Regeling vervallen per 18-05-2018

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling niet productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap, Provincie Zeeland

Geldend van 09-03-2018 t/m 17-05-2018

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling niet productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap, Provincie Zeeland

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland 6 maart 2018 2018, kenmerk 18004946 tot openstelling van de regeling als bedoeld in paragraaf 5 van hoofdstuk 2 Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap uit de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeeland.

Gedeputeerde Staten van Zeeland;

Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 5 van Hoofdstuk 2 van de Verordening subsidies plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeeland (Verordening POP-3 subsidies Zeeland)

Besluiten vast te stellen:

  • I.

    Open te stellen de regeling Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap van de Verordening POP-3 voor de periode van 19 maart 2018 tot en met 18 mei 2018, 17:00 uur.

  • II.

    Het subsidieplafond is € 800.000, volledig afkomstig uit middelen van het ELFPO.

  • III.

    De ELFPO-middelen moeten met eenzelfde bedrag aan nationale overheidsmiddelen aangevuld worden.

  • IV.

    Verdeling van de middelen vindt op grond van artikel 1.15 van de Verordening POP3 plaats op grond van een rangschikking van de aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen.

  • V.

    De volgende nadere regels vast te stellen:

A. Definities

Artikel 1 begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    POP-3: Het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma van Nederland in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling 2014-2020

  • b.

    ELFPO: Europees Landbouwfonds Plattelandsontwikkeling.

  • c.

    NNZ: Natuur Netwerk Zeeland, zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van het Natuurbeheerplan Zeeland (2016) en de Ruimtelijke Verordening Zeeland (2014).

  • d.

    Verordening: Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeeland (Verordening POP-3 subsidies Zeeland)

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen voor herstel- of inrichtingsmaatregelen voor natuur, landschap, biodiversiteit.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor niet-productieve investeringen als bedoeld in het eerste lid, met een aangetoonde directe link met de landbouw.

Artikel 3 Aanvrager

In afwijking van artikel 2.5.2 van de Verordening kan subsidie op grond van deze paragraaf alleen worden verstrekt aan:

  • landbouworganisaties

  • natuur en landschapsorganisaties

  • samenwerkingsverbanden van natuur- en landschapsorganisaties en landbouworganisaties

Artikel 4 subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.12 van de Verordening subsidies POP-3 kan subsidie worden verstrekt voor de onderstaande kosten gemaakt ter voorbereiding of uitvoering van projecten in het kader van niet-productieve investeringen ten behoeve van biodiversiteit, natuur, landschap of daaraan gekoppelde activiteiten:

  • a.

    de kosten van bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken

  • b.

    kosten van verwerving van onroerende zaken tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten, conform artikel 1.10 van de verordening.

  • c.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs

  • d.

    bijdragen in natura (zie art. 1.11 van de Verordening subsidies POP3)

  • e.

    niet-verrekenbare of niet-compensabele BTW

  • f.

    personeelskosten

  • g.

    voorbereidingskosten indien deze gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

Artikel 5 hoogte van de subsidie

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient, op het moment van de subsidieverlening, de subsidiebijdrage per project minimaal € 200.000 en maximaal € 600.000 te bedragen.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 100% van de totale subsidiabele kosten waarvan 50% te financieren uit ELFPO en 50% uit cofinancieringsbijdrage vanuit een of meer nationale overheden (publieke cofinanciering).

  • 3.

    Aanvragers dienen zelf zorg te dragen voor publieke cofinanciering.

Artikel 6 aanvullende vereisten aan een subsidieaanvraag

Onverminderd hetgeen bepaald is in het tweede lid van artikel 1.7 van de Verordening subsidies POP-3 bevat de aanvraag om subsidie:

In het geval de cofinanciering niet afkomstig is van de provincie Zeeland maar van andere overheden, (een) intentie of besluit(en) over de toekenning van de cofinanciering. Het (de) besluit(en) moet(en) het subsidiebedrag, het steunpercentage, de subsidiabele kosten, het totale bedrag aan subsidiabele kosten, de naam van het project en de naam van de begunstigden vermelden. Ook dient er een verwijzing in te staan naar de Verordening subsidies POP-3 met een verklaring dat de subsidiebijdrage conform het bepaalde in de Verordening subsidies POP-3 wordt verstrekt.

