Regeling vervallen per 01-01-2015

Mandaat- en machtigingenbesluit Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Geldend van 28-07-2015 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2014

Intitulé

Mandaat- en machtigingenbesluit Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Gedeputeerde Staten van Zeeland, hierna te noemen: Gedeputeerde Staten;

  • -

    Overwegende dat het Programma Beheer en het Subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer, worden uitgevoerd door de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken (hierna te noemen: de Dienst Regelingen);

  • -

    Overwegende dat Gedeputeerde Staten en de Dienst Regelingen op 8-10-2013 een managementovereenkomst hebben afgesloten voor de uitvoering van de maatregelen die zijn opgenomen in bijlage 1 van deze managementovereenkomst. De maatregelen betrekking hebben op het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) 1698/2005;

  • -

    Overwegende dat bij besluit van 13 april 2010 nr 10015596/10 ten aanzien van deze uitvoering verschillende groepen medewerkers van de Dienst Regelingen door Gedeputeerde Staten zijn gemandateerd om namens hen correspondentie te voeren en besluiten te nemen;

  • -

    Overwegende dat in 2011 wijzigingen in genoemd subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer en enkele organisatorische wijzigingen bij de Dienst Regelingen zijn doorgevoerd, waardoor aanpassing van het eerder genoemde mandaatbesluit nodig is;

  • -

    Overwegende dat in 2011 eveneens het onderdeel certificering in genoemd subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer in uitvoering komt en de Dienst Regelingen gemandateerd wordt voor de afhandeling van bezwaar- en beroepschriften;

  • -

    Gezien de schriftelijke instemming ex artikel 10:4 lid 1 Awb van de directeur uitvoering van de Dienst Regelingen door ondertekening van de prestatie-overeenkomst 2011 en gelet op artikel 158 van de Provinciewet, de Wet inrichting landelijk gebied en het bepaalde in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUITEN tot het vaststellen van het mandaat- en machtingenbesluit Programma Beheer, Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Zeeland en Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur & landschap Zeeland:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1:1

  • 1.

    De Algemeen directeur, de directeur Kernprocessen EU en Klantcontact & Gegevens, de Afdelingsmanager Subsidies en de Afdelingsmanager Juridische Zaken zijn gemachtigd namens gedeputeerde staten te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende de beantwoording van aan gedeputeerde staten gerichte individuele brieven en mondelinge verzoeken, die betrekking hebben op de in artikel 2, onderdelen a. tot en met h. genoemde regelingen, voor zover het antwoord zich beperkt tot een beschrijving van de geldende wet- en regelgeving c.q. van het vigerende beleid, althans niet van zodanige beleidsmatige, politieke of financiële betekenis is, of anderszins vanwege zijn aard of inhoud zodanig is, dat deze door gedeputeerde staten dienen te worden afgedaan.

  • 2.

    De Algemeen directeur, de directeur Kernprocessen EU en Klantcontact & Gegevens, de Afdelingsmanager Juridische Zaken en de teammanagers Juridische Zaken zijn gemachtigd namens gedeputeerde staten te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende:

    • a.

      besluiten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, voor zover die betrekking hebben op de in artikel 2, onderdelen a. tot en met g. genoemde regelingen;

    • b.

      besluiten op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 en 38, tweede lid, 40 of 41 van die wet, voor zover die betrekking hebben op de in artikel 2, onderdelen a. tot en met h. genoemde regelingen.

  • 3.

    De Algemeen directeur, de directeur Kernprocessen EU en Klantcontact & Gegevens, de Afdelingsmanager Juridische Zaken en de teammanagers Juridische Zaken zijn gemachtigd om namens gedeputeerde staten te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende de afhandeling van klachten en klaagschriften als bedoeld in hoofdstuk 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover de gedragingen betrekking hebben op de in leden 2 en 4 van dit artikel, of op de in artikel 2, onderdelen a. tot en met h. genoemde regelingen en besluiten en de antwoorden zich beperken tot een beschrijving van de geldende wet- en regelgeving c.q. van het vigerende beleid.

