Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening tot regeling van het openbaar basisonderwijs in de gemeente Zederik 1994

Geldend van 01-01-1994 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening tot regeling van het openbaar basisonderwijs in de gemeente Zederik 1994

Geconsolideerde tekst van de regelingOnderwerp:Verordening tot regeling vanhet openbaar basisonderwijs.De Raad der gemeente Zederik;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 november 1993;gelet op de Algemene wet bestuursrecht;b e s l u i t:vast te stellen de volgende: Verordening tot regeling van het openbaar basisonderwijs in degemeente Zederik.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen.

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op alle gemeentelijke scholen voor basisonderwijs in de zinvan de Wet op het basisonderwijs.

Artikel 2

  • 1. Deze verordening verstaat onder:- School: een school als bedoeld in artikel 1;- Schoolwerkplan: het schoolwerkplan als bedoeld in artikel 11 van de Wet op het   basisonderwijs;- Activiteitenplan: het activiteitenplan als bedoeld in artikel 11 van de Wet op het  basisonderwijs;- Ouders: ouders, voogden of verzorgers;- Directeur: de directeur(en) als bedoeld in artikel 14 van de Wet op het basisonderwijs;- Leraar: de leraar als bedoeld in de artikelen 15 en 16 van de Wet op het basisonderwijs;- Rijksinspectie: de inspectie als bedoeld in artikel 5 van de Wet op het basisonderwijs;- Directeurconvent: vergadering tussen het bevoegd gezag en de gezamenlijke directeuren   van de openbare scholen voor basisonderwijs;- Teamvergadering: de vergadering van de directie van een school met de leraren;- Schooljaar: periode van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend;- Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Zederik;- Bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad niet  anders bepaalt en, indien de raad dit wenselijk oordeelt;- Basisonderwijs: het onderwijs als bedoeld in hoofdstuk 1 van de Wet op het  basisonderwijs;- De wet: de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1984, 2). 

  • 2. Waar in deze verordening wordt gesproken van leraren zijn daaronder de directeuren van descholen begrepen, tenzij het tegendeel blijkt.

Hoofdstuk 2 De toelating van leerlingen tot het basisonderwijs.

Artikel 3

  • 1. Om als leerling tot een basisschool te worden toegelaten, moeten kinderen de leeftijd van 4jaar hebben bereikt.

  • 2. Vanaf de leeftijd van 3 jaar en 10 maanden kunnen kinderen gedurende ten hoogste 5 keer 1dag(deel) worden toegelaten. Deze kinderen zijn geen leerlingen in de zin van de Wet op hetbasisonderwijs. 

  • 3. De directeur is gerechtigd leerlingen toe te laten.

  • 4. De directeur geeft aan burgemeester en wethouders binnen 7 dagen kennis van de in- enafschrijving van de leerlingen.

Hoofdstuk 3 Nieuw Hoofdstuk

Artikel 4

  • 1. De directeur van een school draagt er zorg voor dat een overzichtelijke administratie van deinschrijving, de afschrijving en het verzuim van de leerlingen op de school beschikbaar isalsmede van de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijn voor devaststelling van de formatie ingevolge het formatiebesluit WBO.

  • 2. Elke ouder heeft recht op inzage en correctie van onjuiste gegevens in het deel van deleerlingenadministratie dat op zijn/haar kind betrekking heeft.

  • 3. Het is zonder voorafgaande instemming van de ouders niet toegestaan dat het bevoegdgezag gegevens uit de administratie ter kennis brengt van anderen dan degenen dieingevolge de wet bevoegd zijn inlichtingen omtrent de school en het onderwijd te ontvangen.

  • 4. De gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven daarvan in ieder gevaldeel uitmaken gedurende vijf jaar nadat de desbetreffende leerling van de school isafgeschreven.

Hoofdstuk 4 Leerlingentelling.

Artikel 5

  • 1. Voor de toepassing van het bepaalde in de wet worden de leerlingen op een schoolmeegeteld die op een teldatum op die school staan ingeschreven en deze regelmatigbezoeken.

  • 2. Binnen vier dagen na elke teldatum zendt de directie de opgave van het aantal leerlingennaar het bevoegd gezag.

Hoofdstuk 5 Schorsing leerling.

Artikel 6

  • 1. Schorsing van een leerling, die zich aan wangedrag schuldig maakt, of wiens aanwezigheideen voortdurende bedreiging oplevert voor de andere leerlingen, geschiedt door de directeurvoor ten hoogste drie dagen.

  • 2. Schorsing voor langere tijd geschiedt slechts met toestemming van burgemeester enwethouders. De directeur dan wel burgemeester en wethouders stelt/stellen de ouders vande leerling zo mogelijk tevoren onder opgave van redenen op de hoogte van de schorsing ende duur ervan.

