Regeling vervallen per 01-01-2019

Treasurystatuut gemeente Zederik 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2018

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Zederik 2016

I Begrippenkader

Artikel 1.

  • Begrotingstotaal:

    De totale lasten op de begroting

  • Call-geld:

    Opname of uitzetting van geldmiddelen voor zeer korte termijn (van 1 dag tot 1 week), ook wel daggeld genoemd.

  • Cashmanagement:

    De activiteiten van Treasury gericht op saldoregulatie, liquiditeitsbeheer, geldstromenbeheer en bankrelatiebeheer, waarbij het kostenefficiënt beheren van de kaspositie centraal staat.

  • Daggeld og:

    Een door de gemeente van de bank opgenomen geldlening met een looptijd van minimaal een (1) en maximaal twee (2) dagen.

  • Daggeld ug:

    Een door de gemeente aan de bank verstrekte geldlening met een looptijd van minimaal een (1) en maximaal twee (2) dagen.

  • Decentrale overheden:

    Provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen in de vorm van een openbaar lichaam.

  • Deposito:

    Een door de bank van de gemeente opgenomen geldlening met een looptijd van minimaal drie (3) dagen en maximaal twee (2) jaar minus een (1) dag, tegen een vast rentepercentage.

  • Drempelbedrag:

    Een bedrag dat uitgezonderd is van de verplichting om in ’s-Rijks schatkist te worden aangehouden. Dit bedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam.

  • EER:

    Europese Economische Ruimte: alle landen van de EU, aangevuld met Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.

  • Financiële derivaten:

    Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices.

  • Financiering:

    Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor de dekking van de vermogensbehoefte. Deze middelen kunnen uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen bestaan.

  • Geldstromenbeheer:

    Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

  • Interest (of rente):

    De vergoeding die in rekening wordt gebracht voor het tijdelijk beschikbaar stellen van liquiditeiten (het lenen), De interest wordt meestal uitgedrukt in een percentage van de hoofdsom op jaarbasis.

  • Intern liquiditeitsrisico:

    De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • Kasgeldlimiet:

    Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • Koersrisico:

    Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • Koersrisicobeheer:

    Het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • Kredietrisico:

    De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

  • Kredietrisicobeheer:

    Het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen van de tegenpartij.

  • Limiet:

    Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

  • Liquiditeitenbeheer:

    Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • Liquiditeitsplanning:

    Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomende en uitgaande geldstromen ingedeeld per tijdseenheid.

  • Liquiditeitspositie:

    Het verschil tussen inkomsten en uitgaven, uitgedrukt in feitelijke geldstromen. Het omvat het totaal van de rekening-courantsaldi, kasgeld- en daggeldleningen og/ug (og:opgenomen gelden, ug:uitgezette gelden).

  • Obligatie:

    Verhandelbare schuldtitel als onderdeel van een obligatielening.

  • Onderhandse lening:

    Een lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geldverstrekker worden overeengekomen, een dergelijke lening is moeilijk verhandelbaar.

  • Projectfinanciering:

    Het aantrekken van een lange termijn financiering ten behoeve van een specifiek, zelfstandig project, dit in tegenstelling tot totaalfinanciering. Projectfinanciering wordt vaak gebruikt bij publiek-private samenwerkingen voor de financiering van projecten voor gebiedsontwikkeling, infrastructuur, woningbouw en uiteenlopende openbare voorzieningen.

  • Prudent:

    Zorgvuldigheid en behoedzaamheid van optreden bij het uitzetten van middelden en het afsluiten van derivaten, tot uitdrukking komend in een voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de uitzetting, derivaten daaronder begrepen.

  • Publieke taak:

    Een gemeente kan/mag iets tot de publieke taak rekenen wanneer het particulier bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is. Een gemeente bepaalt – gemotiveerd en transparant – in principe zelf wat onder de publieke taak moet worden verstaan en hoe deze zal worden uitgeoefend. In de Wet Fido is geen sprake van een inkadering van het begrip publieke taak.

  • Rating:

    Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau, zoals Moody’s, Standard & Poors of Fitch.

  • Rekening courant:

    Lopende rekening bij een bank.