Artikel 7 weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van Verordening subsidies POP-3 Zeeland wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    Indien voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt, behalve wanneer het de benodigde nationale cofinanciering betreft

  • b.

    de te verstrekken subsidie lager is dan € 200.000,--.

Artikel 8 bevoorschotting

  • 1.

    Aanvragers dienen in aanvulling op artikel 1.23 derde lid van de Verordening subsidies POP-3 bij de eerste aanvraag tot bevoorschotting op basis van realisatie de voor het project benodigde vergunningen over te leggen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening subsidies POP-3 kan één keer per jaar een voorschot verleend worden op basis van realisatie.

  • 3.

    Er worden geen voorschotten verleend vooruitlopend op de realisatie.

Artikel 9 selectiecriteria

Gedeputeerde Staten hanteren op basis van de selectie door de adviescommissie POP-3 voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening subsidies POP-3 de volgende criteria:

  • 1.

    Effectiviteit van de activiteit

    De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken, gespecificeerde, Provinciale doelstelling(en) in een gebied en de mate waarin de activiteit beoogt aan het bereiken van die doelstelling(en) bij te dragen. De hoogte van het gevraagde subsidiebedrag wordt hierbij in ogenschouw genomen.

    De provinciale doelstellingen betreffen:

    • Behoud, herstel of versterking van biodiversiteit in het agrarisch gebied;

    • Behoud, herstel of versterking van natuur en het landschap

    • Behoud, herstel of versterking van de identiteit van het Zeeuwse landschap of van beeldbepalende cultuurhistorische elementen gekoppeld aan het Zeeuwse landschap;

    • Het bereiken van “natuur-inclusieve” of ecologisch duurzame landbouw;

    • Verbindingen tussen gebieden van het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ)

  • 2.

    Efficiency

    Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

  • 3.

    Kans op succes / haalbaarheid

    Of een project haalbaar is, wordt bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden. Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

    • de in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider die de subsidie aanvraagt,

    • hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid),

    • in hoeverre is de verzoeker in staat andere sectoren die in het landelijk gebied actief zijn te betrekken bij of mee samen te werken in het project,

    • zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken, is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken,

    • kent het project een realistische planning, opzet en begroting

  • 4.

    Urgentie

    Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in de provincie Zeeland en die genoemd zijn onder a van dit artikel.

Artikel 10 adviescommissie

Gedeputeerde Staten van Zeeland stellen een adviescommissie in voor de rangschikking van de aanvragen zoals bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP-3) 2014-2020 Zeeland.

Artikel 11 puntenmethodiek

De projecten worden door de door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie POP-3 beoordeeld op basis van de in artikel 10 genoemde selectiecriteria waarbij per criterium het volgend aantal punten wordt toegekend:

  • 1.

    • a.

      Effectiviteit van de activiteit

      0 punten: Zeer geringe bijdrage

      Het project bedient geen van de genoemde doelstellingen.

      1 punt: Geringe bijdrage

      Het project bedient slechts één van de genoemde doelstellingen

      2 punten: Matige bijdrage

      Het project bedient twee van de genoemde doelstellingen

      3 punten: Voldoende bijdrage.

      Het project bedient drie van de genoemde doelstellingen De aanvrager maakt bovendien weinig gebruik van de ervaringen uit het eerdere project.

      4 punten: goede bijdrage

      Het project bedient vier van de genoemde doelstellingen

      5 punten: Zeer goede bijdrage

      Het project scoort op alle provinciale doelstellingen.