Hoofdstuk 6 Overblijven leerlingen.

Artikel 7

  • 1. De leerlingen worden op basis van vrijwilligheid, onder toezicht, in de gelegenheid gesteld demiddagpauze in het schoolgebouw en op het terrein van de school door te brengen

  • 2. Wanneer opvang op basis van vrijwilligheid niet mogelijk is, stellen burgemeester enwethouders leerlingen in de gelegenheid onder toezicht de middagpauze in hetschoolgebouw en op het terrein door te brengen, waarbij de kosten voor rekening van deouders komen. Burgemeester en wethouders stellen de schooldirectie op de hoogte van deregeling.

Hoofdstuk 7 Het verlaten van leerlingen van de basisschool.

Artikel 8

  • 1. Leerlingen bij wie naar het oordeel van de directie van de basisschool de grondslag voor hetvolgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, verlaten aan heteinde van het schooljaar de basisschool, mits hierover met de ouders overeenstemmingbestaat.

  • 2. In elk geval verlaten leerlingen de basisschool aan het einde van het schooljaar waarin zij deleeftijd van 14 jaar hebben bereikt.

Hoofdstuk 8 De leraar.

Artikel 9

  • 1. De leraar is belast met het geven van onderwijs, inclusief de daaruit rechtstreeksvoortvloeiende werkzaamheden en de overige taken als vastgelegd in artikel I-R 202 c.q. I-R302 van het PpbO

  • 2. De leraar verricht de onder punt 1 bedoelde taak, tenzij hij door ziekte of andere wettigeredenen verhinderd is dit te doen.

  • 3. De verdeling van de werkzaamheden, die aan de school moeten worden verricht, onder dedirecteur en de leraren vindt in onderling overleg tussen hen plaats. Indien dit overleg niet totovereenstemming leidt, besluit het bevoegd gezag betrokkenen gehoord. Deze verdelingwordt opgenomen in het activiteitenplan.

  • 4. De leraar is tegenover de directeur verantwoording verschuldigd voor de uitvoering van dewerkzaamheden die hem bij de verdeling van de werkzaamheden zijn toebedeeld.

  • 5. De directeur kan de leraar, ter bevordering van de goede uitvoering van diens taken,opdrachten en/of aanwijzingen geven.

  • 6. De leraar kan bij het bevoegd gezag bezwaar aantekenen tegen de in punt 5 bedoeldeopdrachten en/of aanwijzingen. Tot het bevoegd gezag heeft beslist - in ieder geval binnen 4weken - geldt de beslissing van de directeur.

  • 7. De leraar houdt dagelijks een klasseschrift bij, waarin onder meer worden opgenomen:

    • a.

      een weekplanning van de te geven lessen;

    • b.

      vorderingen van de leerlingen;

    • c.

      eventuele bijzonderheden over de leerlingen;

    • d.

      algemene gegevens van de groep.

  • 8. Dit klasseschrift dient bij afwezigheid van de leraar beschikbaar te zijn voor zijn vervanger.

  • 9. De leraar is verplicht om, desgewenst terstond, alle door de directeur en/of door of namenshet bevoegd gezag gewenste inlichtingen omtrent de school, de leerlingen en het onderwijdte verstrekken.

  • 10. De leraar meldt leer- en/of gedragsproblemen bij de leerlingen aan de directeur. 

  • 11 De leraar is verantwoordelijk voor de signalering van schoonmaak en onderhoud van hetklasselokaal.

  • 12 Elke leraar draagt mede zorg voor een goede gang van zaken op de school en doet alles watredelijkerwijs van hem daartoe gevraagd kan worden.

  • 13. Het gestelde onder punt 12 geldt eveneens voor de leraren aan wie taken zijn opgedragenten behoeve van activiteiten die uitgaan van de school, doch buiten de school dan wel buitenschooltijd plaatsvinden.

  • 14. De leraar die niet op school aanwezig kan zijn, stelt de directeur en het bevoegd gezag zospoedig mogelijk daarover in kennis onder opgave van redenen.

  • 15. Indien de leraar elders bezoldigde werkzaamheden gaat verrichten, is hij verplicht dit voorafschriftelijk aan het bevoegd gezag te melden. 

  • 16. De leraar is verplicht zich te onthouden van werkzaamheden die een tegengesteld belang totgevolg heeft/kan hebben.

Artikel 10

  • 1. De directeur bespreekt met iedere leraar regelmatig, doch tenminste eenmaal per schooljaar,diens functioneren in de school. Het verslag van dit gesprek wordt aan betrokkene terondertekening voorgelegd.

  • 2. De directeur bezoekt regelmatig de leraar in de groep.

