Regeling vervallen per 22-12-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zandvoort houdende regels omtrent de heffing en de invordering van precariobelasting (Verordening precariobelasting Zandvoort 2021)

Geldend van 22-12-2020 t/m 21-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zandvoort houdende regels omtrent de heffing en de invordering van precariobelasting (Verordening precariobelasting Zandvoort 2021)

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2020;

gelet op de overwegingen van de raadscommissie van 1/2 december 2020

gelet op artikel 216 en 228 van de Gemeentewet;

besluit de volgende verordening, inclusief tarieventabel, vast te stellen:

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting Zandvoort 2021

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder :

  • a.

    jaar: een kalenderjaar;

  • b.

    maand: een kalendermaand;

  • c.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • d.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • e.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort;

  • f.

    bestuursorgaan: de raad, het college of de burgemeester van de gemeente Zandvoort;

  • g.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • h.

    ambtenaar belast met de heffing: de gemeenteambtenaar die door het college is aangewezen als de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen.

1.2 NORMSTELLING

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘precariobelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien een bestuursorgaan een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • b.

    voorwerpen die ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • c.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • d.

    voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal, weldadig doel dan wel, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven)activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of mediadoel;

  • e.

    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten;

  • f.

    voorzieningen, aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;

  • g.

    vlaggen die niet bestemd zijn voor commerciële doeleinden, vlaggenmasten, vlaggenstokhouders en dergelijke voorwerpen;

  • h.

    alarminstallaties, camera’s en dergelijke voorwerpen die ten behoeve van de veiligheid van het perceel zijn aangebracht;

  • i.

    voor het gebruik of genot van voorwerpen die niet gesloopt, verplaatst of verandert mogen worden door plaatsing op de Rijksmonumentenlijst of gemeentelijke monumentenlijst;

  • j.

    voorwerpen aangebracht aan een perceel ten behoeve van de afvoer van hemelwater van dat betreffende perceel;

  • k.

    kabels voor elektriciteitsvoorziening welke zijn aangebracht aan het perceel;

  • l.

    spionnetjes, buitenbrievenbussen, rolluiken, receptenbussen, antennes en andere soortgelijke voorwerpen, huisnummerplaatjes en dergelijke voorwerpen;

  • m.

    balkons en andere soortgelijke open uitbouwen met balustrade aan een bovenverdieping van een onroerende zaak of aan een flat, die slechts voor woondoeleinden door de gebruiker van die onroerende zaak kan worden gebruikt;

  • n.

    ten behoeve van het publiek aangebrachte brievenbussen;

  • o.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instellingen dan wel soortgelijke voorwerpen ten dienste van het wegverkeer om het gebruik van wegen door zich daarop voortbewegend verkeer te vergemakkelijken, waaronder in ieder geval worden begrepen algemene bewegwijzeringen waarmee een algemeen belang wordt gediend;

  • p.

    borden, masten, palen e.d. die in verband met verkiezingen van vertegenwoordigende lichamen zijn aangebracht;

  • q.

    een mobiele onderzoek unit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend, gedurende dat gebruik;

  • r.

    Bloemen- en/of plantenbakken, voor zover die 1) voor of aan de gevel van een woning geplaatst of bevestigd is, 2) voorzien zijn van planten en/of bloemen, 3) uitsluitend gebezigd ten behoeve van opluistering, sfeer of versiering en niet is voorzien van enige reclame-uiting in letters, logo’s of kleuren of als reclamevoorwerp is aan te merken.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien een bestuursorgaan een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere of langere periode heeft voorgedaan. Bij een kortere periode bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      Indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin een bestuursorgaan een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

1.3 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Bevoegdheden

De ‘ambtenaar belast met de heffing’ is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening precariobelasting 2020', vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking;

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening precariobelasting Zandvoort 2021'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2020

De griffier,

De voorzitter,