Regeling vervallen per 01-01-2013

Mandaatbesluit gedeputeerde staten 2011

Geldend van 27-06-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Mandaatbesluit gedeputeerde staten 2011

Gedeputeerde Staten van Zeeland,

  • -

    overwegende dat het wenselijk is dat een aantal bevoegdheden in naam van gedeputeerde staten worden uitgeoefend;

  • -

    gelet op hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit gedeputeerde staten 2011

Artikelen

Artikel 1

  • 1.

    Gedeputeerde staten verlenen volgens de bij dit besluit behorende bijlage toestemming tot de uitoefening in hun naam van

    • a.

      alle bevoegdheden in onderdeel I van de bijlage aan de directeur van de desbetreffende directie

    • b.

      de afzonderlijke bevoegdheden aan de daarbij vermelde functionarissen.

  • 2.

    In geval van afwezigheid of ontstentenis van de in het eerste lid onder a en b genoemde functionarissen worden zijn bevoegdheden door zijn plaatsvervanger uitgeoefend.

  • 3.

    De uitoefening van een in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geschiedt met inachtneming van het in de artikelen 2 tot en met 7 bepaalde.

Artikel 2

  • 1.

    De uitoefening van een bevoegdheid geschiedt slechts in gevallen die routinematig, administratief, procedureel of formeel van aard zijn.

  • 2.

    Een bevoegdheid wordt niet uitgeoefend, indien:

    • a.

      de desbetreffende aangelegenheid politiek gevoelig is;

    • b.

      precedentwerking is te verwachten.

  • 3.

    Een bevoegdheid wordt niet uitgeoefend, indien het betreft:

    • a.

      een besluit,

    • b.

      de goedkeuring van een besluit, of

    • c.

      de afgifte van een verklaring van geen bezwaar,

waarbij:

  • a.

    wordt afgeweken van adviezen;

  • b.

    sprake is van een zienswijze, bedenkingen of bezwaarschrift.

Artikel 3

De gemandateerde verschaft gedeputeerde staten tijdig die informatie die redelijkerwijs voor gedeputeerde staten van belang geacht moet worden.

Artikel 4

Een besluit 'in mandaat' wordt als volgt ondertekend:

  • -

    gedeputeerde staten van Zeeland,

  • -

    namens deze,

gevolgd door:

  • -

    de functieaanduiding,

  • -

    de handtekening, en

  • -

    de naam van de gemandateerde.

Artikel 5

Het besluit van 17 juni 2008, houdende vaststelling van het Mandaatbesluit gedeputeerde staten (PB 2008, nr. 26), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 maart 2009 (PB 2009, nr. 14), bij besluit van 21 juli 2009 (PB 2009, nr. 31), bij besluit van 11 november 2009 (PB 2009, nr. 36), bij besluit van 8 december 2009 (PB 2009, nr. 47), bij besluit van 12 januari 2010 (PB 2010, nr. 3),bij besluit van 26 januari 2010 (PB 2010, nr. 5), bij besluit van 2 februari 2010 (PB 2010, nr. 6), bij besluit van 2 februari 2010 (PB 2010, nr. 10), bij besluit van 6 april 2010 (PB 2010, nr. 15), bij besluit van 28 september 2010 (PB 2010, nr. 34) en bij besluit van 14 december 2010 (PB 2011, nr. 3), wordt ingetrokken.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 juli 2011.

Artikel 7

Dit besluit wordt aangehaald als "Mandaatbesluit gedeputeerde staten 2011".

Toelichting behorende bij het mandaatregister GS 2011

ALGEMEEN

Inleiding

Bijna dagelijks moeten er allerlei beslissingen door Gedeputeerde Staten (hierna te noemen: GS) worden genomen. Het zou niet werkbaar zijn als die beslissingen steeds in de vergadering van GS moeten worden genomen. Daarom bestaat al sinds jaar en dag de mogelijkheid dat GS aan een ander de bevoegdheid toekennen om dit namens hen te doen. Er is dus sprake van vertegenwoordiging van het bestuursorgaan. Er zijn verschillende vormen van vertegenwoordiging (mandaat, machtiging en volmacht). Hieronder wordt uitleg gegeven over het onderscheid tussen de begrippen mandaat, machtiging en volmacht.