  • 3. Indien de directeur aanmerkingen heeft op het gedrag of het functioneren van een leraar enonderling overleg heeft geen oplossing gebracht, dan meldt hij zijn aanmerkingen bij hetbevoegd gezag.

  • 4. Indien de directeur toepassing geeft aan het bepaalde in punt 3, dan meldt hij dit schriftelijkaan de betrokkene.

  • 5. Indien de directeur van oordeel is dat hij een door derden jegens een leraar geuite klacht aanhet bevoegd gezag moet doorgeven, dan zijn de punten 3 en 4 van overeenkomstigetoepassing.

Artikel 11

  • 1. De leraar is gehouden het werk van zijn leerlingen regelmatig te corrigeren en te beoordelen.Hij houdt aantekeningen van de vorderingen van zijn leerlingen van hun gedrag en van hunverzuim.

  • 2. Gecombineerde afschriften hiervan worden tenminste gedurende de verdere schoolloopbaanvan de leerlingen in het schoolarchief bewaard.

  • 3. De ouders van de leerlingen van groep 3 t/m 8 ontvangen tenminste drie maal per jaarschriftelijk bericht omtrent de vorderingen van hun kind(eren). De daaraan gekoppelderapportbesprekingen vinden minimaal twee maal per jaar plaats.

  • 4. Omtrent de vorderingen van de vier- en vijfjarigen vindt tenminste twee maal per jaar eenmondelinge en/of schriftelijke rapportage plaats aan de ouders.

Artikel 12

De leraar draagt zorg, dat hij in onderling overleg met de andere leraren van zijn school ondereigen verantwoordelijkheid zijn onderwijs zodanig inricht, dat met de individuele aanleg van zijnleerlingen zoveel mogelijk rekening wordt gehouden.

Artikel 13

  • 1. De leraar houdt de directie op de hoogte van bijzonderheden die zich ten aanzien van zijnleerlingen en het onderwijs voordoen, althans voor zover deze organisatorisch,onderwijskundig en/of contactueel van belang zijn.

  • 2. Eenzelfde verplichting heeft de directie tegenover zijn plaatsvervang(st)er en tegenover deleraar aan de desbetreffende klas of groep.

  • 3. Eenzelfde verplichting heeft de directie tegenover de medezeggenschapsraad voor zover inhet reglement van de medezeggenschapsraad en/of Wet medezeggenschap onderwijsomschreven.

Artikel 14

Het is de leraar niet geoorloofd van hetgeen hem door de schoolarts, schoolpsycholo(o)g(e) enandere medische-, paramedische-, en andere schoolbegeleid(st)ers in vertrouwen ismedegedeeld, aan derden kennis te geven, tenzij hiertegen geen bezwaar wordt gemaakt zoweldoor degene die de inlichtingen heeft verstrekt als door de ouders van de leerling, op wie deinlichtingen betrekking hebben. Onder de in de eerste volzin bedoelde derden worden nietverstaan de schooldirectie of andere leerkracht voor wie de informatie van belang is.

Artikel 15

  • 1. De leraar laat de leerlingen niet langer dan een half uur per dag nablijven. Hij stelt de oudersvan de betrokken leerlingen zo mogelijk tevoren onder opgave van redenen van het nablijvenop de hoogte.

  • 2. Hij zorgt er voor, dat deze leerlingen steeds onder onmiddellijk toezicht staan.

Artikel 16

  • 1. Onder schooltijd bevinden de leerlinge zich, behoudens overmacht, niet zonder begeleidingbuiten het scholencomplex tenzij met toestemming van de ouders.

  • 2. De leraar is ten deze verantwoordelijk voor de aan zijn zorgen toevertrouwde leerlingen. 

Artikel 17

  • 1. Voor zover een en ander de hem toevertrouwde groep(en), eventueel klas, aangaat, is deleraar verantwoordelijk voor de goede gang van het onderwijs, voor de naleving van hetgoedgekeurde schoolwerkplan en het daarbij behorende activiteitenplan en voor de juisteuitvoering van de werkzaamheden, voortvloeiende uit de bepalingen van wetten, algemenemaatregelen van bestuur en ver- ordeningen en uit de opdrachten van of vanwege hetbevoegd gezag en van de teamvergaderingen. Hij is gebonden aanwijzingen van de directeurop te volgen.

  • 2. Indien over het in het eerste lid genoemde een geschil ontstaat dat niet door overleg kanworden opgelost heeft de leerkracht recht op beroep bij het bevoegd gezag. Het beroep moetbinnen 30 vrije dagen schriftelijk worden ingediend. Een afschrift van het beroepschrift dienttegelijkertijd te worden gezonden naar de andere partij. 

