Regeling vervallen per 01-01-2020

Beleidsregel draagkracht bijzondere bijstand en minimabeleid 2019

Geldend van 28-12-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

Beleidsregel draagkracht bijzondere bijstand en minimabeleid 2019

Het college van de gemeente Zandvoort

Gelet op artikelen 34 en 35, van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de “Beleidsregel draagkracht bijzondere bijstand en minimabeleid”,

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      ZandvoortPashouder: degene die een ZandvoortPas heeft voor het lopende kalenderjaar conform de beleidsregel ZandvoortPas 2019.

  • 2. Begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Doelstelling

Deze beleidsregel heeft als doel om vast te stellen hoe de draagkracht wordt bepaald voor aanvragen op grond van de bijzondere bijstand en de minimaregelingen.

Artikel 3. Draagkracht uit inkomen

  • 1. Geen draagkracht heeft degene die:

    • a.

      houder van de ZandvoortPas is, of

    • b.

      voldoet aan de bepalingen uit hoofdstuk II van de beleidsregel ZandvoortPas 2019.

  • 2. Indien belanghebbende een inkomen heeft boven de inkomensgrens genoemd in artikel 6 van de beleidsregel ZandvoortPas 2019 dan wordt 35% van dit meerinkomen inclusief vakantiegeld op jaarbasis aangemerkt als draagkracht.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt voor belanghebbenden met een meerinkomen boven de 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag een draagkracht van 100% in acht genomen in het geval van:

    • a.

      aanvragen bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de wet voor 18- tot 21-jarigen, voor zover dit de landelijke norm te boven gaat;

    • b.

      aanvragen bijzondere bijstand voor 18- tot 21-jarigen in een inrichting;

    • c.

      aanvragen bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag;

    • d.

      aanvragen bijzondere bijstand voor overige incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van bestaan;

    • e.

      aanvragen voor kosten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.

  • 4. In afwijking van het tweede lid wordt voor belanghebbenden met een meerinkomen boven de 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag een draagkracht van 35% in acht genomen in het geval van de kosten van beschermingsbewind, curatele of mentorschap.

Artikel 4. Algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en reserveringscapaciteit

Belanghebbende wordt geacht te reserveren voor de kosten van:

  • a.

    verhuis- en inrichtingskosten; en, of

  • b.

    duurzame gebruiksgoederen;

bij aanvragen van bijzondere bijstand voor deze kosten worden de reserveringscapaciteit van belanghebbende vastgesteld. De reserveringscapaciteit is 4% van het inkomen tot de van toepassing zijnde bijstandsnorm en 35% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, voor de duur van een jaar voorafgaand aan de maand van de aanvraag.

Artikel 5. Inkomen

De vaststelling van de hoogte van het in aanmerking te nemen inkomen geschiedt in overeenstemming met de artikelen 31, 32 en 33 van de wet.

Artikel 6. Niet tot de middelen wordt gerekend

  • 1. De individuele inkomenstoeslag wordt niet tot de in aanmerking te nemen middelen gerekend.

  • 2. De individuele studietoeslag wordt niet tot de in aanmerking te nemen middelen gerekend.

Artikel 7. Draagkracht uit vermogen

  • 1. De belanghebbende die een vermogen heeft dat lager is of gelijk is aan het vrij te laten vermogen conform artikel 34, derde lid, heeft geen vermogen.

  • 2. In afwijking op het eerste lid wordt voor aanvragen uit artikel 3, derde lid en artikel 4 van deze beleidsregel tegoeden op bankrekeningen aangewend om genoemde kosten te betalen. Hierbij wordt een bedrag gelijk aan anderhalf maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm vrijgelaten.

  • 3. Voor het vermogen wordt in afwijking van de wet bij de bepaling ervan het vermogen verbonden in een door belanghebbende zelf bewoonde woning, niet meegewogen.

  • 4. Het vermogen in een auto of motor wordt tot een waarde van € 3500,-- aangemerkt als een algemeen gebruikelijk goed.

Artikel 8. Draagkrachtperiode

  • 1. De periode waarover de draagkracht wordt vastgelegd, de draagkrachtperiode, is in beginsel een jaar beginnend op de eerste dag van de maand waarin de (oudste) kosten zijn gemaakt;

  • 2. Als het periodieke bijzondere bijstand betreft wordt de draagkracht per maand vastgesteld.

Artikel 9. Hardheidsclausule

In uitzonderingsgevallen, waarbij strikte toepassing van de hiervoor beschreven bepalingen leidt tot een kennelijk onredelijke situatie, kan ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt daags na publicatie in werking.

Artikel 11. Citeertitel

Deze Beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel draagkracht bijzondere bijstand en minimabeleid 2019.

