Regeling vervallen per 01-03-2015

Besluit noodverband mandaten gedeputeerde staten 2013

Geldend van 29-05-2014 t/m 28-02-2015

Intitulé

Besluit noodverband mandaten gedeputeerde staten 2013

Besluit van gedeputeerde staten van 11 december 2012, houdende vaststelling van het Besluit noodverband mandaten gedeputeerde staten 2013 (Provinciaal Blad nr. 30 van 2012).

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • -

    overwegende dat het vanwege de op 1 januari 2013 ingaande wijziging van de ambtelijke organisatiestructuur wenselijk is om een noodverband aan te leggen voor de uitoefening van een aantal bevoegdheden in naam van gedeputeerde staten;

  • -

    gelet op hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen het navolgende Besluit noodverband mandaten gedeputeerde staten 2013.

Artikelen

Artikel 1

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verlenen voor de uitsluitend aan de voormalige directeuren van de voormalige desbetreffende directies toegekende bevoegdheden, zoals vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage (onderdeel I) toestemming tot de uitoefening van deze bevoegdheden in hun naam aan de algemeen directeur en aan de directeur van de ambtelijke organisatie.

  • 2.

    Gedeputeerde staten verlenen voor alle overige in de bij dit besluit behorende bijlage (onderdeel I) toegekende bevoegdheden toestemming tot de uitoefening in hun naam van deze bevoegdheden aan de algemeen directeur en aan de directeur van de ambtelijke organisatie, aan de werkveldmanager Uitvoering, aan de werkveldmanager Beleid en aan alle afdelingshoofden.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, verlenen gedeputeerde staten toestemming tot de uitoefening in hun naam van de in het tweede lid genoemde bevoegdheden aan de senior- ontwikkelmanagers, voor zover deze bevoegdheden tot hun taakveld behoren.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid verlenen gedeputeerde staten voor de bevoegdheden die ingevolge de bij dit besluit behorende bijlage (onderdeel I) zijn toegekend aan de respectievelijke voormalige sectorhoofden natte en droge infrastructuur toestemming tot de uitoefening in hun naam van deze bevoegdheden aan de respectievelijke unithoofden natte en droge infrastructuur.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid verlenen gedeputeerde staten voor de hierna te noemen bevoegdheden die ingevolge de bij dit besluit behorende bijlage (onderdeel I) zijn toegekend aan het voormalig hoofd van de afdeling Informatieverzorging en Documentatie, toestemming tot de uitoefening in hun naam van deze bevoegdheden aan de hierna te noemen functionaris:

Vragen en aanbieden van gegevens, informatie etc.

-

Unithoofd I-zaak

Bevoegdheid tot het aangaan van ICT overeenkomsten om niet, benodigd voor het aansluiten op landelijke ICT basisvoorzieningen

o.g.v. artikel 158 eerste lid sub e Provinciewet

Unithoofd ICT-GEO

Besluiten tot het voeren van een aanbestedingsprocedure < € 25.000,--

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Vaststelling van aanbestedingsdocumenten (waaronder bestek)

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Vaststellen raming

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Aankondigen aanbesteding

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Opvragen offerte

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Verlenen opdracht

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Verstrekken van inlichtingen

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Houden van aanbesteding

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Besluiten tot het onregelmatig of onaanvaardbaar verklaren van de inschrijving

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Besluiten tot het aangaan van een (raam)overeenkomst

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Besluiten tot het nemen van een gunnings-/afwijzingsbesluit

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Besluiten tot opdracht van meer- of minderwerk

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Aanwijzen directie o.g.v. Uniforme Administratieve Voorwaarden (UAV) voor de uitvoering van werken

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Nemen van besluiten m.b.t. de uitvoering van een (raam)overeenkomst

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Vaststellen eindafrekening

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Besluiten tot verrichten van (overige) rechtshandelingen t.a.v. de aanbestedingsprocedure of uitvoering van de (raam)overeenkomst (bijv. nadere overeenkomsten of tussentijdse vragen)

-

Unithoofd ICT-GEO; Unithoofd I-zaak

Artikel 2

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 is op de bevoegdheden welke bij de tijdelijke afdeling Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) zijn ondergebracht, het bepaalde in de leden twee tot en met vier van dit artikel van toepassing.

  • 2.

    Ten aanzien van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid verlenen gedeputeerde staten volgens de bij dit besluit behorende bijlage toestemming tot de uitoefening in hun naam van de afzonderlijke bevoegdheden aan de daarbij vermelde functionarissen.

  • 3.

    Ten aanzien van de bevoegdheden met betrekking tot vergunningverlening is bij afwezigheid of ontstentenis van het afdelingshoofd de directeur van de organisatie bevoegd.