Artikel 18

De leraar is tenminste een kwartier voor de aanvang van iedere schooltijd in de school aanwezigen treft de nodige voorzieningen, opdat zijn onderwijs tijdig kan aanvangen en voortgang hebben.Als regel is de leraar, los van reguliere overlegstructuren, na iedere schooltijd nog een kwartier inde school aanwezig. Voor zijn vertrek overtuigt hij zich dat al zijn leerlingen het schoolgebouwhebben verlaten, dan wel of zij zich voor het ontvangen van onderwijs of voor andere tot deschool behorende activiteiten onder het toezicht van anderen bevinden.

Artikel 19

De leraar is gehouden die maatregelen te treffen, die een normale hervatting van de lessen naiedere vakantie waarborgen. 

Artikel 20

Met uitzondering voor het begeleiden van leerlingen naar en van gymnastieklokalen, zwembadenen op excursies verlaat onder schooltijd geen van de leraren de school.Mocht dit om dringende redenen noodzakelijk zijn, dan stelt de leraar de directeur direct op dehoogte. 

Artikel 21

De leraar zorgt mede dat:

  • 1.

    de schoollokalen voor en na iedere schooltijd (schooldag) behoorlijk worden gelucht;

  • 2.

    de door hem/haar gebruikte waardevolle materialen in de daarvoor bestemde ruimte wordenopgeborgen;

  • 3.

    het schoolgebouw na iedere schooltijd behoorlijk wordt gesloten en voor zover nodig licht envuur wordt gedoofd;

  • 4.

    de tot uitgang dienende deuren van de school tijdens de schooltijden niet zijn afgesloten,zodat in geval van brand of andere calamiteiten het schoolgebouw onmiddellijk kan wordenverlaten.

Artikel 22

Er wordt in overleg met de gemeentelijke brandweer binnen 12 weken na vaststelling van dezeverordening een plan opgesteld op welke wijze in geval van brand dient te worden gehandeld.

Artikel 23

De leraar is verplicht regelmatig zo goed mogelijk te controleren of de te gebruiken leermiddelenen toestellen in zodanige staat verkeren dat het normaal gebruik ervan overeenkomstig debeoogde doelstelling mogelijk is.

Artikel 24

In de school wordt niet gerookt. Een uitzondering kan gemaakt worden voor ruimten die niet voorgemeenschappelijk of publiek gebruik bestemd zijn.

Artikel 25

De leerkracht dient zich te houden aan de volgende gedragsregels:

  • 1.

    De leerkracht zal alle leerlingen in gelijke gavallen gelijk behandelen. Discriminerendonderscheid wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of opwelke grond dan ook, is de leerkracht niet toegestaan.

  • 2.

    In de benadering naar kinderen behoudt men een verantwoorde fysieke en emotioneleafstandelijkheid, zodanig dat recht wordt gedaan aan het zelfbeschikkingsrecht van het kind.

Artikel 26

De leerkrachten krijgen de beschikking over een exemplaar van deze verordening. In geval vanwijzigingen in de verordening worden de leerkrachten schriftelijk op de hoogte gesteld.

Hoofdstuk 9 De directeur

Artikel 27

  • 1. De directeur is, onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, belast met het geven vanleiding aan de school en de overige raken als vastgelegd in artikel I-Q 202 c.q. I-Q 302 vanhet RpbO en doet alles wat redelijkerwijs daartoe van hem gevraagd kan worden 

  • 2. De directeur verricht de onder punt 1 bedoelde taak, tenzij hij door ziekte of andere wettigeredenen verhinderd is dit te doen. 

  • 3. De directeur is verantwoording verschuldigd aan het bevoegd gezag en is verplicht om,desgewenst terstond alle door of namens het bevoegd gezag gewenste inlichtingen omtrentde school, het personeel, de leerlingen en het onderwijs te verstrekken. 

  • 4. De directeur informeert ui eigen beweging het bevoegd gezag over de feiten enomstandigheden die de leraren, leerlingen en de school betreffen en die voor het bevoegdgezag van belang (kunnen) zijn. 

  • 5. Het bevoegd gezag en zij die door hem zijn aangewezen, hebben steeds toegang tot deschool.

  • 6. De directeur wordt in de leiding van de school bijgestaan door een adjunct-directeur (indienop grond van het Formatiebesluit een adjunct-directeur aanwezig is). 

  • 7. Het bevoegd gezag verdeelt de werkzaamheden onder de leden der directie op voorstel vanen na overleg met belanghebbenden en na ingewonnen advies van demedezeggenschapsraad. 

  • 8. De adjunct-directeur is tegenover de directeur verantwoording verschuldigd voor deuitvoering van de werkzaamheden die hem bij de verdeling van de werkzaamheden zijntoebedeeld. 