Mandaat

In de Algemene wet bestuursrecht is een algemene regeling opgenomen over mandaat, en wel in afdeling 10.1.1. In artikel 10.1 van deze Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (lees in casu: GS) besluiten te nemen. Met andere woorden: degene aan wie mandaat wordt verleend (= de gemandateerde) krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. De functionaris heeft dan 'mandaat' van GS. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt dan ook als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische gevolgen als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit.

Mandaat heeft alleen betrekking op het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In deze wet wordt onder besluit verstaan “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Het gaat hier om typische overheidsbeslissingen, zoals het verlenen van een vergunning of het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag.

Het bestuursorgaan dat mandaat heeft verleend (= de mandaatgever) blijft volledig verantwoordelijk voor het besluit dat in mandaat is genomen.

Machtiging

Van machtiging is sprake bij het verrichten van feitelijke handelingen. Feitelijke handelingen zijn geen privaatrechtelijke handelingen of besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.

Feitelijke handelingen zijn bijvoorbeeld het geven van informatie of het voeren van het woord in een juridische procedure. De functionaris aan wie de machtiging is verleend noem je de 'gemachtigde'.

De schakelbepaling van artikel 10:12 van de Awb bepaalt dat de bepalingen in de Awb die betrekking hebben op mandaat (afdeling 10.1.1) tevens van toepassing zijn indien het bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit,noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Soms wordt het begrip machtiging ook wel gebruikt als verzamelbegrip voor de verschillende vormen van vertegenwoordiging.

Volmacht

Volgens het Burgerlijk wetboek wordt onder volmacht verstaan: de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten (artikel 3:60 lid 1 Burgerlijk wetboek). Een door de gevolmachtigde "binnen de grenzen van zijn bevoegdheid in naam van de volmachtgever verrichte rechtshandeling treft in haar gevolgen de volmachtgever" (artikel 3:61 lid 1 Burgerlijk wetboek). Volmacht heeft altijd betrekking op privaatrechtelijke rechtshandelingen, zoals bijvoorbeeld het ondertekenen van een overeenkomst of convenant of het verrichten van betalingen. Evenals bij machtiging geldt dat de mandaatsregeling van afdeling 10.1.1 van de Awb van overeenkomstige toepassing is wanneer een bestuursorgaan volmacht verleent.

Het aangaan van een overeenkomst

Het aangaan van een overeenkomst is een privaatrechtelijke rechtshandeling waarbij in de regel de provincie partij is. Het gaat daarbij om de provincie als privaatrechtelijke rechtspersoon en niet om GS of de Commissaris van de Koningin (hierna: CvdK) als bestuursorganen. Omdat de provincie als bestuurorgaan niet bestaat, zijn GS op grond van de Provinciewet bevoegd om te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen (artikel 158, eerste lid sub e). GS zullen dus moeten besluiten om een bepaalde overeenkomst aan te willen gaan. Vervolgens is bepaald dat de CvdK de provincie in en buiten rechte vertegenwoordigt (artikel 176 Provinciewet). Dit houdt zowel formele procesvertegenwoordiging (in rechte) als vertegenwoordiging bij het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (buiten rechte). De CvdK is daarom degene die de overeenkomst namens de provincie ondertekent.

Voor het aangaan van een overeenkomst is dus zowel een mandaat nodig van GS (voor het beslissen om een overeenkomst aan te gaan) als een volmacht van de CvdK om de overeenkomst te ondertekenen. De volmacht van de Cvdk is geregeld in het 'mandaatbesluit CvdK 2011' met bijbehorende bijlage (register CvdK).