      Hoe integraler het project - dat wil zeggen aan hoe meer doelstellingen de activiteiten een bijdrage leveren - hoe meer punten gescoord worden op dit criterium.

    • b.

      Efficiency

      0 punten = Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.

      1 punt = gering. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.

      2 punten = matig. Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.

      3 punten = voldoende. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.

      4 punten = goed. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.

      5 punten = zeer goed. De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.

    • c.

      Kans op succes/ haalbaarheid

      0 punten: bij geen score op bovengenoemde aspecten

      1 punt bij onvoldoende score op bovengenoemde aspecten

      2 punten bij redelijke score op bovengenoemde aspecten

      3 punten bij een goede score op drie van de bovengenoemde aspecten

      4 punten bij een goede score op bovengenoemde aspecten.

      5 punten bij een zeer goede score op alle bovengenoemde aspecten

    • d.

      Urgentie

      0 punten indien er sprake is van activiteiten die niet bijdragen aan provinciale doelstellingen;

      1 punt indien er sprake is van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen pas op langere termijn (na zes jaar) aangepakt hoeven te worden;

      2 punten indien er sprake is van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn (binnen zes jaar) aangepakt moet worden;

      3 punten indien er sprake is van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen op korte termijn (binnen drie jaar) aangepakt moet worden;

      4 punten indien er sprake is van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen die tussen nu en drie jaar aangepakt moeten worden;

      5 punten indien er sprake is van activiteiten die bijdragen aan provinciale doelstellingen, die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moeten worden.

  • 2.

    Projecten dienen minimaal 60% van het maximaal te behalen aantal punten, zijnde 21punten, te scoren om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 12 Weging van de Selectiecriteria

Gedeputeerde Staten wegen de punten die zijn behaald op grond van de onder Artikel 10 benoemde selectiecriteria als volgt mee voor de rangschikking van aanvragen:

  • Effectiviteit van de activiteit: Dit criterium heeft een wegingsfactor 3 met een maximaal te behalen score van 15.

  • Efficiency : Dit criterium heeft een wegingsfactor 1 met een maximaal te behalen score van 5.

  • Kans op succes / haalbaarheid: Dit criterium heeft een wegingsfactor 2 met een maximaal te behalen score van 10.

  • Urgentie: Dit criterium heeft een wegingsfactor 1 met een maximaal te behalen score van 5.

Het aantal behaalde punten per selectiecriterium wordt vermenigvuldigd met de wegingsfactor. Dit leidt tot het totaal aantal punten dat wordt toegekend aan de aanvraag. Het maximaal aantal te behalen punten bedraagt 35.

Artikel 13 inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 14 citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit Regeling “Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap Zeeland”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Zeeland van 6 maart 2018.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Uitgegeven 8 maart 2018

De secretaris A.W. Smit

Toelichting bij het openstellingsbesluit “Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap Zeeland”

Algemeen POP-3

Op 16 februari 2015 heeft de Europese Commissie het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 goedgekeurd (POP-3). Dit is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de versterking van het Nederlandse platteland en wordt gefinancierd vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

Openstelling

Binnen het POP-3 wordt nu de regeling “Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur en landschap Zeeland” opengesteld. Op grond van deze regeling kunnen partijen subsidie aanvragen om te investeren in biodiversiteit, natuur en landschap in Zeeland. Deze maatregel is gericht op niet-productieve investeringen voor aanleg, herstel en inrichting voor natuur en landschap. Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouwbedrijf tot gevolg hebben. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een project een directe link met de landbouw hebben. Voor gebieden die geen bestemming landbouw hebben, is met instemming van de Europese Commissie aan de hand van een aantal fictieve voorbeeldprojecten de “bandbreedte” voor de relatie met de landbouw aangegeven.

