Regeling vervallen per 01-01-2016

Treasurystatuut gemeente Zederik 2011

Geldend van 01-06-2011 t/m 31-12-2015

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Zederik 2011

De Raad der gemeente Zederik;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 april 2011;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden en de Financiële verordening gemeente Zederik;

b e s l u i t :

vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

I Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

Garantie

Een financieringsinstrument, waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker verplicht in te staan voor de betalingsverplichtingen van een derde, waardoor deze geldverstrekker bereid is een lening te verstrekken of om een lening tegen gunstiger condities te verstrekken.

Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

Intern liquiditeitsrisico

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij. als gevolg van insolventie of deficit.

Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

Medium term note

Verhandelbare schuldbekentenis als onderdeel van een obligatielening uitgegeven door een overheid of bedrijf.

Netto vlottende schuld

Het gezamenlijk bedrag van schulden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd korter dan één jaar verminderd met het gezamenlijk bedrag van kasgelden, tegoeden rekening courant en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd korter dan één jaar.

Rating

Een betrouwbare weergave van de kredietwaardigheid van een partij vastgesteld door een erkend ratingbureau. De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

Renterisiconorm

Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s bij herfinanciering en/of renteherziening.

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de bank- en girorekeningen.

Rentevisie

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

Solvabiliteitsratio van 0%

Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend. Deze solvabiliteitsvrije status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves hoeft aan te houden.

Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, financiering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1. Het steeds beschikbaar zijn van voldoende liquiditeiten voor de primaire processen.

  • 2. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 3. Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 4. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 5. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido, Regeling Ruddo en respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1. De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen.

  • 2. De gemeente kan derivaten hanteren of, in afwijking van het eerste lid, middelen uitzetten anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 3. De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 4. De gemeente zet tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij de financiële instelling waar deze leningen zijn aangegaan, onverminderd de bij artikel 6 genoemden uitgangspunten.

  • 5. Indien de gemeente een nettingsovereenkomst heeft afgesloten met een financiële instelling met betrekking tot het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoeld in het vierde lid, zijn de bij artikel 6 genoemde uitgangspunten, niet van toepassing.

  • 6. Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur. De extern adviseur wordt gekozen na selectie uit 3 opgevraagde offertes.

  • 7. Voor garantie komen alleen onroerende zaken in aanmerking, overige bestedingsdoelen zijn uitgesloten.

  • 8. Een garantie wordt niet verstrekt indien geldnemer structureel niet in staat is de verschuldigde rente en aflossing te dragen. Vooraf wordt informatie ingewonnen over de financiële positie en kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 9. Indien een garantie wordt verstrekt, strekt deze alleen tot zekerstelling aan de geldverstrekker van de betaling van rente en aflossing indien een geldnemer in gebreke is gebleven.

  • 10. In een garantie wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

  • 11. In een garantie worden geen bedingen opgenomen die de aansprakelijkheid van de gemeente verhogen of uitbreiden boven of naast de betaling van rente en aflossing.

  • 12. De gemeente sluit ten gunste van het personeel of politieke ambtsdragers geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door andere financiële instellingen.

  • 13. Een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, wordt niet eerder genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Het publiek belang moet door het college worden gemotiveerd.

  • 14. Bij het aangaan van een bij lid 13 genoemde overeenkomst worden zo mogelijk zekerheden bedongen.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1. De netto vlottende schuld dient te allen tijde de kasgeldlimiet zoals vastgelegd in de Wet Fido niet te overschrijden.

  • 2. Het renterisico van de vaste schuld dient te allen tijde de renterisiconorm zoals vastgelegd in de Wet Fido niet te overschrijden.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

V Koersrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury. Bij uitzettingen dient minimaal de hoofdsom te zijn gegarandeerd. door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening-courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten.

  • 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

  • 3. Beleggingen in aandelen worden uitsluitend gedaan voor de uitoefening van de publieke taak.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1. Uitzettingen mogen worden gedaan bij kredietwaardige partijen. Onder ‘kredietwaardige partijen’ wordt verstaan:

    • a.

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%

    • b.

      Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) onder toezicht van De Nederlandse Bank met minimaal een AA-rating van twee gezaghebbende ratingagencies.