  • Relatiebeheer:

    Het onderhouden van relaties met partijen die actief zijn op de financiële markten, waaronder banken en geldmakelaars.

  • Renterisico:

    Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

  • Renterisico op de vaste schuld:

    Mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van 1 jaar of langer.

  • Renterisicobeheer:

    Het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger, respectievelijk dat de renteopbrengsten lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau c.q. het in de (meerjaren)begroting geraamde niveau.

  • Renterisiconorm:

    Een bedrag bij de aanvang van het jaar op basis van een ingevolge de Wet Fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij herfinanciering niet mag worden overschreden.

  • Rentetypisch Looptijd:

    Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • Rentevisie:

    Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.

  • 0%-solvabiliteisratio:

    Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de EER aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegerekend. Deze status houdt in dat een bank voor een desbetreffend papier geen (0%) reserves behoeft aan te houden.

  • Toezichthouder:

    Het bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam.

  • Totaalfinanciering:

    Bij totaalfinanciering wordt pas geleend als alle ‘bankrekeningen’ een negatief saldo vertonen. Hierdoor zijn de rentekosten zo laag mogelijk en wordt de kas-geldlimiet optimaal benut. Bij de methodiek totaalfinanciering zijn leningen niet gekoppeld aan specifieke uitgaven of investeringen, maar aan het saldo van wat de gemeente in totaal uitgeeft en binnenkrijgt.

  • Treasuryfunctie:

    De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

  • Tussenpersonen:

    Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

  • Uitzetting:

    Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

  • Valutarisico:

    Het gevaar dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastro-men uitgedrukt in euro’s afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

  • Valutarisicobeheer:

    Het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen uitgedrukt in euro’s afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment.

  • Wettelijk kader:

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het steeds beschikbaar zijn van voldoende liquiditeiten voor de primaire processen.

  • 2.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities.

  • 3.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 4.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 5.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido, Regeling Ruddo en respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit treasury statuut.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de 'publieke taak' uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen.

  • 2.

    De gemeente kan derivaten hanteren of, in afwijking van het eerste lid, middelen uitzetten anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 3.

    De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 4.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur. De extern adviseur wordt gekozen na selectie uit 3 opgevraagde offertes.

  • 5.

    Voor garantie komen alleen onroerende zaken in aanmerking, overige bestedingsdoelen zijn uitgesloten.

  • 6.

    Een garantie wordt niet verstrekt indien geldnemer structureel niet in staat is de verschuldigde rente en aflossing te dragen. Vooraf wordt informatie ingewonnen over de financiële positie en kredietwaardigheid van de betreffende partij.

  • 7.

    Indien een garantie wordt verstrekt, strekt deze alleen tot zekerstelling aan de geldverstrekker van de betaling van rente en aflossing indien een geldnemer in gebreke is gebleven.

  • 8.

    In een garantie wordt geen afstand gedaan van de voorrechten die wettelijk aan een borg toekomen.

  • 9.

    In een garantie worden geen bedingen opgenomen die de aansprakelijkheid van de gemeente verhogen of uitbreiden boven of naast de betaling van rente en aflossing.

  • 10.

    De gemeente sluit ten gunste van het personeel of politieke ambtsdragers geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door andere financiële instellingen.

  • 11.

    Een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, wordt niet eerder genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Het publiek belang moet door het college worden gemotiveerd.

  • 12.

    Bij het aangaan van een bij lid 13 genoemde overeenkomst worden zo mogelijk zekerheden bedongen.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1. De bepalingen met betrekking tot de kasgeldlimiet zoals vastgelegd in de Wet Fido worden nageleefd.

  • 2. De bepalingen met betrekking tot de renterisiconorm zoals vastgelegd in de Wet Fido worden nageleefd.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5. Binnen de kaders gesteld onder lid 1, 2, 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rente-typische looptijden van uitzettingen.

V Kredietrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1. Uitzettingen mogen worden gedaan bij kredietwaardige partijen. Onder ‘kredietwaardige partijen’ wordt verstaan:

    • a.

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen

  • 2. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

  • 3. Bij de uitzettingen wordt rekening gehouden met de bepalingen uit schatkistbankieren decentrale overheden, zoals opgenomen in artikel 8.

