief ligt hierbij de agendacommissie, aangezien de agendacommissie de concept-agenda's vaststelt.

Artikel 44 Verslag en verantwoording

De burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris verrichten, als zij lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, hun taak als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging in een vergadering.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven overeenkomstig de regels in artikel 40.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen in artikel 41.

In dit artikel wordt niet meer gesproken van raadsleden, omdat sinds de dualisering van het gemeentebestuur zij niet meer in de besturen gemeenschappelijke regelingen zitten.

Artikel 45 Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering, het presidium en het seniorenconvent achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen voor het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing als het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Voor stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 46 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23 vierde lid van de Gemeentewet. In overeenstemming met artikel 22 is de griffier verantwoordelijk voor het verslag. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag wordt alleen aan raadsleden en buitengewone leden ter beschikking gesteld.

Artikel 47 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25, 55 of 86 van de Gemeentewet nodig.

Het doorgeven van vertrouwelijke en geheime informatie is strafbaar en valt onder schending van het ambtsgeheim, zoals opgenomen is in artikel 272 van het Wetboek van strafrecht. Dit geldt dus ook voor hetgeen in vertrouwelijkheid of onder geheimhouding is besproken in het presidium of seniorenconvent.

Artikel 272 Strafrecht:

  • 1.

    Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.

  • 2.

    Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klacht.

Naast het opleggen van geheimhouding komt het afspreken van vertrouwelijkheid over stukken en/of besprokene ook voor.

Als informatie vertrouwelijk wordt verstrekt aan raadsleden, zowel schriftelijk (ook digitaal) als mondeling, dan wordt zonder dit per geval concreet af te spreken aangenomen dat de raadsleden die de vertrouwelijke informatie ontvangen er ook vertrouwelijk mee omgaan.

Vertrouwelijkheid is een afspraak, meestal stilzwijgend, soms uitdrukkelijk gemaakt waarbij dus de geheimhoudingsprocedure zoals bepaald in de Gemeentewet niet wordt gevolgd. Het openbaar maken van vertrouwelijke informatie werd lange tijd geacht iets anders te zijn dan het schenden van de formele geheimhoudingsplicht die is opgelegd met inachtneming van de bepalingen in de Gemeentewet. In die optiek had het stempel "vertrouwelijk" op zichzelf geen directe juridische betekenis. Het zich houden aan vertrouwelijkheid werd geacht een politieke en bestuurlijke fatsoensnorm te zijn.

Uit jurisprudentie blijkt dat ook het openbaar maken van vertrouwelijke informatie een strafbaar feit (schending van het ambtsgeheim) kan opleveren.

Het onderscheid tussen de begrippen "vertrouwelijk" en "geheim" is daarmee dus vervaagd.

Artikel 48 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen. Deze stukken hoeven niet per se alleen aan de raadsleden in de raadsvergadering te zijn overgelegd. Het kan ook gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd op stukken die hij aan een raadscommissie heeft overgelegd. Deze kunnen dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen.

In het artikel is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor tussen de raad en degene die de geheimhouding heeft opgelegd.

De opgelegde geheimhouding voor aan de raad overgelegde stukken vervalt, als de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren over de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.

Artikel 49 Toehoorders en pers

De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26 eerste en tweede lid van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren te laten vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 50 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een de raad in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 51 Adviescommissie

Voor de adviescommissie (vroeger hoorcommissie) is een afzonderlijke Verordening vastgesteld, waarin zaken als samenstelling, werkwijze, vergoeding e.d. worden geregeld.

De adviescommissie is een commissie als bedoeld in artikel 84 lid 1 Gemeentewet.

Artikel 52 Accountantscommissie

Voor overleg met de accountant over de praktische invulling van de jaarlijkse accountantscontrole heeft de raad een werkgroep accountant ingesteld.

Om alle aangelegenheden, die te maken hebben met de accountant, beter te verankeren, heeft de raad nu gekozen voor het instellen van een accountantscommissie, bestaande uit raadsleden en/of buitengewone leden. In dit reglement worden de taken en bevoegdheden beschreven. De accountantscommissie heeft geen besluitvormende bevoegdheid. Wel kan de accountantscommissie voorstellen voorbereiden voor bespreking en besluitvorming in een raadscommissie en raadsvergadering. Zij is ook het eerste contactorgaan met de accountant, wat niet betekent dat de accountant niet ook in een raadscommissie zou kunnen verschijnen voor uitleg en toelichting.

Artikel 53 Uitleg reglement

De toevoeging "tijdens een vergadering" geeft aan dit artikel bedoeld is om te hanteren in een praktijksituatie. Als er meer ruimte is voor discussie over de uitleg van dit reglement pakt presidium die rol als eerste op.

Artikel 54 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.