Regeling vervallen per 26-04-2011

Verordening op de Raadscommissies 2009

Geldend van 26-04-2011 t/m 25-04-2011

Intitulé

Verordening op de Raadscommissies 2009

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelet op het besluit van de gemeenteraad van 24 maart 2009, nr. 2009/03/1936;

gelezen het voorstel van de griffier van 26 maart 2009, nr. ;

gelet op de overwegingen van de commissie Raadszaken van 7 april 2009;

gelet op artikel van de ;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

2009.

DE VERORDENING

BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid een raadscommissie, zijnde een raadslid of een buitengewoon lid;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • c.

    commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

  • e.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie.

  • f.

    besluitenlijst: overzicht van adviezen, conclusies, toezeggingen en overige resultaten voortvloeiend uit een vergadering.

Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1.

    De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      commissie Planning en Control;

    • b.

      commissie Raadszaken;

    • c.

      commissie Projecten en Thema’s.

  • 2.

    De raadscommissie Planning en Control: adviseert en overlegt over de wijze waarop (financiële) doelstellingen expliciet worden gemaakt en bewaakt en toetst de realisering daarvan, overlegt met het college van burgemeester er wethouders over de uitvoering van het collegeprogramma en vraagt daarover verantwoording, en overlegt met het college van burgemeester er wethouders en de burgemeester over de wijze waarop zij invulling geven aan de (wettelijke) bestuursbevoegdheden en zorgplichten.

De commissie is gesprekspartner van de accountant en de rekenkamer.

  • 3.

    De commissie Raadszaken adviseert en overlegt over (initiatief)voorstellen betreffende de verordenende, kaderstellende en overige bevoegdheden van de raad;

  • 4.

    De raadscommissie Projecten en Thema’s behandelt op een thematische wijze projecten en andere onderwerpen, waarbij ruimte wordt geboden voor door burgers ingebrachte onderwerpen.

  • 5.

    Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, kan het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, in een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies of in de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat.

  • 6.

    Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft, onverlet de genoemde taken in artikel 2, de volgende algemene taken:

  • a.

    het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel;

  • b.

    het uitbrengen van advies aan de raad uit eigener beweging;

  • c.

    voeren van overleg met het college van burgemeester er wethouders of de burgemeester;

  • d.

    het horen van burgers.

Artikel 4 Buitengewoon lid, samenstelling

  • 1.

    De raad kan, op voordracht van een fractie, per fractie maximaal één buitengewoon lid aanwijzen.

  • 2.

    De raad kan, op voordracht van een fractie, per fractie maximaal twee leden per raadscommissie voordragen.

  • 3.

    Het buitengewone lid, genoemd in het eerste lid van dit artikel, kan lid zijn van meerdere raadscommissies.

  • 4.

    Indien geen van de leden, die namens een fractie in een raadscommissie zitting hebben, aanwezig kunnen zijn bij een vergadering van die raadscommissie, kan één ander raadslid of buitengewoon lid van die fractie als plaatsvervanger optreden.

  • 5.

    De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie.

  • 6.

    Naast de in het vijfde lid genoemde vereisten dient een buitengewoon lid, dat wordt voorgedragen door een fractie, tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van die fractie.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 2.

    De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 3.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Een lid houdt op lid te zijn van een raadscommissie indien hij niet meer voldoet aan de in artikel 4, vijfde lid, gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 4.

    De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 5.

    Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6.

    Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

  • 7.

    Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van de leden, die op voordracht van die fractie zijn benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

  • 1.

    De griffier draagt zorg voor aanwijzing van een commissiegriffier ter ondersteuning van iedere raadscommissie.

  • 2.

    De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 8 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

  • 1.

    De voorzitter kan de burgemeester, één of meer wethouders en de secretaris uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2.

    Indien de burgemeester of een wethouder bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

Agendacommissie, vergaderingen

Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie en -plaats

1 De vergaderingen van de raadscommissies vinden plaats volgens een door de raad vastgesteld vergaderrooster. De vergaderingen vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in het raadhuis. Het vergaderrooster voor de commissies wordt gelijktijdig met het vergaderschema van de gemeenteraad voor het begin van elk kalenderjaar vastgesteld.

  • 2.

    Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3.

    De commissie Projecten en Thema’s vergadert waar mogelijk en wenselijk op andere locaties dan het raadhuis.

  • 4.