  • 4.

    Ten aanzien van de bevoegdheden met betrekking tot toezicht en handhaving is bij afwezigheid of ontstentenis van de werkveldmanager Uitvoering de algemeen directeur bevoegd.

Artikel 3

De uitoefening van een in de artikelen 1 en 2 bedoelde bevoegdheid geschiedt met inachtneming van het in de artikelen 4 tot en met 9 bepaalde.

Artikel 4

  • 1.

    De uitoefening van een bevoegdheid geschiedt slechts in gevallen die routinematig, administratief, procedureel of formeel van aard zijn.

  • 2.

    Een bevoegdheid wordt niet uitgeoefend, indien:

    • a.

      de desbetreffende aangelegenheid politiek gevoelig is;

    • b.

      precedentwerking is te verwachten.

  • 3.

    Een bevoegdheid wordt niet uitgeoefend, indien het betreft:

    • a.

      een besluit,

    • b.

      de goedkeuring van een besluit, of

    • c.

      de afgifte van een verklaring van geen bezwaar,

waarbij:

  • a.

    wordt afgeweken van adviezen;

  • b.

    sprake is van een zienswijze, bedenkingen of bezwaarschrift.

artikel 5

De gemandateerde verschaft gedeputeerde staten tijdig die informatie die redelijkerwijs voor gedeputeerde staten van belang geacht moet worden.

Artikel 6

Een besluit 'in mandaat' wordt als volgt ondertekend:

gedeputeerde staten van Zeeland,

namens deze,

gevolgd door:

  • -

    de functieaanduiding,

  • -

    de handtekening, en

  • -

    de naam van de gemandateerde.

Artikel 7

Het besluit van 12 juli 2011, houdende vaststelling van het Mandaatbesluit gedeputeerde staten (PB 2011, nr. 21), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 mei 2012 ((PB 2012, nr. 16) wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als "Besluit noodverband mandaten gedeputeerde staten 2013".

Toelichting behorende bij het noodverband mandaten GS 2013

1. Aanleiding en uitgangspunten bij het opstellen van het noodverband.

Per 1 januari 2013 gaat de nieuwe ambtelijke organisatie van start. Vanaf deze datum kan geen ge-bruik meer worden gemaakt van de mandaten die opgenomen zijn in het register behorende bij het mandaat besluit GS van 11 juli 2011 omdat deze niet passen binnen de nieuwe organisatiestructuur. Omdat het op dit moment nog niet voldoende duidelijk is binnen welke onderdelen van de organisatie de gemandateerde bevoegdheden zijn ondergebracht, is het wenselijk om in afwachting van een structurele oplossing een noodverband aan te leggen.

Als uitgangspunt voor dit noodverband geldt in beginsel de structuur van het huidige mandaatbesluit en –register. In het onderhavige besluit is getracht een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een bevoegdheid namens GS kan worden uitgeoefend. In de bij dit besluit behorende bijlage (register GS) wordt concreet aangegeven om welke bevoegdheden het gaat. Ter vergroting van de gebruiksvriendelijkheid is (de opzet en indeling van) het vigerende register –met uitzondering van de mandaten die voor de RUD gaan gelden, die allen onder één rubriek, ‘afdeling RUD’ zijn gerangschikt - in tact gelaten, zodat door de gebruikers van het register de mandaten gemakkelijk kunnen worden ‘getraceerd’. Een onderverdeling van mandaten aan de hand van de nieuwe organisatiestructuur is momenteel namelijk niet volledig te realiseren. Of deze besluiten c.q. (rechts)handelingen inderdaad 'in mandaat' kunnen worden afgedaan, kan worden beoordeeld aan de hand van de in artikel 4 genoemde criteria.

Er wordt in het besluit en register geen onderscheid gemaakt tussen mandaten, volmachten

en machtigingen, omdat dit voor de werkwijze geen consequenties heeft. Te meer ook omdat het merendeel van de bevoegdheden mandaten betreffen, hanteren we als verzamelnaam het begrip ‘mandaat’ maar wanneer wordt gesproken over mandaat zou het dus best kunnen zijn dat het in feite een volmacht (b.v. het doen van betalingen) of machtiging (b.v. het voeren van het woord in een juridische procedure; het verstrekken van informatie) betreft.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Verlenen mandaat

In de nieuwe organisatie zijn geen formele plaatsvervangers aangewezen (m.u.v. de functie van kabinetschef). Dit betekent dat het aantal bevoegde functionarissen wordt teruggebracht. Deze ontwikkeling is mogelijk kritisch. Daarom is in het onderhavige besluit in artikel 1 gekozen voor mandatering aan de hand van de onderstaande systematiek.