    • c.

      Indien de gelden worden uitgezet voor een periode van drie maanden of korter dienen de financiële instellingen minimaal een A-rating van tenminste twee gezaghebbende ratingagencies te hebben.

  • 2. Om kredietrisico te spreiden worden

    • a.

      Bij een financiële instelling met een A-rating middelen uitgezet tot een maximum van € 2,5 miljoen per individuele partij

    • b.

      Bij een financiële instelling met een AA rating middelen uitgezet tot een maximum van € 5 miljoen per individuele partij.

    • c.

      Bij een financiële instelling met AAA-rating geen beperkingen gesteld.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van daarenboven minimaal 3 jaar.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Nederlandse geldeenheid i.c. de euro’s.

Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak, tenzij er sprake is van een uitzondering volgens artikel 3 lid 2.

  • 2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN).

  • 4. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • 5. Gelet op de dynamiek van de marktrente en de verwachte korte geldigheidsduur van een offerte kan de offerte in de vorm van een faxbericht met een rentestand op een vooraf bepaald tijdstip teneinde de onderlinge vergelijkbaarheid van offertes mogelijk te maken.

X Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden.

  • 2. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Verwezen wordt naar artikel 9 lid 5.

XI Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 5 jaar beoordeeld. Bankrelaties worden jaarlijks op hun kredietwaardigheid beoordeeld.

  • 2. Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6.

  • 3. Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1. Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2. Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldo- en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1. De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, uit hoofde van uitoefening van de publieke taak, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4. Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten.

  • 5. Bij het uitzetten van gelden korter dan twee jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan, met inachtneming van de geformuleerde maximumbedragen.

  • 6. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd langer dan één maand.

  • 7. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd tot en met één maand.

  • 8. Ten aanzien van lid 6 en 7 van dit artikel wordt verwezen naar artikel 9 lid 5.

Delegatie en mandaat, administratieve organisatie en interne controle

XIV Delegatie en mandaat

Artikel 14.

  • 1. Op grond van de Wet fido wordt het treasurystatuut uitgewerkt in de Paragraaf financiering en treasury in de begroting. Daarin wordt in elk geval aandacht besteed aan de rentevisie, de renterisiconorm, de kasgeldlimiet en het aantrekken en uitzetten van middelen voor de korte en de lange termijn.

  • 2. Met de vaststelling van de begroting door de raad wordt het college gemachtigd de treasury uit te voeren binnen de kaders van de Paragraaf financiering en treasury. Een transactie buiten deze kaders wordt derhalve altijd vooraf ter goedkeuring aan de raad voorgelegd.

  • 3. Het college kan onder nader te stellen voorwaarden bevoegdheden mandateren aan ambtelijk medewerkers. De nader te stellen voorwaarden hebben betrekking op de administratieve organisatie en interne controle waaronder de handhaving van de functiescheiding, zoals die hierna in artikel 15 is beschreven.

  • 4. De raad wordt door middel van de treasuryparagraaf in de tussentijdse rapportages geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de treasuryparagraaf in de begroting. Het college van burgemeester en wethouders legt rekening en verantwoording af in de Paragraaf financiering en treasury in de jaarrekening.

XV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 15.

Bij de in artikel 14 lid 3 bedoelde mandatering wordt in elk geval rekening gehouden met:

  • 1. Treasuryactiviteiten zijn belegd bij de financieel consulent adviseur (A), in dit kader genoemd de treasurer.

  • 2. Bij het aantrekken en uitzetten van middelen wordt onderscheid gemaakt in kort- en langlopende middelen. Bij kortlopende middelen wordt de transactie vooraf geautoriseerd door de treasurer en de controller, met dien verstande dat indien de transactie een bedrag omvat van € 500.000 of meer tevens een autorisatie door een lid van het college, de portefeuillehouder financiën is vereist. Bij langlopende middelen wordt de transactie altijd vooraf geautoriseerd door de treasurer, de controller en de wethouder financiën.

  • 3. Achteraf wordt het college van burgemeester en wethouders geïnformeerd over de gedurende de verstreken periode uitgevoerde transacties door middel van de tussentijdse rapportage (managementrapportage).