  • 9. Bij afwezigheid van de directeur wordt zijn directietaak waargenomen door de adjunctdirecteur.Bij afwezigheid van de adjunct-directeur wordt diens directietaak waargenomendoor de directeur.Wanneer aan een school geen adjunct-directeur is verbonden, wordt bij afwezigheidvan de directeur zijn directietaak waargenomen door de plaatsvervangend directeur. 

  • 10. Jaarlijks voor 1 augustus bepaalt het bevoegd gezag wie van de leraren in hetdaaropvolgende schooljaar namens de directeur optreedt, indien zowel de directeur als deadjunct-directeur afwezig zijn en meldt dit aan het team. 

  • 11. De directeur verricht onder meer de volgende taken c.q. is verantwoordelijk voor:

    • a.

      het zorgdragen dat het onderwijs wordt gegeven overeenkomstig de wettelijkebepalingen, voorschriften, aanwijzigen en inzichten van het bevoegd gezag;

    • b.

      het geven van onderwijs, inclusief het verrichten van de daaruit rechtstreeksvoortvloeiende werkzaamheden als bedoeld in artikel I-R 202 c.q. I-R 302 van het RpbOvoor zover belanghebbende niet gehel of gedeeltelijk is vrijgesteld van het geven vanonderwijs;

    • c.

      Het regelmatig in de teamvergaderingen bespreken en evalueren van:− organisatorische en huishoudelijke aangelegenheden;− onderwijsinhoudelijke aangelegenheden, zoals die onder meer zijn vermeld in het schoolwerkplan;

    • d.

      het indelen van de groepen en het verdelen van de leraren over de groepen, zoveelmogelijk rekening houdende met een ieders specifieke deskundigheid en belangen;

    • e.

      het bevoegd gezag adviseren terzake van het personeelsbeleid op de school en hetmedewerken aan de uitvoering daarvan met inachtneming van de vastgelegde regels vanhet bevoegd gezag, waaronder in ieder geval begrepen het adviseren bij de aanstellingvan leraren, het doen van voorstellen inzake de benoeming in vaste dienst van leraren enhet doen van mededelingen wie er aan de promotiecriteria heeft voldaan;

    • f.

      het regelen van de werkzaamheden in verband met de begeleiding van studenten vanscholen voor de opleiding van onderwijzend personeel;

    • g.

      het deelnemen en het bevorderen van het deelnemen aan het- en bijscholingscursussen;

    • h.

      de advisering van leerlingen en ouders bij de keuze van (vervolg-) onderwijs;

    • i.

      het organiseren of laten organiseren van activiteiten voor de leerlingen zowel onder alsbuiten schooltijd;

    • j.

      het zorgdragen voor een overzichtelijke administratie van de inschrijving, de afschrijvingen het verzuim van de leerlingen op de school (artikel 5 bekostigingsbesluit WBO /OWBO), alsmede van de gegevens van de leerlingen en hun ouders die noodzakelijk zijnvoor de vaststelling van de formatie;

    • k.

      het kennis nemen van de mededelingen van de beroepen op vrijstelling van regelmatigschoolbezoek wegens ziekte (artikel 12 Leerplichtwet 1969) binnen de daarvoor gesteldetermijnen;

    • l.

      het verlenen van vrijstelling van regelmatig schoolbezoek voor 5-jarigen (artikel 11a,tweede lid, Leerplichtwet 1969) of andere gewichtige redenen, al dan niet natoestemming van de leerplichtambtenaar, wegens overschrijding van de 10-dagentermijn(artikel 14 Leerplichtwet 1969);

    • m.

      het binnen de gestelde termijnen kennis geven aan burgemeester en wethouders van dein- en afschrijving van leerlingen op wie de Leerplichtwet 1969 van toepassing is en vande vereiste inlichtingen (artikel 18 Leerplichtwet 1969), alsmede van verzuim zondergeldige redenen (artikel 21 Leerplichtwet 1969);

    • n.

      het terstond kennis geven aan het districtshoofd van de arbeidsinspectie vanconstateringen dat een minderjarige in strijd met de Arbeidswet 1919 arbeid verricht(artikel 23 Leerplichtwet 1969);

    • o.

      bij inschrijving van een leerling afkomstig van een andere school het doen van demededeling van die inschrijving aan de directeur van de school die verlaten werd en hetuitschrijven van een leerling na ontvangst van de mededeling van inschrijving op eenandere school (artikel 6 Bekostigingsbesluit *WBO/OWBO);

    • p.

      het adviseren in aangelegenheden die de leerlingen betreffen (onder andere gedrags- enleermoeilijkheden);

    • q.