Budgethoudersregeling

Om het mandaatbesluit en -register zo volledig mogelijk te maken is ook de zgn. 'budgethoudersregeling' hierin opgenomen. In de hoedanigheid van budgethouder kunnen GS beschikken over budgetten voor bepaalde activiteiten en/of projecten. In die hoedanigheid kunnen zij, mits passend binnen de doeleinden waarvoor het budget is toegewezen en voor zover het budget toereikend is, ingevolge artikel 158, eerste lid sub e Provinciewet besluiten inzake het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten. Voor deze budgethoudersregeling was in het verleden reeds separaat mandaat verleend aan ambtelijke functionarissen tot het beschikken over bepaalde budgetten en voorts in het kader daarvan tot het besluiten inzake het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten. Het betreft dus overeenkomsten die worden aangegaan ter uitvoering van een bepaalde functie waarvoor een budget is vastgesteld. Bijvoorbeeld: in het kader van het budget bodemsanering kan de budgethouder besluiten tot het aangaan van een overeenkomst inzake de uitvoering van bodemsanering.

Het is vanuit praktisch oogpunt belangrijk dat in één register kenbaar is wie als budgethouder is aangemerkt en bevoegd is om de actie uit te voeren. De bevoegdheid tot ondertekening van privaatrechtelijke overeenkomsten is, zoals hiervóór reeds vermeld in het algemene deel van de toelichting, toegekend aan de CvdK, die op zijn beurt toestemming heeft gegeven aan één of meerdere provinciale functionaris(sen) om dit namens hem te doen. Dit laatste is mogelijk op grond van artikel 176, tweede lid Provinciewet. Juridisch gezien is dit geen mandatering maar verleent de CvdK volmacht aan een functionaris. De ondertekening is geregeld in het mandaatbesluit en –register van de CvdK .

Voor het aangaan van overeenkomsten die niet onder de budgethoudersregeling vallen maar waarvan mandatering gewenst is, zijn afzonderlijke mandaten in het mandaatregister opgenomen. Enkele voorbeelden:

  • -

    besluiten tot het aangaan van een overeenkomst inzake de aankoop van onroerende zaken waarvoor een krediet is vastgesteld door Provinciale Staten, gemandateerd aan de directeur E&M, alsmede aan het afdelingshoofd Beheer.

  • -

    Besluiten tot het aangaan van een overeenkomst inzake de ruil of verkoop van provinciale eigendommen, gemandateerd aan de directeur E&M, alsmede aan het afdelingshoofd Beheer.

Uitgangspunten bij het opstellen van het mandaatbesluit

Bij het opstellen van het besluit moet een goede balans worden gevonden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden namens GS mogen worden uitgeoefend. Het dient bijvoorbeeld duidelijk te zijn wie binnen de provincie bevoegd is om overeenkomsten te sluiten. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met een ruimere en algemene formulering, zodat je je niet voortdurend hoeft af te vragen of een bepaalde beslissing nu juist wel of juist niet onder het mandaat valt. In het onderhavige besluit is getracht deze balans te vinden door hierin een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een bevoegdheid namens GS kan worden uitgeoefend. In de bij dit besluit behorende bijlage (register GS) wordt concreet aangegeven om welke bevoegdheden het gaat. Of deze besluiten c.q. (rechts)handelingen inderdaad 'in mandaat' kunnen worden afgedaan, kan worden beoordeeld aan de hand van de in artikel 3 genoemde criteria. De in artikel 3 genoemde beperkingen leiden er in feite toe dat alleen routinematige beslissingen of (rechts)handelingen waarvan onomstotelijk vaststaat dat die passen binnen het vastgestelde beleid namens GS kunnen worden genomen of uitgevoerd.

Er wordt in het besluit en register geen onderscheid gemaakt tussen mandaten, volmachten

en machtigingen, omdat dit voor de werkwijze geen consequenties heeft. Te meer ook omdat het merendeel van de bevoegdheden mandaten betreffen, hanteren we als verzamelnaam het begrip ‘mandaat’ maar wanneer wordt gesproken over mandaat zou het dus best kunnen zijn dat het in feite een volmacht (b.v. het doen van betalingen) of machtiging (b.v. het voeren van het woord in een juridische procedure; het verstrekken van informatie) betreft.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Verlenen mandaat

Dit artikel regelt de verlening van mandaat aan functionarissen die genoemd zijn in de bij dit besluit behorende bijlage. De systematiek is dat meervoudig mandaat wordt verleend. Dit betekent dat de bevoegdheid aan twee functionarissen toekomt. De eerste functionaris is de betreffende directeur en de tweede is de functionaris in de organisatie die daadwerkelijk in de dagelijkse praktijk van die bevoegdheid gebruik maakt (dus afdelingshoofd, regiohoofd, clustercoördinator enz). Ondermandaat is niet toegestaan, dan wel in heel uitzonderlijke gevallen.