  • 4. De door het college verstrekte mandaten worden vastgelegd in een mandaatregister welke jaarlijks wordt geactualiseerd. Voor het onderdeel treasury is het verstrekte mandaat als bijlage bij dit statuut gevoegd.

  • 5. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 6. Een medewerker van de financiële administratie is verantwoordelijk voor de administratieve vastlegging en afhandeling van de transacties. Alle relevante gegevens en originele documenten worden bewaard in het archief van de financiële administratie. De treasurer ontvangt afschriften van op een transactie betrekking hebbende documenten ten behoeve van het treasurydossier.

  • 7. Bij afwezigheid van medewerkers treedt een vervangingsregeling in werking om de voortgang van de werkzaamheden te garanderen. In deze regeling wordt het principe van de bovenstaande functiescheiding gehandhaafd. De vervangingsregeling maakt onderdeel uit van het onder artikel 15 lid 4 genoemde mandaatregister.

XVI Informatieverstrekking aan derden

Artikel 16.

  • 1. Ingevolge artikel 8 van de wet fido is de gemeente verplicht informatie aangaande de treasury te verstrekken aan de toezichthouder (provincie) en het CBS. De treasurer levert deze informatie, na autorisatie door de controller.

  • 2. De door de raad genomen lenings-, uitzettings- en garantiebesluiten worden door het college verstrekt aan de toezichthouder (de provincie).

XVII Controle

Artikel 17.

De externe accountant is in het kader van haar reguliere controletaak belast met het adviseren en het controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut en de dienaangaande getroffen maatregelen voor de administratieve organisatie en interne controle.

XVIII Slotbepalingen

Artikel 18.

  • 1. Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 juni 2011. Dit treasurystatuut treedt in de plaats van het treasurystatuut vastgesteld d.d. 26 juni 2002 dat hiermee is vervallen.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Treasurystatuut gemeente Zederik 2011".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zederik, gehouden op 30 mei 2011.

De secretaris, De voorzitter,

Bijlage bij Het treasurystatuut van de gemeente Zederik.

Verstrekte mandaten

Bevoegde functionaris

(1e autorisatie)

Bevoegde functionaris

(2e autorisatie)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening, termijn korter dan 1 jaar en kleiner dan € 500.000 en conform Paragraaf financiering en treasury

Treasurer

Controller

2.Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld, termijn korter dan 1 jaar en kleiner dan € 500.000 en conform Paragraaf financiering en treasury

Treasurer

Controller

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker administratie

Financieel consulent Adviseur (A)

Financieel Beleidsmedewerker (A)

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Controller

Wethouder financiën

5.Bankcondities en tarieven afspreken

Controller

Wethouder financiën

Risicobeheer

6.Het afsluiten van derivatentransacties

Controller

Wethouder financiën

Financiering en uitzetting

7.Het afsluiten van kredietfaciliteiten met een looptijd langer dan 1 jaar, zoals vastgelegd in Paragraaf financiering en treasury

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (3e)

8.Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in de Paragraaf financiering en treasury (looptijd langer dan 1 jaar)

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (3e)

9.Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de Paragraaf financiering en treasury (looptijd langer dan 1 jaar)

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (3e)

10.Het beleggen in garantieproducten

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (3e)

Voor de verstrekte mandaten is de volgende vervangingsregeling van kracht:

Vervangingsregeling treasury

Taak

Functionaris

Vervanger

Aantrekken en uitzetten van kortlopende middelen

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (indien transactie € 500.000 of meer)

Financieel Adviseur A (2e)

Secretaris

Burgemeester

Aantrekken en uitzetten van langlopende middelen

Treasurer

Controller

Wethouder financiën

Financieel Adviseur A (2e)

Secretaris

Burgemeester

Administratie van documenten

Medewerker financiële administratie

Medewerker (2e) van financiële administratie

Treasurydossier

Treasurer

Financieel Adviseur (A) (2e)

Betaling 1e handtekening

Medewerker financiële administratie

Financieel Adviseur (A) (2e)

Betaling 2e handtekening

Financieel Adviseur (A) (2e)

Financieel Beleidsmedewerker (A)