      het medebeoordelen en adviseren voor welk soort onderwijs de leerling het meestgeschikt is; het uiteindelijk opstellen, na overleg met het onderwijzend personeel, vaneen onderwijskundig rapport ten behoeve van de ontvangende school (artikel 26 WBO);

    • r.

      het geven van aanwijzingen aan de ouders van de leerlingen die door het bevoegd gezagin de gelegenheid zijn gesteld ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van deschool en het onderwijs te verrichten (artikel 27);

    • s.

      het beheer van de aan de school ter beschikking staande budgetten, waaronder in iedergeval begrepen wordt het zorgdragen voor een evenwichtige besteding van de budgettenen het jaarlijks opstellen van de rekening

    • t.

      het beheer van de onderwijsleerpakketten (incl. apparatuur) en het meubilair van deschool;

    • u.

      het mede zorgdragen voor het beheer van schoolgebouw(en) en terrein(en);

    • v.

      het onderhouden van contacten met de inspecteur inzake de naleving van wettelijkevoorschriften;

    • w.

      het vertegenwoordigen van de school tegenover ouders en derden;

    • x.

      het adviserend en bemiddelend optreden bij gerezen conflicten tussen gezag daaroverinformeren;

    • y.

      het onderhouden van contacten met voor de school van belang zijnde instanties;

    • z.

      het zich op de hoogte stellen van de gang van zaken in alle groepen door middel vanregelmatige bezoeken in de groepen;

    • het verantwoordelijk zijn voor het opstellen en uitvoeren van het schoolwerkplan enactiviteitenplan;

    • het regelmatig onderhouden van contacten met het bevoegd gezag en zij die door hemzijn aangewezen over de gang van zaken op school in de ruimste zin.

  • 12. Aan een school met een meerhoofdige schoolleiding is het gestelde onder punt 7 vanovereenkomstige toepassing, met dien verstande dat de werkzaamheden worden verdeeldonder de directeuren.

  • 13. Aan een school met een meerhoofdige schoolleiding is geen adjunct-directeur verbonden. 

  • 14. Indien bij een meerhoofdige schoolleiding een van de directeuren afwezig is, wordt zijnleidinggevende taak waargenomen door een andere directeur.

  • 15. Indien de directeur elders bezoldigde werkzaamheden gaat verrichten, is hij verplicht ditvooraf schriftelijk aan het bevoegd gezag te melden 

  • 16. De directeur is verplicht zich te onthouden van werkzaamheden, die een vermenging vanbelangen tot gevolg heeft/kan hebben. 

  • 17. Het bevoegd gezag, of zij die door hen zijn aangewezen, bespreekt met ieder lid van dedirectie regelmatig, doch tenminste eenmaal per schooljaar, diens functioneren in deschool.Het verslag van dit gesprek wordt ter ondertekening aan betrokkene voorgelegd. 

  • 18. De directeur bespreekt met ieder lid van het team regelmatig, doch tenminste eenmaal perschooljaar, diens functioneren in de school. Het verslag van dit gesprek wordt terondertekening aan betrokkene voorgelegd. 

Artikel 28

  • 1. De directeur is belast met de leiding van de school. Hij draagt zorg dat de wettelijkevoorschriften worden opgevolgd en dat besluiten van de teamvergadering worden nageleefd. 

  • 2. De directeur stelt, vanuit organisatorische overwegingen, na overleg met betrokkene(n) ADVdagenvan de medewerkers en de werkdag(en) van parttime-medewerkers vast.

  • 3. Indien hierover geen overeenstemming wordt bereikt, beslist het bevoegd gezag, nabetrokkene(n) te hebben gehoord. 

  • 4. De directeur is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken van het onderwijs, voor denaleving van het goedgekeurde schoolwerkplan, het activiteitenplan en voor de juisteuitvoering van de werkzaamheden, voortvloeiende uit de bepalingen van wetten, algemenemaatregelen van bestuur, verordeningen en uit de opdrachten van of vanwege het bevoegdgezag en besluiten van de teamvergadering. 

  • 5. De directeur is gerechtigd een exemplaar van de in het vierde lid bedoelde wetten, algemenemaatregelen van bestuur en verordeningen aan te schaffen voor rekening van de gemeente. 

Artikel 29

  • 1. De directeur maakt aan de ouders bekend op welke tijdstippen hij voor hen te spreken is. 

  • 2. De ouders worden bovendien regelmatig in de gelegenheid gesteld met de directeur en/of deleraren van de school te spreken over hun kind met betrekking tot de school 

Artikel 30

De directeur regelt, indien hij dit nodig acht na overleg met de leraren van zijn school, deaanschaf van schoolboeken, leermiddelen en overige schoolbehoeften. 