Met ingang van 1 januari 2013 worden de huidige mandaten verleend aan:

de twee directeuren, de werkveldmanager Beleid en de werkveldmanager Uitvoering en alle afdelingshoofden. Dat laatste betekent dat alle afdelingshoofden elkaar in beginsel bij afwezigheid of ontstentenis kunnen vervangen, zij het dat via werkafspraken een verdere invulling aan de vervanging wordt gegeven.

Het bovenstaande is op twee punten aangevuld.

Omdat het werkveld Ontwikkeling geen manager of afdelingshoofd kent, worden de tot dit werkveld behorende bevoegdheden gemandateerd aan de senior-ontwikkelmanagers.

Een aantal afzonderlijke bevoegdheden worden tevens toegekend aan de nieuwe unithoofden, te weten aan het unithoofd natte infrastructuur, het unithoofd droge infrastructuur, het unithoofd ICT-GEO en het unithoofd I-zaak. De bevoegdheden die aan de voormalige sectorhoofden natte en droge infrastructuur toekwamen, zijn nu gemandateerd aan de twee nieuwe unithoofden natte- en droge infrastructuur. Aan de twee nieuwe unithoofden ICT-GEO en I-Zaak wordt een aantal afzonderlijke, met name in het vierde lid genoemde bevoegdheden gemandateerd.

Voor de RUD geldt een afzonderlijke regeling.

Wat betekent dit voor de dagelijkse praktijk?

Algemeen:

  • -

    Primair worden de mandaten toegekend aan de afdelingshoofden. Voor het werkveld Ontwikkeling zijn de mandaten toegekend aan de senior-ontwikkelmanagers. Daarnaast geldt voor een aantal (met name genoemde) mandaten dat deze tevens aan de desbetreffende Unithoofden zijn toegekend. Kortom: aan de uitvoeringfunctionaris in de organisatie die daadwerkelijk in de dagelijkse praktijk van die bevoegdheid gebruik maakt dus.

  • -

    Secundair worden de mandaten toegekend aan de werkveldmanagers Beleid en Uitvoering en aan de twee directeuren. Zij dienen als vangnet.

Uitzondering: de mandaten die in het huidige mandaatbesluit GS uitsluitend aan de huidige directeuren van de desbetreffende directies zijn verleend, worden ook in de nieuwe organisatie aan de twee nieuwe directeuren toegekend.

Ondermandaat is niet toegestaan, enkel in heel uitzonderlijke gevallen.

Artikel 2. Afzonderlijke regeling tijdelijke afdeling RUD

De algemene regel die is neergelegd in artikel 1 is niet van toepassing op de mandaten die bij de tijdelijke afdeling RUD zijn ondergebracht. Hiervoor geldt een afzonderlijke regeling. Het uitgangspunt is dat primair het afdelingshoofd wordt gemandateerd. Omdat de afdeling RUD tijdelijk is, en er vooralsnog wel coördinatoren zijn in de afdeling RUD, blijven de bevoegdheden die in de bestaande situatie aan coördinatoren zijn gemandateerd gehandhaafd. Als vangnet fungeren de twee directeuren van de organisatie.

Vanwege noodzakelijke functiescheiding tussen vergunningverlening en toezicht/handhaving, is het afdelingshoofd RUD gemandateerd voor bevoegdheden die samenhangen met vergunningen. De werkveldmanager Uitvoering (tevens afdelingshoofd) is voorts gemandateerd voor de bevoegdheden die samenhangen met toezicht en handhaving.

Bij afwezigheid of ontstentenis van deze functionarissen, is het van belang dat (steeds) voor deze functionarissen een andere functionaris als vangnet fungeert. Dat wil zeggen dat niet dezelfde functionaris zowel voor vergunningen als voor handhaving kan besluiten en tekenen.

Concreet houdt dit het volgende in:

  • 1.

    Ten aanzien van de bevoegdheden met betrekking tot vergunningverlening is bij afwezigheid of ontstentenis van het afdelingshoofd de directeur van de organisatie bevoegd.

  • 2.

    Ten aanzien van de bevoegdheden met betrekking tot toezicht en handhaving is bij afwezigheid of ontstentenis van de werkveldmanager Uitvoering de algemeen directeur van de organisatie bevoegd.

Artikel 4. Beperking

artikel criteria op waardoor het voor de gemandateerde mogelijk wordt om te beoordelen of hij een bevoegdheid c.q. beslissing in mandaat kan uitoefenen en/of nemen.