Het tweede lid regelt de vervanging. In geval van afwezigheid van de ambtelijk functionaris aan wie mandaat is verleend, deze bevoegdheid wordt uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger.

Artikel 3. Beperking

In dit artikel wordt de begrenzing van het verleende mandaat aangegeven. Het betreft immers een bevoegdheid. Naast de wettelijke begrenzing die artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht aangeeft somt dit artikel criteria op waardoor het voor de gemandateerde mogelijk wordt om te beoordelen of hij een bevoegdheid c.q. beslissing in mandaat kan uitoefenen en/of nemen.

Mandaat kan enkel worden verleend indien het gevallen betreft die routinematig (waarvan onomstotelijk vaststaat dat zij passen binnen het vastgestelde beleid), administratief, procedureel of formeel van aard zijn. In ieder geval kan een bevoegdheid niet worden verleend indien:

  • -

    Het een politiek gevoelige beslissing betreft: hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer redelijkerwijs te verwachten is dat een gedeputeerde door de pers aangesproken kan worden over een genomen beslissing.

  • -

    Een precedentwerking is te verwachten.

  • -

    Het een besluit, een goedkeuring van een besluit of een afgifte van een verklaring van geen bezwaar betreft die genomen moet worden nadat in een voorbereidingsprocedure is gebleken dat tegen het ontwerp besluit bedenkingen, zienswijzen of bezwaren zijn ingediend óf waarbij wordt afgeweken van adviezen. Deze uitzondering is opgenomen omdat uit jurisprudentie blijkt dat de aard van de bevoegdheid om te beslissen op bedenkingen overeen komt met die van de bevoegdheid te beslissen in administratief beroep, dat gesteld kan worden dat de aard van de bevoegdheid zich verleend tegen mandaatverlening.

Bij twijfel of een te nemen besluit valt onder deze uitzondering, dient de gemandateerde te overleggen met de portefeuillehouder(s).

Artikel 4. Inlichtingen en verantwoording

Omdat GS, ook al hebben zij mandaat verleend, verantwoordelijk blijven voor de 'in mandaat' genomen beslissing is het van belang dat zij op de hoogte worden gesteld van die beslissingen of handelingen waarvan kennisneming door hen van belang is.

Artikel 5. Ondertekening

In dit artikel wordt concreet aangeven hoe de ondertekening plaats dient te vinden. In het onderhavige mandaatbesluit en –register wordt er wanneer mandaat aan een ambtelijk functionaris wordt verleend, vanuit gegaan dat die zowel het besluit neemt als ondertekent. Het besluit en register gaan derhalve uit van zgn. 'afdoeningsmandaten'. Kenbaarheid speelt hierbij een rol, dat wil zeggen dat naar buiten toe duidelijk is wie de beslissing 'in mandaat' heeft genomen.

Daarnaast kent het register voor het afdoen van GS-besluiten een algemeen ondertekeningsmandaat aan ambtelijk functionarissen, zijnde afdelingshoofden, voor correspondentie inzake het bekendmaken van (C) GS-besluiten. Voor de directie RMW geldt: de directeur tekent en bij zijn afwezigheid één van de afdelingshoofden.

Hiervoor wordt verwezen naar het algemeen deel van het mandaatregister, waarin het mandaat is opgenomen. Ter toelichting dient nog het volgende. Om één en ander te kunnen realiseren is het gelet op artikel 59a, tweede lid van de Provinciewet vereist dat de CvdK ondertekeningsmandaat verleent.