    De voorzitter kan – in overleg met de griffier – voor alle raadscommissies een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 10 Agendacommissie

  • 1.

    Er is een agendacommissie.

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit de voorzitters van raad en raadscommissies. De griffier of zijn vervanger is in elke vergadering van de agendacommissie aanwezig.

  • 3.

    De voorzitter van de raad is voorzitter van de agendacommissie.

  • 4.

    De voorzitter van de agendacommissie kan voorstellen de gemeentesecretaris uit te nodigen voor een vergadering van de agendacommissie.

  • 5.

    De leden van de agendacommissie hebben elk één stem in de agendacommissie. Bij het staken der stemmen beslist de voorzitter.

  • 6.

    De agendacommissie heeft tot taak het voorlopig vaststellen van de agenda’s van de raadscommissies, daarbij inbegrepen de keuze genoemd in artikel 2 lid 5.

  • 7.

    De agendacommissie kan op niet-inhoudelijke gronden van (initiatief-)voorstellen of onderwerpen oordelen dat zij niet of nog niet rijp voor beraadslaging zijn en niet geagendeerd worden. Hij doet daarvan gemotiveerd melding aan de raad en de indieners van het voorstel of het onderwerp.

Artikel 11 Inbreng onderwerpen door derden

  • 1.

    In de commissie Projecten en Thema’s kunnen anderen dan het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, raadsleden en de griffier onderwerpen inbrengen voor plaatsing op de agenda. Hiertoe wordt een vast punt op de agenda opgenomen.

  • 2.

    Onderwerpen die niet kunnen worden ingebracht betreffen:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene, die een onderwerp wil inbrengen zoals omschreven in lid 1, meldt dit ten minste 72 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp plus een toelichting daarop.

  • 4.

    Per vergadering van de commissie Projecten en Thema’s worden maximaal drie onderwerpen, bedoeld in lid 1 van dit artikel, geagendeerd. Agendering vindt plaats op volgorde van binnenkomst.

  • 5.

    In overleg met de indiener kan een onderwerp een volgende vergadering worden geagendeerd.

Artikel 12 Oproep

  • 1.

    De voorzitter verzendt ten minste tien dagen voor een vergadering een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering aan alle raadsleden en alle buitengewone leden en aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 13, eerste lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering gezonden aan alle raadsleden en alle buitengewone leden en aan het college van burgemeester en wethouders. Deze bepaling geldt ook de onderwerpen, bedoeld in artikel 11 lid 4.

  • 4.

    Nazending van stukken geschiedt digitaal.

Artikel 13 De agenda

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 2.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Het toevoegen van onderwerpen geschiedt bij uitzondering en bij dringende redenen, dit ter beoordeling aan de raadscommissie.

  • 3.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan alle raadsleden, alle buitengewone leden en het college.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het raadhuis gebracht.

  • 3.

    Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 15 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid onderwerpen in te brengen als bedoeld in artikel 11.

    • d.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 18.

  • 3.

    Aanvullingen op de agenda worden op de internetsite van de gemeente geplaatst.

  • 4.

    De bij de voorlopige agenda en bij de aanvullingen op de voorlopige agenda behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de internetsite van de gemeente geplaatst.

Orde der vergadering

Artikel 16 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 17 Opening vergadering en quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering van de raadscommissie op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van de in die commissie vertegenwoordigde fracties aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal fracties aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan over andere dan de geagendeerde aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van de in die commissie vertegenwoordigde fracties aanwezig is.

Artikel 18 Spreekrecht burgers

  • 1.

    In de openbare vergaderingen van alle commissies kunnen toehoorders op de publieke tribune gezamenlijk gedurende maximaal tweemaal twintig minuten het woord voeren spreekrecht met betrekking tot de onderwerpen die op de agenda van die vergadering staan, met uitzondering van agendapunten aangaande de interne en/of procedurele gang van zaken en het agendapunt ‘rondvraag’.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Spreektijd aan toehoorders wordt verleend voor de eerste en de tweede termijn van de commissieleden, bedoeld in artikel 20, en voorafgaand aan een eventuele eerste bijdrage van de burgemeester, de wethouders of de initiatiefnemer van een voorstel of onderwerp.

  • 4.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan vier sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 5.

