Regeling vervallen per 01-01-2020

Regeling reis- en verblijfkosten en maaltijdvergoeding bij overwerk Provincie Zeeland 2015

Geldend van 30-06-2018 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Regeling reis- en verblijfkosten en maaltijdvergoeding bij overwerk Provincie Zeeland 2015

BESLUIT van gedeputeerde staten van 25 maart 2015, kenmerk 15003828, houdende de vaststelling van de Regeling reis- en verblijfkosten en maaltijdvergoeding bij overwerk Provincie Zeeland 2015 en intrekking van de Regeling reis- en verblijfkosten Provincie Zeeland en het Besluit maaltijdvergoeding bij overwerk Zeeland.

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • -

    overwegende dat het wenselijk is de Regeling reis- en verblijfkosten Provincie Zeeland en de Regeling maaltijdvergoeding bij overwerk Zeeland in juridisch-technische zin aan te passen, onder meer aan de gewijzigde organisatiestructuur per 1 januari 2013;

  • -

    overwegende dat het wenselijk is voornoemde regelingen uit oogpunt van harmonisatie samen te voegen tot één regeling en de vigerende regelingen in te trekken:

  • -

    gelet op artikel 158, eerste lid, onder c, van de Provinciewet;

  • -

    gehoord de commissie voor georganiseerd overleg,

besluiten vast te stellen de

Regeling reis- en verblijfkosten en maaltijdvergoeding bij overwerk Provincie Zeeland 2015

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1.1, onder b, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP), alsmede degene met wie gedeputeerde staten een arbeidsovereenkomst hebben afgesloten als bedoeld in artikel 2.3.1 van genoemde arbeidsvoorwaardenregeling.

  • b.

    dienstreis: een aan de ambtenaar opgedragen verplaatsing buiten zijn standplaats;

  • c.

    standplaats: de gemeente die de ambtenaar als plaats van tewerkstelling is aangewezen;

  • d.

    woonplaats: de gemeente waar de ambtenaar woonachtig is;

  • e.

    reiskosten:

    • -

      de kosten van vervoer van de reiziger waartoe mede kunnen behoren de kosten van taxi's of de huur van een vervoermiddel;

    • -

      de kosten van vervoer van de reis- en dienstbenodigdheden die op grond van een algemene of bijzondere opdracht zijn meegenomen;

    • -

      de vergoeding wegens gebruik van een eigen middel van vervoer;

    • -

      de veer- en tolgelden alsmede de kosten wegens stalling en parkeren van een eigen middel van vervoer.

  • f.

    reisregeling binnenland: ministeriële regeling van de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 1 april 1993, die jaarlijks wordt aangepast. Voor deze regeling geldt steeds de meest actuele versie.

  • g.

    overwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in aartikel 3.4.3 (Vergoeding voor overwerk) van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP).

Artikel 2

Gedeputeerde staten kunnen deze regeling geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren op anderen dan de ambtenaren die deelnemen aan een dienstreis.

Artikel 3

Voor het ondernemen van een dienstreis behoeft de ambtenaar voorafgaande opdracht van zijn leidinggevende.

Artikel 4

De kosten van de reis en het verblijf in verband met een dienstreis worden met in achtneming van de in of krachtens deze regeling gestelde regels aan de ambtenaar vergoed.

Artikel 5

  • 1. De ambtenaar is verplicht, behoudens het bepaalde in het derde lid, bij een dienstreis naar een bestemming buiten de provincie alsmede naar een bestemming in het buitenland, gebruikt te maken van het openbaar vervoer. Onder openbaar vervoer wordt tevens de treintaxi begrepen.

  • 2. De ambtenaar maakt bij een dienstreis zoveel mogelijk gebruik van een door gedeputeerde staten te verstrekken vervoersbewijs.

  • 3. Gedeputeerde staten verlenen de ambtenaar op diens verzoek vooraf toestemming voor een dienstreis als bedoeld in het eerste lid een eigen vervoermiddel te gebruiken, als naar hun oordeel bijzondere omstandigheden dat gebruik rechtvaardigen.

  • 4. Toestemming blijkt uit een door gedeputeerde staten ondertekende verklaring.

Hoofdstuk II Vergoeding van reis- en verblijfkosten

A. Reiskosten

Artikel 6

  • 1. Een dienstreis die in Nederland is aangevangen met een eindbestemming in het buitenland, gelegen binnen een afstand van 350 kilometer gemeten vanaf de standplaats dan wel vanaf de woonplaats als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder b, wordt voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als een dienstreis in Nederland.

  • 2. In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten een uitzondering op de hoofdregel als bedoeld in het vorige lid toestaan.

Artikel 7

  • 1. De reiskosten worden vergoed tot de werkelijk betaalde bedragen behoudens de bevoegdheid van gedeputeerde staten tot vermindering van elke declaratie met het bedrag waarmee de declaratie de redelijkheid overschrijdt.