De te verlenen subsidie bedraagt maximaal € 600.000 en minimaal € 200.000. Het subsidiepercentage voor deze openstelling bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

De openstellingsperiode loopt van 19 maart 2018 tot en met 18 mei 2018, 17.00 uur. In deze periode kunnen aanvragen worden ingediend bij de Provincie Zeeland.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3

Voor samenwerkingsverbanden geldt artikel 1.6 van de Verordening subsidies POP-3 Zeeland.

Artikel 4 subsidiabele kosten

Overeenkomstig het bepaalde in de Verordening subsidies POP-3 geldt voor de hieronder genoemde kostensoorten het volgende:

De kosten van bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken

  • 1.

    Kosten van de aankoop van bebouwde en niet bebouwde gronden zijn subsidiabel tot maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien de bebouwde of onbebouwde gronden zijn gelegen in verwaarloosde gebieden of voormalige industriezones, zijn de kosten van de aankoop van de gronden subsidiabel tot maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten.

    Onder verbetering van onroerende zaken worden ook investeringen voor herstel- en inrichtingsmaatregelen voor natuur, landschap en biodiversiteit alsmede de planvorming en acquisitie daarvoor verstaan

Personeelskosten

  • 1.

    Werkelijk gemaakte personeelskosten worden per uur berekend door het meest recente bruto jaarloon te delen door 1.720 uren op basis van een werkweek van 40 uur, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor de werkgeverslasten en een opslag van 15% voor de indirecte kosten.

  • 2.

    Personeelskosten zijn subsidiabel tot maximaal 1.720 uur per persoon per jaar bij een 40-urig dienstverband.

  • 3.

    Indien er sprake is van een parttime dienstverband, worden de personeelskosten per uur naar rato berekend.

  • 4.

    Personeelskosten kunnen ook worden gedeclareerd op basis van een Integrale Kosten Systematiek indien deze systematiek is geaccordeerd door het tarieventeam van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en systematisch wordt toegepast binnen de organisatie. 

Artikel 5 en 6 Hoogte van de subsidie en Weigeringsgronden

De provincie wenst alleen omvangrijke, integrale projecten voor subsidie in aanmerking te laten komen. Geen subsidie wordt verleend indien de subsidie minder zou zijn dan 200.000 euro.

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen beoordeeld. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen moet de aanvraag minstens 21 punten behalen. (60% van het maximaal te behalen aantal van 35 punten).

Om voor subsidie in aanmerking te komen zal per project minimaal sprake moeten zijn van een subsidie van minimaal € 200.000 en maximaal € 300.000. Indien de subsidiabele activiteiten -economische activiteiten- betreffen in staatssteunrechtelijke zin, dan kan voor deze activiteiten de subsidie niet hoger zijn dan het daarvoor geldende maximum van € 200.000, zoals de de-minimis verordening dit voorschrijft.

 

Artikel 9, 11 en 12 ( selectiecriteria, puntentoekenning en weging)

Er is conform de verordening en het addendum gekozen voor een selectie van de projecten op basis van de criteria

  • Effectiviteit van de activiteiten

  • Efficiency

  • Kans op succes/haalbaarheid

  • Urgentie

De selectie van de projecten zal plaatsvinden via een zogenaamde ‘tender-methode’. Alle ingediende aanvragen worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, beoordeeld en er zal een puntentoekenning plaatsvinden. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten (artikel 11, lid 2) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens aflopend (hoog naar laag aantal punten) gerangschikt aan de hand van het puntentotaal.

Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten, dan worden de projecten gerangschikt op hoogte van de score. Bij meerdere projecten met gelijke score prevaleren projecten die hoger scoren op criterium Mate van effectiviteit van de activiteit. Voor zover dit onvoldoende onderscheidend is kan loting plaatsvinden.