    Aan hen die geen gebruik hebben gemaakt van de eerste mogelijkheid om van het spreekrecht gebruik te maken, wordt bij de tweede mogelijkheid geen spreekrecht verleend.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan de commissievergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de spreker na afloop van zijn bijdragen.

Artikel 19 Besluitenlijst

  • 1.

    De ontwerpbesluitenlijst zoals omschreven in artikel 1 sub f van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering wordt, zo mogelijk, de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    Degenen die op enigerlei wijze tijdens een commissievergadering een bijdrage aan de beraadslagingen hebben geleverd, hebben het recht een voorstel tot wijziging aan de raadscommissie te doen, indien deze onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de vaststelling van de besluitenlijst bij de commissiegriffier te worden ingediend.

  • 4.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de burgemeester en de wethouders, de secretaris en de ter vergadering aanwezige leden, allen voor zover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben of van het spreekrecht gebruik hebben gemaakt; afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren.

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      indien aan de orde, een samenvatting van het advies aan de raad onder vermelding van de namen van de leden die mededeling hebben gedaan van hun goed- of afkeuring, en met aantekening van de namen van de leden die zich niet uitgelaten hebben;

    • d.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 23 Beraadslaging; woordvoering

  • 1.

    De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    vervallen

  • 3.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 4.

    Wanneer de raadscommissie tijdens de beraadslaging een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, of wanneer naar de mening van de raadscommissie blijkt dat een voorstel niet rijp is voor raadsbehandeling, kan de raadscommissie aan het college, de burgemeester of de initiatiefnemers eerst nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 6.

    De voorzitter beëindigt de beraadslaging over een onderwerp met een conclusie over de voortgang of afwikkeling daarvan.

Artikel 24 Informatieverstrekking door anderen

  • 1.

    De raadscommissie kan bepalen dat anderen uitgenodigd mogen worden in de vergadering aanwezig te zijn.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de behandeling van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3.

    Indieners van een onderwerp, bedoeld in artikel 11 lid 4, worden altijd uitgenodigd in de vergadering aanwezig te zijn teneinde de commissieleden te voorzien van nadere informatie en met hen te discussiëren. Het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel is op hen niet van toepassing.

Artikel 25 Advies

  • 1.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4.

    In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

Besloten vergadering

Artikel 26 Algemeen en tribune

  • 1.

    Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2.

    Gedurende een besloten vergadering kunnen raadsleden, collegeleden en terzake deskundige ambtenaren op de tribune plaatsnemen.

Artikel 27 Besluitenlijst

  • 1.

    De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt aan de leden rondgedeeld.

  • 2.

    Deze besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

  • 3.

    Op de besluitenlijst wordt ook vermeld wie zich op de tribune bevond.

Artikel 28 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 29 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Toehoorders en pers

Artikel 30 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 31 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 32 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoorcommissie

Artikel 33 Hoorcommissie; doel

  • 1.

    De raad stelt een permanente hoorcommissie in, die op diverse beleidsterreinen kan worden ingezet, waaronder in ieder geval dat van de ruimtelijke ordening.

  • 2.

    Als een hoorcommissie werkzaam is bij de voorbereiding op de besluitvorming over een bestemmingsplan, zoals omschreven in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, stelt hij degenen die tijdig zienswijzen kenbaar hebben gemaakt bij de raad in de gelegenheid vóór het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan de zienswijzen mondeling toe te lichten. Voor overige beleidsterreinen en onderwerpen gelden overeenkomstige bepalingen.

  • 3.

    De werkzaamheden van een hoorcommissie zijn inhoudelijk van aard en monden uit in een advies aan de raad, vervat in een rapport, waarin wordt vermeld welke zienswijzen zijn binnengekomen, welke zienswijzen ontvankelijk zijn, een samenvatting van de ontvankelijke zienswijzen, een weergave van de hoorzitting(en), een advies over de zienswijzen en een eventueel voorstel tot aanpassing van het ontwerpbesluit. Van deze opzet kan, afhankelijk van het beleidsterrein en het onderwerp, worden afgeweken.

  • 4.

    Een hoorcommissie kan zich laten bijstaan door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 34 Samenstelling en werkwijze

  • 1.

    De raad kan, op voordracht van een fractie, per fractie maximaal één raadslid voor de hoorcommissie benoemen. Elk benoemd hoorcommissielid kan zich voor de volledige duur van de behandeling van een onderwerp laten vervangen door een ander raadslid uit zijn fractie.