Hoofdstuk 10 Status directeurenconvent

Artikel 31

De doelstellingen en de bevoegdheden van het overleg tussen het bevoegd gezag en hetconvent van directeuren worden als volgt geformuleerd:

  • 1.

    het convent van directeuren wordt tijdig betrokken bij algemene beleidszaken, het onderwijsbetreffende;

  • 2.

    het convent heeft ter zake een adviesbevoegdheid, afwijking van advies dient te wordengemotiveerd;

  • 3.

    de adviezen van het convent worden betrokken bij de beleidsvorming;

  • 4.

    op de bovenstaande wijze wordt getracht een meer gelijkvormig beleid ten aanzien van hetopenbaar onderwijs in deze gemeente te bevorderen,

Hoofdstuk 11 De teamvergadering

Artikel 32

  • 1. Er is een teamvergadering, waarin in ieder geval regelmatig de aangelegenheden alsvermeld in artikel 27, lid 11, onder c, ter sprake worden gebracht. 

  • 2. De directeur is voorzitter en evenals het overige personeel lid van de teamvergadering. Bijeen meerhoofdige schoolleiding wordt bij de verdeling van de werkzaamheden als bedoeld inartikel 27, lid 7, bepaald wie van de directeuren optreedt als voorzitter van deteamvergadering. 

  • 3. De directeur kan het voorzitterschap delegeren aan een ander lid van de teamvergadering. 

  • 4. De vergadering kiest uit haar midden een of meer secretarissen. 

  • 5. De voorzitter roept onder tijdige opgave van de agenda de teamvergadering bijeen zo dikwijlshij dit nodig oordeelt. 

  • 6. Tevens roept hij de teamvergadering binnen 14 dagen bijeen, nadat tenminste een vijfde vanhet aantal personeelsleden daartoe onder opgave van de te behandelen onderwerpenschriftelijk de wens te kennen heeft gegeven. 

  • 7. Het personeelslid is, ongeacht zijn taakomvang, gehouden de op grond van punt 5 of 6bijeengeroepen vergaderingen bij de wonen, tenzij daarover andere afspraken zijn gemaaktmet de directeur.Indien hij verhinderd is, dient hij dit onder opgaaf van redenen aan de directeur te melden. 

  • 8. De besluiten van de teamvergadering worden genomen bij gewone meerderheid van degeldig uitgebrachte stemmen. Alle aanwezigen dienen hun stem uit te brengen. Blancostemmen tellen niet mee. Stemmen bij volmacht is niet mogelijk. 

  • 9. De directeur beslist bij staking van stemmen. 

  • 10. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de besluiten van de teamvergadering 

  • 11. Een besluit van de teamvergadering dat naar het oordeel van de directeur strijdig is met debelangen van de school, brengt hij niet ten uitvoer. 

  • 12. Indien een geval als bedoeld in punt 11 zich voordoet, stelt hij binnen driemaal 24 uur deteamvergadering en het bevoegd gezag schriftelijk van zijn beslissing in kennis. 

  • 13. Het bevoegd gezag beslist binnen drie weken. De Teamvergadering wordt vooraf degelegenheid geboden haar zienswijze schriftelijk dan wel mondeling nader toe te lichten. Dedirecteur is gehouden de beslissing van het bevoegd gezag uit te voeren. 

  • 14. Aan een school met een meerhoofdige schoolleiding zijn de bepalingen in de punten 10 t/m13 van toepassing voor ieder van de directeuren afzonderlijk. 

Hoofdstuk 12 Het schoolwerkplan en het activiteitenplan

Artikel 33

  • 1. Het onderwijzend personeel ontwerpt c.q. actualiseert onder verantwoordelijkheid van dedirecteur tenminste eenmaal in de twee jaar een schoolwerkplan en ontwerpt jaarlijks eenactiviteitenplan en legt deze plannen ter vaststelling voor aan het bevoegd gezag. 

  • 2. De in punt 1 bedoelde plannen dienen te voldoen aan het bepaalde in artikel 11 van de Wetop het basisonderwijs. 

  • 3. Het bevoegd gezag kan, na instemming van de gemeenschappelijkemedezeggenschapsraad, een raamschoolwerkplan vaststellen. Indien van deze bevoegdheidgebruik is gemaakt, dienen de in punt 1 bedoelde schoolwerkplannen in overeenstemming tezijn met het raamschoolwerkplan. 

  • 4. Het bevoegd gezag stelt het schoolwerkplan en het activiteitenplan of wijzigingen van dezeplannen vast. Dit gebeurt wat betreft het schoolwerkplan niet dan na verkregen instemmingvan de medezeggenschapsraad van de school. 

  • 5. Een afwijking van het activiteitenplan behoeft de voorafgaande goedkeuring van het bevoegdgezag en de inspecteur. 