 

Effectiviteit van de activiteiten

De mate van effectiviteit van de investeringen wordt afgemeten aan de provinciale doelstellingen waaraan de activiteiten een bijdrage leveren. Hoe meer doelstellingen bereikt worden met de uit te voeren maatregelen, hoe hoger de effectiviteit van de activiteiten. De activiteiten dragen bij aan de provinciale doelstellingen inzake behoud, herstel of versterking van biodiversiteit en landschap in het agrarisch gebied en daaraan gekoppelde beeldbepalende cultuurhistorische elementen indien:

  • biodiversiteit in het agrarisch gebied;

    • °

      voor beoordeling van deze doelstelling wordt gekeken of het project bijdraagt aan versterking van de soorten van de agrarische leefgebieden uit het Natuurbeheerplan, de aandacht soorten uit het soortenbeleid of aan (solitaire) bijen. 

  • Behoud, herstel of versterking van het landschap en cultuurhistorie;

    • °

      Draagt het project bij aan versterking van landschapselementen van provinciaal belang zoals die zijn genoemd in het Omgevingsplan. Of versterkt het, afhankelijk van de locatie, landschappen en landschapselementen die zijn genoemd in de “Handleiding landschap” die voor die betreffende locatie kenmerkend zijn.  

  • Het bereiken van “natuur-inclusieve” of ecologisch duurzame landbouw;

    • °

      Deze doelstelling wordt getoetst aan de volgende punten:

      • Functionele agrobiodiversiteit; hierin wordt gebruik gemaakt van de functies die biodiversiteit biedt, zoals bijvoorbeeld een vruchtbare bodem, voldoende water en weerstand tegen ziekten en plagen

      • Landschappelijke diversiteit; landschapselementen zoals hagen, bomen, sloten en slootkanten brengen verscheidenheid in de fysieke omgeving. Door landschapselementen te beschermen en onderhouden worden voorwaarden voor meer biodiversiteit gecreëerd

      • Diversiteit van soorten; het agrarisch gebied biedt leefruimte voor specifieke soorten flora en fauna. Door gericht beheer kunnen deze specifieke soorten worden behouden en versterkt.

      • Regionale biodiversiteit; specifieke soorten en biologische processen houden niet op bij de grens van een bedrijf. Door de koppeling van gebieden en het toepassen van regionaal beheer kan de biodiversiteit op regionaal niveau worden vergroot.

  • Verbindingen tussen gebieden van het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ)

    • °

      Het NNZ is aangegeven op kaart . Bekeken wordt in hoeverre de investeringen een bijdrage leveren aan verbinding van (geïsoleerde) delen van het NNZ of worden uitgevoerd in de nabijheid van het NNZ.

Meegewogen zal worden of het project daadwerkelijk bijdraagt aan behoud, herstel of versterking van biodiversiteit in het agrarisch gebied”.

 

Efficiency

De efficiency van de activiteit wordt afgemeten aan de verhouding tussen de opgevoerde proceskosten en de totale subsidiabele projectkosten. De bedoeling is dat zoveel mogelijk geld besteed wordt aan fysieke activiteiten. Het Comité van Toezicht POP-3 gaat ervan uit dat de efficiency hoger is naarmate de opgevoerde proceskosten lager zijn.

 

Kans op succes / haalbaarheid

De kans op succes is gerelateerd aan de kwaliteit van het projectplan en de concrete omstandigheden. Uitgangspunt is dat de haalbaarheid van een project groter is, als in het projectplan eisen worden gesteld aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider alsmede van de organisatie die de aanvraag doet, als het projectplan realistisch is, als de relevante partijen bij de uitvoering van het plan zijn betrokken, als planning, opzet en begroting realistisch zijn en als het project snel in uitvoering kan worden genomen. Het kunnen overleggen van opleidingsniveau en -richting van de projectleider(s), aantonen van de vervangbaarheid van de projectleider binnen de organisatie en het overleggen van referentieprojecten zullen bij dit criterium een rol spelen.

 

Urgentie

De urgentie wordt gerelateerd aan de vraag in hoeverre de opgave die wordt aangepakt noodzakelijk is en op welke termijn die noodzakelijk is.