  • 4.

    De Afdelingsmanager Juridische Zaken en de teammanagers Juridische Zaken zijn gemachtigd om, voor zover verband houdende met de uitvoering van de regelingen genoemd in artikel 2 de onderdelen a. tot en met g., namens Gedeputeerde Staten van de provincie te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende de afwijzing van verzoeken om schadevergoeding en de toekenning tot bedragen van ten hoogste € 5.000,-, alsmede de met de toekenning samenhangende besluiten bedoeld in de afdelingen 4.4.1 en 4.4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 5.

    De uit dit besluit voor de genoemde functionarissen van de Dienst Regelingen voortvloeiende bevoegdheden kunnen ook worden uitgeoefend door de voor hen daartoe aangewezen plaatsvervangers.

Hoofdstuk 2 Natuurbeheer, agrarisch natuurbeheer, landschapsbeheer en bebossing landbouwgronden

Paragraaf 1. Primaire besluiten

Artikel 2:1

De Afdelingsmanager Subsidies en de teammanager Subsidies is gemandateerd om namens gedeputeerde staten te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende:

  • a.

    beschikkingen inzake de Subsidieregeling natuurbeheer van de minister van Economische Zaken;

  • b.

    beschikkingen inzake de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister van Economische Zaken;

  • c.

    beschikkingen inzake de Subsidieregeling natuurbeheer Zeeland;

  • d.

    beschikkingen inzake de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zeeland;

  • e.

    beschikkingen inzake de eerste bebossing van landbouwgronden met blijvend bos (EBL);

  • f.

    beschikkingen inzake de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Zeeland, met uitzondering van:

    • -

      beschikkingen tot het verlening, intrekking of wijziging van de toeslagen als bedoeld in artikel 4.1.2.4;

    • -

      beschikkingen tot verlening, vaststelling, intrekking of wijziging van een subsidie als bedoeld in de artikelen 6.1, 6.10 en en 7.9 alsmede tot het verstrekken, intrekken of wijzigen van een voorschot als bedoeld in artikel 6.8;

    • -

      besluiten als bedoeld in artikel 9.1;

    • -

      beschikkingen tot verlening, schorsing en intrekking als bedoeld in de artikelen 8.1.1. en 8.1.5;

  • g.

    beschikkingen inzake de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap van de provincie Zeeland;

  • h.

    beschikkingen inzake de Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied Zeeland;

  • i.

    beschikkingen inzake de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen en de terugvordering van dergelijke dwangsommen bij onverschuldigde betaling, verband houdende met de uitvoering van de regelingen, genoemd in de onderdelen a. tot en met g. van dit artikel;

  • j.

    beschikkingen op basis van de afdelingen 4.4.1., 4.4.2. en 4.4.4 en artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover die verband houden met de uitvoering van de regelingen, genoemd in de onderdelen a. tot en met g. van dit artikel.

Paragraaf 2. Bezwaar en beroep

Artikel 2:2

De Algemeen directeur, de directeur Kernprocessen EU en Klantcontact & Gegevens, de Afdelingsmanager Juridische Zaken en de teammanagers Juridische Zaken van de Dienst Regelingen, zijn gemandateerd en gemachtigd namens gedeputeerde staten te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende:

  • a.

    beschikkingen op bezwaarschriften tegen besluiten van artikel 1:1 leden 2 en 4, alsmede van de onderdelen a. tot en met g. van artikel 2:1 van dit besluit en daarmee samenhangende beslissingen tot verdaging van beslissingen;

  • b.

    het horen in het openbaar, bedoeld in artikel 7:5, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    beschikkingen op verzoeken tot vergoeding van de kosten van het voeren van een bezwaarprocedure, voor zover de verzoeken hiertoe hangende de bezwaarprocedure worden gedaan en verband houden met de uitvoering van de regelingen, genoemd in de onderdelen a. tot en met g. van artikel 2:1;

  • d.