Hoofdstuk 13 Het informatieboekje

Artikel 34

  • 1. Jaarlijks stelt de directeur een informatieboekje over de school vast. 

  • 2. Het informatieboekje wordt tijdig uitgereikt aan de ouders, het onderwijzen enonderwijsondersteunend personeel. 

  • 3. Jaarlijks zendt de directeur een exemplaar van het informatieboekje aan het bevoegd gezag. 

Hoofdstuk 14 Diversen

Artikel 35

  • 1. Het bevoegd gezag en team aanvaardt geen aansprakelijkheid voor door derden, waardoorbegrepen leerlingen en ouders , aan de directie, leraren of leden van hetonderwijsondersteunend personeel, toevertrouwde gelden of goederen. 

  • 2. Het bevoegd gezag aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor op de school aanwezigegelden of goederen van de directeur, de leraren, de leraren van het onderwijsondersteunendpersoneel, leerlingen, ouders of anderen. 

  • 3. De directeur doet onverwijld (schriftelijk) mededeling aan het bevoegd gezag van:

    • a.

      door hem, leraren, onderwijsondersteunend personeel, leerlingen, ouders of anderen aanhet gebouw, de terreinen of de inventaris van de school aangerichte schade;

    • b.

      ongevallen in het gebouw of op het terrein van de school, met ernstig lichamelijk letselen/of schade als gevolg, waarbij hij, de leraren, het onderwijsondersteunend personeel,de leerlingen, ouders of anderen betrokken waren.

  • 4. De in punt 3 vermelde verplichting is van overeenkomstige toepassing tijdens activiteiten diegerelateerd zijn aan de school, doch buiten de school plaatsvinden. 

  • 5. De directeur, de leraren en het onderwijsondersteunend personeel zijn verplicht totgeheimhouding van wat hen in hun betrekking ter kennis is gekomen omtrent leerlingen enouders. 

  • 6. Het vorenstaande is niet van toepassing indien de desbetreffende informatie wordt gevraagdop grond van wettelijke bepalingen en voorschriften van het bevoegd gezag of indien deouders vooraf schriftelijk hebben ingestemd met het geven van deze informatie aan derden. 

  • 7. Onder derden als bedoeld in punt 6 wordt ook de school begrepen die de leerling tervoortzetting van zijn studie gaat bezoeken. 

  • 8. De directeur stelt na overleg met leraren en onderwijsondersteunend personeel een planvast, waarin wordt geregeld op welke wijze het schoolgebouw ordelijk en in de kortstmogelijke tijd kan worden ontruimd in geval van brand of andere calamiteiten. Bij wijzigingvan bestaande situatie wordt het plan opnieuw vastgesteld 

  • 9. Bedoeld plan behoeft de instemming van de medezeggenschapsraad. 

  • 10. Tenminste eenmaal per schooljaar wordt het plan in de praktijk geoefend. 

  • 11. Het plan wordt ter kennis gebracht van het bevoegd gezag. 

  • 12. Indien er in het kader van een sollicitatie over een directeur, een leraar of een lid van hetonderwijsondersteunend personeel door derden inlichtingen worden gevraagd aan hetbevoegd gezag of, bij leraren of onderwijsondersteunend personeel, aan de directeur, danworden deze inlichtingen slechts versterkt na voorafgaande toestemming van betrokkene. 

  • 13. Indien betrokkene zulks wenst, ontvangt hij op zijn verzoek een kopie van de verstrekteinlichtingen. Indien de inlichtingen mondeling zijn verstrekt, wordt hij op zijn verzoek,eveneens mondeling, over de strekking van de inlichtingen geïnformeerd. 

  • 14. Een verzoek als bedoeld in punt 13 moet worden gedaan binnen 14 dagen na afloop van desollicitatieprocedure. 

Hoofdstuk 15 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 36

In gevallen, waarin bij deze verordening niet is voorzien, beslist het bevoegd gezag.De betrokkenen worden zo mogelijk vooraf maar in ieder geval achteraf op de hoogte gesteld. 

Artikel 37

Deze verordening kan worden aangehaald als “verordening tot regeling van het openbaarbasisonderwijs in de gemeente Zederik 1994”. 

Artikel 38

Burgemeester en wethouders leggen de Medezeggenschapsraden om de vijf jaar een voorstel totherziening van deze verordening voor. 

Artikel 39

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1994. 

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “Verordening tot regeling van hetopenbaar basisonderwijs in de gemeente Zederik”, vastgesteld bij raadsbesluit van 22februari 1993. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergaderingvan de raad van de gemeente Zederik,gehouden op 20 december 1993,De secretaris,                        De burgemeester,