In artikel 59a, tweede lid is het volgende bepaald:

"De stukken die van gedeputeerde staten uitgaan, worden door de commissaris van de koningin ondertekend. Gedeputeerde staten kunnen haar toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van gedeputeerde staten, aan de commissaris of aan een of meer andere provinciale ambtenaren".

Wil de CvdK de ondertekening opdragen aan één of meer functionarissen, dan heeft deze hiervoor toestemming nodig van GS. In het algemeen deel van het mandaatregister is deze toestemming neergelegd.

Wil een 'in mandaat' genomen beslissing inderdaad ook door de gemandateerde ondertekend kunnen worden, dan moet de CvdK daartoe ondertekeningsmandaat verlenen. Deze bevoegdheid is neergelegd in het 'mandaatbesluit CvdK' met bijbehorend register.

Tot slot: het ondertekeningsmandaat kan worden aangemerkt als een bijzondere vorm van machtiging.

TOELICHTING REGISTER

De algemene mandaten zijn vastgelegd in een register. In bijzondere gevallen kunnen GS (buiten het register om) besluiten om een mandaat te verlenen. Dit dient dan plaats te vinden in een afzonderlijk GS-besluit.

Zoals hiervoor reeds aangehaald is het uitgangspunt bij het nieuwe besluit en –register dat meervoudig mandaat wordt verleend. Dit heeft tot gevolg dat de bevoegdheid aan twee functionarissen toekomt. De eerste functionaris is de betreffende directeur en de tweede is de functionaris in de organisatie die daadwerkelijk in de dagelijkse praktijk van die bevoegdheid gebruik maakt (dus afdelingshoofd, regiohoofd, clustercoördinator enz).

In een algemeen hoofdstuk zijn de mandaten ondergebracht die voor de gehele organisatie gelden. Dit verbetert de toegankelijkheid en leesbaarheid van het register. Als voorbeeld van de hierin opgenomen onderwerpen kan worden genoemd:

  • -

    Procesvertegenwoordiging

  • -

    Awb-mandaten

  • -

    Mandaten op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet-tijdig beslissen

  • -

    Mandaten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

  • -

    Aanbestedingen

  • -

    Mandaten van algemene aard zoals het afhandelen van correspondentie inzake het bekendmaken van (C) GS-besluiten.

Tot slot een praktisch 'stappenplan':

Stap 1Kijk in het mandaatregister onder het hoofdstuk “algemeen” of het hoofdstuk van je eigen directie en afdeling.

Kijk in de kolom “omschrijving bevoegdheid” en kijk of het besluit of de (rechts)handeling die je wilt (laten) nemen of verrichten of wordt genoemd.

Er zijn twee mogelijkheden:

  • 1.

    De bevoegdheid wordt niet genoemd. Dit betekent dat je je tot GS dient te richten om toestemming tot het namens hen mogen uitoefenen van de bevoegdheid. Het mandaat-besluit en -register is dan niet meer van toepassing.

  • 2.

    De bevoegdheid wordt wel genoemd. Ga dan naar stap 2.

Stap 2Kijk in de kolom “namens GS uitgeoefend door”. Hier staan de functionaris(sen) genoemd die de bevoegdheid mogen uitoefenen. Vaak is dat het nemen van een besluit. Deze functionarissen mogen tevens ondertekenen. Naast de daarin genoemde functionaris(sen) is als eerste altijd de betreffende directeur bevoegd.

Stap 3

  • -

    Stel een conceptbesluit/brief op en maak gebruik van het model uit het zeelandmenu.

  • -

    Zorg voor een juiste ondertekening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 12 juli 2011.
Gedeputeerde staten voornoemd,
mevr. drs. K.M.H. Peijs, voorzitter
mr. drs. L.J.M. Verdult, secretaris.
Uitgegeven 19 juli 2011
De secretaris,
mr. drs. L.J.M. Verdult, secretaris

Bijlage: Mandaatbesluit gedeputeerde staten 2011

Mandaatbesluit_gedeputeerde_staten_2011-_bijlagen-3.pdf