    beschikkingen die tijdens de bezwaarprocedure worden genomen op basis van de afdelingen 4.4.1., 4.4.2. en 4.4.4 en artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht en verband houden met de uitvoering van de regelingen, genoemd in de onderdelen a tot en met g van artikel 2:1;

  • e.

    beschikkingen inzake de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen en de terugvordering van dwangsommen bij onverschuldigde betaling, voor zover de verzoeken hiertoe hangende de bezwaarprocedure worden gedaan en verband houden met de uitvoering van de regelingen, genoemd in de onderdelen a tot en met g van artikel 2:1;

  • f.

    verweerschriften en andere schrifturen in gedingen aanhangig bij de bestuursrechter, voor zover die verband houden met de uitvoering van de regelingen, genoemd in de onderdelen a. tot en met g. van artikel 2:1;

  • g.

    beschikkingen op bezwaarschriften tegen besluiten van paragraaf 8.1. van de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer Zeeland en daarmee samenhangende beslissingen tot verdaging van beslissingen, op welke beschikkingen hetgeen in de onderdelen b, c, d, e en f van dit artikel is bepaald van overeenkomstige toepassing is,

Artikel 2:3

De functionarissen bedoeld in de artikelen 1:1, 2:1 en 2.2, alsmede de onder hen ressorterende medewerkers van Dienst Regelingen zijn gemachtigd om ter voorbereiding van de in artikel 2:1 en 2:2 bedoelde besluiten en handelingen alle nodige werkzaamheden te verrichten.

Artikel 2:4

De Algemeen directeur, de directeur Kernprocessen EU en Klantcontact & Gegevens, de Afdelingsmanager Juridische Zaken zijn gemachtigd namens gedeputeerde staten te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende het instellen van hoger beroep of verzet, het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening of een verzoek om opheffing of schorsing van een voorlopige voorziening of het instellen van een ander rechtsmiddel, in gedingen en tegen rechterlijke uitspraken, die het gevolg zijn van de in de artikelen 2:1 en 2:2 genoemde beschikkingen, waarbij gedeputeerde staten partij zijn, na voorafgaand overleg met gedeputeerde staten.

Paragraaf 3. Procesmachtiging

Artikel 2:5

Met betrekking tot de machtiging van juristen werkzaam bij de Dienst Regelingen om gedeputeerde staten te vertegenwoordigen bij de bestuursrechter met betrekking tot (hoger) beroepen inzake besluiten genomen namens gedeputeerde staten met betrekking tot de in de artikelen 2:1 en 2:2 genoemde beschikkingen, zijn de machtigingen die op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZ 2015 aan de betrokken juristen zijn verstrekt van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4. Instructies

Artikel 2:6

De gemandateerde oefent zijn bevoegdheid niet uit indien hij bij de te nemen beslissing een persoonlijk belang heeft als bedoeld in artikel 2:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2:7

De gemandateerde stelt de provincie in kennis van krachtens mandaat te nemen of reeds genomen besluiten waarvan zij moeten aannemen dat kennisneming door het college van gedeputeerde staten gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van indien:

  • a.

    de maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

  • b.

    advies nodig is van anderen dan de gemandateerde of onder hem ressorterende medewerkers en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de gemandateerde dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt.

Artikel 2:8

De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden, verleende (onder)volmachten of machtigingen geschiedt binnen de grenzen en met inachtneming van het ter zake geldende recht, specifiek met inachtneming van artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede de geldende beleids- en uitvoeringsregels.

Artikel 2:9

Op een bezwaarschrift wordt niet besloten door degene die het primaire besluit in mandaat heeft genomen of bij de voorbereiding van het primaire besluit betrokken is geweest.

Artikel 2:10

  • 1.

    Na ontvangst van een bezwaarschrift wordt, alvorens een beslissing op het bezwaar wordt genomen, getracht het geschil op te lossen met toepassing van mediationvaardigheden.

  • 2.

    Indien de toepassing van mediationvaardigheden niet leidt tot een oplossing van het geschil, wordt de afhandeling van het bezwaar door een andere functionaris voortgezet.