VI Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 6.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 3 jaar.

Gemeentefinanciering

VII Financiering

Artikel 7.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak, tenzij er sprake is van een uitzondering volgens artikel 3 lid 2.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN).

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • 5.

    Gelet op de dynamiek van de marktrente en de verwachte korte geldigheidsduur van een offerte kan de offerte in de vorm van een faxbericht met een rentestand op een vooraf bepaald tijdstip teneinde de onderlinge vergelijkbaarheid van offertes mogelijk te maken.

  • 6.

    Voor het aantrekken van een lange termijn financiering ten behoeve van een specifiek, zelfstandig project kan gekozen worden voor projectfinanciering in tegenstelling tot totaal financiering.

VIII Schatkistbankieren

Artikel 8.

IX Relatiebeheer

Artikel 9.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden tenminste ééns in de 5 jaar beoordeeld. Bankrelaties worden jaarlijks op hun kredietwaardigheid beoordeeld.

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6.

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

X Geldstromenbeheer

Artikel 10.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

XI Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 11.

Voor het saldo- en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, uit hoofde van uitoefening van de publieke taak, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 – de kas-geldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten.

  • 5.

    Bij het uitzetten van gelden korter dan twee jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan, met inachtneming van de geformuleerde maximumbedragen.

  • 6.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd langer dan één maand.

  • 7.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd tot en met één maand.

  • 8.

    Ten aanzien van lid 6 en 7 van dit artikel wordt verwezen naar artikel 9 lid 5.

Delegatie en mandaat, administratieve organisatie en interne controle

XII Delegatie en mandaat

Artikel 12.

  • 1. Op grond van de Wet fido wordt het treasurystatuut uitgewerkt in de Paragraaf financiering en treasury in de begroting. Daarin wordt in elk geval aandacht besteed aan de rentevisie, de rente-risiconorm, de kasgeldlimiet en het aantrekken en uitzetten van middelen voor de korte en de lange termijn.

  • 2. Met de vaststelling van de begroting door de raad wordt het college gemachtigd de treasury uit te voeren binnen de kaders van de Paragraaf financiering en treasury. Een transactie buiten deze kaders wordt derhalve altijd vooraf ter goedkeuring aan de raad voorgelegd.

  • 3. Het college kan onder nader te stellen voorwaarden bevoegdheden mandateren aan ambtelijk medewerkers. De nader te stellen voorwaarden hebben betrekking op de administratieve organisatie en interne controle waaronder de handhaving van de functiescheiding, zoals die hierna in artikel 13 is beschreven.

  • 4. De raad wordt door middel van de treasuryparagraaf in de tussentijdse rapportages geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de treasuryparagraaf in de begroting. Het college van burgemeester en wethouders legt rekening en verantwoording af in de Paragraaf financiering en treasury in de jaarrekening.

XIII Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 13.

Bij de in artikel 14 lid 3 bedoelde mandatering wordt in elk geval rekening gehouden met:

  • 1.

    Treasuryactiviteiten zijn belegd bij de financieel consulent adviseur (A), in dit kader genoemd de treasurer.

  • 2.

    Bij het aantrekken en uitzetten van middelen wordt onderscheid gemaakt in kort- en langlopende middelen. Bij kortlopende middelen wordt de transactie vooraf geautoriseerd door de treasurer en de controller, met dien verstande dat indien de transactie een bedrag omvat van € 500.000 of meer tevens een autorisatie door een lid van het college, de portefeuillehouder financiën is vereist. Bij langlopende middelen wordt de transactie altijd vooraf geautoriseerd door de treasurer, de controller en de wethouder financiën.

  • 3.

    Achteraf wordt het college van burgemeester en wethouders geïnformeerd over de gedurende de verstreken periode uitgevoerde transacties door middel van de tussentijdse rapportage (ma-nagementrapportage).

  • 4.

    De door het college verstrekte mandaten worden vastgelegd in een mandaatregister welke jaarlijks wordt geactualiseerd. Voor het onderdeel treasury is het verstrekte mandaat als bijlage bij dit statuut gevoegd.

  • 5.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 6.