  • 2. Voor zover geen vervoersbewijs is verstrekt, kan de ambtenaar voor een dienstreis per trein het tarief eerste klas in rekening brengen. Voor een dienstreis naar het buitenland met het vliegtuig kunnen de kosten van vervoer in de economy class in rekening worden gebracht.

  • 3. Bij gebruik van een eigen vervoermiddel kan de ambtenaar een bedrag van 0,37 per kilometer in rekening brengen. De hierover verschuldigde loonheffing komt voor rekening van de ambtenaar.

Artikel 8

  • 1. Voor de berekening van de kilometervergoeding bij een dienstreis met een eigen vervoermiddel geldt de standplaats als begin- en eindpunt van de dienstreis. Voor het vaststellen van het aantal kilometers geldt de lengte van de snelste route tussen het begin en het eindpunt van de dienstreis.

  • 2. Voor de ambtenaar die niet in de standplaats woont geldt de woonplaats als begin- en eindpunt van de dienstreis met dien verstande dat:

    • a.

      de kilometervergoeding nooit meer kan bedragen dan de kilometervergoeding, gerekend vanaf de standplaats, als de woonplaats verder weg is gelegen van de plaats van bestemming;

    • b.

      de kilometervergoeding nooit meer kan bedragen dan de kilometervergoeding, berekend aan de hand van de afstand tussen de woonplaats en de bestemming, als de woonplaats dichterbij de plaats van bestemming is gelegen.

B. Verblijfkosten

Artikel 9

  • 1. De in verband met de dienstreis noodzakelijk gemaakte verblijfkosten worden vergoed volgens de normen van de Reisregeling binnenland, met dien verstande dat de daarin opgenomen lunchcomponet niet van toepassing is en dat de dagcomponent alleen van toepassing is op ambtenaren, die structureel minimaal 50% van hun werktijd op dienstreis zijn. Om voor vergoeding van de dagcomponent in aanmerking te komen moet bovendien sprake zijn van werkzaamheden, die hoofdzakelijk niet op een lokatie worden uitgevoerd.

  • 2. Geen aanspraak op vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis korter dan vier uur en voor een dienstreis binnen de standplaats.

  • 3. De ambtenaar die tijdens de dienstreis overnachting ontvangt heeft geen aanspraak op een vergoeding voor overnachting.

  • 4. De ambtenaar die tijdens een dienstreis een of meer maaltijden ontvangt heeft geen aanspraak op een vergoeding voor maaltijden.

Artikel 10

  • 1. Als tijdstip van aanvang van een dienstreis wordt aangemerkt:

    • a.

      het tijdstip waarop het vervoer volgens de officiële dienstregeling vertrekt, indien de reis wordt gemaakt met het openbaar vervoer en de plaats van vertrek ligt binnen of in de onmiddellijke nabijheid van de bebouwde kom van de woonplaats;

    • b.

      het tijdstip waarop de bebouwde kom van de woonplaats wordt verlaten in alle andere gevallen dan bedoeld onder a.

  • 2. Op overeenkomstige wijze wordt het tijdstip bepaald waarop een reis wordt geacht te zijn beëindigd, met dien verstande dat in geval het openbaar vervoer met een vertraging van meer dan 15 minuten aankomt, de tijd van aankomst in de plaats treedt van het in de officiële dienstregeling aangegeven tijdstip.

Artikel 11

Voor de berekening van de vergoeding wegens verblijfkosten wordt het tijdstip van de aanvang en van het einde van de dienstreis geacht samen te vallen met:

  • a.

    de aanvang van het lopend uur indien het aantal minuten op bedoeld tijdstip in dat uur verstreken dertig of minder bedraagt;

  • b.

    het einde van het lopend uur indien het aantal minuten meer dan dertig bedraagt.

Artikel 12

De ambtenaar die de commissaris van de Koning, gedeputeerde staten of een lid van gedeputeerde staten op een dienstreis vergezelt, is gerechtigd voor een zodanige reis eenzelfde bedrag voor reis- en verblijfkosten in rekening te brengen als door de leden van gedeputeerde staten kan worden gedeclareerd.

Artikel 13

  • 1. De ambtenaar die werkzaam is als kantonnier en daarenboven een eigen werkgebied is toegewezen, heeft bij tewerkstelling buiten het voor hem vastgestelde werkgebied, gedurende die tijd recht op een vergoeding voor verblijfkosten die gelijk is aan het bedrag van de dagcomponent, als bepaald in de Reisregeling binnenland, mits de tewerkstelling die dag langer dan vijf uur heeft geduurd.

  • 2. Geschiedt de tewerkstelling op een werk waarvoor is bepaald dat in het directieverblijf dagelijks koffie en/of thee aan betrokkene moet worden verstrekt, bedraagt de vergoeding als bedoeld in het eerste lid € 0,30 per gewerkte dag, mits de tewerkstelling die dag langer dan vijf uur heeft geduurd.