Ondertekening

Toelichting op de beleidsregel

Bijzondere bijstand en minimaregelingen zijn bedoeld om mensen met een laag inkomen tegemoet te komen bij bijzondere en noodzakelijke kosten die ze niet uit hun eigen inkomen en/of vermogen kunnen voldoen. Zandvoort hanteert een inkomensgrens van 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Met ingang van 1 januari 2019 is de inkomensgrens opgehoogd naar 120%. Voor mensen met een hoger inkomen dan de vastgestelde inkomensgrens wordt een draagkrachtberekening toegepast en telt op jaarbasis 35% als draagkracht. Heeft een Zandvoorter hogere kosten dan deze draagkracht, dan komt iemand toch in aanmerking voor een gedeeltelijke vergoeding van de kosten. Stijgt het inkomen, dan stijgt ook de draagkracht en kan iemand steeds meer kosten zelf dragen. Door deze geleidelijke afbouw worden mensen niet ontmoedigd om (meer) te gaan werken. Dit gaat de werking van de armoedeval tegen.

Uitzondering hierop zijn bijzondere bijstand verleend voor algemene kosten en bijzondere bijstand voor 18 tot 21 jarigen. Daarnaast zal voor de kosten van beschermingsbewind vastgehouden worden aan de inkomensgrens van 115%. Voor de kosten van een bewindvoerder waren tot voor kort vanuit de gemeentelijke dienstverlening geen andere keuzes beschikbaar. Hierin is verandering gekomen met het aanbod van Budget ondersteuning op Maat (BooM). Zandvoorters met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen gratis gebruik maken van het aanbod van een budgetcoach.

De wijze van berekening van de draagkracht was niet eerder vastgelegd in een beleidsregel. Met deze beleidsregel leggen we voornamelijk de huidige werkwijze vast.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Er wordt aansluiting gezocht bij de begrippen in de Participatiewet.

Artikel 2. Doelstelling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 3. Draagkracht uit inkomen

Artikel 3 lid 2

Door aan te sluiten bij artikel 6 van de beleidsregel ZandvoortPas is de kostendelersnorm niet van toepassing op de draagkrachtberekening.

Artikel 3 lid 3

Minimaregelingen en bijzondere bijstand zijn bedoeld om mensen te ondersteunen bij bijzondere kosten die zij niet kunnen voorzien. Bijzondere kosten zijn kosten die niet algemeen gebruikelijk zijn en die zich niet bij iedereen voordoen. In artikel 3 derde lid worden algemene kosten genoemd die iemand vanuit zijn reguliere inkomen moet voldoen. Daarom wordt al het inkomen boven de bijstandsnorm aangemerkt als beschikbaar om in de genoemde kosten te voorzien.

Artikel 3 lid 4

Als beschermingsbewind wordt opgelegd door de rechtbank en er is sprake van een inkomen boven de bijstandsnorm, dan zal de bewindvoerder belanghebbende begeleiden in de aanvraag bijzondere bijstand bij de gemeente Zandvoort en kan de bewindvoerder de eigen bijdrage hiervoor in het budgetplan van de klant opnemen. Er is geen sprake van onverwachte kosten. Door 65% vrij te laten houden mensen met een hoger inkomen ruimte om eventuele lagere toeslagen op te vangen, eventuele andere eigen bijdragen te kunnen betalen en eventuele aflossingen te kunnen betalen.

Artikel 5. Inkomen

Het college heeft in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende. Dit betekent dat het college zelf bepaalt welke middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking worden genomen. Door aan te sluiten bij de artikelen 31, 32 en 33 van de wet worden de vrijlatingen van de middelen uit deze artikelen overgenomen. Het gaat hierbij om middelen als kinderbijslag en toeslagen.

Artikel 6. Niet tot de middelen wordt gerekend

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Draagkracht uit vermogen

Voor het vermogen wordt, in afwijking van de wet bij de bepaling ervan, het vermogen verbonden in een door belanghebbende zelf bewoonde woning, niet meegewogen. Het vermogen in de eigen woning is vaak niet direct beschikbaar en aan het beschikbaar maken van het vermogen zijn vaak hogere kosten verbonden dan de voorzieningen van het minimabeleid. Voor de bepaling van het vermogen wordt daarom alleen uitgegaan van het voor belanghebbende feitelijk beschikbare vermogen zoals bankrekeningen of contanten of bezittingen zoals een auto. Bij de vaststelling van de hoogte van het vermogen wordt 1½ keer de toepasselijke norm op de bank-, giro- en/of spaarrekeningen niet meegerekend voor de vaststelling van de hoogte van het vermogen.

Het kunnen beschikken over een auto draagt vaak bij aan het verkrijgen of behouden van arbeid, het participeren of verlenen van bijvoorbeeld mantelzorg. Om deze reden wordt het vermogen in een auto met een bescheiden waarde buiten het vermogen gehouden.

Artikel 8. Draagkrachtperiode

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10. Inwerkingtreding en intrekking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.