Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening Hondenbelasting 2019

Geldend van 22-12-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening Hondenbelasting 2019

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2018;

gelet op de overwegingen van de raadscommissie van 4 december 2018;

gelet op artikel 216 en 226 van de Gemeentewet;

besluit de volgende verordening vast te stellen:

VERORDENING HONDENBELASTING 2019.

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort;

  • b.

    de raad: de gemeenteraad van Zandvoort;

  • c.

    ambtenaar belast met de heffing: de gemeenteambtenaar die door het college is aangewezen als de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen;

  • d.

    hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

1.2 NORMSTELLING

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de ambtenaar belast met de heffing aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor honden:

  • 1.

    die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

  • 2.

    die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

  • 3.

    die verblijven in een hondenasiel;

  • 4.

    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren;

  • 5.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor een eerste hond € 82,80;

    • b.

      voor iedere hond boven het aantal van één € 158,50.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel, per belastingjaar, per kennel € 716,80. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing als belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting voor het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Als het bedrag van de belasting beneden de € 10,- blijft, wordt geen belasting geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aan belastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer is dan € 70,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zeven gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de laatste dag van de daarop volgende maand.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van hondenbelasting wordt alleen voor het tarief van de eerste hond kwijtschelding verleend.

1.3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Bevoegdheden

De ‘ambtenaar belast met de heffing’ is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening hondenbelasting 2018', vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting 2019'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2018

De griffier,

De voorzitter,