  • 2.

    De omvang en samenstelling van de hoorcommissie wordt per te behandelen onderwerp vastgesteld, met dien verstande dat deze minimaal uit drie (plaatsvervangende) leden bestaat.

  • 3.

    De hoorcommissie, in de omvang als bepaald in het tweede lid van dit artikel, kiest uit zijn midden een voorzitter. De voorzitter neemt deel aan de beraadslaging en aan de advisering.

  • 4.

    De hoorcommissie, in de omvang als bepaald in het tweede lid van dit artikel, bepaalt de werkwijze en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan rapportering en openbaarheid.

Slotbepalingen

Artikel 35 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist een commissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 36 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening op de raadscommissies 2008, in werking getreden op 3 april 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de datum van publicatie.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening op de raadscommissies 2009”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 april 2009.

De griffier, De voorzitter,

TOELICHTING OP DE VERORDENING

aLGEMEEN

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

Deze verordening heeft betrekking op de raadscommissies. In veel gemeenten is de afgelopen jaren stil gestaan bij het bestaande vergaderstelsel. De praktijk laat zien dat het commissiestelsel niet alleen op verschillende manieren wordt heringericht, maar dat er ook gemeenten zijn die de keuze hebben gemaakt om zonder raadscommissies te werken.

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies. Om te bevorderen dat de discussie in de raad plaatsvindt, zijn er gemeenten die ervoor kiezen om geen raadscommissie(s) in te stellen. De vaststelling van een verordening op de raadscommissies is uiteraard overbodig als er geen raadscommissie wordt ingesteld. De instelling van raadscommissies geschiedt bij verordening, waarin de taken bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies worden vastgelegd.

Ten opzichte van de uit 2002 daterende verordeningen zijn een aantal wijzigingen opgetreden. Na vier jaar ervaring met de duale werkwijze van de raad was er behoefte aan een herziening van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad. Door de samenhang tussen het reglement en de commissieverordening is ook dit laatste herzien. De meest principiële wijzing in beide regelingen is het verwijderen van het spreekrecht uit het Reglement van Orde en een versterking van dit recht in de verordening op de raadscommissies.

Juist omdat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor al is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is de kans klein dat de raad op dat moment - als reactie op het inspreken van een burger - nog van richting verandert. De inspreekmogelijkheid van de burger tijdens de raadsvergadering kan daarmee als "schijnspreekrecht" worden betiteld. De mogelijkheden van burgers om tijdens de commissievergaderingen in te spreken zou daar en tegen beter benut kunnen worden. Deze vergaderingen zijn doorgaans laagdrempeliger en hebben meer mogelijkheden om met de inspreker in overleg te gaan in een informele setting.

Aanpassing in 2008

In de vergadering van 4 maart 2008 heeft de raad besloten artikel 23 lid 2 te schrappen.

Aanpassing in 2009

In de vergadering van 24 maart 2009 heeft de raad besloten de samenstelling van de hoorcommissie aan te passen, op 21 april is besloten deze aanpassing in artikel 34 van de verordening te verwerken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.

Artikel 2 Instelling raadscommissies

In Zandvoort is – op basis van de opgedane ervaring de afgelopen vier jaren – gekozen voor een verordening met een stelsel van meerdere raadscommissies. Ten opzichte van 2002 is hier geopteerd voor 3 in plaats van 4 commissies. De commissie Collegezaken is vervallen, waarbij het afleggen van verantwoording door het college is neergelegd bij de commissie Planning en Control. Bij de commissie Projecten en Thema’s is meer nadrukkelijk aandacht voor burgerinbreng.

Artikel 3 Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad plaats.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan uiteraard ook overleg plaatsvinden in het presidium (bestaande uit de fractievoorzitters en de voorzitter van de raad)of de agendacommissie (bestaande uit de voorzitters van de raadscommissies en de voorzitter van de raad). Veelal zal het echter wel zo blijven dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.

Artikel 4 Buitengewoon lid, samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. De verhoudingen in de raadscommissies behoeven blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. In Zandvoort is gekozen voor een maximum van twee leden per fractie.