  • 3. Indien de tewerkstelling per dag meer dan twaalf uur heeft geduurd, zonder dat betrokkene in de gelegenheid is gesteld geweest een maaltijd thuis te gebruiken, wordt boven de vergoeding op grond van een der voorgaande leden een toeslag verleend die gelijk is aan het bedrag van de dagcomponent.

  • 4. Geen vergoeding wordt toegekend indien:

    • a.

      de ambtenaar in de gelegenheid was de middagmaaltijd thuis te gebruiken,

    • b.

      de afstand van de woonplaats van de ambtenaar tot het punt van zijn tewerkstelling minder dan vijf kilometer bedraagt.

Artikel 14

De ambtenaar die werkzaam is op een werk heeft recht op:

  • a.

    een vergoeding voor kleine uitgaven gelijk aan het bedrag van de dagcomponent, als bepaald m de Reisregeling binnenland, waarboven

  • b.

    een toeslag voor een avondmaaltijd wordt verleend indien de dagelijkse reis in verband met de dienstuitoefening om 21.00 uur of later eindigt en de ambtenaar de kosten voor een avondmaaltijd in een daarvoor bestemde gelegenheid heeft gemaakt. Deze toeslag is gelijk aan het bedrag van de dinercomponent.

C. Declaratie

Artikel 15

  • 1. De ambtenaar is verplicht zijn reisdeclaratie in te leveren uiterlijk in de maand volgende op die waarin hij de dienstreis heeft gemaakt, tenzij gegronde redenen bestaan de declaratie op een later tijdstip in te leveren.

  • 2. De ambtenaar heeft geen aanspraak op vergoeding van gemaakte kosten indien de declaratie later dan één jaar na de datum van de desbetreffende dienstreis wordt ingeleverd.

D. Bijzondere bepalingen

Artikel 16

Gedeputeerde staten kunnen aan de ambtenaar die veelvuldig dienstreizen moet maken of tijdelijk buiten zijn standplaats wordt tewerkgesteld, een andere vergoeding wegens verblijfkosten toekennen dan het bepaalde in de artikelen 9, 10 en 11 van dit hoofdstuk.

Artikel 17

Gedeputeerde staten kunnen aan de ambtenaar die buiten het geval van een dienstreis in verband met werkzaamheden die tot de functie behoren, verplicht is één of meer maaltijden buitenshuis te gebruiken, hiervoor een vergoeding toe te kennen.

Artikel 18

Gedeputeerde staten kunnen voor groepen van ambtenaren een nadere regeling treffen indien naar hun oordeel, gelet op de aard van de functie van de desbetreffende ambtenaren en de bijzondere omstandigheden waaronder deze wordt verricht, toepassing van dit hoofdstuk tot een onredelijk resultaat zou leiden.

Hoofdstuk III Maaltijdvergoeding bij overwerk

Artikel 19

Indien de dagelijkse werktijd van de ambtenaar op de dag waarop overwerk moet worden verricht met ten minste twee overwerkuren wordt verlengd en het dienstbelang naar het oordeel van gedeputeerde staten dientengevolge niet toelaat dat hij zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd op de voor hem gebruikelijke plaats nuttigt, gelden de volgende regels:

  • a.

    Aan de ambtenaar wordt zo mogelijk een maaltijd van provinciewege verstrekt;

  • b.

    Indien een voorziening als bedoeld onder a niet mogelijk is, ontvangt de ambtenaar, indien vaststaat dat hij een maaltijd in een daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd en betaald, een vergoeding gelijk aan het bedrag van de dinercomponent.

  • c.

    Indien de ambtenaar geen maaltijd als hiervoor bedoeld heeft gebruikt maar in verband met het overwerk niettemin kosten heeft moeten maken doordat hij zijn maaltijd niet op de door hem gebruikelijke plaats heeft kunnen nuttigen, worden hem deze kosten vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet als onder b gestelde.

Artikel 20

Dit hoofdstuk ter zake van maaltijdvergoeding bij overwerk is niet van toepassing indien en voor zover een andere regeling in de vergoeding van deze kosten voorziet.

Artikel 21

Gedeputeerde staten zijn bevoegd van de bepalingen van dit hoofdstuk af te wijken in gevallen waarin het naar hun oordeel niet voorziet.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 22

  • 1. De regeling wordt aangehaald als: Regeling reis- en verblijfkosten en maaltijdvergoeding bij overwerk Provincie Zeeland 2015.

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 3. Gedeputeerde staten stellen deze regeling vast onder gelijktijdige intrekking van de Regeling reis- en verblijfkosten Provincie Zeeland en het Besluit maaltijdvergoeding bij overwerk Zeeland.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 25 maart 2015
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
A.W. Smit, secretaris
Uitgegeven 23 april 2015
De secretaris, A.W. Smit