    Een medewerker van de financiële administratie is verantwoordelijk voor de administratieve vastlegging en afhandeling van de transacties. Alle relevante gegevens en originele documenten worden bewaard in het archief van de financiële administratie. De treasurer ontvangt afschriften van op een transactie betrekking hebbende documenten ten behoeve van het treasurydossier.

  • 7.

    Bij afwezigheid van medewerkers treedt een vervangingsregeling in werking om de voortgang van de werkzaamheden te garanderen. In deze regeling wordt het principe van de bovenstaande functiescheiding gehandhaafd. De vervangingsregeling maakt onderdeel uit van het onder artikel 13 lid 4 genoemde mandaatregister.

XIV Informatieverstrekking aan derden

Artikel 14.

  • 1. Ingevolge artikel 8 van de wet fido is de gemeente verplicht informatie aangaande de treasury te verstrekken aan de toezichthouder (provincie) en het CBS. De treasurer levert deze informatie, na autorisatie door de controller.

  • 2. De door de raad genomen lenings-, uitzettings- en garantiebesluiten worden door het college verstrekt aan de toezichthouder (de provincie).

XV Controle

Artikel 15.

De externe accountant is in het kader van haar reguliere controletaak belast met het adviseren en het controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut en de dienaangaande getroffen maatregelen voor de administratieve organisatie en interne controle.

XVI Slotbepalingen

Artikel 16.

  • 1. Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. Dit treasurystatuut treedt in de plaats van het treasurystatuut vastgesteld d.d. 30 mei 2011 dat hiermee is vervallen.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam 'Treasurystatuut gemeente Zederik 2016'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zederik, gehouden op 21 november 2016.

De secretaris,

De voorzitter,

Bijlage bij het treasurystatuut:

verstrekte mandaten in het kader van de treasury, onderdeel van het mandaatregister.

Bijlage bij Het treasurystatuut van de gemeente Zederik.

Verstrekte mandaten

 

Bevoegde functionaris

(1e autorisatie)

Bevoegde functionaris

(2e autorisatie)

 

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

 

 

1.

Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening, termijn korter dan 1 jaar en kleiner dan € 500.000 en conform Paragraaf financiering en treasury

Treasurer

Controller

2.

Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld, termijn korter dan 1 jaar en kleiner dan € 500.000 en conform Paragraaf financiering en treasury

Treasurer

Controller

3.

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker administratie

Financieel consulent Adviseur (A)

Financieel Beleidsmedewerker (A)

 

Bankrelatiebeheer

 

 

4.

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Controller

Wethouder financiën

5.

Bankcondities en tarieven afspreken

Controller

Wethouder financiën

 

Risicobeheer

 

 

6.

Het afsluiten van derivatentransacties

Controller

Wethouder financiën

 

Financiering en uitzetting

 

 

7.

Het afsluiten van kredietfaciliteiten met een looptijd langer dan 1 jaar, zoals vastgelegd in Paragraaf financiering en treasury

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (3e)

8.

Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in de Paragraaf financiering en treasury (looptijd langer dan 1 jaar)

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (3e)

9.

Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de Paragraaf financiering en treasury (looptijd langer dan 1 jaar)

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (3e)

10.

Het beleggen in garantieproducten

Treasurer

Controller

Wethouder financiën (3e)

 

Voor de verstrekte mandaten is de volgende vervangingsregeling van kracht:

Vervangingsregeling treasury

 

 

Taak

Functionaris

Vervanger

Aantrekken en uitzetten van kortlopende middelen

Treasurer

 

Controller

 

Wethouder financiën (indien transactie € 500.000 of meer)

Financieel Adviseur A (2e)

 

Secretaris

 

Burgemeester

Aantrekken en uitzetten van langlopende middelen

Treasurer

 

Controller

 

Wethouder financiën

Financieel Adviseur A (2e)

 

Secretaris

 

Burgemeester

Administratie van documenten

Medewerker financiële administratie

Medewerker (2e) van financiële administratie

Treasurydossier

Treasurer

Financieel Adviseur (A) (2e)

 

Betaling 1e handtekening

Medewerker financiële administratie

Financieel Adviseur (A) (2e)

  

Betaling 2e handtekening

Financieel Adviseur (A) (2e)

Financieel Beleidsmedewerker (A)