De leden van een raadscommissie behoeven geen raadslid te zijn: buitengewone commissieleden. Wel is er vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan (lid 6). In het voorstel aan de raad was oorspronkelijk opgenomen het voorstel om het buitengewone lid slechts te benoemen in één commissie. Gedurende de raadsvergadering van 25 april 2006 is het voorstel succesvol geamendeerd, waardoor lid 3 het mogelijk maakt dat het buitengewone lid, lid kan zijn van meerdere raadscommissies. Hetzelfde geldt voor het vierde lid die er oorspronkelijk toe leidde dat het buitengewone lid geen plaatsvervangend lid kon zijn in andere commissies. Na succesvolle amendering in dezelfde vergadering luidt lid 4 nu aldus dat één ander raadslid of buitengewoon lid van de fractie als plaatsvervanger kan optreden.

Op grond van het vijfde lid moeten leden en buitengewone leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

Artikel 5 Voorzitter

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen.

Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter op grond van artikel 1 van de modelverordening) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Een andere keuze is echter ook denkbaar, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is.

In Zandvoort is er voor gekozen dat de door de raad gekozen commissievoorzitters elkaar bij absentie vervangen. De huidige ruime formulering van het artikel biedt daarvoor de ruimte.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden, de eventuele buitengewone leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad behoeft hen niet te ontslaan.

Op grond van het tweede lid eindigt het (buitengewoon) lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. Er is in deze bepaling niet voorzien in een ontslagregeling voor buitengewone leden, deze hebben in principe 4 jaar zitting, tenzij zij niet meer voldoen aan de in artikel 4, vierde lid, gestelde eisen, ontslag nemen of overlijden. Desgewenst kan de raad er voor kiezen om hiervoor een vergelijkbare ontslagregeling als voor de voorzitter op te nemen door aanvulling van het vierde lid. De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. De verantwoordelijkheid om een commissie adequaat te ondersteunen ligt bij de griffier. De griffier kan zowel een medewerker van de griffie als een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie hiertoe aanwijzen. Het kan ook zijn dat de griffier de taken van de commissiegriffier vervult.

Artikel 8 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Het kan gewenst zijn dat een lid van het college , de burgemeester of de secretaris deelneemt aan de vergadering van de raadscommissie. De commissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid al dan niet gewenst is en of de genodigde aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden, de burgemeester en de secretaris uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zal de portefeuillehouder veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.

Ten opzichte van de verordening uit 2002 is gekozen voor een wat minder strenge duale redactie. Zo is het artikel over de secretaris geïntegreerd in dit artikel 8 en is weggelaten dat aan het college toestemming moet worden gevraagd voor de aanwezigheid van de secretaris (aangezien het college werkgever is van de secretaris). Daarnaast is in dit artikel de bepaling geschrapt dat raadscommissie bij aanvang van de vergadering kan beslissen dat de burgemeester en één of meer wethouders niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen. Gezien de eerste bepaling van het artikel is dit feitelijk overbodig.

De stuurgroep Leemhuis heeft in haar rapport aandacht besteed aan de aanwezigheid van de burgemeester en leden van het college in de commissievergaderingen. Naar verwachting komt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met voorstellen voor een minder 'stramme' ontvlechting.

Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.

Paragraaf 1.4.1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie en -plaats

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen.

In Zandvoort is er voor gekozen de commissie Projecten en Thema’s in te stellen met een uitgebreide mogelijkheid van burgerbetrokkenheid. Daartoe is tevens bepaald dat deze commissie waar mogelijk en wenselijk op andere locaties dan het raadhuis vergadert.

Bepaald is dat de voorzitter bij alternatieve vergadertijdstippen of locaties overleg voert met de griffier.

Openbaarheid

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze modelverordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

Artikel 10 Agendacommissie en artikel 12 Oproep

De agendacommissie vervult een coördinerende rol bij de agendering van zaken in commissies. De agendacommissie stelt de agenda's van de raadscommissies voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda van een raadscommissie geschiedt door de betreffende commissie bij de aanvang van de vergadering. De taken en positie van de agendacommissie zijn ten opzichte van de verordening uit 2002 duidelijker omschreven.

De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste tien dagen voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 14, derde lid).

Artikel 11 Inbreng onderwerpen door derden

Ten behoeve van het stimuleren van burgerbetrokkenheid wordt in de commissie Projecten en Thema’s de gelegenheid geboden dat derden eigen onderwerpen inbrengen. In dit artikel is de noodzakelijke structuur aangebracht.