Mandaat kan enkel worden verleend indien het gevallen betreft die routinematig (waarvan onomstotelijk vaststaat dat zij passen binnen het vastgestelde beleid), administratief, procedureel of formeel van aard zijn. In ieder geval kan een bevoegdheid niet worden verleend indien:

  • -

    Het een politiek gevoelige beslissing betreft: hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer redelijkerwijs te verwachten is dat een gedeputeerde door de pers aangesproken kan worden over een genomen beslissing.

  • -

    Een precedentwerking is te verwachten.

  • -

    Het een besluit, een goedkeuring van een besluit of een afgifte van een verklaring van geen bezwaar betreft die genomen moet worden nadat in een voorbereidingsprocedure is gebleken dat tegen het ontwerp besluit bedenkingen, zienswijzen of bezwaren zijn ingediend óf waarbij wordt afgeweken van adviezen. Deze uitzondering is opgenomen omdat uit jurisprudentie blijkt dat de aard van de bevoegdheid om te beslissen op bedenkingen overeen komt met die van de bevoegdheid te beslissen in administratief beroep, dat gesteld kan worden dat de aard van de bevoegdheid zich verleend tegen mandaatverlening.

Bij twijfel of een te nemen besluit valt onder deze uitzondering, dient de gemandateerde te overleggen met de portefeuillehouder(s).

Artikel 5. Inlichtingen en verantwoording

Omdat GS, ook al hebben zij mandaat verleend, verantwoordelijk blijven voor de 'in mandaat' genomen beslissing is het van belang dat zij op de hoogte worden gesteld van die beslissingen of handelingen waarvan kennisneming door hen van belang is.

Artikel 6. Ondertekening

In dit artikel wordt concreet aangeven hoe de ondertekening plaats dient te vinden. In het onderhavige mandaatbesluit en –register wordt er wanneer mandaat aan een ambtelijk functionaris wordt verleend, vanuit gegaan dat die zowel het besluit neemt als ondertekent. Het besluit en register gaan derhalve uit van zgn. 'afdoeningsmandaten'. Kenbaarheid speelt hierbij een rol, dat wil zeggen dat naar buiten toe duidelijk is wie de beslissing 'in mandaat' heeft genomen.

Daarnaast kent het register voor het afdoen van GS-besluiten een algemeen ondertekeningsmandaat voor correspondentie inzake het bekendmaken van (C) GS-besluiten.

Hiervoor wordt verwezen naar het algemeen deel van het mandaatregister, waarin het mandaat is opgenomen.

3. Budgethoudersregeling

Om het mandaatbesluit en -register zo volledig mogelijk te maken is ook de zgn. 'budgethouders-regeling' hierin opgenomen. In de hoedanigheid van budgethouder kunnen GS beschikken over budgetten voor bepaalde activiteiten en/of projecten. In die hoedanigheid kunnen zij, mits passend binnen de doeleinden waarvoor het budget is toegewezen en voor zover het budget toereikend is, ingevolge artikel 158, eerste lid sub e Provinciewet besluiten inzake het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten. Voor deze budgethoudersregeling is separaat mandaat verleend aan ambtelijke functionarissen tot het beschikken over bepaalde budgetten en voorts in het kader daarvan tot het besluiten inzake het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten.

Het betreft dus overeenkomsten die worden aangegaan ter uitvoering van een bepaalde functie waarvoor een budget is vastgesteld. Bijvoorbeeld: in het kader van het budget bodemsanering kan de budgethouder besluiten tot het aangaan van een overeenkomst inzake de uitvoering van bodemsanering.

Het is vanuit praktisch oogpunt belangrijk dat in één register kenbaar is wie als budgethouder is aangemerkt en bevoegd is om de actie uit te voeren. De bevoegdheid tot ondertekening van privaatrechtelijke overeenkomsten is, zoals hiervóór reeds vermeld in het algemene deel van de toelichting, toegekend aan de CvdK, die op zijn beurt toestemming heeft gegeven aan één of meerdere provinciale functionaris(sen) om dit namens hem te doen. Dit laatste is mogelijk op grond van artikel 176, tweede lid Provinciewet. Juridisch gezien is dit geen mandatering maar verleent de CvdK volmacht aan een functionaris. De ondertekening is geregeld in het mandaatbesluit en –register van de CvdK .

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 11 december 2012.
Gedeputeerde staten voornoemd,
mevr. drs. K.M.H. Peijs, voorzitter
A.W. Smit, secretaris
Uitgegeven, 18 december 2012
De secretaris,
A.W. Smit

Overzicht mandaten Gedeputeerde Staten

Besluit__noodverband_mandaten_gedeputeerde_staten_2013-5.pdf