  • 3.

    Een onder een gemandateerde functionaris ressorterende medewerker die in het desbetreffende geval betrokken is geweest bij mediation of de "andere aanpak", verricht in die zaak geen werkzaamheden ter voorbereiding van de beslissing op bezwaar.

  • 4.

    Alvorens een beslissing wordt genomen op een bezwaarschrift tegen een beslissing op basis van artikel 2:2 onderdeel g. wordt advies gevraagd aan de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer. Indien conform het eerste lid wordt getracht het geschil op te lossen met toepassing van mediationvaardigheden, wordt dit advies in het kader van dat traject gevraagd.

Artikel 2:11

Voor zover uit deze instructie een inlichtingenplicht of een instructiebevoegdheid voortvloeit, lichten partijen elkaar over en weer op een zodanig tijdstip in dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

Hoofdstuk 3 Subsidies plattelandsontwikkelingsprogramma POP

Artikel 3:1

Aan de Afdelingsmanager Subsidies en de Teammanager Subsidies van RVO wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend om namens Gedeputeerde Staten onderstaande besluiten te nemen en handelingen te verrichten voor subsidies voortvloeiend uit het plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied:

  • a.

    verzenden van ontvangstbevestigingen van subsidieaanvragen en andere documenten;

  • b.

    opvragen van aanvullende gegevens en het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen indien de gevraagde gegevens niet, niet tijdig, of niet volledig worden ingediend;

  • c.

    verdagen van de beslistermijn voor subsidieverlening en subsidievaststelling;

  • d.

    verlenen van een termijnbetalingen/voorschotbetalingen;

  • e.

    vaststellen van subsidies.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 4:1

De ondertekening van beslissingen in mandaat, bedoeld in de artikelen 1:1 tot en met 2:4, luidt:

het college van gedeputeerde staten,

voor deze:

(naam) (functie)

Artikel 4:2

Dit besluit treedt in werking de dag na publicatie in het Provinciaal blad en doet alsdan het bestaande mandaat- en machtigingenbesluit van de provincie vervallen.

Artikel 4:3

Gedeputeerde Staten kunnen aan de in artikel 1:1, 2:1 en 2:2 genoemde functionarissen, naar aanleiding van door RVO verstrekte inlichtingen in een specifiek geval of de door RVO uitgebrachte rapportages, in aanvulling op hetgeen is vermeld in hoofdstuk 2 paragraaf 4 van dit besluit, nadere instructies geven omtrent de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden .

Artikel 4:4

Dit besluit kan worden aangehaald als Mandaat- en machtigingenbesluit Rijksdienst voor Ondernemend Nederland .

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 8 oktober 2013
Gedeputeerde Staten
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter,
A.W. Smit , provinciesecretaris
Uitgegeven 15 oktober 2013
De provinciesecretaris
A.W. Smit

Toelichting

Ter uitvoering van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer en de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap, wordt aan RvO een mandaat verstrekt. Zij gaan de daadwerkelijke uitvoering doen c.q. de aanvragen afhandelen en beschikkingen maken. RvO valt onder verantwoordelijkheid van de minister van EZ. Het betreft dus mandaatverlening aan een niet ondergeschikte op grond van art. 10:4 Awb. Juridisch is dit slechts mogelijk met instemming van de gemandateerde en in het voorkomende geval van degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt en indien duidelijke instructies worden meegegeven, ofwel de mandaatgever kan invloed uitoefenen over hoe met haar bevoegdheid wordt omgegaan. Er mag geen beleidsvrijheid zijn, de gemandateerde heeft slechts een loketfunctie. Mandaat creëert een ondergeschiktheids-verhouding, in dit geval tussen gedeputeerde staten en RvO. Gedeputeerde staten moeten feitelijk invloed kunnen hebben, omdat zij eindverantwoordelijk blijven. Nu bezwaar en beroep bij dezelfde gemandateerde liggen als de behandeling van de primaire besluiten, moeten voor deze onderwerpen gescheiden functies een mandaat krijgen.