Artikel 13 De agenda

Het versturen van de agenda is geregeld in artikel 13. In dit artikel is allereerst een procedure voor spoedeisende zaken geregeld. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het tweede en derde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken

Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Veelal zal dit in het gemeentehuis zijn, maar uiteraard kan in een gemeente met meerdere dorpskernen ook gekozen worden voor terinzagelegging op meerdere plaatsen zoals een bibliotheek. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies bij de griffier inzien.

Artikel 15 Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling geeft hier een regeling voor.

Artikel 16 Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Indien de griffier tevens de functie van commissiegriffier op zich neemt, ondertekent hij de presentielijst. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de buitengewone leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

Artikel 17 Opening vergadering en quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 17 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal fracties aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd.

Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

Artikel 18 Spreekrecht burgers

In de algemene inleiding is aangegeven dat bij de herziening van het Reglement van Orde ervoor gekozen is het spreekrecht in de raadsvergadering te schrappen en in de commissievergadering meer uit te werken. Dit omdat de besluitvormingsproces in de raadsvergadering al zover gevorderd is dat aan het inspreken geen recht kan worden gedaan. Tijdens de commissievergaderingen zijn er meer mogelijkheden voor de inspreker om van gedachten te wisselen met de commissieleden en zo bij te dragen aan de besluitvorming.

In de Zandvoortse opzet is er voor gekozen de burger twee termijnen te gunnen: één voorafgaand aan de eerste termijn van de commissieleden, en een tweede voorafgaand aan de tweede termijn van de commissieleden. Deze tweede inspreektermijn dient ertoe te kunnen reageren op de beraadslagingen naar aanleiding van het in de eerste inspreektermijn gesprokene. Indien niet in de eerste inspreektermijn gesproken is, mag ook geen gebruik worden gemaakt van de tweede inspreektermijn.

Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst.

Het burgerinitiatief is een instrument voor burgers om een niet-geagendeerd onderwerp op de agenda van de raad- of commissie te plaatsen. Dit onderwerp zal in deze raadsperiode verder worden uitgewerkt.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

Artikel 19 Besluitenlijst

De ontwerpbesluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijk oproep aan de leden toegezonden. De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Een voorstel tot wijziging wordt voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de commissiegriffier ingediend. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie het verslag vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Het is aan te bevelen uitsluitend een zakelijke samenvatting van hetgeen besproken is, te geven. De commissiegriffier stelt de besluitenlijst, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt hiervoor bij de griffier op grond van het vijfde lid. Na vaststelling van de besluitenlijst ondertekenen de voorzitter en de commissiegriffier deze.

Artikel 20

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter behoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

Artikel 21 Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door een raadscommissie Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, vierde lid Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 30 van deze verordening.

Artikel 23 Beraadslaging; woordvoering

Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.

Lid 2, dat vermeldde dat er per onderwerp slechts één spreker per fractie is, is in deze verordening vervallen.

Indien de schorsing als bedoeld in het derde lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd.

De voorzitter sluit af met een conclusie over het vervolg (lid 6).

Artikel 24 Informatieverstrekking door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikel 8 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

Artikel 25 Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

Artikel 26 Algemeen en tribune

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven. Het tweede lid bepaalt dat gedurende een besloten vergadering raadsleden, collegeleden en terzake deskundige ambtenaren op de tribune kunnen plaatsnemen. Buitengewone commissieleden die geen lid zijn van de betreffende commissie, kunnen derhalve niet aanwezig zijn.

Artikel 27 Besluitenlijst

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In Zandvoort is gekozen voor een zakelijke besluitenlijst. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van dit verslag.

Artikel 28 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

Artikel 29 Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 28 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze modelbepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 30 Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

Artikel 31 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 32 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

Artikel 33 Hoorcommissie; doel

In mei 2004 is door de gemeenteraad een procedure vastgesteld voor de hoorcommissie die tot op heden is ingezet voor het horen van indieners van zienswijzen bij ontwerp-bestemmingsplannen en besluiten inzake de Wet Voorkeursrecht Gemeenten. De procedure uit 2004 luidt als volgt:

  • 1.

    Bij aanvang van een raadsperiode wordt een vaste hoorcommissie voor bestemmingsplannen geïnstalleerd;

  • 2.

    Vanaf het moment dat inwoners betrokken worden bij het bestemmingsplan – hetzij door participatie hetzij door inspraak – wenst de hoorcommissie betrokken te worden om de leden in de gelegenheid te stellen vroegtijdig informatie te vergaren. E.e.a. vanuit het beginsel dat het belang van de burger voorgaat;

  • 3.

    Registratie van zienswijzen op ontwerpbestemmingsplan gericht aan de raad;

  • 4.

    Beoordelen van ontvankelijkheid zienswijzen;

  • 5.

    De hoorcommissie bepaalt de data van de vergaderingen van het moment van het einde van de inspraaktermijn tot en met besluitvorming door de raad (maximaal vier maanden: stappenplan);

  • 6.

    De griffie draagt – waar nodig in samenwerking met de ambtelijk deskundige – zorg voor een samenvatting van het voortraject, de te volgen procedure (datum hoorzitting en data raadscommissie en raad) en een samenvatting van de zienswijzen;

  • 7.

    Een externe, onafhankelijke deskundige (niet gebonden aan de ambtelijke organisatie en gedurende de hoorcommissieactiviteiten niet anderszins werkzaam voor de gemeente Zandvoort) krijgt de opdracht een nota op te stellen die de reactie bevat op de (mondelinge aanvulling op de) zienswijzen, de zgn. reactienota. De reactienota dient als studiemateriaal voor de hoorcommissie;

  • 8.

    De hoorcommissie huurt een externe notulist in;

  • 9.

    De griffie nodigt de indieners van zienswijzen uit voor de hoorzitting met het verzoek zich te melden indien zij gebruik willen maken van de mogelijkheid om gehoord te worden;

  • 10.

    De griffie legt alle zienswijzen ter inzage in de raadsledenkamer en verzorgt kopieën van zienswijzen die in de hoorzitting mondeling toegelicht zullen worden;

  • 11.

    De griffie organiseert een workshop over het ontwerpbestemmingsplan inclusief – indien gewenst – een rondleiding (schouw) in het plangebied;

  • 12.

    De griffie begeleidt de feitelijke hoorzitting;

  • 13.

    De griffie begeleidt de besloten beraadslaging(en) van de commissie in aanwezigheid van de externe deskundige, waarin gekomen wordt tot de formulering van het advies aan de gemeenteraad;

  • 14.

    Het advies van de hoorcommissie wordt aangeboden aan het College van burgemeester en wethouders;

  • 15.

    Het ontwerpbestemmingsplan wordt geagendeerd voor de commissie raadszaken: bij de stukken wordt het advies van zowel de hoorcommissie als de reactie daarop van het College van burgemeester en wethouders gevoegd;

  • 16.

    Behandeling in de commissie raadszaken;

  • 17.

    Vaststelling van het bestemmingsplan in de gemeenteraad.

In dit artikel is de werkwijze samengevat met de mogelijkheid deze afhankelijk van het onderwerp in te vullen.

Artikel 34 Samenstelling en werkwijze

In 2008 en 2009 is uitgebreid gediscussieerd over de bemensing van de hoor- en adviescommissie. Dit heeft geleid tot het besluit van de gemeenteraad van 24 maart 2009, dat luidt:

  • -

    De huidige hoorcommissie te laten voortbestaan;

  • -

    Plaatsvervanging binnen de eigen fractie toe te staan

  • -

    Het minimumaantal op drie leden (fracties) te stellen

  • -

    Het aan de volgende raad over te laten wijzigingen door te voeren.

De verwerking van dit besluit is zichtbaar in artikel 34.

Er is niet geregeld hoe de plaatsvervanging tot stand komt. Dit wordt aan de fracties overgelaten.

In de geest van de (oude) bepaling van artikel 34 lid 2, die beschikbaarheid gedurende de gehele behandeling van een zaak dwingend voorschreef, is nu in lid 1 bepaald dat plaatsvervanging voor een gehele behandeling geldt; het is niet de bedoeling halverwege nog in te stappen.

Met de nieuwe formulering van lid 2 is deze bepaling over de beschikbaarheid vervallen. Het is mogelijk deze te handhaven, maar het kan ook aan de leden van de hoorcommissie in functie worden overgelaten te bepalen hoe zij hun taken zinvol en efficiënt invullen en verdelen. Er is inmiddels ervaring genoeg opgedaan om dit te kunnen doen zonder nadere instructies.

Artikel 35 Uitleg verordening en artikel 36 Inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen toelichting.